direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Parkstaete Hattem
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0244.bpParkstaete-0003

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

Bouwbedrijf Van Norel is voornemens op de hoek van de Nieuweweg en de Parklaan (hierna: plangebied), de bestaande bebouwing te slopen en daarvoor in de plaats nieuwbouw te realiseren in de vorm van 23 appartementen en een restaurant.

Aangezien de voorgenomen ontwikkeling niet past binnen het vigerende bestemmingsplan, dient middels een partiële herziening van het vigerende bestemmingsplan medewerking verleend te worden aan de beoogde ontwikkeling.

1.1 Plangebied

Het plangebied is gelegen op de hoek van de Nieuweweg en de Parklaan ten zuiden van de oude kern van Hattem. Het plangebied grenst aan de noordzijde aan het perceel Nieuweweg 36, aan de oostzijde aan de Nieuweweg, aan de zuidzijde aan de Parklaan (de percelen Parklaan 4 en 6 maken onderdeel uit van het plangebied) en aan de westzijde aan de achterkant van de percelen aan de Vliegenstein. Kenmerkend voor de ligging van het plangebied is de naastgelegen Nieuweweg en het Wilheminapark.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpParkstaete-0003_0001.jpg"

Afbeelding 1.1: Luchtfoto plangebied (inclusief ligging plangebied t.o.v. Hattem)

1.2 Vigerend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Kom Hattem", vastgesteld door de raad van de gemeente Hattem op 10 juni 2013. Ter plaatse van het plangebied hebben de gronden de bestemmingen "Wonen - 1", "Wonen - 2" en "Horeca".

De realisatie van de appartementen (geen bedrijfswoningen zijnde) is op grond van het vigerende bestemmingsplan vanwege strijdigheid met de gebruiks- en de bebouwingsvoorschriften niet mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpParkstaete-0003_0002.jpg"

Afbeelding 1.2: Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Kom Hattem" (plangebied rood omlijnd)

1.3 Procedure

Gelet op de strijdigheid van de voorgenomen ontwikkeling met het vigerende bestemmingsplan, dient een partiële herziening van het bestemmingsplan opgesteld te worden.

Onderhavige herziening bestaat uit een verbeelding en planregels (de juridisch bindende delen) en een toelichting.

In de toelichting dient aandacht besteed te worden aan de volgende aspecten:

  • huidige situatie plangebied;
  • toekomstige situatie plangebied;
  • planologische afwijking;
  • beleidstoetsing;
  • milieuplanologische toetsing;
  • juridische plantoelichting;
  • economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Beleidskader

Dit hoofdstuk beschrijft het Rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid. Naast de belangrijkste algemene uitgangspunten worden de specifiek voor dit plangebied geldende uitgangspunten weergegeven. Het beleid is in dit hoofdstuk verwoord en afgewogen.

2.1 Rijksbeleid

2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte in werking getreden. De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en heeft de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteits Aanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving vervangen. Tevens vervangt het een aantal ruimtelijke doelen en uitspraken in onder andere de Agenda Landschap en de Agenda Vitaal Platteland. Daarmee wordt de SVIR het kader voor thematische of gebiedsgerichte uitwerkingen van rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.

In de SVIR heeft het Rijk drie rijksdoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • 2. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Voor de drie rijksdoelen worden de 13 onderwerpen van nationaal belang benoemd. Hiermee geeft het Rijk aan waarvoor het verantwoordelijk is en waarop het resultaten wil boeken. Buiten deze nationale belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid. De drie hoofddoelen van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid kennen nationale opgaven die regionaal neerslaan.

Opgaven van nationaal belang in Oost-Nederland (de provincies Gelderland en Overijssel) zijn:

  • Het waar nodig verbeteren van de internationale achterlandverbindingen (weg, spoor en vaarwegen) die door Oost Nederland lopen. Dit onder andere ten behoeve van de mainports Rotterdam en Schiphol;
  • Het formuleren van een integrale strategie voor het totale rivierengebied van Maas en Rijntakken (Waal, Nederrijn, Lek en de IJssel, deelprogramma rivieren van het Deltaprogramma) en de IJsselvechtdelta (deelprogramma’s zoetwater en rivieren) voor waterveiligheid in combinatie met bereikbaarheid, ruimtelijke kwaliteit, natuur, economische ontwikkeling en woningbouw;
  • Het tot stand brengen en beschermen van de (herijkte) EHS, inclusief de Natura 2000 gebieden (zoals de Veluwe);
  • Het robuust en compleet maken van het hoofdenergienetwerk (380 kV), onder andere door het aanwijzen van het tracé voor aansluiting op het Duitse hoogspanningsnet.
2.1.1.1 Ladder van duurzame verstedelijking

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 als motiveringseis in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De ladder geldt bij stedelijke ontwikkelingen zoals bedrijventerreinen, kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur, indoorsport en leisure. In het bestemmingsplan moet een motivatie worden opgenomen of er aan de hand van de duurzaamheidsladder gekeken is of het project past bij de regionale behoefte en of de functies binnenstedelijk kunnen worden gerealiseerd. Het Bro bepaalt dat voor ondermeer bestemmingsplannen de treden van de ladder moeten worden doorlopen.

Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

De ladder bestaat uit drie treden (de 3 B's):

Trede 1.: Behoefte: voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte waarin nog niet elders in de regio is voorzien? Het kan zowel om een kwantitatieve als een kwalitatieve behoefte gaan;

Trede 2.: Binnen- of buitenstedelijk: indien er sprake is van een actuele regionale behoefte, dan moet worden beoordeeld of deze in bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio kan worden gerealiseerd, eventueel door benutting van beschikbare gronden, herontwikkeling of transformatie van bestaande locaties;

Trede 3.: Bereikbaarheid met meerdere modaliteiten: indien gekozen moet worden voor een locatie buiten het stedelijke gebied, dan gaat de voorkeur uit naar een plek die (in de toekomst) bereikbaar is via verschillende vervoerswijzen.

In een handreiking zijn deze treden als volgt weergegeven:
afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpParkstaete-0003_0003.png"

Afbeelding 2.1: Ladder voor duurzame verstedelijking (bron: Ministerie van Infrastructuur en Milieu)

Toetsing aan de Ladder voor duurzame verstedelijking

Trede 1: De regiogemeenten voor de Noord-Veluwe (Hattem, Elburg, Epe, Ermelo, Harderwijk, Heerde, Nunspeet, Oldebroek en Putten) en de provincie Gelderland hebben voor de periode 2010 - 2019 het Kwalitatief Woonprogramma voor de regio vastgesteld (KWP3). In het KWP3 worden vraag en aanbod regionaal op elkaar afgestemd. Volgens het KWP3 mag Hattem 564 woningen bouwen in de periode 2010 t/m 2019. Hierbij wordt een evenredige verdeling aangehouden in goedkope, middeldure en dure woningen. De 23 woningen die in dit plan worden mogelijk gemaakt, variëren tevens evenredig in de verschillende prijsklassen en zijn dus in overeenstemming met de behoefte aan dit soort woningen in de regio Noord Veluwe zoals neergelegd in het KWP3. Ten behoeve van de realisatie van de 23 woningen worden 6 bestaande woningen gesloopt, derhalve is er per saldo sprake van een toevoeging van slechts 17 woningen.

Trede 2: Bestaand stedelijk gebied wordt in het Bro gedefinieerd als 'bestaand stedenbouwkundig samenstel van bebouwing ten behoeve van wonen, dienstverlening, bedrijvigheid, detailhandel of horeca, alsmede de daarbij behorende openbare of sociaal culturele voorzieningen, stedelijk groen en infrastructuur'. Het plangebied is gelegen binnen de bebouwde kom op korte afstand van het centrum van Hattem. Het plangebied betreft een reeds bebouwde locatie waardoor sprake is van stedelijke herstructurering.

Trede 3: Niet van toepassing.

Geconcludeerd wordt dat de voorgenomen ontwikkeling passend is binnen de Ladder van duurzame verstedelijking.

2.2 Provinciaal beleid

Het provinciaal beleid is verwoord in tal van plannen. Het belangrijke plan betreft de Omgevingsvisie Gelderland 2015.

2.2.1 Omgevingsvisie Gelderland 2015

De provincie heeft haar visie op de omgeving vertaald in ’Omgevingsvisie Gelderland 2015’. De omgevingsvisie is ingestoken vanuit ‘een nieuwe tijd’ en de maatschappelijke context. De provincie heeft ervoor gekozen om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan de gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven:

  • 1. Een duurzame economische structuur;
  • 2. Het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving.

Deze hoofddoelen benadrukken de rol en kerntaken van de provincie als middenbestuur. Zij beïnvloeden elkaar. Economische structuurversterking vraagt om een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Dat is een goede bereikbaarheid en voldoende vestigingsmogelijkheden. Het betekent ook een aantrekkelijke woon- en leefomgeving met de unieke kwaliteiten van natuur, water en landschap in Gelderland.

In de Omgevingsvisie Gelderland is de Gelderse ladder opgenomen. De Gelderse Ladder voor duurzaam ruimtegebruik wordt gebruikt als afwegingskader voor de vestigingsplek van stedelijke ontwikkelingen. De Gelderse Ladder komt overeen met de eerder genoemde SER-ladder uit de voorgaande paragraaf. Er zijn vanuit de omgevingsvisie geen andere belangen waarmee in het voorliggend bestemmingsplan rekening moet worden gehouden. Het voorliggend bestemmingsplan is daarmee in overeenstemming met de Omgevingsvisie Gelderland.

2.3 Regionaal beleid

2.3.1 Kwalitatief Woonprogramma (KWP) 3

De regiogemeenten voor de Noord-Veluwe (Hattem, Elburg, Epe, Ermelo, Harderwijk, Heerde, Nunspeet, Oldebroek en Putten) en de provincie Gelderland hebben voor de periode 2010 – 2019 het Kwalitatief Woonprogramma voor de regio vastgesteld.

In het KWP 3 is per regio een afsprakenkader opgenomen, zo ook voor de regio Noord-Veluwe. De ontwikkeltrajecten voor de regio Noord-Veluwe zijn gericht op het aanpakken van de belangrijkste verschillen met de uit onderzoeken gebleken behoeften aan woningen (het referentiekader). De trajecten zijn een resultaat van de vergelijking van het referentiekader en de regionaal opgetelde woningbouwprogramma’s.

Naar aanleiding van de trajecten zijn voor de regio nieuwe afspraken gemaakt, deze zijn opgenomen in een werkprogramma. Op basis van dat werkprogramma worden de komende jaren lokale en provinciale woningbouwprogramma's en woonvisies gerealiseerd, inclusief de bouw van goedkope huur- en koopwoningen.

Het KWP 3 van de provincie gaat in op de kwaliteit van de woning en de woonomgeving. Inbreiding krijgt voorrang boven uitbreiding en er is specifieke aandacht is voor duurzaamheid en levensloopbestendigheid. Er blijft aandacht voor het realiseren van voldoende goedkope huur en koopwoningen en er is aandacht voor specifieke doelgroepen zoals senioren en starters.

De ambities van Hattem passen goed bij de ambitie van het KWP 3. De afnemende bevolkingsgroei in de regio heeft effect op het totaal aantal woningen dat is toegewezen aan de regio. Bij de onderlinge verdeling van woningaantallen mag Hattem 564 woningen bouwen in de periode 2010 t/m 2019 (zie onderstaand overzicht).

KWP 3 (2010 t/m 2019)      
  percentage   absoluut  
Goedkoop   39%   220  
koop (tot 170.000)   7%    
huur   32%    
     
Midden/betaalbaar   28%   158  
koop (170-250.000)   15%    
huur   13%    
     
Duur   33%   186  
koop (vanaf 250.000)   32%    
huur   1%    
     
Totaal   100%   564  
koopwoningen   54%    
huurwoningen   46%    
     
Overige afspraken      
nultredenwoningen   80%    
betaalbare woningbouw   20%    
(huur t/m 631,73 + goedkoop koop      
     
KWP 3      
Prijsklassen (VON):      
koop goedkoop (betaalbaar voor starters):   tot €170.000,-  
koop middelduur - laag:   € 170.000,- - € 200.000,-  
koop middelduur - hoog:   € 200.000,- - € 250.000,-  
koop duur:   vanaf € 250.000,-  
huur goedkoop:   tot € 576,87 (aftoppingsgrens 2015)  
huur betaalbaar:   € 576,87 - € 710,68  
huur duur:   vanaf € 710,68 (huurtoeslaggrens 2015 conform MG)  


De in het plangebied te realiseren woningen maken onderdeel uit van het toegestane aantal woningen in de gemeente Hattem. Gelet op de aard van het project, de kwaliteitsverbetering die de gemeente in het kader van het project "Hattem aan de IJssel" (zie paragraaf 2.1) in de omgeving van het plangebied nastreeft, en de hiermee gepaarde noodzakelijke financiële injectie in het plangebied, zullen de te realiseren woningen bestaan uit de typen:

  • 14 koopappartementen in de categorie middelduur - laag;
  • 9 koopappartementen in de categorie duur.

2.4 Gemeentelijk beleid

2.4.1 Structuurvisie gemeente Hattem

Op 4 oktober 2010 heeft de gemeenteraad het Uitvoeringsparagraaf 2010-2020 vastgesteld. Het vastgestelde Ruimtelijke ontwikkelingsplan gemeente Hattem van december 2008 geeft aan hoe Hattem zich de komende jaren gaat ontwikkelen. In de Uitvoeringsparagraaf wordt aangegeven hoe dat gaat gebeuren. Het Ruimtelijk ontwikkelingsplan en de Uitvoeringsparagraaf vormen samen de Structuurvisie gemeente Hattem zoals bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Het ruimtelijke beleid vanuit de diverse thema’s is neergelegd in het Ruimtelijk ontwikkelingsplan Hattem. Voor wat betreft het provinciale woningbouwbeleid geldt het Kwalitatief Woningbouwprogramma (KWP) 3. Daarnaast heeft de gemeente Hattem beleid met betrekking tot inbreiding van woningbouw geformuleerd

Na de uitleglocatie Assenrade die nog wordt gerealiseerd, is er geen behoefte meer aan aanvullende uitbreidingslocaties voor woningbouw. Om groen, blauw en cultuurhistorie als kernwaarden voor Hattem te behouden, kiest Hattem naar de toekomst toe voor inbreiding van woningbouw. In principe mogen er alleen nog maar nieuwe woningen worden toegevoegd in het inbreidingsgebied. Dit gebied is in afbeelding 2.1 weergegeven. In dit inbreidingsgebied geldt het ‘ja-mits’ beleid. Dit houdt in dat nieuwe woningen kunnen worden toegevoegd mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • Stedenbouw / welstand;
  • Planologische voorwaarden;
  • Wet- en regelgeving;
  • KWP 3;
  • Overig beleid gemeente Hattem / overige overheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpParkstaete-0003_0004.jpg"

Afbeelding 2.1: Overzichtskaart inbreidingsgebied gemeente Hattem (Bron: Structuurvisie gemeente Hattem, Uitvoeringsparagraaf)

Het plangebied is gelegen binnen het inbreidingsgebied van Hattem, waardoor, mits aan de genoemde voorwaarden voldaan wordt, woningbouw is toegestaan. Uit onderhavige ruimtelijke onderbouwing zal blijken dat aan alle 'mits'-voorwaarden voldaan wordt.

Om daadwerkelijk veranderingen door te voeren, is een duidelijke visie alleen niet voldoende. In het uitvoeringsprogramma wordt de visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Hattem vertaald naar projecten. Eén van deze projecten is van toepassing op het plangebied: "Hattem aan de IJssel, R2".

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpParkstaete-0003_0005.jpg"

Afbeelding 2.2.: Projectenkaart gemeente Hattem (Bron: Ruimtelijk Ontwikkelingsplan, gemeente Hattem)

Het Ruimtelijk Ontwikkelingsplan omschrijft dit project als volgt:

Dit koepelproject geeft smoel aan Hattem. Het draagt bij aan het beleefbaar maken van en het betrekken van het centrum van Hattem bij de IJssel. Door een betere ruimtelijke structuur te realiseren, waardoor de binnenstad van Hattem wordt verbonden met de uiterwaarden en de IJssel, worden de belevingsmogelijkheden van het water verbeterd. Niet alleen de beleving van het water, maar ook de beleving van Hattem vanaf het waterfront is interessant. Het project behoort tot het programma “Herkenbare Veluwse kernen” van het VBT. Onder het motto ‘Hattem aan de IJssel’ is door de gemeente een proces in gang gezet om het gebied tussen de jachthaven en de Nieuweweg tot aan de Parklaan opnieuw in te richten.  


Met name de herinrichting van de Nieuweweg en de daarbij behorende opwaardering en kwaliteitsverbetering van het omliggende gebied is van toepassing op het onderliggende plangebied. Ten aanzien van de herinrichting van deze as (tussen de jachthaven en de Nieuweweg tot aan de Parklaan) is een beeldkwaliteitsplan opgesteld waaraan nieuwe ontwikkeling getoetst zullen worden. Dit beeldkwaliteitsplan is een nadere uitwerking van de in 2005 opgestelde Welstandsnota.

2.4.2 Welstandsnota gemeente Hattem (2005)

Het welstandsbeleid is opgesteld vanuit de overtuiging dat de lokale overheid het belang van een aantrekkelijke gebouwde omgeving dient te behartigen. Het aanzicht van gebouwen en de inrichting van de openbare ruimte vormen de dagelijkse leefomgeving van de inwoners. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar alleen; elke voorbijganger wordt ermee geconfronteerd, of hij nu wil of niet. Een aantrekkelijke, goed verzorgde omgeving draagt bij aan de belevingswaarde. Bovendien heeft dit een gunstige invloed op de waarde van het onroerend goed en het vestigingsklimaat. Het doel van het welstandstoezicht is om een bijdrage te leveren aan de schoonheid en de aantrekkelijkheid van de (bebouwde) omgeving. Door het opstellen van welstandsbeleid kan de gemeente in alle openheid een effectief en inzichtelijk welstandstoezicht inrichten en opdrachtgevers en ontwerpers in een vroeg stadium informeren over de criteria die bij de welstandsbeoordeling een rol spelen.

Het gemeentelijk welstandsbeleid is verwoord in de Welstandsnota gemeente Hattem, d.d. januari 2005. Hierin staan voor verschillende deelgebieden de karakteristieke waarden vermeld en de daaraan gekoppelde beleidsuitgangspunten. Onderhavig plangebied is ingedeeld in het deelgebied "Historische stadsrand en linten". De in de welstandsnota geformuleerde beleidsuitgangspunten voor dit deelgebied zijn:

Het behoud van het karakter van de historische stadsrand en bebouwingslinten, in een lange reeks van jaren opgebouwd, is van belang voor het functioneren en de identiteit van de kern als geheel. Het beleid is gericht op behoud van het afwisselende beeld van de bebouwing.
Het bebouwingsbeeld heeft in de historische bebouwingslinten een afwisselend karakter, mede als gevolg van de verschillende stijlperiodes waarin panden zijn ontstaan. In de zuidelijke stadsrand (begrensd door de Eijerdijk, de Nieuweweg, de Grote Gracht en de Verlengde Parklaan) is minder afwisseling in het beeld aanwezig. Er komt grootschalige bebouwing voor (De Bongerd), gescheiden van de kleinschalige woningen. Voor het welstandsbeleid langs de stadsrand is gekozen voor niveau 2.  

Voor de voorgenomen herinrichting van onder andere de Nieuweweg in het kader van het project "Hattem aan de IJssel" zijn de genoemde beleiduitgangspunten nader uitgewerkt in het beeldkwaliteitsplan "Nieuweweg en de Bleek".

2.4.3 Beeldkwaliteitsplan Nieuweweg en De Bleek (2009)

Het beeldkwaliteitplan dient als toetsingskader voor huidige en toekomstige ontwikkelingen op het plangebied Nieuweweg en De Bleek. Het beeldkwaliteitsplan bevat randvoorwaarden voor ontwikkelaars en architecten en biedt de gemeente Hattem een stedenbouwkundig toetsingskader en de Welstandscommissie een architectonisch toetsingskader waaraan zij initiatieven kunnen beoordelen. Het beeldkwaliteitplan biedt een helder kader voor toekomstige ontwikkelingen en laat, daar waar mogelijk, voldoende flexibiliteit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpParkstaete-0003_0006.jpg" Afbeelding 2.3: Overzichtskaart deelgebieden Beeldkwaliteitsplan

In het beeldkwaliteitsplan zijn vier deelgebieden beschreven. Het plangebied maakt onderdeel uit van deelgebied 4: zuidelijke kop Nieuweweg.

Het beeldkwaliteitsplan beschrijft dit gebied als volgt en geeft daarbij de volgende randvoorwaarden:

Deelgebied 4: zuidelijke kop Nieuweweg

Het bestaand ruimtelijk ensemble rondom Nieuweweg, Parklaan en Allee is bijzonder karakteristiek. Het is een stedenbouwkundige eenheid wat betreft bouwmassa,oriëntatie en kapvorm. Nieuwbouw op de locatie respecteert deze eenheid en sluit aan op de wisselende korrelgrootte en differentiatie in bouwmassa van de Nieuweweg. Om het gewenste architectonische beeld te bereiken worden hieronder als minimale eisen de
beeldkwaliteitscriteria beschreven.

Situering

- handhaven bestaand ruimtelijk ensemble op hoek Nieuweweg, Allee en Parklaan;
- het bouwblok ten westen van de Nieuweweg bestaat uit afzonderlijke vrijstaande volumes, ook het bouwvolume aan Parklaan is een afzonderlijk volume in massa en rooilijn;
- nieuw- of verbouw respecteert de bestaande rooi lijnen langs Nieuweweg en Parklaan, aangegeven als verplichte rooilijnen;
- voor percelen ten oosten van de Nieuweweg is een maximale rooilijn van bijgebouwen aangegeven;
- de maximale rooilijn voor garages is altijd minimaal 5 m. (opstelplaats auto) achter de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw;
- aan westzijde van Nieuweweg sluit de bebouwing aan Nieuweweg direct aan op de openbare ruimte;
aan oostzijde van Nieuweweg en aan Parklaan bevindt zich tussen de bebouwing en het openbare trottoir een tuin op private grond;
- nieuw- of verbouw oriënteert zich met voorzijden naar Nieuweweg en/of Parklaan;

Massa en vorm

- bestaand ruimtelijk ensemble op hoek Nieuweweg, Allee en Parklaan is beeldbepalend;
- nieuw- of verbouw respecteert aangegeven maximale goot- en nokhoogte; gootlijn geldt voor de beeld bepalende zijde (Nieuweweg, Parklaan en Allee);
- kappen hebben een maximale dakhelling van 55°;
- nieuw- of verbouw van zuidoostelijke kop van Nieuweweg is bestaande goot-, nokhoogte en dakvorm randvoorwaarde;
- nieuw- of verbouw heeft een zuivere architectonische vorm met traditionele hoofdopzet, duidelijke kapvorm en doorlopende gootlijn;
- op hoek Nieuweweg / Parklaan en Allee heeft de bebouwing een stedenbouwkundig accent (serre);
- voor daken aan beeldbepalende zijden (Nieuweweg, Parklaan en Allee) geldt dat de (gezamenlijke) breedte van dakkapellen maximaal 40% van de totale dakbreedte is.  

Bovenstaande uitgangspunten zijn in het beeldkwaliteitplan als volgt ruimtelijk vertaald:

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpParkstaete-0003_0007.jpg"   afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpParkstaete-0003_0008.jpg"  

Afbeelding 2.4: Kaart randvoorwaarden Beeldkwaliteitsplan deelgebied 4

De voorgenomen ontwikkeling Parkstaete past op hoofdlijnen binnen de gestelde randvoorwaarden in het beeldkwaliteitsplan. Op enkele ondergeschikte punten wijkt onderhavige ontwikkeling af van het beeldkwaliteitsplan, echter met de voorgenomen ontwikkeling is passend binnen de richtinggevende uitgangspunten uit het Beeldkwaliteitsplan. De gemeentelijke welstandscommissie (commissie ruimtelijke kwaliteit geheten) heeft dan ook reeds op hoofdlijnen ingestemd met de beoogde invulling van het plangebied.

2.5 Conclusie

Gelet op de in dit hoofdstuk beschreven beleidsuitgangspunten kan gesteld wordend dat de voorgenomen ontwikkeling op de hoek van de Nieuweweg en de Parklaan, Parkstaete geheten, past binnen het Rijks-, provinciale en gemeentelijke ruimtelijke beleid. In hoofdstuk 3 zal de voorgenomen ontwikkeling nader uitgewerkt en beschreven worden.

Hoofdstuk 3 Planbeschrijving

3.1 Huidige situatie

Bebouwing

In de huidige situatie wordt de in het plangebied aanwezige bebouwing gekenmerkt door de, ten opzichte van de rest van de Nieuweweg, afwijkende nokrichting, te weten evenwijdig aan de weg. Daarnaast is het kenmerkende witte gebouw op de hoek van de Parklaan en de Nieuweweg qua vorm, massa en kleur karakteristiek en beeldbepalend te noemen.

De huidige panden bevinden zich over het algemeen in niet al te goede bouwkundige staat.

Functies

In het plangebied komen zowel woningen voor als bedrijfsmatige (horeca) functies. In het pand op de hoek van de Parklaan en de Nieuweweg is een chinees-indisch restaurant gevestigd en de panden aan de Nieuweweg hebben in het verleden dienst gedaan als hotel en cafetaria.

In de omgeving van het plangebied komen zowel woningen als bedrijfsmatige functies, als een restaurant, makelaar en tankstation, voor.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpParkstaete-0003_0009.jpg"

Afbeelding 3.1: Foto's huidige situatie plangebied en omgeving

3.2 Toekomstige situatie

De voorgenomen ontwikkeling in het plangebied voorziet in de sloop van de huidige bebouwing en de vervangende nieuwbouw van vier aan elkaar verbonden bouwmassa's. In het plangebied zullen in totaal 23 appartementen en een restaurant gerealiseerd worden.

Tevens worden er in het plangebied 23 parkeerplaatsen en 23 bergingen ten behoeve van de woningen gerealiseerd. Het binnenterrein en de parkeerplaatsen zijn voor de auto's en fietsers middels een poort onder de appartementen aan de Parklaan bereikbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpParkstaete-0003_0010.jpg"

Afbeelding 3.1: Plattegrond toekomstige situatie plangebied

Conform de stedenbouwkundige uitgangspunten uit het beeldkwaliteitsplan wordt op de hoek van de Parklaan en de Nieuweweg een nieuw beeldbepalend gebouw neergezet in de stijl van de huidige bebouwing, inclusief serre. Daarbij respecteert de bebouwing aan de Nieuweweg de huidige rooilijn. Tevens komt de huidige kenmerkende nokrichting en dakhelling hierin terug. Daarbij zal de bebouwing door materiaal- en kleurgebruik en vormgeving het beeld geven van vier afzonderlijke gebouwen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpParkstaete-0003_0011.jpg"

Afbeelding 3.2: Gevelaanzicht hoek Parklaan-Nieuweweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpParkstaete-0003_0012.jpg"

Afbeelding 3.3: Gevel aanzicht Nieuweweg

Hoofdstuk 4 Milieukundige haalbaarheid

Dit hoofdstuk geeft de randvoorwaarden van de milieukundige aspecten en overige aspecten waarmee rekening gehouden moet worden bij het bouwen en bij de inrichting en het beheer van het plangebied. Deze aspecten kunnen beperkingen opleggen aan het gebruik van bepaalde locaties.

4.1 Bodem

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient in geval van ruimtelijke ontwikkelingen te worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging moet verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd.

Uit historisch onderzoek, uitgevoerd door Aveco de Bondt, is gebleken dat er geen redenen zijn om aan te nemen dat er in het plangebied sprake is van bodemverontreiniging. Tevens is er geen informatie aangetroffen over de aanwezigheid van ondergrondse olietanks in het verleden.

Er kan dan ook gesteld worden dat op basis van het historisch onderzoek aangenomen mag worden dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Als onderdeel van de omgevingsvergunningsprocedure de nadere toetsing aan de wet- en regelgeving ten aanzien van het aspect 'bodem' plaatsvinden.

4.2 Akoestiek

Wegverkeer kan overlast bij woningen of geluidsgevoelige functies veroorzaken. In de Wet geluidhinder zijn daarom geluidsnormen en voorkeursgrenswaarden opgenomen. Indien een geluidgevoelige functie is gesitueerd binnen een geluidzone van een weg, dient onderzoek uitgevoerd te worden naar de toekomstige akoestische situatie.

Toetsing

Het toekomstige gebouw is gesitueerd binnen de invloedssfeer van de Nieuweweg, de Stationslaan, de Parklaan en de Allee. Op de Parklaan en de Alee is een maximale snelheid
toegestaan van 30 km/uur. Volgens de Wet geluidhinder heeft een weg met een maximale
snelheid van 30 kilometer per uur geen zone en behoeft de geluidbelasting van deze weg niet
getoetst te worden. Omdat deze weg echter wel een bijdrage zal leveren aan de akoestische
kwaliteit van de gebouwde omgeving, is deze weg wel in het onderzoek meegenomen.

Uit het door Aveco de Bondt uitgevoerde akoestisch onderzoek blijkt het volgende:

  • Ten gevolge van de Nieuweweg de geluidbelasting ten hoogste 63 dB bedraagt (inclusief aftrek van 5 dB ex artikel 110g Wgh). De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt hiermee overschreden. Er is wel voldaan aan de maximaal te ontheffen waarde van 63 dB;
  • Ten gevolge van de Stationslaan de geluidbelasting ten hoogste 46 dB bedraagt (inclusief aftrek van 5 dB ex artikel 110g Wgh). Er is hiermee voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB;
  • Ten gevolge van de Parklaan (30 km/uur) de geluidbelasting ten hoogste 50 dB bedraagt (exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh). Aangezien het een 30 km/uur weg betreft, en geen zone heeft, is er geen toetsingskader van toepassing. De geluidbelasting is enkel inzichtelijk gemaakt in het kader van een goede ruimtelijke ordening;
  • Ten gevolge van de Allee (30 km/uur) de geluidbelasting ten hoogste 46 dB bedraagt (exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh). Aangezien het een 30 km/uur weg betreft, en geen zone heeft, is er geen toetsingskader van toepassing. De geluidbelasting is enkel inzichtelijk gemaakt in het kader van een goede ruimtelijke ordening;
  • Het reduceren van de geluidbelastingen tot onder de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, door maatregelen aan de bron (geluidreducerend wegdek) en/of maatregelen in het overdrachtsgebied, om financiele en stedenbouwkundige redenen niet mogelijk zijn;
  • De gecumuleerde geluidbelasting (Lcum) maximaal 68 dB bedraagt exclusief aftrek ex artikel 110g Wgh. Daar waar de geluidbelasting 53 dB of hoger is, dienen ten behoeve van de omgevingsvergunningaanvraag (aspect bouwen) geluidwerende voorzieningen bepaald te worden.

Daar bron- en overdrachtsmaatregelen redelijkerwijs niet mogelijk zijn, wordt de gemeente Hattem verzocht een hogere waarde te verlenen ten gevolge van het wegverkeerslawaai afkomstig van de Nieuweweg. De geluidbelasting ten gevolge van de overige wegen overschrijdt de voorkeursgrenswaarde van 48 dB niet.

Conclusie

Op basis van het uitgevoerde akoestische onderzoek kan worden geconcludeerd dat het bouwplan, na verlening van hogere waarden, voldoet aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.

4.3 Lucht

De luchtkwaliteitseisen staan gegeven in de Wet luchtkwaliteit (Wet milieubeheer hoofdstuk 5, titel 5.2). Als kan worden aangetoond dat aan één of een combinatie van voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid. Deze voorwaarden zijn:

  • a. er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van de grenswaarde;
  • b. een project leidt – al dan niet per saldo – niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • c. een project draagt 'niet in betekenende mate' bij aan de concentratie van fijn stof en stikstofdioxide;
  • d. een project is genoemd of past binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een regionaal programma van maatregelen.

Besluiten en Regelingen welke gekoppeld zijn aan de Wet luchtkwaliteit zijn ondermeer de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 en het Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen).

Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

Deze algemene maatregel van bestuur, verder te noemen het “Besluit nibm”, geeft aan wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Dat is het geval als de toename van fijn stof of stikstof niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie (maximaal 1,2 µg/m3). Concreet betekent dit dat de toevoeging van 1.500 woningen of 100.000 m2 kantoorruimte aan een enkele ontsluitingsweg) als niet relevant wordt bestempeld.

Bij ieder (ruimtelijk) project moet toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit plaatsvinden, met andere woorden het moet duidelijk zijn welke gevolgen het project heeft voor de luchtkwaliteit. Uitgangspunt is dat de luchtkwaliteit niet verslechtert c.q. dat het project 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdraagt aan de luchtverontreiniging.

NSL

Gekoppeld aan de 'Wet luchtkwaliteit' is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), waaraan vervolgens het Regionaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (RSL) hangt. Het NSL bevat enerzijds alle maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren en anderzijds alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren. De positieve effecten (maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren) overtreffen de negatieve effecten (ruimtelijke projecten die de luchtkwaliteit verslechteren), zodat door uitvoering van het NSL overal in Nederland uiterlijk in juni 2011 de grenswaarde voor fijn stof en in januari 2015 de grenswaarde voor stikstofdioxide wordt gehaald. Het onderhavige project is niet opgenomen in het NSL.

Toetsing aan het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)

In het plangebied worden maximaal 23 woningen en een restaurant gerealiseerd. De bijdrage van deze functies (helemaal wanneer tevens gekeken wordt naar de functies welke op basis van het vigerende beleid in het plangebied toegestaan zijn) aan de verslechtering van de luchtkwaliteit is verwaarloosbaar. Dit betekent dat het project ruim past binnen de kaders van het besluit 'niet in betekenende mate'.

Geconcludeerd kan worden dat de voorgenomen ontwikkeling niet in betekende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Gelet hierop kan worden geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor onderhavige ontwikkeling en dat nader onderzoek hiernaar niet noodzakelijk is.

Goed woon- en leefklimaat

Naast de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de luchtkwaliteit, moet worden bezien of er voor de te realiseren woningen voldaan kan worden aan een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van het aspect luchtkwaliteit. Hiervoor is de "Grootschalige concentratie- en depositiekaart Nederland" van het RIVM geraadpleegd. Ten aanzien van de maatgevende aspecten, fijn stof en stikstofdioxide, is er voor Hattem het volgende te melden. Voor stikstofdioxide geldt dat de achtergrondconcentratie in Hattem 15,8 µg/m3 (peiljaar 2015) betreft. Voor fijn stof betreft de achtergrondconcentratie 19,6 µg/m3 (peiljaar 2015). Aangezien voor beide stoffen de grenswaarde van 40 µg/m3 niet wordt overschreden, kan gesteld worden dat de plaatselijke luchtkwaliteit een goed woon- en leefklimaat niet belemmerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpParkstaete-0003_0013.jpg"

Afbeelding 4.1 Achtergrondconcentratie Stikstofdioxide omgeving Hattem (Bron: http://geodata.rivm.nl/gcn)

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpParkstaete-0003_0014.jpg"

Afbeelding 4.2: Achtergrondconcentratie Fijn stof Hattem omgeving Hattem (Bron: http://geodata.rivm.nl/gcn)

4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid betreft de beheersing van de risico's en richt zich op het gebruik, de opslag, de productie en het transport van gevaarlijke stoffen. De normen voor externe veiligheid worden uitgedrukt in plaatsgebonden risico (PR) en groepsrisico (GR). Om de risico's bij een mogelijke calamiteit te beperken dient er bij nieuwbouw een fysieke afstand te worden gehouden tussen (beperkt) kwetsbare objecten en risicobronnen.

Het plaatsgebonden risico (PR) is de kans per jaar dat een persoon, die zich continu en onbeschermd op een bepaalde plaats in de omgeving van een risicobron bevindt, overlijdt door een ongeval met de risicobron. Het PR is daarmee de risicomaat om het beschermingsniveau voor de individuele burger uit te drukken. Het toetsingcriterium is in veel gevallen een PR van 10-6. PR wordt inzichtelijk gemaakt door vaste contouren rondom een risicobron.

Het groepsrisico (GR) geeft aan wat de kans is op een ongeval met 10 of meer dodelijke slachtoffers in de omgeving van de beschouwde risicobron. Voor het GR geldt geen harde norm, maar een oriëntatiewaarde. De effecten van de ontwikkeling worden in een curve weergegeven en vergeleken met de curve van de oriëntatiewaarde. Bij overschrijding van de oriëntatiewaarde of een significante toename van het groepsrisico moet het bevoegd gezag het groepsrisico betrekken bij de vaststelling van het besluit (bijv. ruimtelijk besluit of milieuvergunningsbesluit). Voor deze groepsrisico verantwoording is de hoogte van het groepsrisico of de toename ervan onderdeel van de afweging. Daarnaast worden factoren meegenomen als mogelijkheden van de bestrijding en beperking van de omvang van een ramp of zwaar ongeval en de zelfredzaamheid van personen. Daarvoor wordt door het bevoegd gezag advies gevraagd aan de brandweer.

Kaders

Voor inrichtingen (bedrijven) is het 'Besluit externe veiligheid inrichtingen, (Bevi)' van belang. In dit besluit wordt externe veiligheid omschreven als 'de kans om buiten een inrichting te overlijden als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen de inrichting waar een gevaarlijke stof bij betrokken is'.

Voor transport is de 'Wet vervoer gevaarlijke stoffen' van belang. Daarnaast zijn er een aantal besluiten en regelingen vastgesteld waarin het beleid verder uitgewerkt is.

Toetsing

Het onderhavige plan betreft een ontwikkelingsplan waarin nieuwe kwetsbare functies mogelijk worden gemaakt. In de omgeving van het plangebied bevinden zich bedrijven en vindt er vervoer van gevaarlijke stoffen plaats. Gelet hierop is door Aveco de Bondt een quickscan Externe veiligheid uitgevoerd.

In het plangebied zijn drie potentiële gevaarbronnen aanwezig welke aandacht behoeven alvorens er gestart kan worden met de herontwikkeling van het plangebied, te weten:

  • LPG tankstation;
    • 1. Vulpunt (1);
    • 2. Reservoir (2);
    • 3. Afleverzuil (3);
  • Gasleiding (4);
  • Vervoer gevaarlijke stoffen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpParkstaete-0003_0015.jpg"

Afbeelding 4.3: Uitsnede omgeving plangebied Risicokaart (Bron: www.risicokaart.nl)

Gasleiding

In de omgeving van het plangebied is een hogedruk gasleiding (N-556-60-KR-005) met een diameter van 8 inch en een maximale werkdruk van 40 bar gelegen. Deze loopt globaal gesproken vanaf het kruispunt Hoopjesweg/Daendersweg in westelijke richting langs de Stationslaan. De PR 10-6-contour van deze buisleiding bedraagt nul meter. Ten aanzien van het groepsrisico bedraagt in invloedsgebied van een dergelijke leiding 95 meter. Het plangebied is buiten dit invloedsgebied gelegen waardoor een herberekening van het groepsrisico ten aanzien van buisleidingen niet noodzakelijk is.

LPG tankstation

Het plangebied is gedeeltelijk binnen het invloedsgebied (160 meter) gelegen van het LPG tankstation aan de Nieuweweg 101. Het BEVI schrijft voor dat er voorafgaand aan de ontwikkeling binnen het invloedsgebied van een tankstation het effect van de ontwikkeling op het GR inzichtelijk gemaakt dient te worden. Middels het uitvoeren van een berekening kan, het effect van de ontwikkeling worden opgemaakt.

De berekening (zie bijlage 2) is uitgaan van de maximaal planologische invulling. Het uitgangspunt is de maximaal haalbare ontwikkeling te simuleren aan de hand van het planologisch kader. Deze manier van risico benadering is een worst case scenario benadering.

Uit de inventarisatie blijkt dat de normwaarde van het GR niet toeneemt. De normwaarde is in de huidige als in de toekomstige situatie 0,627. Hiermee wordt tevens aangetoond dat de oriëntatie waarde (1,0) niet wordt overschreden.

Vervoer gevaarlijke stoffen

Door de gemeente Hattem is geen routering voor het vervoer van gevaarlijke stoffen vastgesteld. Dit betekent dat tankwagens met gevaarlijke stoffen in principe langs het plangebied kunnen rijden over gemeentelijke wegen. Aangezien het bevoorraden van een enkel tankstation incidenteel plaatsvind (maximaal 1 keer per week), heeft dit geen significant effect op het groepsrisico. Enkel wanneer een weg is aangewezen als route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, is het aannemelijk dat er significante hoeveelheden gevaarlijke stoffen over een weg vervoerd worden dat berekeningen naar het groepsrisico uitgevoerd moeten worden.

In de nabijheid van het plangebied zijn verder ook geen spoor- en waterwegen gelegen welke op basis van het Basisnet Spoor en Basisnet Water aangewezen zijn voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.

Conclusie

Op basis van de toetsing aan de risicokaart van de provincie Gelderland, het geldende externe veiligheidsbeleid, informatie van de gemeente Hattem en onderzoek naar de risico's van de buisleiding en LPG tankstation kan worden geconcludeerd dat geen van de potentiële risicobronnen een belemmering vormt op de voorgenomen ontwikkeling. Derhalve kan worden geconcludeerd dat er geen knelpunt is geconstateerd op het gebied van externe veiligheid.

4.5 Bedrijvigheid

Gekeken moet worden of in de omgeving geen bedrijven in hun bedrijfsvoering worden belemmerd als gevolg van het onderhavige ontwikkeling. Eveneens moet duidelijk zijn of bestaande functies in de omgeving de ontwikkeling al dan niet belemmeren.

Aangezien onderhavig ontwikkeling de realisatie van milieugevoelige functies (woningen) mogelijk maakt, is door Aveco de Bondt een quickscan uitgevoerd op basis van de VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzoning (2009)". Hieruit zijn de volgende resultaten en conclusies naar voren gekomen:

Externe invloed op plangebied

In de omgeving van het plangebied zijn de volgende bedrijven mogelijk van invloed op de voorgenomen ontwikkeling:

  • Saturn Petfood, Stationslaan 1;
  • Garagebedrijf Oving, Nieuweweg 101:
  • Stakehouse Brasil, Nieuweweg 85.

Saturn Petfood

Saturn Petfood is ten opzichte van het plangebied aan de overzijde van het park gelegen. Het bedrijf produceert en verpakt voer voor huisdieren. Het bedrijf is op basis van de VNG-publicatie ingedeeld in de bedrijfscategorie 4.1 en heeft hindercontouren van maximaal 200 meter (ten opzichte van het gebiedstype 'rustige woonwijk') voor de aspecten 'geur' en 'geluid'. Wanneer het plangebied en omgeving getypeerd kan worden als 'gemengd gebied' bedragen de hindercontouren maximaal 100 meter. De VNG-publicatie omschrijft een gemengd gebied als:

Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels horeca en kleine bedrijven. 

Geconcludeerd kan worden dat het plangebied, gelet op de verschillende bedrijfsmatige functies in en in de omgeving van het plangebied, aangemerkt kan worden als een 'gemengd gebied'.

Het plangebied is niet gelegen binnen de hindercontour van 100 meter waardoor gesteld kan worden dat de voorgenomen woningbouw niet belemmerd wordt door Saturn Petfood. Aanvullend hierop blijkt uit het geur- en akoestisch onderzoek, behorende bij de vigerende milieuvergunning van Saturn Petfood, dat ter plaatse van de reeds bestaande woningen aan de Parklaan voldaan wordt aan wet- en regelgeving zodat voor de nieuwe woningen een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd kan worden. Aangezien er reeds woningen dichtbij het bedrijf gelegen zijn, kan tevens gesteld worden dat de voorgenomen ontwikkeling niet belemmerend werkt ten opzichte van de bedrijfsvoering van Saturn Petfood.

Garagebedrijf Oving

Aan de Nieuweweg 101 is een garagebedrijf inclusief LPG-tankstation gelegen. Het garagebedrijf en de autodealer zijn conform de VNG-publicatie ingedeeld in de bedrijfscategorie 2 met een maximale hindercontour van 30 meter voor geluid. Het plangebied is niet gelegen binnen deze hindercontour. Het LPG-tankstation (< 1.000 m3/jr.) behoort tot categorie 3.1 en heeft een maximale contour van 50 meter voor gevaar. Aangezien het plangebied op meer dan 100 meter tot het tankstation is gelegen, vormt het tankstation op basis van de VNG-publicatie geen belemmering voor de te realiseren woningen. Tevens worden het garagebedrijf en het tankstation door de voorgenomen ontwikkeling niet in hun bedrijfsvoering belemmerd. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling zich wel bevindt binnen het invloedsgebied ten aanzien van het groepsrisico van de inrichting, heeft een herberekening van het groepsrisico plaatsgevonden (zie hiervoor paragraaf 4.4).

Stakehouse Brasil

Het, ten opzichte van het plangebied, aan de overzijde van de Nieuweweg gelegen restaurant is conform de VNG-publicatie ingedeeld in de categorie 1, met een hindercontour van maximaal 10 meter voor de categorieën "geur", "geluid" en "gevaar". Aangezien het plangebied minimaal circa 20 meter van het restaurant is gelegen, kan worden gesteld dat de voorgenomen ontwikkeling niet belemmerd wordt door het restaurant, en dat tevens het restaurant niet wordt belemmerd in de bedrijfsvoering door de realisatie van woningen.

Externe invloed voorgenomen ontwikkeling

In het plangebied zal een restaurant gerealiseerd worden. Deze categorie bedrijvigheid heeft op basis van de VNG-publicatie een bedrijfscategorie 1 en hindercontour van maximaal 10 meter ten opzichte van een rustige woonwijk (en 0 meter t.o.v. een gemengd gebied). Gesteld kan worden dat categorie 1 bedrijven en woningen goed verenigbaar naast elkaar zijn en elkaar over het algemeen niet belemmeren.

In het plangebied zelf worden boven de bedrijfsactiviteiten op de verdiepingen woningen gerealiseerd. Hierbij geldt hetzelfde als voor de omliggende woningen dat de beoogde categorie bedrijvigheid, mits bouwkundig van elkaar gescheiden, goed verenigbaar is met de woningen op de verdieping.

4.6 Flora en fauna

De Flora- en faunawet is per 1 april 2002 van kracht. In die wet is de zorgplicht, artikel 2, opgenomen. De zorgplicht houdt in dat een ieder voldoende zorg in acht neemt voor de in het wild levende dieren en planten, alsmede voor hun directe leefomgeving.

De zorg houdt in ieder geval in dat een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten voor zover zulks in redelijkheid kan worden gevergd, dan wel alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voor zover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.

Naast de zorgplicht voor álle dieren en planten zijn in de Wijziging Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet van 25 januari 2005 (Staatscourant, 2 februari 2005), drie tabellen opgenomen met een overzicht van beschermde inheemse dieren en planten. Ter voorkoming van verontrusting, verstoring, doden, vernieling van vaste rust- of verblijfplaatsen e.d. van beschermde soorten dient voorafgaand aan plan- en visievorming, uitvoering, verstrekken van vergunningen en aanleg- of reconstructiewerken een inventarisatie plaats te vinden van de beschermde flora- en faunasoorten, met daaraan gekoppeld een beschrijving van de effecten en eventuele mitigerende (maatregelen om het fysische effect van barrières te verminderen) en compenserende maatregelen om de eventuele negatieve effecten te beperken of te voorkomen. Op basis van de aangetroffen soorten dient er een afweging plaats vinden voor de instandhouding van de biodiversiteit en hun ecotoop.

Bij het verlenen van een vergunning op grond van het bestemmingsplan, dienen de verbodsbepalingen artikel 8 t/m 12 van de Flora- en faunawet in acht te worden genomen. Dat houdt in dat, voorafgaand aan de verlening van een vergunning, onderzoek dient te worden uitgevoerd naar het voorkomen van dier- en plantsoorten die op grond van de Flora- en faunawet bescherming genieten. Met name binnen de stedelijke omgeving dient aandacht te worden geschonken aan de aanwezigheid van en de invloed op vleermuizen. Tevens dient te worden onderzocht in hoeverre de verstoring, vernieling of verontrusting van de beschermde soorten plaatsvindt. Indien inbreuk wordt gepleegd op de verbodsbepalingen die op grond van de bepalingen van de Flora- en faunawet zijn vastgesteld, kan een vrijstelling gelden of een verzoek tot ontheffing worden aangevraagd.

4.6.1 Verkennend natuuronderzoek

In samenwerking met Aveco de Bondt is door Tuitert Natuuronderzoek een quickscan Flora en Fauna ter plaatse van het plangebied uitgevoerd. Het veldbezoek heeft plaatsgevonden op 18 november 2011. De volgende conclusies komen voort uit het onderzoek:

Natuurbeschermingswet

De ingreep leidt niet tot (significant) negatieve effecten op gebieden die zijn beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet. Nader onderzoek in de vorm van een verslechteringstoets of een passende beoordeling is derhalve niet noodzakelijk en het aanvragen van een Natuurbeschermingswetvergunning niet aan de orde. De Natuurbeschermingswet staat niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg.

Ecologische Hoofdstructuur

De ingreep leidt niet tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden van de EHS. Nader onderzoek in de vorm van een "nee, tenzij-toets" is niet noodzakelijk. Het beleid ten aanzien van de EHS staat niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg.

Beschermde soorten

Enkele gebouwen in het plangebied zijn potentieel geschikt als verblijfplaats voor vleermuizen. Aan de hand van aanvullend veldonderzoek naar vleermuizen dient vastgesteld te worden in hoeverre de gebouwen daadwerkelijk door vleermuizen worden gebruikt als vaste rust- en verblijfplaats. De gebouwen zijn tevens geschikt als verblijfplaats voor de huismus. In het plangebied zijn enkele foeragerende exemplaren van de huismus waargenomen. Ook zou de steenmarter in de schuur in het plangebied voor kunnen komen, hoewel steenmarters weinig ten westen van de IJssel voorkomen. Indien daadwerkelijk verblijfplaatsen van vleermuizen, huismussen of steenmarters worden aangetroffen, dan dient voor de sloop van de gebouwen een ontheffing / positieve afwijzing aangevraagd te worden bij Dienst Regelingen van het ministerie van EL&I of door middel van mitigerende maatregelen moet voorkomen worden dat de functionaliteit van het gebied voor de betreffende soorten in gevaar komt.

Verder zijn enkele algemeen voorkomende soorten te verwachten zoals huisspitsmuis en egel. Dit zijn algemeen beschermde soorten (tabel 1 AMvB Ffwet) waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet geldt.

In verband met de mogelijke aanwezigheid van broedende vogels dient begroeiing buiten het broedseizoen van vogels verwijderd te worden. Dit om te voorkomen dat broedende vogels worden verstoord.

Andere beschermde soorten zijn niet in het plangebied aangetroffen en hier ook niet te verwachten vanwege het ontbreken van specifiek geschikt habitat voor deze soorten.

4.6.2 Aanvullend onderzoek

Aangezien op grond van het uitgevoerde verkennende onderzoek vleermuizen, steenmarters en huismussen in het plangebied niet uitgesloten konden worden, is naar deze soorten aanvullend onderzoek uitgevoerd.

Vleermuizen en steenmarter

Door Tuitert Natuuronderzoek is in 2012 aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van vleermuizen en steenmarter. Hieruit zijn de volgende resultaten naar voren gekomen:

  • In het plangebied zijn geen kraamkolonies en/of andere vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. De ingreep leidt derhalve niet tot een aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen van vleermuizen.
  • In het plangebied zijn geen essentiële vliegroutes of foerageergebieden van vleermuizen
    aanwezig. De ingreep leidt derhalve niet tot een aantasting van essentiële vliegroutes of foerageergebieden van vleermuizen.
  • In het plangebied zijn geen (sporen van) steenmarters aangetroffen. De ingreep leidt derhalve niet tot een aantasting van vaste rust- en verblijfplaatsen van de steenmarter.

Huismus

Door Tuitert Natuuronderzoek is in 2015 aanvullend onderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van de huismus. Hieruit zijn de volgende resultaten naar voren gekomen:

  • Uit het uitgevoerde veldonderzoek naar de aanwezigheid van huismussen in de gebouwen binnen het plangebied blijkt dat er momenteel geen huismussen broeden in de onderzochte gebouwen.
  • De gebouwen in het plangebied worden niet door huismussen gebruikt als nestplaats. De voorgenomen sloop van de gebouwen in het plangebied leidt derhalve niet tot een overtreding van de verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet ten aanzien van de huismus.

Conclusie

Uit het uitgevoerde ecologisch onderzoek, en de daarop uitgevoerde aanvullende onderzoeken, is gebleken dat de voorgenomen ontwikkeling geen negatief effect heeft op beschermde soorten en/of beschermde natuurgebieden.

4.7 Water

Beleid Waterschap Veluwe

In het waterbeheer in de 21e eeuw heeft water ruimte nodig. Daarom is het belangrijk dat de gemeente een watertoets in het ruimtelijke plan meeneemt. Sinds november 2003 is een watertoets wettelijk verplicht in bestemmingsplannen. Een waterparagraaf moet de manier beschrijven waarop het plan rekening houdt met de waterhuishouding. Waterschap Veluwe wil graag in een vroeg stadium meedenken over de watertoets en haar gebiedskennis inbrengen. Waterschap en gemeente kunnen namelijk samen kijken naar een zo efficiënt mogelijke inpassing van het water in het ruimtelijk ontwerp. Zo loopt de gemeente niet het risico zijn ruimtelijke plannen in een later stadium bij te moeten stellen in verband met de waterhuishouding.

In het Waterbeheersplan Veluwe 2010 t/m 2015 (vastgesteld op 25 november 2009) beschrijft het waterschap voor de planperiode 2010 tot en met 2015 haar strategische visie op de uitvoering van haar taken, en werken zij dit uit in concrete doelen en een uitvoeringsstrategie. Op onderdelen (robuust watersysteem, waterkwaliteit en ecologie) geeft het waterschap een doorkijk tot 2027.

De Keur is een verordening van het Waterschap Veluwe die regelt wat wel en niet mag in of nabij oppervlaktewater en dijken. Het vaststellen van de Keur is een eigen bevoegdheid van het algemeen bestuur van het waterschap. Op 22 december 2009 is de Keur Waterschap Veluwe in werking getreden. De Keur is van belang voor iedereen die woont of werkt binnen het gebied van Waterschap Veluwe.

In de planperiode 2010 tot en met 2015 wil het waterschap doelgericht werken. Elk doel heeft één of meer opgaven die op enig moment in de planperiode (aangegeven met een jaartal) of gedurende de gehele planperiode (aangegeven met 2010-2015) moet worden uitgevoerd. Stedelijk waterbeheer is een van deze doelen.

Het waterschap Veluwe is ook in het stedelijk gebied verantwoordelijk voor het beheer en onderhoud van alle oppervlaktewateren. Dit betekent dat het stedelijk watersysteem op orde moet zijn voor wat betreft de effecten van de klimaatsverandering en dat het watersysteem zowel fysisch-chemisch als ecologisch van goede kwaliteit is. Met name in het stedelijk gebied bevinden zich de aanhakingspunten tussen waterketen en watersysteem van waaruit problemen opgelost kunnen worden. Samenwerking tussen gemeente en waterschap blijft daarbij van het allergrootste belang.

Ontwikkeling Parkstaete

Er wordt naar gestreefd om het bestaande waterhuishoudkundige en ruimtelijke beleid goed toe te passen en uit te voeren. Er moet worden aangegeven of en op welke wijze de waterhuishouding wordt beïnvloed en op welke wijze negatieve effecten worden voorkomen of gecompenseerd. Daarnaast bevat de waterparagraaf een weergave van het doorlopen proces en het wateradvies van de waterbeheerder.

Omdat in het plan meer dan 10 woningen gerealiseerd zullen worden kan niet volstaan
worden met de standaard waterparagraaf en dient over het plan overleg met het Waterschap gevoerd te worden.

Waterparagraaf

Algemeen

Het plangebied ligt in de bebouwde kom en heeft een oppervlakte van 0,2 hectare. Het plangebied betreft een reeds bebouwde locatie die in de huidige situatie reeds volledig verhard is. Het bevindt zich niet binnen enige Keurzone binnen zoekgebieden voor waterberging zoals deze staan weergegeven in het Streekplan. Het plan heeft naar verwachting geen nadelige gevolgen voor en door (grond)water in de omgeving.

Grondwater

Er is in en om het gebied geen grondwateroverlast bekend. Het gebied ligt niet in de grondwaterfluctuatiezone zoals provincie Gelderland deze heeft gedefinieerd. Door het
gebruik van niet uitlogende bouwmaterialen wordt voorkomen dat het infiltreren van
hemelwater het grondwater verontreinigd. Ingrepen voortkomend uit dit plan zullen geen bodemlagen aantasten waardoor het grondwatersysteem verandert. Naar aanleiding van dit
plan zal geen extra oppervlaktewater gecreëerd worden en wordt ook niet geloosd op het
oppervlaktewater. Ook veroorzaakt het plan geen nadelige gevolgen voor of door het
oppervlaktewatersysteem in de omgeving.

Natuur

Het plan heeft geen nadelige gevolgen voor waterafhankelijke natuur.

DWA en RWA

Het plangebied zal qua riolering aansluiten op de aanwezige riolering onder de Nieuweweg. De riolering onder de Nieuweweg is bij de reconstructie van de weg eind 2011 vernieuwd en betreft een gescheiden rioolstelsel. Het hemelwater (RWA) en vuilwater (DWA) afkomstig van het plangebied zal dan ook gescheiden worden afgevoerd.

Voordat het hemelwater via het gescheiden rioolstel geloosd wordt op oppervlaktewater, dient een bui van min 10mm en bij voorkeur 20mm vastgehouden te worden in het plangebied. Dat mag een gemeenschappelijke voorziening zijn maar kan ook op perceelsniveau.

Conclusie

Het plangebied valt buiten de Keurzone, het bevat geen HEN-water inclusief beschermingszone. Er wordt hemelwater via het gescheiden rioolstelsel geloosd op oppervlaktewater. Conform het beleid van het waterschap zal onderzocht op welke wijze een bui van minimaal 10 mm binnen het plangebied kan worden vastgehouden. Gelet op het oppervlak aan verharding binnen het plangebied van ca. 2.000 m2, betekent dit dat er ten minste 20 m3 water in het plangebied geborgen te worden.

De uitwerking hiervan zal in overleg met waterschap plaatsvinden. Gedacht wordt aan infiltratievoorzieningen (it-kratten, it-kolken, etc.) ter plaatsen van de parkeerplaatsen in het binnenterrein

Het plangebied ligt niet binnen een zoekgebied voor waterberging. Verder bevat het plangebied geen landgoed, weg(en) en spoorlijn(en). Het betreft verder geen Tracéweg, damwand(en), scherm(en), ontgronden etc.

De voorgenomen ontwikkeling en bovenstaande waterparagraaf is in het kader van vooroverleg met het waterschap besproken. Het waterschap staat positief tegenover de voorgenomen ontwikkeling.

4.8 Monumenten en archeologie

Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet maakt deel uit van de (gewijzigde) Monumentenwet. De kern van Wamz is, wanneer de bodem wordt verstoord, dat de archeologische resten intact moeten blijven.

In 2009 heeft de gemeente Hattem een Archeologienota Hattem met bijbehorende
Waarderingskaart Hattem vastgesteld. Archeologisch waardevolle gebieden moeten planologisch worden beschermd. Zo dienen in nieuwe bestemmingsplannen regels ten aanzien van het beschermen van de archeologische waarden te worden opgenomen. Hierbij worden ‘archeologische’ regels opgenomen ten aanzien van de afgifte van een omgevingsvergunning zoals de mogelijkheid tot behoud in situ, vooronderzoek en archeologische begeleiding. In de Archeologische Waarderingskaart Hattem (AWH) is het archeologisch potentieel van de verschillende gebieden in Hattem gewaardeerd in een bepaald percentage (0%, 10%,50%, 90% en 100%). Een 0% gebied is archeologisch leeg, geheel verstoord of reeds opgegraven. Er zijn geen consequenties verbonden aan grondverstorende werkzaamheden. In een 10% gebied zijn de archeologische waarden onbekend. In deze gebieden wordt een proefonderzoek aanbevolen. Een 50% gebied is archeologisch waardevol met en hoge verwachtingenkans. Een 90% gebied is zeer waardevol. De vondstkans is bijna 100% vanwege kennis bijvoorbeeld door een naastliggende opgravingsite of van bureaustudies over het gebied. Een opgraving is noodzakelijk. Een 100% gebied is een archeologische toplocatie. Indien bescherming niet mogelijk is, is opgraving noodzakelijk. Uit de AHW blijkt dat een groot deel van het gemeentelijk grondgebied valt in de categorie 10% en 0%. Het plangebied valt in het gebied met de categorie 50%. Het archeologisch beleid bepaalt dat nader onderzoek naar archeologische waarden niet noodzakelijk is indien de bodemverstorende activiteiten kleiner zijn dan 100 m2 en minder zijn dan 50 cm diep.

Toetsing
Aangezien in de toekomstige situatie het bebouwd oppervlak in het plangebied afneemt ten opzichte van de huidige situatie, en de grond dus voor het grootste gedeelte reeds verstoord is door de vroegere bouwwerkzaamheden waarbij het plangebied voor een groot gedeelte tevens onderkelderd is, kan gesteld worden dat er in het plangebied geen te beschermen archeologische waarden voorkomen welke door de voorgenomen ontwikkeling beschadigd kunnen raken. Daardoor kan afgezien worden van het uitvoeren van archeologisch onderzoek.

Wel dient te allen tijde rekening te worden gehouden met de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentenwet 1988) in verband met de mogelijkheid tot toevalsvondsten.

4.9 Verkeer en parkeren

Verkeer

De voorgenomen ontwikkeling heeft geen significante verkeerskundige implicaties. De huidige verkeerstructuur blijft gehandhaafd (Nieuweweg wordt als onderdeel van het project "Hattem aan de IJssel heringericht) en de toe te voegen functies en bebouwing zijn te gering om enige invloed te hebben op de doorstroming van de omliggende wegen.

Parkeren

Conform het geldende gemeentelijk beleid zal voor de te realiseren woningen het parkeren waar mogelijk op eigen terrein plaatsvinden. Als onderdeel van de ontwikkeling zullen 25 parkeerplaatsen op het binnenterrein van het plangebied gerealiseerd worden.

De parkeerbehoefte is in onderstaande tabel weergegeven (hierbij is de parkeerbehoefte van het restaurant buiten beschouwing gelaten, aangenomen wordt dat de bezoekers gelijk aan de huidige situatie gebruik maken van openbare parkeerplaatsen). Tevens is rekening gehouden met de parkeervraag in het openbaar gebied van de bestaande woningen in het plangebied die met de voorgenomen ontwikkeling komt te vervallen. De aangehouden parkeernormen zijn conform de uitgangspunten uit de gemeentelijke Nota Parkeernomen (2013).

afbeelding "i_NL.IMRO.0244.bpParkstaete-0003_0016.png"
Afbeelding 4.4: Parkeerbalans

Uit bovenstaande parkeerbalans blijkt dat er in totaal een tekort van 8 parkeerplaatsen op eigen terrein is. Door Goudappel Coffeng is een parkeeronderzoek uitgevoerd om te onderzoeken of er binnen acceptabele loopafstand van het plangebied voldoende parkeerplaatsen in het openbaar gebied beschikbaar zijn waar de resterende parkeervraag van de voorgenomen ontwikkeling in opgevangen kan worden zonder dat er sprake is van parkeeroverlast.

Uit het onderzoek van Goudappel Coffeng blijkt dat er in de directe nabijheid van het plangebied voldoende parkeerplaatsen in het openbaar gebied beschikbaar zijn om het tekort van 8 parkeerplaatsen in op te vangen.

Het volledige parkeeronderzoek is als bijlage 6 opgenomen.

Hoofdstuk 5 Juridische plantoelichting

Het onderhavige bestemmingsplan heeft tot doel een juridisch-planologische regeling te scheppen voor het bouwen en het gebruik van gronden en gebouwen binnen het plangebied. In dit hoofdstuk is een toelichting op de systematiek en de inhoud van het bestemmingsplan gegeven.

5.1 Algemeen

Bij het opstellen van voorliggend bestemmingsplan is aansluiting gezocht bij de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geformuleerde uitgangspunten. Gestreefd is naar uniformering en standaardisering van bestemmingen en planregels door aansluiting te zoeken bij de recent geformuleerde planregels van andere bestemmingsplannen binnen de gemeente Hattem.

In het kader van de landelijke uniformering en standaardisering voldoet het plan aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2012.

5.2 Opzet van de Regels

Overeenkomstig de SVBP2012 zijn de regels van voorliggend bestemmingsplan onderverdeeld in vier hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels. In hoofdstuk 2 zijn de bestemmingsregels opgenomen. Hoofdstuk 3 en 4 bevatten de algemene regels respectievelijk de overgangs- en slotregels. Hierna wordt de inhoud van de regels per hoofdstuk kort toegelicht.

In paragraaf 5.3 wordt nader ingegaan op de bestemmingen die in het bestemmingsplan zijn opgenomen.

Hoofdstuk 1 - Inleidende regels

Dit hoofdstuk bevat twee artikelen. In het eerste artikel zijn de begrippen opgenomen die van belang zijn voor de toepassing van het plan. Het tweede artikel betreft de wijze van meten, waarin wordt aangegeven hoe bij de toepassing van de bestemmingsregels wordt gemeten.

Hoofdstuk 2 - Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn regels gegeven voor de binnen het plangebied voorkomende bestemmingen, zoals die zijn aangegeven op de verbeelding. Per bestemming zijn in de
bestemmingsomschrijving de toegelaten gebruiksvormen van de gronden aangegeven. Daarnaast is per bestemming bepaald welke vormen van bebouwing zijn toegestaan.

Hoofdstuk 3 - Algemene regels

Dit hoofdstuk bevat de volgende algemene regels:

  • de anti-dubbeltelbepaling;
  • algemene bouwregels;
  • algemene gebruiksregels;
  • algemene afwijkingsregels.

Hoofdstuk 4 - Overgangs- en slotregels

Hoofdstuk 4 van de regels bevat twee artikelen. In het eerste artikel is het overgangsrecht opgenomen, zoals dat ingevolge het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Het tweede artikel bevat de slotregel. In de slotregel is aangegeven hoe de regels kunnen worden aangehaald.

5.3 De bestemmingen

Aan de gronden in het plangebied is de bestemming 'Wonen - Woongebouw' toegekend. De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor gestapelde woningen, met de daarbijbehorende gebouwen, andere bouwwerken, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen en water, wegen en paden, tuinen, erven en parkeervoorzieningen.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - restaurant' is tevens een restaurant toegestaan evenals andere vormen van horeca die zijn opgenomen in de bijlage bij de regels.

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding uitgesloten - dakterras' is nadrukkelijk het gebruik van de ter plaatse toegestane bebouwing ten dienst van een dakterras uitgesloten.

Hoofdstuk 6 Maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1.1 Algemeen

Het opstellen van ruimtelijke besluiten dient zorgvuldig te gebeuren. In dat kader blijft het van belang dat diverse instanties, burgers en maatschappelijke organisaties bij de voorbereiding van dergelijke besluiten worden betrokken zodat in een vroeg stadium knelpunten, belangen en verbeterpunten kunnen worden gesignaleerd. De verplichting hiertoe vloeit voort uit de artikelen 3.1.1 en 3.1.6 sub e. van het Bro in samenhang met het in artikel 3:2 van de Algemene wet
bestuursrecht (Awb) gecodificeerde zorgvuldigheidsbeginsel.

Aangezien de initiatiefnemers en de gemeente Hattem veel waarde hechten aan een breed gedragen plan, is ervoor gekozen vooruitlopend op de procedure middels een informatieavond voor de buurt de omgeving te informeren en betrekken bij de voorgenomen ontwikkeling.'

6.1.2 Inspraak en overleg

Het voorontwerpbestemmingsplan heeft voor een ieder ter inzage gelegen van 21 januari tot en met 3 februari 2016. Binnen de termijn van de ter inzage legging zijn vier schriftelijke inspraakreacties ingediend.

Daarnaast is het voorontwerp bestemmingsplan "Parkstaete" in het kader van het vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aan de hierna genoemde instanties verstuurd:

  • Provincie Gelderland;
  • Waterschap Vallei en Veluwe;
  • Veiligheidsregio Noord- en Oost- Gelderland;
  • Archeologische Dienst Zwolle.

In bijlage 7 is de Reactienota Overleg en Inspraak opgenomen waarin de inspraak- en overlegreacties samengevat zijn weergegeven inclusief de gemeentelijke reactie hierop.

6.1.3 Zienswijzen

Het ontwerp bestemmingsplan "Parkstaete" heeft vanaf 1 december 2016 tot en met 11 januari 2017 ter inzage gelegen. Tijdens deze periode was een ieder in staat zienswijzen naar voren te brengen. Binnen de termijn van ter inzage legging zijn drie schriftelijke zienswijzen ingediend.

In de "Reactienota Zienswijzen" die separaat bij het vaststellingsbesluit van de gemeenteraad is gevoegd, zijn de zienswijzen samengevat en voorzien van een beantwoording. De ingediende zienswijzen hebben niet geleid tot een wijziging in het bestemmingsplan.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De voorgenomen ontwikkeling die middels het afwijken van het bestemmingsplan planologisch mogelijk wordt gemaakt betreft een particulier initiatief. Eventuele kosten voor de gemeente worden middels een anterieure overeenkomst tussen de gemeente en de initiatiefnemers verhaald, evenals eventuele planschade. Op deze wijze heeft de onderhavige planologische procedure voor de gemeente geen negatieve financiële consequenties en wordt het plan economisch uitvoerbaar geacht.