Plan: | Buitengebied, Aansluiting A28 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0269.BG149-ON01 |
Voorgeschiedenis
De gemeenten Hattem, Heerde en Oldebroek werken aan de ontwikkeling van een gezamenlijk bedrijventerrein nabij het dorp Hattemerbroek en in de oksel van de A28 en de A50: Bedrijvenpark H2O. Het bedrijventerrein ligt op het grondgebied van de gemeenten Oldebroek en Hattem. Voor een goede bereikbaarheid van het bedrijventerrein is het van belang een goede ontsluiting te realiseren. Daarnaast is met name in de spits sprake van een hoge verkeersdruk op de bestaande op- en afrit van de A28 bij Wezep waarvoor een oplossing gewenst is.
Voorafgaande besluitvorming
Om de verkeersafwikkeling en leefbaarheid binnen de kernen Wezep en Hattemerbroek te borgen is in opdracht van de gemeente Oldebroek het onderzoekrapport ''Ontsluiting Wezep/bedrijventerrein H2O'' opgesteld. In deze studie zijn twee oplossingsrichtingen onderzocht:
Beide oplossingsvarianten zijn gewogen tegen verschillende toetsingscriteria, zie hiervoor ook paragraaf 3.3. Hieruit blijkt dat het verplaatsen van de huidige ontsluiting (variant B) uiteindelijk minder ingrijpend is dan variant A. Daarnaast is dit verkeerskundig de enige toekomstbestendige oplossing voor de geschetste opgave. Tot slot geeft deze variant minder overlast voor de inwoners van Wezep. De gemeenteraad van Oldebroek heeft deze oplossingsrichting bevestigd met haar besluit van 30 januari 2014. De tekeningen voor de nieuwe ontsluiting zijn inmiddels dusdanig geconcretiseerd, dat er nu sprake is van een VO+.
Nieuw bestemmingsplan nodig
De gewenste ontwikkelingen passen niet binnen de geldende juridisch-planologische regeling van de bestemmingsplannen Buitengebied 2007, Buitengebied 2007 administratieve correcties 2011 en Wezep Noord 2009 (zie ook paragraaf 2.3). Een nieuw bestemmingsplan is nodig om de gewenste ontwikkelingen mogelijk te maken. Dit bestemmingsplan voorziet daarin.
Het plangebied betreft het gebied waar alle ingrepen voor de nieuwe aansluiting plaatsvinden (zie ook hoofdstuk 3) en waar bestaande op- en afritten worden verwijderd. Het plangebied van dit plan strekt zich uit van de bestaande aansluiting bij de N308 (Zuiderzeestraatweg) tot aan de Voskuilerdijk. Daarbij wordt rond de geplande nieuwe aansluiting op de Voskuilerdijk extra ruimte gereserveerd voor de nieuw aan te leggen wegen, een carpoolplaats en kunstwerken. Aan de noordoostzijde grenst het plangebied direct aan de plangrens van het bestemmingsplan Bedrijvenpark H2O.
Langs de A28 komt aan de noordzijde een nieuwe ontsluiting tussen de Voskuilerdijk en de Zuiderzeestraatweg (parallelweg). De reserveringszone hiervoor bepaalt aan deze zijde van de weg de grens van het plangebied. Aan de zuidzijde van de A28 blijft de bestaande weg (Rondweg) tussen de Zuiderzeestraatweg en de Voskuilerdijk gehandhaafd. In de volgende figuur is een afbeelding van het plangebied weergegeven.
Figuur 1.1. Ligging plangebied
Voor het bestemmingsplan Bedrijvenpark H2O is een MER opgesteld. In dit MER is de verplaatsing van de op- en afrit van de A28 meegenomen. De nieuwe aansluiting is op zichzelf niet mer(beoordelings)-plichtig, omdat het onder de drempelwaarden voor de aanpassing van snelwegen blijft (categorie D1.1 van Besluit mer heeft betrekking op de wijziging of uitbreiding van een autosnelweg bij een tracélengte van 5 kilometer of meer). Wel heeft het project een sterke samenhang met de bestemmingsplannen voor Bedrijvenpark H2O, zodat in het MER voor H2O rekening is gehouden met de verplaatsing van de op- en afrit van de A28. Daarom richt het MER zich op beide projecten. De plan- en projectmer-plicht van het Bedrijvenpark H2O komt voort uit het feit dat het bestemmingsplan kaderstellend is voor mer-(beoordelings)plichtige activiteiten. Een nadere toelichting op het MER, de inhoud ervan en de uitgangspunten voor het bestemmingsplan zijn verder beschreven in hoofdstuk 5.
De procedures van het bestemmingsplan Bedrijvenpark H2O, het bestemmingsplan voor deze aansluiting en het planMER hangen nauw met elkaar samen. De ontwerpbestemmingsplannen voor Bedrijvenpark H2O en het (definitieve) planMER zijn gezamenlijk ter inzage gelegd. Het MER, dat dan al ter inzage heeft gelegen, gaat vervolgens als onderbouwend stuk met het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied, Aansluiting A28 ter inzage. Daarnaast is een aanvulling op het MER gemaakt naar aanleiding van het advies van de Commissie mer. Deze wordt tegelijk met dit bestemmingsplan ter inzage gelegd.
Na dit inleidende hoofdstuk volgt in hoofdstuk 2 een beschrijving van de bestaande situatie, worden in hoofdstuk 3 de planuitgangspunten van dit bestemmingsplan beschreven. Hoofdstuk 4 gaat in op het geldende beleid op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 5 komen de milieu- en omgevingsaspecten aan de orde en wordt ingegaan op het planMER. De toelichting op de plansystematiek (verbeelding en regels) is opgenomen in hoofdstuk 6. In hoofdstuk 7 wordt afgesloten met een toelichting op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan.
Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van de bestaande situatie direct om en in het plangebied. De gewenste ontwikkelingen moeten hier op een goede manier worden ingepast.
Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt langs de A28, globaal tussen het knooppunt Hattemerbroek en de aansluiting van de A28 op de Zuiderzeestraatweg bij Wezep Noord. Dit is een gebied met een grote variatie aan functies en voorzieningen. Aan de noordzijde van de A28 ligt het landelijk gebied van Oldebroek. Aan de zuidzijde van de A28 zijn dit het landelijk gebied, de bestaande bedrijfs- en woonbebouwing van Wezep en de gronden van het Bedrijvenpark H2O.
Het landelijk gebied aan de noordzijde van de A28 bestaat uit weilanden in een langgerekte strokenverkaveling. De verkavelingsrichting is parallel aan de richting van de snelweg A28. Dit is deel van de oorspronkelijke ruimtelijke structuur van het gebied. Opvallende elementen in het landschap aan deze zijde van de A28 zijn de Pinetum (naaldbomentuin), 't Vinkennest en het landgoed IJsselvliedt (zie figuren 2.1 en 2.2). Deze vormen een deel van het overgangslandschap tussen de polders in het IJsseldeltagebied en de Veluwe.
Door alle ingrepen en bebouwing aan de zuidzijde van de A28, is hier de oorspronkelijke landschapsstructuur niet meer duidelijk herkenbaar. Pas aan de zuidzijde van Wezep, ter hoogte van De Soppe, is het oorspronkelijke landschap weer aanwezig. Ook dit gebied maakt deel uit van het al eerder genoemde overgangslandschap naar de Veluwe, maar vormt een enclave die ingesloten ligt tussen de A28 en de bebouwing van Wezep. In de volgende paragraaf is een afbeelding opgenomen waarin de verschillende elementen zijn weergegeven.
2.1 Omgeving van het plangebied
Figuur 2.2 Impressie van het plangebied en omgeving
Het plangebied bestaat grotendeels uit de snelweg A28 en de daarbij horende op- en afritten (zowel bestaand als nieuw), een carpoolplaats, kunstwerken, groenstroken en watergangen. Daarnaast zijn de Zuiderzeestraatweg en de Voskuilerdijk belangrijke verkeerselementen in het plangebied.
De landelijke gebieden binnen het plangebied bestaan nu hoofdzakelijk uit open weiland. Aan de zuidzijde van de A28 heeft een deel van de weilanden al een bestemming die gericht is op de gewenste situatie rond de A28. Bij Wezep is voorzien in een bedrijventerrein dat geregeld is in het bestemmingsplan Wezep Noord 2009. Een klein deel van het plangebied heeft een bedrijfsbestemming die geregeld is in het bestemmingsplan Hattemerbroek en Hattemerbroek, tweede herziening.
In de noordelijke oksel van de A28 en de Zuiderzeestraatweg is een carpoolplaats aanwezig. Deze parkeerplaats wordt dagelijks intensief gebruikt door carpoolers uit de wijde omgeving.
Een laatste element in het plangebied is de waterplas noordelijk in het plangebied, grenzend aan de A28. Deze waterplas in omgeven door bebossing en vanaf de Rondweg (zuidelijk ervan) nauwelijks waarneembaar. De waterplas is ontstaan vanuit zandwinning, wordt nu gebruikt als bluswatervoorziening en heeft een extensieve recreatieve functie voor vissen en duiken.
In de volgende afbeeldingen is de bestaande situatie aangegeven.
Figuur 2.3 Luchtfoto (Bing Maps) met bestaande situatie en hoofdwegenstructuur
Figuur 2.4 Bestaande aansluiting op de A28 bij Wezep, gezien vanaf de Zuiderzeestraatweg in Wezep (Google Streetview)
Voor het plangebied gelden, zoals eerder aangegeven, meerdere bestemmingsplannen. Het gaat om de volgende bestemmingsplannen:
Binnen die plannen gelden voor het plangebied meerdere bestemmingen, afhankelijk van de bestaande of de gewenste functie van de gronden. In de volgende figuur is een uitsnede gemaakt van de geldende en in voorbereiding zijnde bestemmingsplannen voor het plangebied.
Figuur 2.5 Fragment www.ruimtelijkeplannen.nl ter hoogte van het plangebied
In de genoemde bestemmingsplannen heeft het plangebied verschillende bestemmingen, waaronder 'Agrarisch', 'Bos' en 'Verkeer'. De bestemmingen staan de gewenste herinrichting deels toe. Ter plaatse van de bestemming 'Verkeer' kunnen verkeerskundige ingrepen bijvoorbeeld bij recht plaatsvinden. Ook worden verschillende geldende bestemmingen in dit bestemmingsplan gehandhaafd. Dit is onder meer het geval bij het gebiedje rond de waterplas. Deze bestemmingen worden meegenomen, zodat hiervoor weer een actuele bestemming van toepassing is.
Een deel van de bestemmingen laat de gewenste ontwikkelingen echter ook niet toe. Dit is onder meer het geval bij de ingrepen ter hoogte van de Voskuilerdijk, waar nieuwe wegen en een nieuw kunstwerk (viaduct) gerealiseerd worden binnen de agrarische bestemming. Deze bestemming staat dit bij recht niet toe. Deze gronden krijgen in dit bestemmingsplan een nieuwe bestemming die recht doet aan de nieuwe functie ervan.
Tot slot zijn nog enkele bestemmingen van toepassing die met de gewenste ontwikkelingen overbodig worden. Daarbij gaat het om de verkeersbestemmingen van de op- en afritten bij de huidige aansluiting bij Wezep (Zuiderzeestraatweg) en bij de bestaande Voskuilerdijk. Deze wegen verdwijnen en krijgen daarmee een andere bestemming in dit bestemmingsplan. De nieuwe bestemmingen zijn aangepast op de bestemmingen die er direct omheen liggen.
In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de nut en noodzaak voor een nieuw bestemmingsplan, de locatiekeuze en de mogelijkheden voor multimodale ontsluiting.
Het Bedrijvenpark H2O is geprojecteerd in de zuidelijke oksels van de A28 en A50 en ligt daarom dicht bij het hoofdwegennet. In eerste instantie lijkt de locatie qua ligging dan ook ideaal, echter een directe aansluiting van het bedrijventerrein op de beide genoemde hoofdwegen ontbreekt. De huidige aansluitingen die het dichtst bij liggen en waarvan gebruik gemaakt kan worden zijn de aansluitingen Wezep op de A28, Hattem op de A50 en Zwolle-Zuid op de A28. Ook is er nog een mogelijkheid gebruik te maken van de aansluiting van Heerde op de A50. Aan alle bestaande ontsluitingen kleven echter nadelen voor veiligheid, filevorming en gezondheid, waardoor de bereikbaarheid van het bedrijventerrein op termijn te wensen over laat. Bovendien is de afstand tot deze aansluitingen een nadeel.
De eerstgenoemde aansluiting Wezep op de A28 is de meest logische gebleken. De verkeersdruk op het onderliggende wegennet ter hoogte van deze aansluiting is in de huidige situatie al fors. Vooral tijdens de avondspits leidt dit tot filevorming en veroorzaakt dit overlast. In het jaar 2030, waarbij het verkeer door autonome ontwikkelingen (dus exclusief de ontwikkeling van Bedrijvenpark H2O) is toegenomen, is sprake van een verkeersknelpunt met hoog risico op structurele filevorming. Vanuit verkeerskundig oogpunt en het oogpunt van leefbaarheid (gezondheid en veiligheid) is deze situatie niet acceptabel.
De verkeerstoename ten gevolge van het Bedrijvenpark H2O vergroot dit knelpunt, zeker in relatie tot het feit dat het bedrijvenpark relatief veel vrachtverkeer aantrekt. Het (vracht)verkeer vanuit het bedrijvenpark moet in de bestaande situatie over de Rondweg een relatief lange afstand tussen de A28 en het bedrijvenpark afleggen. Ten opzichte van de huidige situatie wordt deze route druk bereden, dat naast verslechtering van de doorstroming een negatief effect heeft op de veiligheid en leefbaarheid van de naastgelegen woningen. De verkeersafwikkelingsknelpunten treden vooral op bij de rotonde Zuiderzeestraatweg - Rondweg - N308 en de verkeerslichten-geregelde kruispunten ter hoogte van de toe en afrit A28. Deze kruispunten hebben onvoldoende capaciteit om het verkeer in de toekomstige situatie te af te wikkelen. De afstand tot de aansluiting Zwolle Zuid is nog groter dan de afstand tot de aansluiting Wezep. Dit geldt ook voor de aansluiting van Hattem en Heerde op de A50, waarbij bij deze laatste twee nog geldt dat er een reëel risico bestaat dat (vracht-)verkeer gebruikt maakt van niet daarvoor bedoelde routes.
De gemeente Oldebroek wil de bestaande aansluiting van de Zuiderzeestraatweg op de snelweg A28 verschuiven in noordelijke richting. Daarbij wordt ter hoogte van de Voskuilerdijk een nieuwe op- en afrit gerealiseerd.
Doel
Voor het Bedrijvenpark H2O is het gewenst om zo dicht mogelijk bij het bedrijvenpark een aansluiting te hebben op het hoofdwegennet. Een dergelijk bedrijvenpark genereert vooral (vracht-)verkeer dat zo snel mogelijk het bedrijvenpark moet kunnen bereiken en verlaten. Dat heeft ook een positieve uitwerking op de verdere ontwikkeling van het bedrijvenpark, waar logistieke bedrijven een prominente plaats krijgen.
Het (toekomstig) verkeer afwikkelen via de Rondweg naar de dichtstbijzijnde aansluiting op de A28 legt een zeer forse (verkeers-)druk op de Rondweg. Daarnaast is bekend dat de huidige aansluiting op de A28 zwaar belast is, met name in de avondspits. In de nabije toekomst zal, met de toevoeging van het verkeer van het bedrijvenpark en zonder extra te nemen maatregelen, hier een serieus knelpunt ontstaan.
Gevolgen nieuwe aansluiting op Bedrijvenpark H2O en de bestaande aansluiting bij Zuiderzeestraatweg
De verwachting is dat het bedrijvenpark niet volledig kan worden ingevuld zolang de aansluiting op de A28 niet is verplaatst. In belangrijke mate wordt dat bepaald door de bestaande knelpunten in de verkeerssituatie. Tijdens de avondspits is de verkeerssituatie rondom de huidige aansluiting zorgelijk. Het vrachtverkeer moet in de bestaande situatie over de Rondweg een relatief lange afstand van de A28 naar het bedrijvenpark afleggen. De nodige kruisingen en de aanwezigheid van ander verkeer geeft hierdoor veel druk op de Rondweg en deze weg wordt steeds drukker. Daarnaast zijn langs de Noordsingel woningen aanwezig die hinder ondervinden van een verkeerstoename op de Rondweg. Deze verkeerstoename wordt verwacht door de realisatie van het Bedrijvenpark H2O en de transportbewegingen van en naar dit terrein vanaf de A28.
Door de verplaatsing van de aansluiting in noordelijke richting wordt voorkomen dat het (vracht)verkeer naar het Bedrijvenpark H2O gebruik moet maken van de Rondweg. Dit voorkomt een toenemende verkeersdruk en daarbij horende overlast voor omwonenden. Bovendien wordt de mogelijke overlast bij de bestaande op- en afrit aan de zuidzijde van Wezep verminderd. Door de nieuwe aansluiting en de aanwezigheid van een parallelweg aan de noordzijde van de A28, verbonden met de N308, wordt het aantrekkelijk voor het (vracht-)verkeer om de Rondweg zo veel mogelijk te mijden. Daarmee wordt de overlast voor Wezep Noord beperkt. Voor het Bedrijvenpark H2O ontstaat met de nieuwe aansluiting een snelle en efficiënte verbinding met de A28, waardoor het bedrijvenpark goed ontwikkeld kan worden.
Onderzoek
De keuze om te komen tot de verschuiving van de aansluiting op de A28 in noordelijke richting is het resultaat van een uitgebreid onderzoek. Dit onderzoek ging uit van twee oplossingsvarianten:
Figuur 3.1 Links: oplossingsvariant A, rechts: oplossingsvariant B
Oplossingsrichting A gaat uit van opwaardering van het bestaande wegennet. Diverse varianten zijn onderzocht met opwaardering van de Zuiderzeestraatweg en de Rondweg, opwaardering van de rotonde Zuiderzeestraatweg - Rondweg - N308 en aanpassing van de kruispunten met de toe- en afritten A28. Alle onderzochte varianten hebben een forse impact op de omgeving en leefbaarheid. Om opwaardering van het bestaande wegennetwerk mogelijk te maken moeten woningen en bedrijven geamoveerd worden. Daarnaast is een aantal percelen niet meer rechtstreeks vanaf de Zuiderzeestraatweg bereikbaar. Ook is sprake van een forse toename van de geluidsbelasting. Alle maatregelen binnen oplossingsrichting A hebben een grote impact op de entree van Wezep. De realisatie van één van deze varianten verandert de entree van Wezep vanuit Oldebroek, omdat veel bebouwing moet wijken vanwege capaciteit verruimende en geluid beperkende maatregelen.
Oplossingsrichting B voorziet in een nieuwe aansluiting van Wezep en het bedrijvenpark H2O op de A28 ter hoogte van de Voskuilerdijk. De ongelijkvloerse verbinding bij de huidige aansluiting blijft instant, maar er vindt geen uitwisseling van verkeer tussen de A28 en het onderliggende wegennetwerk meer plaats. Door de nieuwe toe- en afritten en een nieuwe parallelweg (ten noorden van de A28) wijzigt de verkeersstructuur. De knelpunten in de kern Wezep worden hierdoor ontlast. Voor het bedrijvenpark H2O ontstaat een snelle en efficiënte verbinding met de A28, waardoor het bedrijvenpark goed ontwikkeld kan worden en in de kernen Wezep en Hattemerbroek geen overlast ontstaat.
Beide oplossingsvarianten zijn gewogen tegen verschillende toetsingscriteria, zie hiervoor ook paragraaf 3.3. Hieruit blijkt dat het verplaatsen van de huidige ontsluiting (variant B) uiteindelijk minder ingrijpend is dan variant A. Daarnaast is dit verkeerskundig de enige toekomstbestendige oplossing voor de geschetste opgave. Tot slot geeft deze variant minder overlast voor de inwoners van Wezep. De gemeenteraad van Oldebroek heeft deze oplossingsrichting bevestigd met haar raadsbesluit van 30 januari 2014.
Om te komen tot de meest optimale oplossing voor de nieuwe aansluiting op de A28 is een uitgebreide variantenstudie gedaan. Deze is opgenomen in de 'Ontwerpnota A28 aansluiting Wezep', zie Bijlage 2. Uitgangspunt waren de A-variant; opwaardering bestaande aansluiting en de B-variant; realisatie nieuwe aansluiting. Zoals aangegeven in paragraaf 3.2 is na overweging van criteria gekozen voor variant B. In de ontwerpnota is daarom de B-variant verder uitgewerkt in 8 varianten.
Beoordeling varianten
Om te komen tot de beste oplossing voor de nieuwe aansluiting zijn de 8 varianten op hoofdlijnen beoordeeld op de volgende aspecten:
Figuur 3.2 Overzicht van de beoordelingsaspecten (''Nieuwe aansluiting op A28 ter hoogte van Wezep en het bedrijvenpark H2O'', 2015, Arcadis)
De varianten zijn beoordeeld naar aanleiding van bovenstaande criteria en daarbij vergeleken met variant B-I. Variant B-VII en B-VIII scoorden beide goed in de beoordeling.
Figuur 3.3 Variant B-VII (''Nieuwe aansluiting op A28 ter hoogte van Wezep en het bedrijvenpark H2O'', 2015, Arcadis)
Figuur 3.4 Variant B-VIII (''Nieuwe aansluiting op A28 ter hoogte van Wezep en het bedrijvenpark H2O'', 2015, Arcadis)
Nadere beoordeling Variant B-VII en B-VIII
Vanwege de goede beoordeling van varianten B-VII en B-VIII zijn beide in het onderzoek verkeerskundig nader beschouwd en onderzocht. Daarbij is met behulp van een verkeersmodel meer inzicht gekregen in de intensiteiten op de betrokken wegvakken en kruispunten.
Beide varianten ontlasten wegen in de kern van Wezep en dan vooral de Rondweg, de Stationsweg en de Zuiderzeestraatweg west. De rotonde op de Zuiderzeestraatweg - N308 - Rondweg kan in beide varianten gehandhaafd blijven. De intensiteiten zijn zodanig dat geen extra maatregelen genomen hoeven te worden. Door de verschuiving van de verkeersstromen neemt de verkeersintensiteit op de Rondweg tussen de Voskuilerdijk - Zuiderzeestraatweg en op de Zuiderzeestraatweg tussen de Gerbrandystraat - Rondweg wel toe. Er is echter geen sprake van verkeersafwikkelingsproblemen op deze wegvakken.
De gemeente heeft beide varianten besproken met bewoners. In dit gesprek kwam naar voren dat variant B-VIII voor een deel van de omwonenden niet wenselijk is omdat de bestaande Voskuilerdijk dan opgewaardeerd moet worden en dit onwenselijk is voor de schoolgaande fietsers die van deze weg gebruik maken. Ook ligt de aansluiting (te) ver van de kernen Wezep en Oldebroek. Variant B-VII heeft de voorkeur waarbij de omwonenden vooral positief reageren op het ontlasten van de Rondweg en een op grotere afstand van de bestaande woningen liggende aansluiting op de Rondweg.
Voorkeursvariant B-VII
Bij het nader uitwerken van de varianten bleek dat in variant B-VIII rekening moet worden gehouden met voldoende lengte voor het weefvak. Hierdoor is de nieuwe aansluiting iets verschoven in westelijke richting. Dit heeft als gevolg dat de plas meer doorsneden wordt en beperkte afstand tot de Duurzaamheidstraat is. Door deze noodzakelijke verschuiving is variant B-VIII verkeerskundig minder aantrekkelijk geworden, ook qua ruimtebeslag, waardoor de kosten hoger worden ingeschat. Bij het uitwerken van variant B-VII bleek juist dat deze verkeerskundig en qua ruimtebeslag beter scoort. Dit door een zodanige verplaatsing van de zuidelijke afrit, dat een échte Haarlemmermeeraansluiting ontstaat. Deze variant sluit goed aan op het onderliggend wegennet, zorgt voor minder ruimtebeslag en de doorsnijding van de plas is te overzien omdat de plas op die plekken nog niet diep is. Daarnaast is de mening van de omwonenden voor de gemeente een belangrijk afwegingskader. Zoals eerder aangegeven hebben deze een voorkeur voor variant B VII. Deze variant is dan ook de basis geworden voor dit bestemmingsplan. De inrichting ervan wordt in paragraaf 3.4 nader toegelicht.
Variant B VII is uitgewerkt in een voorkeursvariant. Uitgangspunt in de voorkeursvariant is dat de kruispunten Parallelweg met de N308, de noordelijke toe- en afrit, de zuidelijke toe- en afrit en aansluiting op de Rondweg allen zijn voorzien van een verkeersregelinstallatie (VRI) om de verkeerstromen goed af te wikkelen. De uitwerking van de voorkeursvariant is opgenomen in de ontwerpnota ''Nieuwe aansluiting op A28 ter hoogte van Wezep en het bedrijvenpark H2O'' (Arcadis, 2015).
Van VO naar VO+
Nadat is gekozen voor het verder uitwerken van variant B-VII is overleg opgestart met diverse organisaties en personen. Vanuit de input die is aangeleverd is een schetsontwerp opgesteld, dat nogmaals is besproken en verder is uitgewerkt naar een VO. Dit VO diende ook als onderlegger voor het voorontwerpbestemmingsplan.
Dit VO is opnieuw doorgesproken met zowel de provincie al Rijkswaterstaat. Daarbij zijn op basis van berekeningen en bestaande regelgeving nog aanpassingen aangebracht, die uiteindelijk geleid hebben tot het nu voorliggende VO+.
Dit VO+ vormt de basis voor de verder technische uitwerking, kostenraming en grondaankopen. Tevens dient het als onderlegger voor het ontwerpbestemmingsplan. In samenwerking met de provincie Gelderland, Rijkswaterstaat, Hattem, Heerde en de ontwikkelingsmaatschappij H2O wordt het vervolgtraject verder doorlopen hetgeen moet leiden tot de daadwerkelijke aanleg.
Figuur 3.5 Uitwerking van het VO+
Voor de realisatie van de nieuwe aansluiting op de A28 moeten verschillende maatregelen worden genomen. De gewenste ontwikkeling en de te nemen maatregelen daarvoor staan in deze paragraaf beschreven.
Bij de gekozen variant (de voorkeursvariant) vinden noordelijk in het plangebied de grootste ingrepen plaats. Hier wordt de nieuwe aansluiting gerealiseerd. Een ingrijpende aanpassing is de sloop van het bestaande viaduct in de Voskuilerdijk en realisatie van een compleet nieuw viaduct nabij de Voskuilerdijk. Vanaf de rotonde in de Rondweg / Duurzaamheidstraat komt een verbinding met het nieuwe viaduct. De situering van het nieuwe viaduct is bepaald in overleg met Rijkswaterstaat, rekening houdende met de eisen voor aansluitingen en weefvakken.
Voor de realisatie van het viaduct is het noodzakelijk om grondwerk te verrichten in de vorm van het ophogen en afgraven van gronden. Het talud van de oude ontginningsdijk 'Voskuilerdijk' blijft aan de noordzijde zo veel mogelijk gehandhaafd, zodat de Voskuilerdijk op de nieuwe parallelweg aangesloten kan worden. Wat niet meer functioneel is voor deze aanpassing wordt verwijderd. Het talud aan de zuidzijde wordt afgegraven en krijgt een bedrijfsbestemming. Het vormt daardoor functioneel één geheel met de aangrenzende terreinen Bedrijvenpark H2O en Wezep-Noord.
De nieuwe op- en afritten vanaf de A28 sluiten aan op het nieuwe viaduct. Vanaf het viaduct wordt een nieuwe weg gerealiseerd naar de rotonde in de Rondweg / Duurzaamheidstraat, waardoor de ontsluiting van het Bedrijvenpark H2O en Wezep een feit is.
Aan de westzijde van de A28 wordt vanaf het viaduct een nieuwe parallelweg langs de A28 aangelegd, die aansluit op de Zuiderzeestraatweg (N308). Deze verbinding is noodzakelijk om al het verwachte verkeer op een goede wijze te leiden naar en vanaf de nieuwe aansluiting. Daardoor wordt ook voorkomen dat al het (vracht)verkeer uit de richting van Oldebroek/Kampen over de Rondweg Wezep moet rijden. Met deze maatregel wordt de overlast voor omwonenden zo veel mogelijk beperkt. De Voskuilerdijk draait in de nieuwe situatie nabij de A28 in zuidelijke richting af en sluit aan op de nieuwe parallelweg.
De te realiseren situatie bij de nieuwe aansluiting is in de onderstaande afbeelding weergegeven. Het VO+ is ook opgenomen als Bijlage 3.
Figuur 3.6 Gewenste nieuwe situatie vastgestelde voorkeursvariant
Aan de zuidzijde van het plangebied zijn de verkeerskundige ingrepen minder ingrijpend. De bestaande op- en afritten van de A28 verdwijnen. De aansluitingen van de voormalige op- en afritten op de Zuiderzeestraatweg worden aangepast aan de nieuwe situatie, maar de ruimtelijke structuur verandert nauwelijks. Ter hoogte van de aansluiting van de nieuwe parallelweg op de Zuiderzeestraatweg wordt, op verzoek van de provincie Gelderland, een rotonde gerealiseerd.
Om voldoende afwikkelcapaciteit te garanderen wordt de rotonde Rondweg - Duurzaamheidstraat aangepast, zodat deze (op termijn ) voldoende capaciteit heeft om al het verkeer af te werken. De mogelijkheden voor de aanpassing van het rotonde worden in het ontwerp nader uitgewerkt en in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen.
Bij het aanleggen van de nieuwe op- en afritten en het verwijderen van de oude worden de bestaande geluidschermen aangepast. De effecten daarvan op de omgeving zijn beschreven in paragraaf 5.3. De aanpassing en aanleg van geluidschermen worden in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt.
De carpoolparkeerplaats aan de Zuiderzeestraatweg ter hoogte van de nieuwe parallelweg wordt verplaatst. In het ontwerpbestemmingsplan wordt de nieuwe locatie van de carpoolplaats meegenomen en geregeld binnen de bestemming "Verkeer".
Waar nodig en gewenst worden langs de nieuwe infrastructuur de gewenste ingrepen gedaan in de groen- en waterstructuur. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om de realisatie van groenstroken en waterlopen langs de wegen. Ook worden de gronden, waar voorheen de Voskuilerdijk en de op- en afritten bij de Zuiderzeestraatweg lagen, heringericht naar bedrijventerrein, groen of agrarische gronden. Aan de noordzijde worden dat agrarische gronden, aan de zuidzijde bedrijfsgrond en een zoeklocatie voor een carpoolterrein (bestemming Verkeer).
Deze ingrepen hebben geen gevolgen voor de bestaande waterpartij en bosschages hier omheen. Deze blijven in de nieuwe situatie gehandhaafd. De groen- en waterstructuur krijgt in dit bestemmingsplan een passende regeling.
De nieuwe aansluiting op de A28 zal naast een verkeerskundige inpassing ook een goede landschappelijke inpassing moeten krijgen en een belangrijk onderdeel zijn van de routebeleving van zowel de A28 als de afrit naar het bedrijvenpark.
De nieuwe aansluiting zal goed moeten worden ingepast en aansluiten op de landschappelijke structuren ter weerszijden van de A28:
Bij de nieuwe inrichting wordt de bestaande carpoolplaats verplaatst naar de oksel van de oprit naar Zwolle en de weg naar het viaduct en wordt opnieuw landschappelijk ingepast op deze locatie.
De ruimte en opbouw langs de A28 tussen de stedelijke omgevingen van Harderwijk en Zwolle biedt de reiziger een wisselend beeld van besloten ruimten tot halfopen en open landschappen. De vormgeving en landschappelijke inrichting van de nieuwe afslag met carpoolplaats zal recht moeten doen aan de positie van de nieuwe afslag binnen de route en de positie van het plangebied.
De route tussen Harderwijk en Zwolle bestaat uit drie herkenbare segmenten.
Figuur 3.7 Segmenten route A28 Harderwijk-Zwolle
De nieuwe aansluiting met viaduct ligt op de overgang van een meer gesloten zone naar het halfopen gebied. De aansluiting is vormgegeven met een viaduct over de snelweg zodat de doorgaande lijn even een besloten wereld vormt en daarna weer zicht over het landschap biedt. Door de ruimte tussen de op- en afritten in te richten met groen wordt er even een bijzondere plek gecreëerd. De omgeving van het bestaande viaduct van de Voskuilerdijk kent een gefragmenteerde groenstructuur. Met het verdwijnen van dit viaduct met beplanting ten gunste van de nieuwe aansluiting dreigt deze groenstructuur verder te versnipperen. Daarom is het gewenst de nieuwe aansluiting te voorzien van een robuuste groene inpassing waarmee de wegbeplanting van de Voskuilerdijk aansluit op die van het Bedrijvenpark H2O.
De aansluiting van de nieuwe entree en de verplaatste carpoolplaats vraagt om een inpassing die:
Figuur 3.8 Landschappelijke inpassing nieuwe aansluiting en carpoolplaats
De landschappelijke inpassing van de aansluiting en carpoolplaats gaat uit van een groene inrichting (taluds, bomen). Overzichtelijkheid en goed zicht zijn kenmerken, ten aanzien van routering en veiligheid. Beplanting sluit aan bij de mogelijkheden die het terrein biedt, rekening houdend met de eisen en wensen van de afzonderlijke wegbeheerders.
Beplanting en verlichting
Op- en afritten
Het huidige viaduct kent een beplanting van essen (Fraxinus excelsior) die met het talud mee omhoog loopt. De bomen bovenop het talud zijn door droogteschade slecht ontwikkeld. Een dergelijke wegbeplanting is dus niet voor herhaling vatbaar, temeer daar deze boom in toenemende mate gevoelig blijkt voor essenziekte (Chalara fraxinea).
De nieuwe wegbeplanting zal bestaan uit lindes (Tilia x hollandica). Deze soort stelt weinig eisen aan de bodem en is goed bestand tegen droogte, verharding en uitlaatgassen. De boom bloeit rijk en is daardoor aantrekkelijk voor insecten.
Alle nieuwe bomen die onderdeel zijn van de afrit tot aan de aansluiting op de Duurzaamheidstraat zullen lindes zijn met een onderlinge plantafstand van 15 à 20 m. De bermen en taluds krijgen een grasmengsel dat vooral eenvoudig te beheren is. De bomen zullen minimaal 4 m vanuit kant van de verharding en het talud aan de Voskuilerweg moeten staan in verband met de onderhoudseisen van provincie.
Duurzaamheidstraat
Aanvullingen op het bomenbestand langs de Duurzaamheidstraat zullen in de bestaande gebruikte soort worden gedaan: de zomereik (Quercus robur). Zo wordt de entree van het bedrijvenpark aangezet.
Carpoolplaats
De route naar de carpoolplaats vanaf de Duurzaamheidstraat én de bomen rond en op de carpoolplaats zullen in samenhang met de Duurzaamheidstraat worden ingeplant met zomereik. Deze boom is tevens geschikt voor parkeerlocaties. Belangrijk is voldoende afstand tussen de bomen (circa 20 meter) om voldoende overzicht ten behoeve (sociale) veiligheid te creëren. De bomen op het talud (lindes) en rond de carpoolplaats worden hoger opgekroond in verband met voldoende zicht op de carpoolplaats.
Het terrein wordt omzoomd door een grasberm. Een directe scheiding tussen het parkeerveld en de rand wordt vormgegeven door een lage haag (tot 1.2 meter) van veldesdoorn.
Verlichting
De te plaatsen verlichting moet voldoen aan de gestelde eisen die de omgeving qua functie vraagt. Aandacht voor de flora en fauna in het gebied, alsmede het voorkomen van lichthinder past hierbij.
Voor de ontwikkelingen die dit bestemmingsplan mogelijk maakt kunnen uitgangspunten vanuit verschillende beleidsstukken van belang zijn. Dit hoofdstuk beschrijft de voor dit bestemmingsplan relevante beleiduitgangspunten op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte worden de nationale ruimtelijke belangen van afgebakend. Hoofdlijnen uit de SVIR zijn:
Rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn wanneer:
Deze drie criteria zijn leidend bij de in de structuurvisie benoemde rijksdoelen en bijbehorende nationale belangen.
De A28 ligt in het plangebied van dit bestemmingsplan. Deze weg maakt deel uit van het hoofdwegennet van Nederland. In het SVIR is voor deze weg de ambitie uitgesproken om hier 2x3 rijstroken te realiseren. Ter hoogte van het plangebied is dit nu nog 2x2. Voor de verbreding van een hoofdweg moet altijd een daadwerkelijke vraag zijn. De ambitie van het rijk voor deze verbreding is overgenomen met concrete regels die in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) zijn verankerd. In het Barro zijn in sommige gevallen zones rond hoofdwegen aangegeven, waarbij voor de toekomst rekening gehouden moet worden met verbreding van die weg. Dat is bij deze weg niet het geval. De SVIR en het Barro geven verder geen uitgangspunten die een doorwerking hebben op dit bestemmingsplan.
Om zorgvuldig ruimtegebruik te stimuleren is in het Besluit ruimtelijke ordening de ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6 lid 2).
Voor binnenstedelijke projecten moet de behoefte in de relevante regio worden beschreven. Voor een stedelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied moet worden gemotiveerd waarom deze niet binnen bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd.
In de algemene bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 1.1.1 lid 1 onder h) is de volgende definitie opgenomen voor bestaand stedelijk gebied: “bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur".
Toetsing en conclusie
Met de realisatie van de nieuwe op- en afrit van de A28 voor de ontsluiting van het bedrijvenpark H2O is geen sprake van een stedelijke ontwikkeling zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Een toetsing hieraan is voor de verplaatsing van de aansluiting niet van toepassing.
Het deel van het plangebied ten zuiden van de A28 waar in de huidige situatie de aansluiting op het bestaande viaduct is gelegen wordt met dit bestemmingsplan een bestemming Bedrijventerrein opgenomen. Dit betreft echter geen nieuwe stedelijke ontwikkeling, want het gaat om een uitruil met de gronden aan de oostzijde op het bedrijventerrein Wezep Noord. Die gronden zijn in dit bestemmingsplan bestemd als Verkeer, hier komt de toegang tot het nieuwe viaduct over de A28. In totaal komen er dus geen nieuwe vierkante meters bedrijventerrein bij, er gaan zelfs vierkante meters af.
De realisatie van de nieuwe aansluiting van de A28 vindt plaats binnen de kaders van het rijksbeleid. Concrete nationale ruimtelijke belangen spelen in het plangebied niet. Toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is niet nodig. Het rijksbeleid geeft geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.
Vanaf de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in 2008 is een nieuw stelsel van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten ontstaan. Uitgangspunt van het provinciaal beleid is decentraal regelen wat kan en centraal regelen wat moet.
De structuurvisie geeft het provinciale ruimtelijke beleid voor de komende jaren op hoofdlijnen aan. De visie is in juli 2017 voor het laatst geactualiseerd.
Noord Veluwe
De dynamiek van het afwisselend landschap is kenmerkend voor de Noord-Veluwe. Het landschap bestaat uit drie onderdelen: het water van de beken, de randmeren en de IJssel, de bossen van de Veluwe en het gebied daartussen voor werken, wonen en welzijn met daarbij een rijke cultuurhistorie. Centraal staat de zorg voor mens, omgeving en economie. Inwoners en bezoekers voelen zich thuis en welkom. Rust en reuring zijn in evenwicht, mensen zien om naar elkaar en zijn ondernemend. Ondernemers zijn pro-actief en krijgen de ruimte.
De economische ontwikkeling is de motor van de regio. Het gaat daarbij om: versterking van de recreatieve en toeristische sector, de innovatie van het bedrijfsleven, het vasthouden en versterken van zorgondernemers en een toekomstbestendige agrarische sector. Het goud van de regio, de leefbaarheid in de kernen, de natuurgebieden en het waterlandschap, zijn in 2030 met elkaar verbonden.
Dat begint bij het behouden, versterken en benutten van de natuur en de landschappen, het water en de gemeenschap, de steden en de dorpen. Langs vier lijnen krijgt de ambitie verder gestalte: gastvrij, zorgzaam, duurzaam en bereikbaar.
De nieuwe aansluiting van de A28 past binnen de lijn 'bereikbaar' waarmee de provincie haar ambitie wil behalen. De provincie zet hierbinnen namelijk in op onder andere een goede bereikbaarheid van werklocaties, per auto en met goed openbaar vervoer. Dit wordt met de nieuwe aansluiting op de A28 gerealiseerd, omdat hiermee het Bedrijvenpark H2O beter bereikbaar wordt.
Op 10 juli 2017 hebben Provinciale Staten een geconsolideerde versie van de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld. Dit betreft een versie waarin alle actualisaties van de jaren ervoor zijn opgenomen bij de oorspronkelijke omgevingsverordening.
De Omgevingsverordening bevat algemene regels en specifieke aanwijzingen waaraan gemeenten moeten voldoen om daarmee de provinciale belangen veilig te stellen. De gemeentelijke bestemmingsplannen moeten met de Omgevingsverordening in overeenstemming worden gebracht.
Het bedrijvenpark H2O is aan te merken als een regionaal bedrijventerrein binnen de verordening, dit is echter nog niet zo vastgelegd. In de verordening is aangegeven dat een goede bereikbaarheid van dergelijke terreinen vanaf A-wegen van belang is. Door de nieuwe aansluiting op de A28 vindt een verbetering van de ontsluiting van het terrein H2O plaats ten opzichte van de bestaande situatie. Specifiek staan over dergelijke aansluitingen in de verordening geen regels opgenomen. De ontwikkeling is niet in strijd met de verordening.
De nieuwe aansluiting past binnen het provinciale beleid en is niet in strijd met de verordening. Het beleid geeft verder geen uitgangspunten voor dit bestemmingsplan.
De provincie Gelderland wil dat gemeenten samenwerken bij het plannen en programmeren van bedrijventerreinen. Dit is in het belang van de economische ontwikkelingsmogelijkheden, het bevordert de ruimtelijke kwaliteit en het zorgvuldig omgaan met de schaarse ruimte. Provinciale bemiddeling is noodzakelijk om op regionale schaal tot afstemming van vraag en aanbod te komen, zowel kwantitatief als kwalitatief. Er moet voldoende aanbod zijn van passende bedrijfslocaties en het beschikbare aanbod moet aansluiten op de vraag van ondernemers.
Over de planning en programmering van nieuwe bedrijventerreinen maakt iedere regio afspraken met de Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland. De gemaakte afspraken zijn opgenomen in het Regionaal programma bedrijventerreinen Noord Veluwe (2011).
Het RBP wordt jaarlijks gemonitord en geactualiseerd wat betreft vraag (gerealiseerde uitgiften worden afgetrokken van de vraag) als aanbod (verkochte kavels worden afgetrokken van het beschikbare aanbod). Het verslag hiervan wordt gerapporteerd aan de gemeenten en aangeboden aan de provincie.
Vertrekpunt voor de nieuwe bestemmingsplannen voor het Bedrijvenpark H2O is het Vernieuwd Perspectief (VP) dat in 2013 is vastgesteld door de gemeenten Hattem, Heerde en Oldebroek. Doel van het VP is om naast de gemengde lokale markt in te zetten op de logistieke markt.
Een van de uitgangspunten van het VP is de ontwikkeling van H2O naar een logistieke toplocatie. De verplaatsing van de huidige aansluiting Wezep op de A28 naar een nieuwe af- en oprit nabij de Voskuilerdijk is hiervoor een belangrijke voorwaarde. Het Vernieuwd Perspectief gaat dus uit van de aansluiting die in dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt.
Het Convenant Vestigingscriteria Bedrijventerreinen Noord-Veluwe is gewijzigd in juli 2014. Hierin is opgenomen dat op Bedrijvenpark H2O ook bedrijven kunnen worden gevestigd die zich als hoofdactiviteit richten op transport en logistiek en vallen in de milieucategorieën 4 en 5. De maximum kavelgrootte van 0,75 hectare is op het Bedrijvenpark niet van toepassing. Volgende stap is dat het Bedrijvenpark in de provinciale omgevingsverordening de status van regionaal bedrijventerrein krijgt. Dit wordt in 2016 in de verordening opgenomen. Het vestigen van grote transport- en logistieke bedrijven vraagt om een goede ontsluiting van het Bedrijvenpark. De verplaatsing van de huidige aansluiting bij Wezep naar het Bedrijvenpark H2O zorgt ervoor dat de ontsluiting van het bedrijvenpark op een goede wijze kan plaatsvinden en daarmee geschikt is voor transport- en logistieke bedrijven.
De ontwikkeling van de nieuwe aansluiting A28, ten behoeve van het bedrijvenpark H2O past binnen het van belang zijnde regionale beleid.
De Structuurvisie 2030 bevat het beleid voor ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente Oldebroek. In onderstaand figuur zijn voor plandeel Oldebroek de ontwikkellocaties gearceerd weergegeven.
Figuur 4.1 Ontwikkellocaties in Hattemerbroek en Wezep
De Structuurvisie geeft directe aanwijzingen voor de realisatie van het bedrijvenpark H2O. Dit is vertaald in het bestemmingsplan dat daarvoor is opgesteld. Voor de nieuwe aansluiting op de A28 geeft de structuurvisie geen specifieke beleidsuitgangspunten.
De gemeente Oldebroek kenmerkt zich door een grote verscheidenheid aan landschappen. Grenzend aan het Drontermeer gaat het gebied via een uitgebreid polderlandschap en een tussengebied over in het bosrijke gebied van de Veluwe. Met het LOP is een plan vastgesteld dat tot doel heeft het waardevolle in de gemeente te behouden en via een aantal projecten een versterking aan het landschap te geven. In het LOP wordt ingezet op het accentueren van de ruimtelijke structuur, zodat de verschillende landschappen herkenbaar en leesbaar worden.
Hattemerbroek valt binnen het kampenlandschap, plandeel Oldebroek valt binnen het deelgebied kleinschalig landschap. Het kampenlandschap wordt gekenmerkt door verscheidenheid in beeldvormende elementen en afwisseling in hoogte, bodemgebruik en openheid. Bebouwing komt in verschillende vorm verspreid in het gebied voor. Het ruimtelijke beeld wordt verder bepaald door een breed scala aan begroeiingselementen.
Door het verschuiven van de bestaande aansluiting van de A28 in noordelijke richting, verdwijnt een deel van de bestaande op- en afritten. Deze gebieden kunnen hierna heringericht worden, waarmee ze weer deel uitmaken van het omliggende landschap. Deze gronden krijgen hiervoor in dit bestemmingsplan een nieuwe passende bestemming.
Aan de noordzijde van het plangebied is het landschap meer open. Ook hierin vinden voor de nieuwe aansluiting op de A28 ingrepen in het landschap plaats. Het gaat daarbij vooral om de aanleg van nieuwe wegen en daarbij horende taluds. Deze wegen schaden het bestaande open karakter van het gebied niet. Het bestaande viaduct wordt gesloopt en vervangen door een nieuw viaduct. Ter plaatse van de nieuwe parallelweg aan de noordzijde van de A28 blijft het landschap open. Hierlangs komt geen nieuwe beplanting en de nieuwe weg zelf ligt op het huidige maaiveld niveau. Eventuele negatieve effecten van de maatregelen voor de openheid van het landschap zijn daarmee vrijwel nihil.
Voor de ontwikkeling van de nieuwe aansluiting wordt in het gemeentelijk beleid geen specifieke uitgangspunten genoemd. Door de verwijdering van de bestaande op- en afritten bij Wezep Noord kan dit deel van het plangebied worden aangepast aan het omliggende landschap, waarmee het voldoet aan de uitgangspunten van het LOP 2006. Dit deel van het plangebied krijgt nieuwe passende bestemmingen in dit bestemmingsplan.
In het kader van de studie naar het realiseren van een goede aansluiting van Bedrijvenpark H2O op de A28 en een betere bereikbaarheid van Wezep zijn verschillende onderzoeken naar milieu- en omgevingsaspecten uitgevoerd. In dit hoofdstuk worden de beschikbare onderzoeksgegevens op een rij gezet.
Parallel aan de bestemmingsplanprocedure, wordt een m.e.r.-procedure doorlopen. De resultaten van het MER en de bijbehorende (veld)onderzoeken zijn in het ontwerpbestemmingsplan opgenomen.
Toetsingskader m.e.r-plicht
In de bijlagen bij het Besluit milieueffectrapportage is een lijst opgenomen van projecten die m.e.r.-plichtig danwel m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn (de zogenaamde C- en D-lijst). Ruimtelijke plannen die het kader vormen voor dergelijke projecten zijn planm.e.r.-plichtig.
Verplaatsing op- en afrit niet m.e.r.-plichtig
De verplaatsing van de op- en afrit A28 is op zichzelf niet m.e.r.(beoordelings)-plichtig, omdat het onder de drempelwaarden voor de aanpassing van snelwegen blijft. Categorie D1.1 van Besluit milieueffectrapportage heeft namelijk betrekking op de wijziging of uitbreiding van een autosnelweg bij een tracélengte van 5 kilometer of meer. De tracélengte blijft daar ruimschoots onder.
Wel heeft het project een dusdanig sterke samenhang met de bestemmingsplannen voor Bedrijvenpark H2O, dat het wenselijk is om in het MER voor dit project rekening te houden met de verplaatsing van de op- en afrit van de A28. Dit is gedaan door alternatieven op te nemen mét en zonder verplaatsing van de op- en afrit A28.
Conclusie
Omdat de bestemmingsplannen voor het Bedrijvenpark H2O zowel planm.e.r.plichtig als m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn en er een sterke samenhang is tussen de ontwikkeling van Bedrijvenpark H2O en de realisatie van een nieuwe aansluiting op de A28, is voor deze projecten een gecombineerde plan- en projectMER opgesteld. Daarmee worden de milieueffecten van de beide projecten in samenhang onderzocht.
De procedure van milieueffectrapportage wordt grotendeels parallel met de bestemmingsplanprocedures doorlopen. De procedure voor milieueffectrapportage is wettelijk vastgelegd en bevat een aantal vaste stappen:
De m.e.r.-procedure loopt voor een groot deel gelijk op met de bestemmingsplanprocedure. Op dit moment zijn stap 1, 2, 3 en 4 afgerond. Het MER is met de twee ontwerpbestemmingsplannen voor het Bedrijvenpark H2O ter inzage gelegd. De Commissie m.e.r. (stap 4) heeft op 15 december 2016 haar toetsingsadvies uitgebracht dat als Bijlage 7 bij dit bestemmingsplan is gevoegd. Het MER en de aanvulling op het MER worden nu samen met het ontwerpbestemmingsplan Buitengebied, Aansluiting A28 ter inzage gelegd, zie hiervoor Bijlage 5 en Bijlage 8.
Reacties op de NRD
Voorafgaand aan het MER is een notitie reikwijdte en detailniveau (NRD) ter inzage gelegd waarin de opzet van het MER is beschreven. De NRD is opgenomen als Bijlage 4. Door een tweetal insprekers is expliciet gereageerd op de inhoud van de Notitie reikwijdte en detailniveau. In een notitie bij het MER is verantwoord wat er met deze inspraakreacties in het MER is gedaan. Deze notitie is als bijlage opgenomen bij het MER.
Alternatieven (reikwijdte)
In het MER van september 2016 staat de vergelijking tussen de referentiesituatie inclusief de autonome ontwikkeling, het voornemen en verschillende alternatieven centraal. In het MER worden de volgende alternatieven en scenario's beschreven.
Naam alternatief | Omschrijving | Programma |
Referentiesituatie | De huidige feitelijke situatie + autonome ontwikkelingen | Geen nieuwe programma |
Voornemen | Maximale invulling van bouwmogelijkheden uit twee nieuwe bestemmingsplannen, gebaseerd op het Vernieuwd Perspectief | 75 hectare bedrijventerrein, waarvan 50 hectare uitgeefbaar. |
Alternatieven | ||
Eerdere bestemmings- plannen |
Maximale invulling van het geldende bestemmingsplan voor Oldebroek en het in procedure gebrachte bestemmingsplan voor Hattem | 75 hectare bedrijventerrein, waarvan 50 hectare uitgeefbaar |
Alternatief geluidszonerings- plichtige inrichtingen |
Voor het aspect geluid wordt rekening gehouden met een milieuzonering die is geoptimaliseerd voor het aspect geluid | Geluidszoneringsplichtige inrichtingen toestaan |
Variant risicovolle inrichtingen | Bij de nieuwe ontsluiting van de A28 wordt de realisatie van een LPG-tankstation toegestaan | Hetzelfde als het voornemen |
Scenario's | ||
Ontsluitingsscenario | Hetzelfde programma als bij het voornemen, waarbij de bestaande ontsluiting blijft bestaan | Hetzelfde als het voornemen |
Tabel 5.1 Onderzochte alternatieven
Reacties op het MER
Door een aantal insprekers zijn expliciete reacties op het MER ingebracht in de procedures voor de bestemmingsplannen bedrijventerrein H2O. Deze reacties zijn beantwoord in de reactienota's overleg en inspraak van de verschillende bestemmingsplannen, maar hebben niet geleid tot aanpassingen in het MER.
De Commissie m.e.r. heeft in haar advies aangegeven dat naar haar oordeel goed onderzoek is gedaan naar de milieugevolgen van het voornemen. “Het hoofdrapport is goed opgebouwd en bevat veel waardevolle informatie. Door de enorme omvang van het bijlagenbestand is de achtergrondinformatie echter beperkt toegankelijk voor besluitvormers en een breed publiek. Uit de samenvatting valt niet meteen de essentie van het voornemen en van de milieueffecten daarvan op te maken. In zijn algemeenheid is het onderzoek naar de gevolgen van het voornemen op beschermde soorten gebaseerd op goede en actuele gegevens, en is het op juiste wijze uitgewerkt en geïnterpreteerd. Om de uitvoerbaarheid van Bedrijvenpark H2O in relatie tot stikstof zeker te stellen, is het aangemeld als prioritair project onder het PAS. De gekozen locatie is een logische keuze vanwege de nabijheid van de A50 en de A28 en het reeds aanwezige (beperkt ingevulde) bedrijventerrein.
De Commissie signaleert bij de toetsing van het MER desondanks een aantal tekortkomingen. Zij acht het opheffen ervan essentieel voor het volwaardig meewegen van het milieubelang bij de besluitvorming over de drie bestemmingsplannen. De tekortkomingen betreffen:
Deze reactie heeft geleid tot een aanvulling op het MER. Het MER van 27 september 2016 en deze aanvulling vormen samen het totale MER voor Bedrijvenpark H2O en de nieuwe aansluiting op de A28. De aanvulling op het MER is opgenomen als Bijlage 8
Voor elk milieuaspect is in het MER een beschrijving van de referentiesituatie opgenomen en een effectbeschrijving voor het voornemen en alternatieven ten opzichte van de referentiesituatie.
Vergelijkinging alternatieven
Voor de aspecten industrielawaai en externe veiligheid in het MER twee aanvullende alternatieven onderzocht. Voor het alternatief geluidszonering geldt dat deze zeer negatief scoort , de geluidsbelastingen zijn ook hoger dan bij het voornemen. Geconstateerd wordt dat op deze locatie onvoldoende milieuruimte beschikbaar is om geluidszoneringsplichtige inrichtingen te vestigen.
Voor de variant LPG/LNG-tankstation geldt dat een LPG/LNG-tankstation niet in-pasbaar in het voorgenomen zoekgebied, omdat de PR 10-6-risicocontour dan over bestaande bebouwing heen valt. Er wordt daarom voorgesteld om geen LPG/LNG-tankstation toe te staan.
Op basis van het MER wordt geconstateerd dat de alternatieven eerdere bestemmingsplannen en het ontsluitingsscenario leiden tot een onacceptabel verkeersknelpunt bij de aansluiting op de A28 bij Wezep.
Voor effecten die samenhangen met de verkeersafwikkeling, zoals geluidsbelasting en luchtkwaliteit, is sprake van een gemengd beeld. Bij het voornemen is op een aantal wegvakken sprake van een afname, van de geluidsbelasting en de concentraties luchtverontreinigende stoffen, terwijl op andere wegvakken sprake is van een toename. Bij het alternatief eerdere bestemmingsplannen en het ontsluitingsscenario is op alle plekken sprake van een toename, omdat de bestaande verkeersstructuur intact blijft.
Het alternatief eerdere bestemmingsplannen scoort gunstiger ten aanzien van de aspecten geur en industrielawaai. Het ontsluitingsscenario scoort op deze punt vergelijkbaar met het voornemen.
Ten aanzien van aspecten op het gebied van bodem, landschap en ecologie is bij het voornemen sprake van (iets) negatievere effecten dan bij de eerdere bestemmingsplannen en het ontsluitingsscenario. De fysieke ingrepen ten behoeve van de nieuwe aansluiting brengen namelijk een paar effecten met zich mee (die overigens gemitigeerd kunnen worden).
Aangezien het voornemen uitvoerbaar is en het best aansluit bij de vastgestelde doelstellingen van de betrokken gemeenten, wordt het voornemen als uitgangspunt voor het voorkeursalternatief gehanteerd.
Mitigerende maatregelen
In het MER zijn verschillende mitigerende maatregelen afgewogen die negatieve effecten kunnen voorkomen of reduceren. Daarbij is rekening gehouden met aspecten als kosten(effectiviteit), de (wettelijke) noodzaak en de effectiviteit van de maatregel. Deze zijn verwerkt in het voornemen tot een voorkeursalternatief, op basis waarvan de bestemmingsplannen worden opgesteld.
Voorkeursalternatief
In de ontwerpbestemmingsplannen zijn de volgende mitigerende maatregelen opgenomen:
Effectbeschrijving voorkeursalternatief
De mitigerende maatregelen leiden op een aantal punten tot een gewijzigde effectscore:
Voor de overige aspecten scoort het voorkeursalternatief vergelijkbaar met het voornemen. Geconcludeerd wordt dat dit voorkeursalternatief (en daarmee het bestemmingsplan) uitvoerbaar is.
Borging van de resultaten
Waar mogelijk en noodzakelijk zijn de mitigerende maatregelen uit het MER juridisch gewaardborgd. Hiervoor zijn de volgende besluiten in voorbereiding:
Een goede en veilige verkeersontsluiting is een voorwaarde voor een goede ruimtelijke ontwikkeling. Inzet van het Vernieuwd Perspectief is de verplaatsing van de huidige aansluiting Wezep op de A28 naar een locatie dichterbij het bedrijvenpark H2O. In het MER zijn de verkeerseffecten van Bedrijvenpark H2O én het verplaatsen van de aansluiting in beeld gebracht. Onderstaand worden de uitkomsten in hoofdlijnen beschreven.
Bereikbaarheid autoverkeer
Bestaande verkeerssituatie en autonome ontwikkeling
In het verleden is onderzoek uitgevoerd naar de ontsluiting van de kern Wezep-Noord (Bijlage 1). Uit dit onderzoek (BVA, 2013) blijkt dat de bereikbaarheid en de verkeersafwikkeling in het plangebied en de directe omgeving met een nieuwe ontsluiting aanzienlijk verbetert ten opzichte van de huidige situatie. In de huidige situatie is op bepaalde momenten van de dag namelijk sprake van overbelasting en verkeershinder bij de aansluiting op de A28 bij Wezep.
Ook uit de modelberekeningen in het kader van het MER blijkt dat in de in de huidige situatie sprake van filevorming op het Rijkswegennet en rond de op- en afrit bij Wezep. Op het lokale wegennet speelt dit vooral tijdens de avondspits op de Zuiderzeestraatweg en Stationsweg, waarbij de problematiek tot 2030 toeneemt. De huidige wegenstructuur is weergeven in figuur 5.1.
Figuur 5.1 Huidige wegenstructuur
Effecten voornemen (Vernieuwd Perspectief)
Met realisatie van het voornemen, bestaande uit de realisatie van het bedrijvenpark H2O én de verplaatsing van de aansluiting op de A28, nemen de verkeersintensiteiten in en rond en plangebied verder toe, maar is ook sprake van een verbeterde verkeersstructuur. De belangrijkste effecten worden veroorzaakt door de verschoven aansluiting op de A28, waardoor een verschuiving plaatsvindt van verkeer dat nu via de Zuiderzeestraatweg naar Zwolle rijdt en in de toekomst via de Duurzaamheidstraat en de Rondweg naar de nieuwe aansluiting gaat rijden. Op de wegen die naar de nieuwe aansluiting leiden is daarom een toename van de verkeersdruk aan de orde. Op deze wegen is echter nog voldoende restcapaciteit beschikbaar om het aanvullende verkeer te verwerken. Wel moet de bestaande rotonde Rondweg/Duurzaamheidsstraat worden aangepast om het aanvullende verkeer te kunnen verwerken.
Figuur 5.2 Voorgestelde (nieuwe) wegenstructuur
Effecten alternatieven
Bij het alternatief eerdere bestemmingsplannen en het ontsluitingsscenario blijft sprake van dezelfde wegenstructuur. Dit leidt ertoe dat het bestaande knelpunt bij de op- en afrit Wezep verder wordt belast. Hierdoor is in de toekomst dusdanige filevorming aan de orde, dat de lokale wegenstructuur als overbelast kan worden beschouwd. Dit leidt tot meer sluipverkeer en overlast.
Bereikbaarheid OV
De effecten voor de bereikbaarheid van het openbaar vervoer doen zich voornamelijk voor bij de aansluiting. Daar worden haltevoorzieningen geplaatst voor de snellijn Zwolle Elburg. De gewone buslijn (lijn 100) blijft vooralsnog gebruik maken van de Zuiderzeestraatweg.
Bereikbaarheid langzaam verkeer
Voor langzaam verkeer is bij het voornemen en de alternatieven sprake van een verminderde oversteekbaarheid op de Duurzaamheidstraat, omdat hier veel extra verkeer wordt toegevoegd. Een verbeterde oversteek op deze straat is daarom wenselijk.
Verkeersveiligheid
De verkeersveiligheid verbetert in het voornemen, omdat de routes in de kernen Wezep en Hattemerbroek minder zwaar belast worden. Wel neemt de verkeersdruk op de Duurzaamheidstraat en Rondweg toe in verband met de nieuwe aansluiting op de A28. Een maatregel is noodzakelijk om de verkeersveiligheid op de fietsroute Voskuilerdijk te borgen.
Bij het alternatief eerdere bestemmingsplannen en het ontsluitingsscenario leidt de ontwikkeling van Bedrijvenpark H2O tot een versterking van de knelpunten die in de autonome situatie optreden. Het risico bestaat dat de verkeersongevallenconcentraties zoals op de Zuiderzeestraatweg ter hoogte van de Rondweg en Stationsweg door de hoge verkeersdruk toenemen.
Voor de ontwikkelingen in het plangebied zelf zijn geen parkeerplaatsen nodig. Wel is aan de Zuiderzeestraatweg een carpoolparkeerplaats aanwezig. Door de komst van de nieuwe parallelweg moet deze carpoolplaats verplaatst worden. De voorkeurslocatie van de nieuwe carpoolplaats is bekend, daarmee wordt in het bestemmingsplan rekening gehouden.
Ter beperking van geluidshinder worden in de Wet geluidhinder (Wgh) geluidszones gedefinieerd rondom belangrijke geluidsbronnen (gezoneerde industrieterreinen, verkeerswegen en spoorwegen). Het gebied binnen deze zone geldt als akoestisch aandachtsgebied, waar voor bouwplannen en bestemmingsplannen een akoestische toetsing dient te worden uitgevoerd.
Wanneer niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.
Dit bestemmingsplan maakt geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk, waardoor de aspecten spoorweg- en industrielawaai niet aan de orde zijn. Wel is het aspect wegverkeerslawaai relevant, aangezien de nieuwe aansluiting effecten kan hebben op de bestaande woningen in de omgeving. Bij de afweging voor eventuele hogere waarden moet wel rekening worden gehouden met cumulatie met deze andere geluidbronnen.
Methodiek
In de Wet geluidhinder (Wgh) is bepaald dat elke weg van rechtswege een geluidszone heeft. Een uitzondering hierop zijn wegen die zijn gelegen in een 30 km/u-gebied of in een woonerf. De breedte van de geluidszone is afhankelijk van het aantal rijstroken en de ligging van de weg. Omdat op het bedrijventerrein geen nieuwe (dienst)woningen worden toegelaten en ook geen andere geluidsgevoelige bestemmingen, is wegverkeerslawaai voor de invulling van het bedrijventerrein geen beperkende factor.
Binnen het plangebied worden geen nieuwe geluidsgevoelige functies mogelijk gemaakt in de zin van de Wet geluidhinder. Wel worden in het voornemen nieuwe wegen aangelegd of kruispunten gereconstrueerd en genereert het Bedrijvenpark H2O verkeer. In het planMER is daarom ook de geluidsbelasting als gevolg van verkeer van en naar het bedrijventerrein in beeld gebracht. Dit is wettelijk niet verplicht, maar wordt in het kader van een goede ruimtelijke ordening wel van belang geacht.
De berekeningen in het MER zijn uitgevoerd met een het model Geomilieu versie 3.11. Dit model is gebaseerd op de Standaard Rekenmethode II (SRM II). Daarbij zijn verschillende toetsingskaders aan de orde:
Figuur 5.3 Onderzoekskaders per wegdeel
Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai
Ten behoeve van het bestemmingsplan is het akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai verder verfijnd. In dit verfijnde onderzoek zijn de akoestische gevolgen van de wijzigingen aan de ontsluitingsstructuur op woningniveau getoetst aan de normen uit de Wgh. Naast akoestische gevolgen van de realisatie van de nieuwe provinciale en gemeentelijke verbindingsweg en de reconstructie van de twee kruispunten is tevens onderzoek gedaan naar het uitstralingseffect van de volledige ontwikkeling. Hierbij is niet alleen de wijziging van de verkeersstromen als gevolg van de gewijzigde ontsluitingsstructuur meegenomen maar ook de toename van de verkeersintensiteiten als gevolg van de realisatie van Bedrijvenpark H2O.
Ten aanzien van deze ontwikkelingen heeft in het kader van het bestemmingsplan akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai op woningniveau plaatsgevonden. Dit onderzoek ('Buitengebied, Aansluiting A28 - Akoestisch onderzoek wegverkeerslawaai lokale wegen', Rho adviseurs 2017) is opgenomen in bijlage 10. Hieruit blijkt dat op verschillende woningen sprake is van een overschrijding van de voorkeursgrenswaarde of zelfs van de maximale ontheffingswaarde uit de Wgh of dat sprake is van een reconstructiesituatie in de zin van de Wgh. Op basis van dit gegeven heeft maatregelonderzoek plaatsgevonden. Op basis van dat onderzoek is het volgende maatregelpakket opgesteld voor het onderliggend wegennet:
Voor verschillende woningen blijft het vaststellen van een hogere waarde noodzakelijk. De vast te stellen hogere waarden zijn weergegeven in de volgende tabel. Hierbij is onderscheid gemaakt tussen hogere waarden die vastgesteld worden door de Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland en door de gemeente Oldebroek.
Adres |
Hogere waarde nieuwe verbindingsweg (vast te stellen door provincie Gelderland) |
Hogere waarde reconstructie Rondweg (vast te stellen door gemeente Oldebroek) |
Hogere waarden reconstructie Duurzaamheid-straat (vast te stellen door gemeente Oldebroek) |
Zuiderzeestraatweg 452 | 57 dB | - | - |
Rondweg 5a | - | 58 dB | - |
Rondweg 16 | - | 57 dB | - |
Rondweg 20 | 50 dB | 51 dB | - |
Rondweg 24 | 53 dB | 54 dB | 53 dB |
Voskuilerdijk 19 | 50 dB | - | - |
Voskuilerdijk 30 | - | - | 53 dB |
Voskuilerdijk 38 | 51 dB | 49 dB | 53 dB |
Voskuilerdijk 42 | 51 dB | - | - |
Tabel 5.2 Vast te stellen hogere waarden
Voor de verschillende vast te stellen hogere waarden heeft toetsing plaatsgevonden aan het provinciaal en gemeentelijk geluidbeleid. Hieruit blijkt dat aan de voorwaarden uit beide beleidsstukken kan worden voldaan. Voor alle woningen zullen hogere waarden worden vastgesteld. Daarmee volgt op basis van de regelgeving in de Wgh dat onderzoek naar gevelweringsmaatregelen zal plaatsvinden. Indien blijkt dat maatregelen aan de gevel benodigd zijn om aan de eisen uit de Wet geluidhinder met betrekking tot de wettelijke binnenwaarde te kunnen voldoen, zullen deze getroffen worden.
Verder is geconcludeerd dat op de Zuiderzeestraatweg tussen de Veluwelaan en de Hildijk en de Rondweg tussen de Duurzaamheidstraat en Zuiderzeestraatweg voor een redelijk aantal woningen (50) sprake is van een relevante geluidtoename als gevolg van de toename van het verkeer aldaar. Toepassen van een geluidreducerend asfalt leidt hier tot een afname van het aantal woningen waar sprake is van deze relevante geluidtoename. Voor de woningen waar dan nog wel sprake is van een relevante toename (13 in totaal langs de Zuiderzeestraatweg en Rondweg) kan voorgesteld worden onderzoek uit te voeren naar het eventueel toepassen van gevelmaatregelen om aan de wettelijke binnenwaarde zoals gesteld in de Wgh te kunnen voldoen. Kostenefficiënter zou kunnen zijn om voor alle 50 woningen waar sprake is van een relevante geluidtoename direct gevelmaatregelen toe te passen. Hierover zal een bestuurlijke keuze gemaakt moeten worden.
Een maat voor de leefbaarheid in de omgeving van het plangebied is de gecumuleerde geluidsbelasting. Voor de gecumuleerde geluidsbelasting is het wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en industrielawaai bij elkaar opgeteld. De beoordeling van de gecumuleerde geluidsbelasting vindt plaats op basis van de cumulatiemethode van Miedema, met als doel het bepalen van de MilieuKwaliteitMaat (MKM). Onderstaand tabel geeft het aantal woningen per milieukwaliteitsklasse weer voor de 329 woningen die zijn meegenomen in het akoestisch rekenmodel. Hieruit blijkt dat bij het Voornemen en bij de alternatieven sprake is van een verslechtering van het akoestisch klimaat. Bij het Voornemen inclusief mitigerende maatregelen is de verslechtering het meest beperkt.
goed | redelijk | matig | tamelijk slecht | slecht | Zeer slecht | Totaal | |
Autonome situatie | 8 | 58 | 184 | 68 | 10 | 1 | 329 |
Voornemen | 2 | 50 | 141 | 125 | 10 | 1 | 329 |
Voornemen incl. mitigerende maatregelen | 5 | 68 | 147 | 101 | 7 | 1 | 329 |
Eerdere bestemmingsplannen | 0 | 52 | 162 | 94 | 20 | 1 | 329 |
Ontsluitingsscenario | 0 | 42 | 161 | 106 | 19 | 1 | 329 |
Tabel 5.4 Beoordeling gecumuleerde geluidsbelasting conform MKM-methodiek
In de aanvulling op het MER (opgenomen als Bijlage 8) zijn de effecten van aanvullende maatregelen industrielawaai doorgerekend en zijn de cumulatieberekeningen opnieuw uitgevoerd voor 25 maatgevende woningen. Hieruit volgt dat er bij circa 16 woningen sprake is van relevante cumulatie, maar dat bij de meeste woningen de hinderlijkheidsklasse niet wijzigt en in alle gevallen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
Op 15 november 2007 is de zogeheten 'Wet luchtkwaliteit' in werking getreden. Met de 'Wet luchtkwaliteit' wordt de wijziging van de 'Wet milieubeheer' op het gebied van luchtkwaliteitseisen bedoeld. De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het 'Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)'. De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen. Van bepaalde projecten met getalsmatige grenzen is vastgesteld dat deze 'Niet in betekenende mate (Nibm)' bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden.
Het onderzoek dat is opgenomen als Bijlage 11 beschrijft de effecten op de luchtkwaliteit ten gevolge van de totale beoogde ontwikkeling in het kader van de bestemmingsplanprocedure en vormt daarmee een aanvulling op de berekeningen die reeds in het kader van het Milieueffectrapport (Plan-/ProjectMER Bedrijvenpark H2O en Aansluiting A28, Rho Adviseurs 27-09-2016, opgenomen als Bijlage 5) zijn uitgevoerd. Het onderzoek vormt een onderbouwing bij voorliggend bestemmingsplan en de bestemmingsplannen voor Bedrijvenpark H2O.
Uit het luchtkwaliteitsonderzoek blijkt dat op basis van een worst-case scenario in alle gevallen wordt voldaan aan de wettelijke normen voor het aspect luchtkwaliteit. Omdat ter plaatse van de beschouwde wegvakken en maatgevende woningen aan de normen wordt voldaan, zal dit ter plaatse van het gehele plangebied en directe omgeving het geval zijn, concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate een locatie verder van de weg ligt. De beoogde ontwikkeling vormt daarom geen belemmering voor het aspect luchtkwaliteit. Ter plaatse van zowel het plangebied als de directe omgeving zal na de ontwikkeling uit het oogpunt van luchtkwaliteit sprake zijn van een aanvaardbaar woon-en leefklimaat.
Het beleid op het gebied van de externe veiligheid heeft als doel de individu en groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Daarbij kan het niet alleen gaan om ongevallen die te maken hebben met bedrijven die gevaarlijke stoffen opslaan (stationaire bron), maar ook om een ongeval veroorzaakt door het transport van gevaarlijke stoffen.
Het externe veiligheidsbeleid voor inrichtingen heeft vorm gekregen in de risicobenadering. Op grond van deze benadering worden in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) grenzen gesteld aan de risico's, waarbij gelet wordt op de kwetsbaarheid van functies in de omgeving. De risico's worden daarbij in twee maten gemeten: een plaatsgebonden risico (voor individuen) en een groepsrisico (voor groepen mensen).
Voor het plaatsgebonden risico geldt voor nieuwe situaties een harde grenswaarde van 10-6. Voor bestaande situaties geldt een tijdelijke grenswaarde van 10-5 (tot 3 jaar na het vaststellen van een bestemmingsplan). Voor sommige bedrijven - bijvoorbeeld met koelinstallaties met ammoniak als koudemiddel - zijn in de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi) vaste afstanden tot gevoelige functies vastgelegd. Voor het groepsrisico zijn geen grenswaarden vastgesteld, maar gelden richtwaarden gekoppeld aan een verantwoordingsplicht.
In de bedrijvenzone langs Rondweg in Wezep was een LPG-tankstation aanwezig. De PR 10-6-contouren hiervan vielen deels binnen het plangebied, namelijk over de oprit naar de A28 in noordelijke richting vanaf de Zuiderzeestraatweg. De LPG aflevering is inmiddels niet meer aanwezig bij het tankstation en daarmee zijn de veiligheidsrisico's die daarbij horen ook verdwenen.
In april 2015 is het 'Basisnet Vervoer gevaarlijke stoffen' voorzien van een wettelijke basis door het in werking treden van het Besluit externe veiligheid transportroutes. Het doel van het Basisnet is het creëren van een duurzaam evenwicht tussen het vervoer van gevaarlijke stoffen, ruimtelijke ontwikkelingen en veiligheid.
Rijkswegen A28/A50
Uit de opgestelde berekeningen blijkt dat de plaatsgebonden risico op 0 meter van de beide wegen is gelegen.
Het invloedsgebied is opgenomen conform de 1% letaliteitsafstand van de maatgevende stof, voor GF3 –transporten bedraagt dit invloedsgebied 355 meter. Binnen de 1 % letaliteitsafstand is de bevolking geïnventariseerd. Het groepsrisico is berekend voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de beide rijkswegen, ter hoogte van het plangebied.
Met een RBM II-berekening is het risico van deze route inzichtelijk gemaakt. Uit de berekeningen blijkt dat het groepsrisico zowel in de huidige als de toekomsitge situatie de oriëntatiewaarde van het groepsrisico niet wordt overschreden. Het GR is zelfs lager dan 1% van de oriëntatiewaarde. Wel is bij deze toelichting een verantwoording van het GR opgenomen.
Buisleidingen
Er loopt een gastransportleiding (N-570-20- deel-1, diameter 12 inch, werkdruk 40 bar) door het plangebied. Daarnaast loopt een aardgasleiding op enige aftand van plandeel Hattem (A-655-deel-1). De PR 10-6-contour is 0 m. Uit oogpunt van beheer en onderhoud is in het stedenbouwkundig ontwerp rekening gehouden met een bebouwingsafstand van 5 meter aan weerszijden van de leiding. Deze zogenaamde zakelijk recht-strook is opgenomen met een dubbelbestemming op de verbeelding.
Ut groepsrisicoberekeningen met het programma Carola blijkt dat er geen relevant groepsrisico valt te verwachten (GR < 0,1 x OW). Wel is bij deze toelichting een verantwoording van het GR opgenomen.
Figuur 5.4 Ligging projectgebied (rood omlijnd) nabij aardgasleidingen A-655-deel-1 (oranje) en N-570-20-deel-1 (licht roze)
Voor de beide ontwerpbestemmingsplannen die zijn opgesteld ten behoeve van Bedrijvenpark H2O is een verantwoording van het groepsrisico opgesteld. Deze verantwoording van het groepsrisico is ook relevant voor het bestemmingsplan Aansluiting A28 en is daarom opgenomen in bijlage PM.
Bij deze verantwoording is aandacht besteed aan de zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid van calamiteiten en bereikbaarheid van het plangebied. In het kader van het wettelijk vooroverleg is advies gevraagd aan de Brandweercluster Veluwe Noord.
De verantwoording van het groepsrisico bevat een aantal aanbevelingen en maatregelen bij de realisatie van bouwplannen kunnen worden geëffectueerd. Ook na het treffen van maatregelen resteert een resteffect. Het bevoegd gezag (de gemeentebesturen) dient kennis te nemen van dit effect. Met de aangereikte informatie kan een afgewogen besluit worden genomen over het vaststellen van het bestemmingsplan.
Uit risicoberekeningen ten behoeve van de bestemmingsplannen en het MER blijkt dat het plaatsgebonden risico en het groepsrisico de vaststelling van de bestemmingsplannen niet in de weg staan. Daarnaast heeft een verantwoording van het groepsrisico plaatsgevonden, waarbij Brandweercluster Veluwe Noord een advies heeft uitgebracht over aspecten als zelfredzaamheid, bestrijdbaarheid van calamiteiten en bereikbaarheid van het plangebied. Daarmee kan een afgewogen besluit worden genomen over het vaststellen van het voorliggende bestemmingsplan.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het wenselijk dat bedrijfsactiviteiten en hindergevoelige functies zoals woningen goed op elkaar worden afgestemd. Algemeen wordt hiervoor de handreiking 'Bedrijven en milieuzonering' (editie 2009) van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten gebruikt. In het overgrote deel van het plangebied is geen sprake van de realisatie van inrichtingen en/of bedrijven en milieugevoelige functies. Uitzondering hierop vormt de toegang tot het bestaande viaduct over de A28. Deze aansluiting verdwijnt, deze gronden worden ingericht en uitgegeven als bedrijventerrein. De gronden die nodig zijn voor de toegang tot de nieuwe aansluiting op de A28 worden onttrokken aan het Bedrijventerrein Wezep Noord. In het deel dat met dit bestemmingsplan wordt bestemd als Bedrijventerrein worden aan de A28-zijde bedrijven tot en met categorie 3.1 mogelijk gemaakt. De milieuzonering sluit aan op de regeling zoals die is opgenomen voor de aangrenzende gronden in het bestemmingsplan Wezep Noord.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik.
Ter plaatse van de nieuwe aansluiting A28 is een verkennend onderzoek uitgevoerd naar de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem en de waterbodem. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 24 bij het MER (zie Bijlage 5).
Uit de onderzoeken is gebleken dat de grond grotendeels vrij is van bodemverontreiniging en dat op een aantal locaties lichte verontreinigingen voorkomen. De lichte verontreinigingen staan het beoogde functiegebruik (verkeer) niet in de weg. In principe is het (water)bodemmateriaal ook verspreidbaar op de aangrenzende percelen, waarbij wordt geadviseerd om met betrekking tot de waterbodem uit een aantal watergangen in overleg met het waterschap te treden.
Cultuurhistorie kan worden gedefinieerd als 'sporen, objecten en patronen/structuren die zichtbaar of niet zichtbaar, onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie en ontwikkeling'. Cultuurhistorische waarden zijn daarom verbonden aan landschappelijke kwaliteiten, archeologie en bouwwerken, al dan niet met een status als monument. Bepaalde landschappelijke elementen als houtwallen, bosjes, bomen, waterlopen etc., kunnen een cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen in verband met de ontstaans-, bewonings- en ontginningsgeschiedenis van de streek. In het bestemmingsplan kunnen regels worden opgenomen om deze geschiedenis te behouden c.q. de waarden te beschermen.
In deze paragraaf wordt ingegaan op de archeologische waarden (onder de grond) en de zichtbare cultuurhistorische waarden (boven de grond). Daarnaast wordt ingegaan op de effecten voor de landschappelijke waarden in het plangebied.
Ruimtelijke plannen en projecten die archeologische resten in de bodem kunnen aantasten moeten rekening houden met bekende en te verwachten archeologische waarden.
Erfgoedwet
In de Erfgoedwet is de bescherming van archeologische resten geregeld. De wet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen. Het archeologisch bodemarchief is de grootste bron voor de geschiedenis van Nederland. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van dit erfgoed in situ (ter plekke), omdat de bodem de beste garantie biedt voor een goede conservering van de archeologische waarden.
Archeologisch onderzoek
Ter plaatse van de nieuwe aansluiting A28 is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. Voor het overgrote deel van het plangebied geldt dat het bodemprofiel geen aanleiding geeft tot verhogen van de archeologische verwachting. Uitvoeren van archeologisch vervolg onderzoek is voor dit deel van het plangebied daarom niet aan de orde. en waar dus geen archeologische waarden worden verwacht, wordt geadviseerd geen vervolgonderzoek te laten uitvoeren.
Ter plaatse van een deel van het plangebied - het gebied rondom boringen 45 en 48 en boringen 35, 38, 42, 49 en 50 - is een deels intacte podzolbodem aangetroffen (zie figuur 10.9). Geadviseerd wordt om dit deelgebied nader te onderzoeken door middel van een IVO karterende fase (zie figuur 10.14). Dit advies is afgestemd en ondersteund door met regionaal archeoloog M. Wispelwey.
De aangetroffen bodemopbouw volgt grotendeels de contouren van het landschap. Op de hoogste delen bevindt zich een dunne en deel intacte podzol. In het hele gebied is deze oorspronkelijke bodem bedekt geraakt met een laag veen van wisselende dikte waardoor het uiteindelijke landschap sterk vervlakt is geraakt en de dekzandkopjes niet meer met het blote oog waarneembaar zijn.
De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, is door het booronderzoek deels bevestigd. Er bevinden zich mogelijk twee relatief kleinschalige vindplaatsen rondom vondslocaties op de flanken van twee dekzandkopjes in het gebied. Het is op basis van het booronderzoek niet uit te sluiten of het gaat om verspoeling vanaf hoger gelegen delen die later zijn geërodeerd of dat het gaat om vondstarme maar intacte vindplaatsen. Het bureau- en verkennend booronderzoek is opgenomen als bijlage 32 bij het MER.
Figuur 5.5 Uitkomsten archeologisch verkennend booronderzoek
Vervolgens is een karterend booronderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als Bijlage 12. Uit dit onderzoek blijkt dat de aangetroffen bodemopbouw grotendeels de contouren van het landschap volgt. Op de hoogste delen bevindt zich een dunne en deels intacte podzol. In het hele gebied is deze oorspronkelijke bodem bedekt geraakt met een laag veen van wisselende dikte waardoor het uiteindelijke landschap sterk vervlakt is geraakt en de dekzandkopjes niet meer met het blote oog waarneembaar zijn. De gespecificeerde archeologische verwachting, zoals die is weergegeven tijdens het bureauonderzoek, is door het booronderzoek deels bevestigd. Er bevinden zich mogelijk twee relatief kleinschalige vindplaatsen rondom vondstlocaties op de flanken van twee dekzandkopjes in het gebied. Het is op basis van het booronderzoek niet uit te sluiten of het gaat om verspoeling vanaf hoger gelegen delen die later zijn geërodeerd of dat het gaat om vondstarme maar intacte vindplaatsen. De vindplaatsen zijn met zwarte vierkantjes in de volgende figuur opgenomen.
Figuur 5.6 Vindplaatsen 211 en 223
Conclusie archeologie
Op grond van de resultaten van het karterend booronderzoek wordt geadviseerd om het plangebied nader te onderzoeken door middel van een IVO karterende en waarderende fase, proefsleuven (IVO-P) ter plaatse van de twee vondstlocaties rondom boringen 223 en 211. Behoud van de archeologische vindplaats is niet mogelijk.
In het plangebied is de ontginningsgeschiedenis van het landschap nog te herkennen in de strokenverkaveling en het "ontginningsdijkje” de Voskuilerdijk. Deze ontginningsdijk wordt binnen het plangebied geëgaliseerd en op hetzelfde maaiveldniveau gebracht als de directe omgeving ervan. Zo kan het gebruik van de gronden geoptimaliseerd worden. Deze ontwikkelingen zijn mogelijk, omdat deze ontginningsdijk geen aangewezen cultuurhistorische waarden heeft. Gelet hierop is planologische bescherming van cultuurhistorische waarden niet aan de orde.
De omgeving van de nieuwe op- en afrit Voskuilerdijk wordt gekarakteriseerd als open agrarisch gebied. Deze gronden worden begrenst door het landgoed IJsselvliedt en de hierop aansluitende laanstructuur. De gronden ten zuiden van de A28 zijn bestemd als bedrijventerrein en grotendeels bouwrijp gemaakt.
De plek waar de nieuwe aansluiting op de A28 wordt gerealiseerd wordt in het Landschapontwikkelingsplan Oldebroek gerekend tot het Middengebied dat ligt tussen de besloten Veluwe en het zeer open polderlandschap richting de randmeren. Kenmerkend voor deze zone is de aanwezigheid van een aantal landgoederen en halfopen beplantingsstructuren (zie ook paragraaf 2.1).
Zowel de nieuwe op- en afrit als de nieuwe ontsluitingsweg sluiten aan bij bestaande infrastructuur als de Voskuilerdijk en de A28. Het ruimtebeslag in de open ruimte wordt daarmee tot een minimum beperkt. Om deze nieuwe infrastructuur duidelijk te begrenzen wordt een beplantingstructuur langs deze nieuwe weg aanbracht.
Omdat het verplaatsen van de aansluiting A28 gevolgen kan hebben voor een migratieroute van vleermuizen, kan het aanbrengen van een nieuwe beplantingsstructuur aan de orde zijn (zie paragraaf 5.9). Het is wenselijk om met deze beplanting zoveel mogelijk aan te sluiten bij de structuur van het bestaande landgoed.
Bij elk ruimtelijk plan moet, met het oog op beschermenswaardige natuurwaarden, rekening worden gehouden met de regelgeving op het gebied van gebiedsbescherming en soortenbescherming.
De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld in de Wet natuurbescherming. Wanneer ontwikkelingen (mogelijk) leiden tot aantasting van de natuurwaarden binnen deze gebieden, moet een vergunning worden aangevraagd. Daarnaast moet rekening worden gehouden met het beleid voor het Natuurnetwerk Nederland (NNN, voorheen Ecologisch Hoofdstructuur). Voor ontwikkelingen binnen de NNN geldt het 'nee, tenzij-principe'.
Wet natuurbescherming
Het plangebied ligt niet in gebieden die volgens de Wet natuurbescherming zijn beschermd (waaronder Vogelrichtlijn- en Habitatrichtlijngebied). Gelet op de afstand tot Natura 2000-gebieden, worden effecten als versnippering en verandering van de waterhuishouding uitgesloten. In de onderstaande figuur zijn de Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied weergegeven.
Figuur 5.7 Natura 2000-gebieden in de omgeving van het plangebied
In het MER wordt ingegaan op de effecten van areaalverlies, verstoring door geluid en de depositie van verzurende en vermestende stoffen.
Areaalverlies foerageergebied
Enkele van de kwalificerende vogelsoorten van de omliggende Natura 2000-gebieden, zoals kolgans, grauwe gans, kleine zwaan en smient foerageren in agrarisch grasland. Uit de beschikbare gegevens blijkt dat genoemde soorten de afgelopen vijf jaar ontbraken in het gebied. Binnen de maximale foerageerafstand van de genoemde soorten komen vele duizenden hectares vergelijkbaar agrarisch foerageergebied voor. Een verlies van 78 hectare potentieel foerageergebied (minder dan 1% van potentieel foerageerareaal), dat volgens de beschikbare gegevens de afgelopen 5 jaar sowieso niet is benut door deze soorten, heeft daarom geen gevolgen. Het bereiken van de Natura 2000-instandhoudingsdoelen voor deze soorten wordt daarom niet beïnvloed door realisering van het bestemmingsplan.
Geluid
Het geluid van bouwwerkzaamheden, industrie en wegverkeer bereikt slechts een klein deel van het nabijgelegen Natura 2000-gebied Veluwe en zijn de grotendeels lage frequenties van deze geluidsbronnen voor de kwalificerende soorten sowieso onhoorbaar. Het bereiken van de Natura 2000-instandhoudingsdoelen voor de Veluwe en andere Natura 2000-gebieden wordt daarom niet beïnvloed door extra geluid als gevolg van realisering van het bestemmingsplan.
Stikstofdepositie
Gelders Natuurnetwerk
Het plangebied ligt niet in Gelders Natuurnetwerk (zie figuur 5.7), wezenlijke kenmerken of waarden daarvan worden niet aangetast. Ook maakt het plangebied geen deel uit van aangewezen foerageergebied voor ganzen en smienten of weidevogelgebied. Deze gebieden worden daarom in het vervolg buiten beschouwing gelaten.
Figuur 5.8 Ecologische Hoofdstructuur in de omgeving van het plangebied
Op grond van de Wet natuurbescherming geldt een algemeen verbod voor het verstoren en vernietigen van beschermde plantensoorten, beschermde diersoorten en hun vaste rust- of verblijfplaatsen. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. In 2016 is ecologisch veldonderzoek uitgevoerd ter plaatse van het plangebied. De resultaten van dit onderzoek zijn hieronder samengevat en geactualiseerd voor de Wet natuurbescherming.
Flora
Bij veldonderzoek in 2016 zijn twee wettelijk beschermde plantensoorten aangetroffen (zwanenbloem en brede wespenorchis) alsmede drie rode lijstsoorten (brede waterpest, blauwe knoop en kale vrouwenmantel). De zwanenbloem en brede wespenorchis zijn niet meer beschermd sinds ingang van de Wet natuurbescherming. Andere bijzondere soorten zijn verder dwergzegge, veldrus, moeraswederik, geoorde helmkruid, snavelzegge, grote pimpernel en kleine egelskop. Genoemde bijzondere soorten zijn vrijwel geheel geconcentreerd in de bermsloten van de A28 en in een vochtig hooilandje aan de noordzijde van de Voskuilerdijk. Dit hooilandje is zeer soortenrijk en kan zich, mede door de aanvoer van schoon kwelwater ontwikkelen tot blauwgrasland.
Vleermuizen
In totaal werden vier soorten vleermuizen foeragerend waargenomen (watervleermuis, gewone dwergvleermuis, laatvlieger en rosse vleermuis). Van watervleermuis is een kolonieplaats gelegen in de oude laan van Landgoed IJssenvliedt. De dieren (maximaal 21 uitvliegers) verspreiden zich via de laan naar het oosten om vervolgens via de bomen op het viaduct van de Voskuilerdijk over de A28 de snelweg over te steken om aan de oostzijde te foerageren. Ook gewone dwergvleermuizen gebruiken de bomen op dit viaduct als vliegroute.
Omdat in de situatie de sloop van het viaduct en het kappen van de bomen langs de Voskuildijk aantoemstige de orde is, kan de functionaliteit van de vleermuisroute niet worden gegarandeerd.
Figuur 5.9 geeft een beeld van het gebruik van het gebied rond de A28 door vleermuizen.
Figuur 5.9 Vleermuisroutes in de omgeving van de A28
Vanwege de streng beschermde status van deze vleermuizen is voor het aantasten van deze vliegroute een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming vereist. In dat kader zijn mitigerende en/of compenserende maatregelen noodzakelijk om deze vliegroute in stand te houden dan wel een nieuwe, functionerende vliegroute te creëren. Om dit effect te mitigeren, is een activiteitenplan (zie bijlage 13) opgesteld waarmee een ontheffing van de Wet natuurbescherming is aangevraagd bij de provincie Gelderland.
Voor de bestaande vleermuisvliegroute zijn de volgende opties denkbaar:
De opties zijn uitgewerkt in de aanvulling op het MER, deze is opgenomen als Bijlage 8.
In het activiteitenplan is de optie nieuwe verbinding elders over de A28 uitgewerkt. Hierbij wordt de alternatieve route gerealiseerd in de actieve periode van de vleermuizen (maart t/m september), na realisatie van de alternatieve route wordt het viaduct gesloopt. Hierbij wordt rekening gehouden met de gewenningsperiode van 6 maanden. In het kader van de ontheffingsaanvraag is de vraag gesteld om nader onderzoek uit te voeren naar alternatief foerageergebeid (De Kolk), vliegroute (bestaande bomenrij haaks op snelweg) en mogelijke verblijfplaatsen in de brughoofden. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 14, dit onderzoek blijkt het volgende:
De resultaten geven geen aanleiding voor het aanpassen van het activiteitenplan.
Vogels
In totaal zijn 26 soorten vogels waargenomen met territoria / nesten waaronder 14 jaarrond beschermde nesten van de huismus in de woonbebouwing aan de Zuiderzeestraat. De meeste broedvogels in het inventarisatiegebied zijn vogels van bos / struweel (boomkruiper, grote bonte specht, roodborst, winterkoning). Een klein deel is gebonden aan wateren en oevers (meerkoet, waterhoen, kleine karekiet). Het ontbreekt aan weide- en akkervogels. Alle aangetroffen broedvogels zijn regionaal vrij algemeen.
Heikikker
De heikikker is niet aangetroffen gedurende het aanvullende veldonderzoek, zie bijlage 14. Gelet op de aanwezigheid van de bruine kikker, is de kans op aanwezigheid heikikker aanzienlijk kleiner. De soorten worden doorgaans niet in hetzelfde gebied aangetroffen, mogelijke oorzaak hiervoor is dat de heikikker leeft in gebieden met een lagere ph-waarde dan bruine kikkers.
Overige soorten
Gedurende het veldonderzoek zijn middelste groene kikker, bruine kikker, kleine watersalamander en gewone pad vastgesteld. Deze soorten zijn licht beschermd en niet bedreigd. De zwaar beschermde en bedreigde rugstreeppad is niet aangetroffen.
Qua vissen werden alleen de niet-beschermde soorten brasem, rietvoorn, snoekbaars, karper, tien- en driedoornige stekelbaars vastgesteld.
Conclusie
Voor de vleermuisroute in en nabij het plangebied is een ontheffing aangevraagd bij de provincie Gelderland. De verwachting is dat deze ontheffing is verleend voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Met ingang van 1 november 2003 is de watertoets een wettelijk verplicht instrument bij gemeentelijke, provinciale en regionale structuurvisies, bij bestemmingsplannen en bij afwijkingen op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). De watertoets omvat het vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in de vermelde ruimtelijke plannen en besluiten. De plannen komen in overleg met Rijkswaterstaat en het waterschap Vallei en Veluwe tot stand. De adviezen van deze instanties worden meegewogen in de planvorming. Bovendien worden de plannen in het kader van het vooroverleg ook aan deze instanties gestuurd.
Het Afvalwaterketenplan (AWP) is één integraal plan voor de gemeenten Hattem, Heerde, Oldebroek en het waterschap Vallei en Veluwe (de kring H2OW). Het AWP is een integraal beleidsplan voor riolering en zuivering in de kring H2OW. Hiermee wordt beoogd het beleid op vier zorgplichten in het gebied op elkaar af te stemmen met als neveneffect winst op het gebied van kwetsbaarheid, kwaliteit en minder meerkosten (de opgaven uit het Bestuursakkoord Water 2011).
In het AWP zijn beleidskaders opgenomen die zich richten op verschillende thema's. Beleidskaders zijn opgenomen voor een doelmatig rioolbeheer en omgang met regenwater, afvalwater en grondwater. De beleidskaders zijn verder uitgewerkt in verschillende beleidsscenario's. In de scenario zijn kenmerken beschreven voor afvalwater, hemelwater, grondwater en RWZI. De beleidskaders en kenmerken geven geen specifieke aanwijzingen voor de gewenste ontwikkeling van de nieuwe aansluiting op de A28 en dit bestemmingsplan. Bij de uitvoering van de werkzaamheden is het wel van belang rekening te houden met het AWP.
Voor de realisatie van de nieuwe aansluiting op de A28 wordt nieuwe verharding en bouwwerken (viaduct) gerealiseerd. De gevolgen voor de waterhuishouding (onder- en bovengronds) wordt onderzocht. Zodra de resultaten hiervan bekend zijn, worden deze in dit bestemmingsplan opgenomen. Het bestemmingsplan is bovendien in het kader van het vooroverleg 3.1.1. Bro voorgelegd aan het Waterschap Vallei en Veluwe.
Huidige situatie
Bodem en grondwater
Het plangebied valt onder het overgangsgebied tussen het Centraal Veluws Natuurgebied enerzijds, en anderzijds de zeekleigebieden/broeklanden van de voormalige Zuiderzee. De plaatsen Wezep en Hattemerbroek zijn ontstaan op de flanken van de stuwwal de Veluwe. Ter plaatse van het plangebied is sprake van veengronden.
De regionale grondwaterstroming is overwegend noordoostelijk gericht, in de richting de IJssel en het Veluwemeer. Lokaal lijkt sprake te zijn van een globaal noordwestelijke grondwaterstroming, mogelijk onder invloed van het lokale ontwateringsstelsel.
De freatische grondwaterstanden zijn op basis van de bodemkaart grofweg in te delen in grondwatertrappen II, III en IV. Dit komt overeen met een Gemiddelde Hoogste Grondwaterstand (GHG) lager dan 0,4 meter onder het maaiveld.
De situatie van het plangebied wordt beschreven in het MER, het MER is opgenomen als Bijlage 5 bij deze toelichting.
Waterkwantiteit
Binnen het plangebied is oppervlaktewater aanwezig. Aan weerszijden van de A28 zijn leggerwatergangen gelegen. Daarnaast is sprake van een omvangrijke waterpartij aan de oostzijde van de A28. Hemelwaterafvoer van de huidige A28 en huidige afrit geschiedt naar de bestaande watergangen.
Veiligheid en waterkeringen
Het plangebied ligt niet in de kern-/beschermingszone van een waterkering.
Toekomstige situatie
Algemeen
De ontwikkeling bestaat uit het verplaatsen van de bestaande op- en afrit bij Wezep.
Waterkwantiteit
De verplaatsing van de op- en afrit A28 en het aanleggen van de een nieuwe parallelweg zorgt voor een toename van de oppervlakteverharding. Deze verhardingstoename wordt gecompenseerd door langs de nieuwe wegen bermsloten aan te leggen of te verbreden.
In het schetsontwerp van de voorkeursvariant (B-VII) is naast de nieuw te realiseren wegen een reservering van 7,5 meter opgenomen voor een watergang met eventueel onderhoudspad (3 meter). Op dit moment wordt de voorkeursvariant uitgewerkt tot een VO+. De afstemming hierover met het waterschap loopt. Uitgangspunt voor het ontwerp is dat de compensatie-eisen van het waterschap worden gevolgd en dat hier binnen de betreffende peilgebieden invulling aan wordt gegeven.
Omdat binnen het project zelf ruimte is gereserveerd voor de benodigde watercompensatie, zijn de effecten voor de waterhuishouding in te schatten als zeer beperkt tot nihil.
Veiligheid en waterkeringen
De ontwikkeling is niet van invloed op de veiligheidssituatie in het plangebied.
Afvalwaterketen en riolering
Conform de Leidraad Riolering en vigerend waterschapsbeleid is het voor nieuwbouw gewenst een gescheiden rioleringsstelsel aan te leggen zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. Voor hemelwater wordt de volgende voorkeursvolgorde aangehouden:
Waterbeheer
Voor aanpassingen aan het bestaande watersysteem dient bij het waterschap vergunning te worden aangevraagd op grond van de "Keur". Dit geldt dus bijvoorbeeld voor het graven van nieuwe watergangen, het aanbrengen van een stuw of het afvoeren van hemelwater naar het oppervlaktewater. In de Keur is ook geregeld dat een beschermingszone voor watergangen en waterkeringen in acht dient te worden genomen. Dit betekent dat binnen de beschermingszone niet zonder ontheffing van het waterschap gebouwd-, geplant- of opgeslagen mag worden. De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid wordt aangetast, de aan- of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd. Ook voor het onderhoud gelden bepalingen uit de "Keur". Het onderhoud en de toestand van de (hoofd)watergangen worden tijdens de jaarlijkse schouw gecontroleerd en gehandhaafd.
Conclusie
Bij de totstandkoming van het VO+ van de nieuwe aansluiting op de A28 is overleg gevoerd met het waterschap.
Dit hoofdstuk geeft een toelichting op de plansystematiek van dit bestemmingsplan. Daarbij wordt eerst een algemene toelichting gegeven op de opbouw van de bestemmingen, waarna vervolgens specifiek de regeling per bestemming/aanduiding wordt toegelicht.
Als opzet voor de planologische regeling van dit gebied, is gekozen voor een verbeelding met daarbij flexibele bestemmings- en bouwregels, waarin het door de gemeente vastgestelde beleid wordt omschreven.
In dit hoofdstuk zijn alle bestemmingen van dit bestemmingsplan beschreven. De bestemmingen zijn gebaseerd op de systematiek van het bestemmingsplan Buitengebied. De A28 en de bestaande op- en afritten zijn nu geregeld in dat bestemmingsplan. In dit bestemmingsplan zijn de volgende bestemmingen en aanduidingen van toepassing:
De regels zijn als volgt ingedeeld:
Aan de noordzijde van het plangebied komt met de realisatie van de nieuwe aansluiting een stuk grond weer beschikbaar voor agrarisch gebruik. Dat wordt in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt met de bestemming "Agrarisch". De regeling van deze bestemming is gelijk aan de regeling van de bestemming "Agrarisch - 1" uit het bestemmingsplan Buitengebied 2007. Op die manier wordt de agrarische functie van de gronden niet onnodig beperkt ten opzichte van de aangrenzende agrarische gronden.
Het bestaande viaduct in de Voskuilerdijk wordt gesloopt en de bestaande dijk met daarop de weg naar het viaduct wordt verwijderd. Dit deel van het plangebied kan in gebruik worden genomen als Bedrijventerrein. De nieuwe aansluiting wordt gerealiseerd op een terrein dat nu onderdeel is van het Bedrijventerrein Wezep Noord en is bestemd als Bedrijventerrein en Groen. De locaties worden onderling uitgewisseld. Per saldo ontstaat er niet meer bedrijventerrein dan nu is bestemd in het bestemmingsplan Wezep Noord. Binnen de bestemming Bedrijventerrein is ruimte voor bedrijven van de milieucategorieën 1, 2, 3.1 en 3.2. Bij de regeling is aangesloten op het bestemmingsplan Wezep Noord. De gronden grenzend aan de Rondweg zijn voorzien van de bestemming Groen. Op het perceel Voskuilerdijk 38 moet, als maatregel voor geluid, een geluidscherm worden gebouwd. Hiervoor is een aanduiding opgenomen in de bestemming. In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die inhoudt dat pas van de nieuwe aansluiting op de A28 gebruik mag worden gemaakt als het geluidscherm ook daadwerkelijk is gerealiseerd.
De geplande locatie van de carpoolplaats vlak bij de nieuwe aansluiting valt binnen de bestemming Bedrijventerrein. De functie is daarom opgenomen in de bestemming.
De in het plangebied liggende waterpartij aan de A28 wordt afgeschermd door hoog opgaand groen. Dit groen bestaat uit bomen, boomsingels en bossages en heeft daarom de bestemming "Bos". De regeling van deze bestemming is overgenomen van de gelijknamige bestemming van het bestemmingsplan Buitengebied 2007. Zo kunnen de bestaande functionele en ruimtelijke mogelijkheden gehandhaafd blijven.
Daar waar voor het project wegen verwijderd worden, die niet grenzen aan agrarische gronden, worden groenstroken aangelegd. Het gaat hier om de huidige op- en afritten bij de aansluiting op de A28 bij Wezep. Deze groenstroken krijgen de bestemming "Groen". Grenzend aan deze gronden zijn gebieden met dezelfde bestemming. De regeling in dit bestemmingsplan is dan ook aangepast aan die regeling. De gronden ter plaatse van het huidige viaduct Voskuilerdijk zijn voorzien van de bestemming "Bedrijventerrein". De groenzone tussen deze kavels en de Rondweg zijn voorzien van de groenbestemming. Dit betreft de regeling van de gelijknamige bestemming uit het bestemmingsplan Wezep - Noord.
Het hoofddoel van de bestemming is groenstructuren met de daarbij horende voorzieningen en functies mogelijk te maken. In verband met de flexibiliteit wordt daarbij in ondergeschikte mate ook andere functies mogelijk gemaakt. Dit kan van belang zijn bij een geringe aanpassing van bijvoorbeeld een aangrenzende weg.
Op het perceel Voskuilerdijk 38 moet, als maatregel voor geluid, een geluidscherm worden gebouwd. Hiervoor is een aanduiding opgenomen in de bestemming. In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die inhoudt dat pas van de nieuwe aansluiting op de A28 gebruik mag worden gemaakt als het geluidscherm ook daadwerkelijk is gerealiseerd.
Op de plaatsen waar sprake is van bestaande en nieuwe wegen en daarbij horende voorzieningen en functies is de bestemming "Verkeer" gelegd. De regeling van deze bestemming is gebaseerd op de gelijknamige bestemming uit het bestemmingsplan Buitengebied 2007. Daar waar nodig is de bestemming aangevuld. Binnen de bestemming vallen de gronden waarop het VO+ voor de nieuwe aansluiting op de A28 ziet. Het gaat hier om de A28 zelf, de nieuwe parallelweg, de op- en afritten en de nieuwe carpoolplaats tussen Wezep Noord en Bedrijvenpark H2O.
Binnen de verkeersbestemming zijn in beginsel geen gebouwen toegestaan, bushokjes wel. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de verkeersfunctie mogen wel worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 12 meter. Daarmee wordt onder meer het nieuwe viaduct ter hoogte van de aansluiting met de Voskuilerdijk bedoeld.
Op het perceel Voskuilerdijk 38 moet, als maatregel voor geluid, een geluidscherm worden gebouwd. Hiervoor is een aanduiding opgenomen in de bestemming. In de regels is een voorwaardelijke verplichting opgenomen die inhoudt dat pas van de nieuwe aansluiting op de A28 gebruik mag worden gemaakt als het geluidscherm ook daadwerkelijk is gerealiseerd.
De in het plangebied liggende waterpartij aan de A28 heeft een ruimtelijke, waterhuishoudkundige en extensief recreatieve functie. Het is van belang dit water specifiek te bestemmen, wat in dit bestemmingsplan plaatsvindt via de bestemming "Water". De regeling van deze bestemming is overgenomen van de gelijknamige bestemming van het bestemmingsplan Buitengebied 2007. Zo kunnen de bestaande functionele en ruimtelijke mogelijkheden gehandhaafd blijven.
Langs de Rondweg loopt een hoofdgastransportleiding. Ter hoogte van de aansluiting tussen de (verlegde) Voskuilerdijk met de Rondweg ligt deze leiding binnen het plangebied. De regeling voorziet in de aanwezigheid van deze functie en in de bescherming ervan door middel van een belemmeringenstrook op de verbeelding. Deze is aangegeven via de (dubbel)bestemming "Leiding - Gas".
Binnen deze bestemming mogen geen gebouwen en bouwwerken worden gebouwd, anders dan voor de gastransportleiding. Voor werkzaamheden die schadelijk kunnen zijn voor de leiding, is een omgevingsvergunning verplicht. Voordat deze kan worden verleend is advies nodig van de leidingbeheerder. Zo wordt de leiding zo optimaal mogelijk beschermd.
Voor het plangebied zijn in de geldende bestemmingsplannen een dubbelbestemming voor archeologie opgenomen. Archeologische vondsten zijn in een klein deel van het plangebied niet uit te sluiten, dat blijkt uit archeologisch onderzoek, zie hiervoor ook paragraaf 5.8. De regeling van de bestaande archeologische bestemming uit het bestemmingsplan Buitengebied 2007 is overgenomen in dit bestemmingsplan en vertaald in de (dubbel)bestemming "Waarde - Archeologie". Ten opzichte van het voorontwerpbestemmingsplan is de omvang van het gebied verkleind en afgestemd op de resultaten uit het archeologisch onderzoek.
In dit bestemmingsplan worden de gronden in het plangebied voor verschillende doeleinden bestemd. Daarbij worden regels gegeven voor het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken en gebouwen, voor zover dat in het belang van een goede ruimtelijke ordening nodig is. Het college kan binnen de grenzen die in het plan zijn aangegeven, bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels en/of van de specifieke gebruiksregels. Een bestemmingsplan bevat niet alle regels die het bouwen op en het gebruik van de grond regelen. Zo zijn er bijvoorbeeld nog andere gemeentelijke verordeningen, de milieuwetten en de waterschapskeur, waarin eisen en beperkingen kunnen voorkomen, waarover het bestemmingsplan zich niet uitspreekt. Bij een procedure waarbij vergunningen (bijvoorbeeld een omgevingsvergunning voor het bouwen) worden verleend, kunnen die andere regels beperkingen opleggen op andere gronden dan planologische.
Het overgangsrecht geldt voor bouwwerken die ooit met een bouwvergunning of een melding zijn gebouwd, of een gebruik dat ooit is toegestaan, maar die nu vanwege een bestemmings- of beleidswijziging onder het overgangsrecht zijn gebracht. Het overgangsrecht is erop gericht dat deze bouwwerken uiteindelijk verdwijnen of het gebruik ervan wordt beëindigd, zodat de situatie in overeenstemming komt met de gegeven bestemming.
In beginsel mogen de bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen in ondergeschikte mate gedeeltelijk worden vernieuwd en veranderd. Meestal is dat een eenmalige handeling aan het bouwwerk. Het is niet mogelijk om hiermee geheel, of in stappen, tot een nieuw bouwwerk te komen.
Uit de jurisprudentie zoals die door de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is gevormd, blijkt dat de gemeente haar handhavingstaak serieus moet nemen. Handhaving is een verplichting, waarvan alleen mag worden afgezien als er concreet zicht is op legalisatie van de overtreding, dan wel als handhaving zodanig onevenredig is in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. In de gemeentelijke beleidsnota 'Integrale handhaving gemeente Oldebroek 2009' neemt naleving van bestemmingsplannen een belangrijke plaats in.
Handhaving is voor de gemeente meer dan alleen met bestuurlijke sancties optreden tegen overtredingen. Er wordt ook grote waarde gehecht aan preventie door middel van communicatie en voorlichting naar burgers en bedrijven, advisering, stimulering, toezicht en zichtbaar optreden. Daar waar overtredingen worden geconstateerd, treedt de gemeente zo vroeg mogelijk op. Als de overtreder de overtreding niet vrijwillig beëindigt, dan maakt de gemeente gebruik van de haar ter beschikking staande handhavingsinstrumenten.
Van handhaving kan alleen worden afgezien in situaties waarin dit op grond van de jurisprudentie is toegelaten. Blijkens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is het verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met een bestemmingsplan. Een overtreding hiervan is een strafbaar feit. Strafrechtelijk optreden is complementair op bestuursrechtelijke handhaving en kan vooral ingezet worden bij overtredingen waarvan de gevolgen niet ongedaan gemaakt kunnen worden. Een voorbeeld hiervan is het kappen van houtwallen. Ook bij overtredingen die zich telkens weer herhalen en bij kortdurende overtredingen is deze aanpak wenselijk.
Bij ieder bestemmingsplan is het wettelijk verplicht de uitvoerbaarheid ervan aan te tonen. In dit hoofdstuk gaat het daarbij over de economische en de maatschappelijke uitvoerbaarheid.
De gemeente Oldebroek hecht grote waarde aan het vroegtijdig betrekken van burgers bij de planvorming. Om dat te bewerkstelligen is voor de verplaatsing van de aansluiting op de A28 een klankbordgroep ingesteld. Deze klankbordgroep bestaat uit circa 15 leden die verspreid wonen nabij het plangebied, zodat alle geluiden gehoord worden tijdens het planproces. De klankbordgroep is de afgelopen jaren diverse keren bij elkaar gekomen en daarin is informatie gegeven over het planproces, de variantenstudies, de financiering en het voorkeursontwerp. De klankbordgroep is daarbij ook gevraagd input te leveren voor de verdere uitwerking van het ontwerp. In een aparte werkatelier is de haalbaarheid van deze input met de klankbordgroep besproken en aangegeven hoe deze ingepast kan worden in het ontwerp.
Daarnaast zijn de voornemens voor de nieuwe aansluiting besproken door het college en de raad van Oldebroek en heeft daarbij de officiële communicatie over plaatsgevonden. De omgeving is op de hoogte van de wensen rond de nieuwe aansluiting in relatie tot de realisatie van het bedrijvenpark H2O. Tijdens de informatieavond over het voorontwerpbestemmingsplan Bedrijvenpark H2O zijn inwoners van de gemeente ook geïnformeerd over het project verplaatsing van de aansluiting op de A28.
Tijdens de totstandkoming van het VO en later het VO+ is regelmatig overleg gevoerd met Rijkswaterstaat en de provincie Gelderland. Beide wegbeheerders hebben hun eisen en wensen ingebracht, die vervolgens in het ontwerp zijn opgenomen.
Voorontwerpbestemmingsplan
Om burgers en overheden vroegtijdig bij de planvorming te betrekken is een voorontwerpversie van het bestemmingsplan ter inzage gelegd. Het voorontwerpbestemmingsplan heeft in de periode van 15 juni tot en met 9 augustus 2016 ter inzage gelegen. Ook is er op 5 juli 2016 een informatieavond georganiseerd om een ieder te informeren. Daarbij kon een ieder op de inhoud van het bestemmingsplan reageren. Ook is het plan voorgelegd aan de overlegpartners, zoals de provincie Gelderland, Rijkswaterstaat, Waterschap Vallei en Veluwe, Gasunie en buurgemeenten.
Overleg en Inspraak
De volgende overleginstanties hebben gereageerd op het voorontwerpbestemmingsplan:
De overlegreacties zijn eerst samengevat en daarna voorzien van een gemeentelijke reactie in de reactienota Inspraak en Overleg.
Daarnaast is er een viertal inspraakreacties ingediend, waarvan één door 44 omwonenden van het plangebied gezamenlijk.
De reactienota is opgenomen als Bijlage 16 bij deze toelichting. De ingediende reacties op dit bestemmingsplan zijn door de gemeente beantwoord en verwerkt in het ontwerpbestemmingsplan.
Ontwerpbestemmingsplan
Het ontwerpbestemmingsplan wordt vervolgens gedurende zes weken ter inzage gelegd. Daarbij mag door een ieder zienswijzen worden ingediend. Deze zienswijzen worden door de gemeenteraad van Oldebroek betrokken bij de vaststelling van het bestemmingsplan. Het bestemmingsplan wordt tegelijk met het bestemmingsplan voor het Bedrijvenpark H2O en het MER, inclusief aanvulling op het MER, vastgesteld.
Het project Bedrijvenpark H2O is opgenomen in bijlage II van de Crisis- en Herstelwet (CHW) onder Aa Overige ruimtelijke projecten. Op grond van artikel 1.1 lid 1 en 2 van de CHW zijn op dit project de procedurele bepalingen die zijn opgenomen in hoofdstuk 2 van de CHW van toepassing op het bestemmingsplan. Vooral in de beroepsfase levert dit een voordeel op, omdat de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen zes maanden na afloop van de beroepstermijn uitspraak doet. Wanneer de CHW niet van toepassing is, is de beroepstermijn langer en duurt het dus langer voor het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan en totdat er duidelijkheid is over het project. Dit betekent ook dat de vergunningprocedure veel later kan starten.
Voor het bestemmingsplan Buitengebied, Aansluiting A28 heeft de gemeenteraad van Oldebroek in december 2016 de coördinatieregeling op grond van artikel 3.30 Wet ruimtelijke ordening van toepassing verklaard. Het bestemmingsplan wordt gecoördineerd met een omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstand, het gaat hier om het kappen van een aantal bomen dat nodig is voor de verplaatsing van de aansluiting op de A28. Toepassing van de coördinatieregeling houdt in dat de ontwerpomgevingsvergunning voor het kappen tegelijk met het ontwerpbestemmingsplan ter inzage wordt gelegd. De voorbereidings- en eventueel beroepsprocedure loopt gelijk op, het bevoegd gezag die erover besluit, blijf hetzelfde. De omgevingsvergunning wordt door het college van burgemeester en wethouders verleend, de gemeenteraad stelt het bestemmingsplan vast.
De economische uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan wordt bepaald door twee factoren; de financiële haalbaarheid van het plan en de grondexploitatieregeling met het daarbij horende kostenverhaal.
De verplaatsing van de aansluiting op de A28 wordt gefinancierd door het Bedrijvenpark H2O, de gemeenten Oldebroek, Hattem en Heerde en de provincie Gelderland. Met het sluiten van een overeenkomst tussen de drie betrokken gemeenten (package deal) is de financiering van het project rond. Alle instanties hebben hiervoor voldoende middelen beschikbaar en gereserveerd.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat mogelijkheden voor gemeenten om bij de uitvoering van ruimtelijke plannen kosten op derden te verhalen. Gemeenten kunnen anterieure afspraken maken over het verhalen van kosten. Als hiertoe geen mogelijkheden bestaan kunnen gemeenten een exploitatieplan vaststellen. De vaststelling van een exploitatieplan is in dit geval niet noodzakelijk, omdat het project geen bouwplan betreft zoals beschreven in het Besluit ruimtelijke ordening.