direct naar inhoud van 2.4 Ecologie
Plan: Buitengebied, Bovenstraatweg 88
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0269.BG117-VG01

2.4 Ecologie

Bij elk ruimtelijk plan dient, met het oog op de natuurbescherming, rekening te worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming. Een ruimtelijk plan mag namelijk geen significante gevolgen hebben voor een te beschermen gebied en/of soort.

Gebiedsbescherming

Voor de gebiedsbescherming zijn in het kader van de Europese richtlijnen in Nederland speciale beschermingszones aangewezen met een hoge wettelijke bescherming. Hiervoor zijn Natura 2000-gebieden en gebieden onderdeel uitmakend van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) opgenomen.

Soortbescherming

Op basis van de Flora- en faunawet zijn gebieden aangewezen voor de bescherming van dier- en plantensoorten. De werkingssfeer van de Flora- en faunawet is niet beperkt tot of gerelateerd aan speciaal aangewezen gebieden, maar geeft soorten overal in Nederland bescherming. Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten.

Zorgplicht

De zorgplicht Flora- en faunawet is mede van toepassing op de beschermde soorten waarvoor geen ontheffing hoeft te worden verkregen. Dit houdt in, dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren en planten (inclusief hun leefomgeving). Concreet betekent dit dat bij een ruimtelijke ingreep rekening moet worden gehouden met alle aanwezige dieren en planten door middel van planning en uitvoering. Voor alle grondgebonden zoogdieren en amfibieƫn in het plangebied geldt de zorgplicht. Dit houdt in dat deze dieren gedurende de werkzaamheden zoveel mogelijk moeten worden ontzien.

Door bureau Ecogroen is in maart 2011 een ecologische quickscan in het kader van de Flora- en faunawet uitgevoerd. Om te voorkomen dat er schade optreedt aan de broedplaatsen van Huismus dient vervangende nestruimte in de nieuwbouw of de te verbouwen boerderij te worden opgenomen. Om te kunnen garanderen dat voldoende nestgelegenheid aanwezig is dienen minstens negen nestruimten te worden aangeboden. Indien de nestholten tijdens de broedtijd door sloop of werkzaamheden niet beschikbaar zijn dienen tijdelijke houten mussenkasten (negen nesten) aan de bomen of overige gebouwen te worden aangebracht.

Bij de beoogde plannen kunnen exemplaren en verblijfplaatsen van enkele algemene en laag beschermde kleine zoogdieren en amfibieƫn verloren gaan. Voor de in voorliggende situatie aanwezige of te verwachten soorten geldt in deze situatie echter automatisch vrijstelling van artikel 75 van de Flora- en faunawet. Voor aanwezige broedvogels geldt dat de sloopwerkzaamheden buiten het broedseizoen uitgevoerd dienen te worden. Het broedseizoen loopt voor de meeste vogelsoorten van circa 15 maart tot circa 15 juli.

Uit de toetsing aan de Flora- en faunawet blijkt dat bij uitvoering van de ingreep geen negatieve effecten te verwachten zijn. De aanwezige flora en fauna vormt geen belemmering voor de gewenste ontwikkeling. Het onderzoek is als Bijlage 3 Ecologisch onderzoek bij deze toelichting gevoegd.