direct naar inhoud van Artikel 5 Water
Plan: Bedrijventerrein Hattemerbroek, tweede herziening
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0269.HB102-ON01

Artikel 5 Water

5.1 Begripsomschrijving

De voor ' Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kades, oevers en taluds;
  • b. vijvers en waterlopen;
  • c. waterberging;
  • d. waterhuishouding;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. aanlegsteigers;
  • f. groenvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • g. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en duikers;
  • h. bouwwerken ten behoeve van de waterbeheersing;
  • i. gemalen, sluizen en zinkers.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

In of op deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouw zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen.

5.3 Nadere eisen
5.3.1 Afwegingskader

Het college kan nadere eisen stellen aan de afmetingen van de bebouwing en aan de plaats van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de sociale veiligheid;
  • c. de verkeersveiligheid.
5.3.2 Procedure

Op de voorbereiding van een besluit tot het stellen van één of meerdere nadere eisen op grond van artikel 5.3.1 , is de volgende procedure van toepassing:

  • a. een voorgenomen nadere eis ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. het college maakt de nederlegging van tevoren bekend in één of meer dag- en/of nieuwsbladen die in de gemeente worden verspreid en voorts op de gebruikelijke wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid tot het indienen van zienswijzen;
  • d. gedurende de in artikel 5.3.2 onder a vermelde termijn kunnen belanghebbenden bij het college schriftelijk zienswijzen indienen omtrent de voorgenomen nadere eis.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 7.2 sub b van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het aanleggen van vaartuigen en woonschepen;
  • b. het gebruik van de gronden als standplaats voor één of meer kampeermiddelen;
  • c. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor de opslag en voor de stalling van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken rij-, vaar-, voer- en/of vliegtuigen;
  • d. het gebruik van de gronden en van de daarop voorkomende bouwwerken voor een seksinrichting;
  • e. het gebruik van de gronden voor de opslag van afbraak- en bouwmaterialen, bodemspecie, grond, puin en schroot en voor het storten van vuil.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.4.1 , indien strikte toepassing daarvan zou leiden tot een beperking van het meest doelmatige gebruik, welke beperking niet door dringende redenen wordt gerechtvaardigd.