direct naar inhoud van Regels
Plan: De Statie, herziening Life Style Village 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0677.BPLSV2h-vg01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'De Statie, herziening Life Style Village 2016' met identificatienummer NL.IMRO.0677.BPLSV2h-vg01 van de gemeente Hulst;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 adviescommissie detailhandel of economisch deskundige:

een door de gemeente aan te wijzen danwel in te schakelen commissie of economisch deskundige op het gebied van detailhandel;

1.6 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijf:

een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.8 bedrijfsmatige internetverkoop:

bedrijfsmatige verkoop via internet aan particulieren, zonder showroom en waarvan de bestelling en betaling voornamelijk via internet verloopt en bezorging per post, alsmede opslag. Hieronder wordt uitdrukkelijk niet verstaan:

  • 1. afhalen van goederen ter plaatse;
  • 2. het ter plekke kunnen afrekenen;
  • 3. het tonen van producten ter plaatse.
1.9 bedrijfsvloeroppervlak:

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.10 beroep aan huis:

een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bebouwing, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.11 bestaand:
  • bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
  • bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
1.12 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.13 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag:

een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.17 bouwmarkt:

een detailhandelbedrijf met een al dan niet geheel overdekt winkelverkoopvloeroppervlak (wvo) waarop het volledige assortiment aan bouw- en doe-het-zelf-producten uit voorraad aan de uiteindelijk verbruiker of gebruiker op basis van zelfbediening wordt aangeboden;

1.18 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.19 bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

1.20 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.21 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 branche:

een tak of afdeling van handel, omvattende bedrijven die allen actief zijn in een bepaalde assortimentsgroep producten of diensten of een veel voorkomende combinatie van assortimentsgroepen (bijvoorbeeld een warenhuis);

1.23 bruto (bedrijfs)vloeroppervlakte (bvo):

de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een (bedrijfs)gebouw(en) met inbegrip van alle daartoe behorende ruimten, gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructie, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw;

1.24 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

detailhandel in de branche bruin- en witgoed:
detailhandel in bruingoed (consumentenelektronica) en witgoed (huishoudelijke apparaten) en van de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;

detailhandel in de branche boten:
detailhandel in boten en van de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;

detailhandel in de branche caravans en tenten:
detailhandel in caravans en tenten en van daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals specifieke onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen en campingbenodigdheden voor zover daar speciaal voor vervaardigd;

detailhandel in de branche dagelijkse goederen:
detailhandel in voedings- en genotmiddelen (foodsector) alsmede detailhandel in dagelijkse (huishoudelijke) gebruiksartikelen waaronder een supermarkt;

detailhandel in de branche doe-het-zelf:
detailhandel in artikelen bedoeld voor werkzaamheden in, aan en om het huis, waaronder bouwmaterialen voor afwerking, handgereedschappen, verf en behang (primair) en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen (secundair) met uitzondering van grove bouwmaterialen (o.a. bouwplaten, isolatiemateriaal, mortels) ijzerwaren en machinegereedschappen;

detailhandel in de branche fiets en auto-accessoires:
detailhandel in fietsen en rechtstreeks samenhangende artikelen voor (brom)fiets, scooter en auto, zoals accessoires, specifieke onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;

detailhandel in de branche home-decoration:
artikelen ter algemene aankleding en decoratie van een woning en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen, niet behorende tot de primaire artikelengroepen binnen de branches meubelen en woninginrichting en doe-het-zelf;

detailhandel in de branche keuken, badkamers en sanitair:
detailhandel in keukens, badkamers en sanitair en van de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen; bij rechtstreeks samenhangende artikelen kan gedacht worden aan inbouwapparaten en tegels;

detailhandel in de branche meubelen en woninginrichting:
detailhandel in meubelen en artikelen ten behoeve van de inrichting van een woning (primair) en in de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen (secundair);

detailhandel in de branche mode/kleding en schoenen:
detailhandel in mode/kleding en schoenen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires en onderhoudsmiddelen.

detailhandel in de branche outdoor- en kampeerartikelen:
detailhandel in kampeer- en campingbenodigdheden, alsmede kleding en materialen ten behoeve van outdoor- en aanverwante activiteiten;

detailhandel in de branche recreatie:
detailhandel in artikelen ten behoeve van vrijetijdsbesteding die in hoofdzaak is gericht op natuur- en landschapsbeleving en van de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen;

detailhandel in de branche tuininrichting:
detailhandel in artikelen ten behoeve van de inrichting van de tuin en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en/of materialen met uitzondering van grove bouwmaterialen (o.a. bestrating, zand en grind, schuttingdelen en hekwerken ) , tuingereedschap, levende have (dieren en tuinbeplanting), dierverzorging.

1.25 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt al dan niet door middel van een baliefunctie, evenwel met uitzondering van een seksinrichting:

  • administratieve dienstverlening: het verlenen van bedrijfsmatige diensten en/of het uitvoeren dan wel verrichten van bedrijfsmatige handelingen waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
  • publieksgerichte dienstverlening: het verlenen van bedrijfsmatige diensten en/of het uitvoeren dan wel verrichten van bedrijfsmatige handelingen overwegend gericht aan consumenten met een rechtstreeks contact met het publiek, niet zijnde detailhandel, horeca en/of seksuele dienstverlening;
  • seksuele dienstverlening: een bedrijfsmatige activiteit gericht op het verrichten van seksuele handelingen en/of het verrichten van erotisch/pornografische vertoningen;
1.26 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.27 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen, die deze goederen in een door hen gedreven onderneming aanwenden;

1.28 hoofdgebouw:

een gebouw, dat gezien zijn bestemming, vorm en gebruik, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.29 kantoorvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van kantoren met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

1.30 kunstobject:

voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk, geen gebouw zijnde;

1.31 kunstwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke;

1.32 leisure:

voorzieningen en activiteiten, niet zijnde detailhandel en horeca, die ondersteunend zijn aan dan wel een functionele relatie hebben met de binnen een bestemming toegelaten functie(s) gericht op vrijetijdsbesteding met een informatief en recreatief element op het gebied van spel, vermaak, ontspanning, gezondheid, cultuur alsmede kinderopvang;

1.33 'Life Style Village Hulst':

een op elkaar afgestemd thematisch concept binnen een ruimtelijk begrensd gebied uitgaande van een combinatie en concentratie van detailhandel in de vorm van:

  • een woonthemacentrum;
  • een woonthema-outlet;
  • branchegerichte detailhandel groter dan 1.500 m2 bvo per detailhandelsvestiging;
  • een seizoens- en entertainmentplein;

met daarbij, voor zover passend binnen het voornoemde concept:

  • ondersteunende horeca;
  • ondersteunende publieksgerichte dienstverlening;
  • ondersteunende administratieve dienstverlening;
  • een antiekmarkt;
  • een woondiscountmarkt;
  • een veilinghal;
  • leisure.
1.34 luifel:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, in de vorm van een uitstekend afdak aan een gebouw, dat van maximaal 3 wanden mag worden voorzien en dat aan de voorzijde in ieder geval geen wand heeft (open constructie);

1.35 ondergronds bouwwerk:

een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil;

1.36 ondersteunende horeca

een inrichting of voorziening die integraal onderdeel uitmaakt van het concept als bedoeld in 1.33, die geheel of in overwegende mate gericht is op het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, waarbij de openingstijden gelijk zijn aan de openingstijden van de hoofdactiviteit. Niet zijnde:

  • een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening) en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren. Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nacht-café en een zalencentrum (met nachtvergunning);
  • een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op het verstrekken van nachtverblijf. Daaronder worden begrepen: hotel, motel, pension en overige logiesverstrekkers;
1.37 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, omsloten door maximaal één wand en voorzien van een gesloten dak;

1.38 parkeervoorzieningen:

elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer;

1.39 parkeren:

het laten stilstaan van een voertuig anders dan gedurende de tijd die nodig voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van passagiers of voor het onmiddellijk laden en lossen van goederen;

1.40 peil:
  • a. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
1.41 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.42 seizoens- en entertainmentplein:

een recreatief verblijfsgebied ter versterking van het Life Style Village Hulst, deels bebouwd deels onbebouwd, deels mede bestemd voor de verkoop van artikelen (ambulante en niet-ambulante handel) en markten/outlets in nieuwe en gebruikte goederen voor in en om het huis, in combinatie met horecavoorzieningen en leisure, waarbij het karakter in sterke mate is gericht op toerisme, recreatie, samenlevingscultuur en educatie;

1.43 seksinrichting:

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.44 straatmeubilair:

openbare voorzieningen van geringe afmetingen, zoals banken, bloem- en plantenbakken, gedenktekens, speeltoestellen, straatverlichting, wegbebakening en -bewijzering en andere, hiermee gelijk te stellen bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.45 supermarkt:

een zelfbedieningszaak in dagelijkse goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotsmiddelen;

1.46 terras:

een buiten de besloten ruimte van een inrichting liggend deel van een horecabedrijf waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt;

1.47 tuincentrum:

een detailhandelsbedrijf met een al dan niet geheel overdekt winkelverkoopvloeroppervlak (wvo), waarop het volledige assortiment aan artikelen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen uit voorraad aan de uiteindelijk verbruiker of gebruiker op basis van zelfbediening wordt aangeboden;

1.48 voorgevel:

de op de weg georiënteerde gevel van een hoofdgebouw dat maximaal één voorgevel heeft;

1.49 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;

1.50 voorste bouwvlakgrens:

de grens van het bouwvlak gelegen aan de zijde van de weg, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd, die niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen;

1.51 voorzieningen van algemeen nut:

voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer;

1.52 warenhuis:

een grootschalige winkel, veelal bestaande uit meerdere verdiepingen, waar in hoofdzaak goederen worden verkocht niet zijnde dagelijkse goederen, in ten minste zes van de volgende artikelgroepen: food, kleding/textiel, meubelen/woninginrichting, verlichting, huishoudelijke artikelen, consumentenelektronica, doe-het-zelfartikelen, educatie en vrijetijdsartikelen;

1.53 watergang/waterloop:

een werk al of niet overdekt, dienend om in het openbaar belang water te ontvangen, te bergen, af te voeren en toe te voeren, de boven water gelegen taluds, bermen en onderhoudspaden daaronder mede verstaan;

1.54 waterhuishoudkundige voorzieningen:

waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit;

1.55 weg:

een voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad, met inbegrip van de daarin liggende bruggen of duikers en de tot die wegen behorende paden en bermen of zijkanten;

1.56 werk:

grondwerk, wegenbouwkundig werk, waterbouwkundig werk of bouwwerk;

1.57 werken:

alle door menselijk toedoen ontstane of te maken constructies of inrichtingen met toebehoren;

1.58 wet/wettelijke regelingen:

indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen en dergelijke, dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald;

1.59 winkel:

een voor het publiek vrij toegankelijk pand met een winkelverkoopvloeroppervlakte (wvo) van minstens 10 m² dat bedoeld is voor de verkoop van detailhandelsartikelen;

1.60 winkelverkoopvloeroppervlakte (wvo):

de totale in een winkel voorkomende vloeroppervlakte van alle bouwlagen en van ruimten welke rechtstreeks toebedeeld en ten dienste staan voor de uitstalling en verkoop van detailhandelsartikelen en voor het publiek zichtbaar en toegankelijk zijn, inclusief de vloeroppervlakte van de etalage, vitrine, toonbank- en kassaruimte (en de loopruimte van het personeel daarachter), schappen, paskamers, ruimten voor winkelwagentjes en lege dozen evenals de vloeroppervlakte van entresols (met voor klanten voldoende hoogte). Hieronder wordt niet begrepen de uitsluitend voor het personeel bedoelde (dienst)ruimten en de ruimten die betrekking hebben op bedrijfskantoor, portiek, ambacht en reparatie activiteiten, verwerken van bestellingen, opslag, magazijn, sanitair, keuken en distributieruimte;

1.61 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.62 woonthema-outlet:

een verkooppunt van de groothandel en/of fabrikant ten behoeve van de woonconsument, bestaande uit één of meerdere winkeleenheden, specifiek ingericht en geprofileerd voor de verkoop van detailhandel op het gebied van huis (doe-het-zelf, home-decoration), tuin (tuininrichting), interieur (meubelen en woninginrichting, keuken, badkamers en sanitair) en vrije tijd (outdoor- en kampeerartikelen, recreatie, caravans en tenten, boten, fiets en auto-accessoires), waarbij verkoop plaats vindt tegen gereduceerde tarieven ten opzichte van de prijzen die door de reguliere detailhandel gehanteerd worden;

1.63 woonthemacentrum:

een grootschalige concentratie (in aantal en omvang), al dan niet geheel overdekt, van voorzieningen met een bovenregionaal verzorgingsbereik voor de woonconsument, passend binnen alsmede afgestemd en geprofileerd op het thema wonen, bestaande uit:

  • detailhandel met een ruim en volledig assortiment van goederen gericht op het hoofdthema 'wonen en in en om het huis' met een hoofdassortiment gebaseerd op de pijlers huis (doe-het-zelf, home-decoration), tuin (tuininrichting) en interieur (meubelen en woninginrichting, keuken, badkamers en sanitair) en daarmee direct en indirect samenhangend nevenassortiment aan artikelen voor wonen, kantoor- en bedrijfsinrichting;
  • complementaire detailhandelformules aan het hoofdthema 'wonen en in en om het huis' als direct en indirect samenhangend nevenassortiment aan artikelen voor wonen, kantoor- en bedrijfsinrichting met een specialistisch aanbod op het gebied van onder meer (open)haarden, verwarming, baby- en kindermeubelen, raamdecoratie, verlichting, projectmeubilair/inrichting, keukenaccessoires, huishoudelijke artikelen, kunst en kitsch, vloeren, hang- en sluitwerk, tuinartikelen alsmede andere aansluitende formules;
  • een seizoens- en entertainmentplein, met een dynamische en wisselende gebruiksfunctie en uitstraling per seizoen, van de deels bebouwde en deels onbebouwde ruimte ten behoeve van verkoop, presentaties, demonstraties, het showen en tentoonstellen, entertainment en festiviteiten;
  • het aanbieden van aan het thema 'wonen en in en om het huis' gerelateerde en ondersteunende publieksgerichte dienstverlening op het gebied van service, advies, ontwerp en bemiddeling;
  • ondersteunende horeca die aansluit bij en/of gebonden is aan de winkelvoorzieningen;
  • leisurevoorzieningen.
1.64 zolder:

zolder onder een kap voor zover de hoogte van de borstwering ter plaatse van de omtrekmuren minder dan 80 cm boven de vloer is gelegen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de bouwperceelsgrens:

tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.7 de horizontale diepte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de voorgevel en de achtergevel;

2.8 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:

vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;

2.9 bruto (bedrijfs)vloeroppervlakte (bvo):

zie de begripsbepaling als bedoeld in 1.23;

2.10 winkelverkoopvloeroppervlakte (wvo):

zie de begripsbepaling als bedoeld in 1.60.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het uitoefenen van een bedrijf of bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'erf' zijn de gronden tevens bestemd voor erven, tuinen, verkeer-verblijfsgebied en/of parkeervoorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - categorie 2' zijn bedrijven of bedrijfsmatige activiteiten die staan vermeld in categorie 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten niet toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf uitgesloten - parkeren en opslag' zijn parkeervoorzieningen en opslag niet toegestaan;
  • e. productiegebonden detailhandel, voor zover samenhangend met en ondergeschikt aan de bedrijfsvoering;
  • f. bedrijfsmatige internetverkoop;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en laad- en losvoorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het maximum bebouwingspercentage van het bouwvlak bedraagt 100%;
  • c. de goot- en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' is aangegeven.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan de op de verbeelding aangegeven goothoogte, met uitzondering van erf- en terreinscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag buiten het bouwvlak niet meer bedragen dan 5 meter, met uitzondering van:
    • 1. verlichting en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 12 meter mag bedragen;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen, waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen.

3.2.3 Voorwaardelijke verplichting ruimtelijk-stedenbouwkundige afstemming

Teneinde een goede (loop)route en passende ruimtelijk-stedenbouwkundige aansluiting tussen de ontwikkeling van het Tussengebied (gelegen tussen de oostgrens van onderhavig plangebied en de Absdaalseweg) en onderhavig plangebied te realiseren, dient er op het moment van het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'erf' sprake te zijn van:

  • a. een uitvoerbaar ruimtelijk-stedenbouwkundig plan waaruit de waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van het naastgelegen plan blijkt;
  • b. een plan voor een deugdelijke voor mensen toegankelijke doorgang, zodat er een logische verbinding ontstaat tussen het verkeers-verblijfsgebied in het Tussengebied en het verkeers-verblijfsgebied in onderhavig plangebied;
  • c. indien hiervoor sloop van (een gedeelte van) de bestaande bebouwing noodzakelijk is, dient het uitvoerbaar ruimtelijk-stedenbouwkundig plan hierin de voorzien.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing en aan het aantal, de situering en de omvang van de parkeervoorzieningen:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de milieukwaliteit;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • b. geluidszoneringsplichtige inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • c. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 6 meter is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • e. opslag van goederen op onbebouwde gronden binnen een afstand van 5 meter van ontsluitingswegen is niet toegestaan;
  • f. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  • g. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de brutovloeroppervlakte niet toegestaan. Kantoorvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  • h. per bedrijf is productiegebonden detailhandel toegestaan tot 15% van de brutovloeroppervlakte tot een maximum van 100 m², met dien verstande dat 50% daarvan mag worden gebruikt ten behoeve van showrooms;
  • i. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel als genoemd in lid 3.1 sub e.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de Staat van bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 3.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd, met dien verstande dat er geen bedrijven zijn toegestaan, die op grond van artikel 3.4 zijn uitgesloten.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor 'Life Style Village Hulst', waarbinnen de volgende functies zijn toegestaan:

  • a. een woonthemacentrum
  • b. een woonthema-outlet, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale bruto (bedrijfs)vloeroppervlakte 15.000 m² bedraagt;
    • 2. de minimale bruto (bedrijfsvloeroppervlakte 1.500 m² bedraagt;
    • 3. er slechts één woonthema-outlet toegestaan is;
  • c. detailhandel, met dien verstande dat:
    • 1. de totale maximale bruto (bedrijfs)vloeroppervlakte 15.000 m2 bedraagt;
    • 2. de minimale bruto (bedrijfs)vloeroppervlakte per detailhandelsvestiging 1.500 m2 bedraagt;
    • 3. enkel de volgende branches detailhandel zijn toegestaan:
      • outdoor- en kampeerartikelen;
      • recreatie;
      • caravans en tenten;
      • boten;
      • fiets en auto-accessoires;
      • keuken, badkamers en sanitair;
      • meubels en woninginrichting;
      • bruin- en witgoed;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - seizoens- en entertainmentplein' tevens een seizoens- en entertainmentplein met een maximale vloeroppervlakte van 9.000 m², met dien verstande dat de maximale bruto (bedrijfs)vloeroppervlakte van het bebouwd ruimtedeel voor verkoop, commerciële diensten, showroom- en tentoonstellingsfunctie maximaal 6.000 m² bedraagt;

met daarbij, voor zover passend binnen het bepaalde onder sub a t/m d:

  • e. ondersteunende horeca uitsluitend ter ondersteuning van de detailhandelsfuncties in het 'Life Style Village Hulst' met een maximale bruto (bedrijfs)vloeroppervlakte van 1.750 m²;
  • f. ondersteunende specifieke publieksgerichte dienstverlening op het gebied van advies, ontwerp, inrichting en bemiddeling, uitsluitend ten dienste van het hoofdthema 'wonen en in en om het huis' met een maximale bruto (bedrijfs)vloeroppervlakte van 250 m²;
  • g. ondersteunende administratieve dienstverlening uitsluitend ten dienste van de toegelaten functies in het 'Life Style Village Hulst';
  • h. een antiekmarkt specifiek ingericht en geprofileerd op de verkoop van artikelen onder het hoofdthema 'wonen en in en om het huis', uitsluitend ten dienste van en ondersteunend aan de onder 4.1.1 a t/m d toegelaten functies in het 'Life Style Village Hulst';
  • i. een woondiscountmarkt specifiek ingericht en geprofileerd op de verkoop van artikelen onder het hoofdthema 'wonen en in en om het huis', uitsluitend ten dienste van en ondersteunend aan de onder 4.1.1 a t/m d toegelaten functies in het 'Life Style Village Hulst'
  • j. een veilinghal specifiek ingericht en geprofileerd op de verkoop van artikelen onder het hoofdthema 'wonen en in en om het huis', uitsluitend ten dienste van en ondersteunend aan de onder 4.1.1 a t/m d en i toegelaten functies in het 'Life Style Village Hulst';
  • k. leisure uitsluitend ten dienste van en ondersteunend aan de onder 4.1.1 a t/m j toegelaten functies in het 'Life Style Village Hulst';

Een en ander met dien verstande dat de totale maximale bruto (bedrijfs)vloeroppervlakte van de functies als genoemd onder sub a tot en met k niet meer dan 58.000 m2 bedraagt;

met de daarbij behorende:

  • l. wegen en paden;
  • m. erven, terreinen en in- en uitritten;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. terrassen;
  • p. passage(s);
  • q. openbare verblijfsruimten;
  • r. voorzieningen van algemeen nut;
  • s. parkeervoorzieningen;
  • t. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • u. gebouwen;
  • v. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • w. bijbehorende voorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  • c. de goot- en/of bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte, maximum bouwhoogte' is aangegeven;
  • d. in afwijking van het bepaalde in sub c mag de bouwhoogte voor een (schijn)gevel of gevelaccent ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - gevelaccent' 12 meter bedragen.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder luifels, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan de op de verbeelding aangegeven goothoogte, met uitzondering van:
    • 1. erf- en terreinscheidingen waarvan de bouwhoogte maximaal 2 meter mag bedragen;
    • 2. verlichting en vlaggenmasten, waarvan de bouwhoogte maximaal 12 meter mag bedragen;
    • 3. ten hoogste 1 reclamezuil, waarvan de bouwhoogte maximaal 18 meter mag bedragen;
    • 4. luifels, waarvan de bouwhoogte maximaal de goothoogte van het aangrenzende of onderliggende hoofdgebouw bedraagt plus 6 meter met een absoluut maximum van 15 meter;
  • b. in afwijking van het bepaalde in sub a mag de bouwhoogte voor een (schijn)gevel of gevelaccent ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - gevelaccent' 12 meter bedragen.

4.2.3 Voorwaardelijke verplichting waterberging
  • a. Een hoofdgebouw mag uitsluitend worden gebouwd indien op hetzelfde bouwperceel voldoende waterberging is of gelijktijdig wordt gerealiseerd, danwel aangetoond wordt dat er sprake is van saldering van verharding (geen toename van verhard oppervlak).
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien op een andere wijze is gewaarborgd dat aan de minimaal vereiste waterbergingscompensatie wordt voldaan.

4.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, alsmede het aantal, de situering en de omvang van de parkeervoorzieningen:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de milieukwaliteit;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Hogere bouwhoogte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 ten behoeve van het toestaan van een hogere bouwhoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met dien verstande dat:

  • a. het straatbeeld ruimtelijk niet onevenredig wordt aangetast;
  • b. de verkeersveiligheid niet in het geding komt;
  • c. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van de aangrenzende gronden en bouwwerken.

4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. detailhandel met uitzondering van het bepaalde in 4.1. Hieronder wordt in ieder geval verstaan detailhandel:
    • 1. in de branche dagelijkse goederen;
    • 2. in de vorm van een supermarkt;
    • 3. in de branche mode/kleding en schoenen;
    • 4. in de vorm van een warenhuis;
    • 5. in de vorm van een bouwmarkt;
    • 6. in de vorm van een tuincentrum;
  • b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • c. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Verkleinen minimale bruto (bedrijfs)vloeroppervlakte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1.1 sub c.2 ten behoeve van het verkleinen van de minimale bruto (bedrijfs)vloeroppervlakte van 1.500 m² per detailhandelsvestiging naar een minimale bruto (bedrijfs)vloeroppervlakte van 1.000 m² per detailhandelsvestiging, met dien verstande dat het te vestigen detailhandelsbedrijf dient te passen binnen de schaal van en een conceptuele aanvulling dient te zijn op het 'Life Style Village Hulst'.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met een verkeers- en verblijfsfunctie alsmede ter ontsluiting van de aanliggende gronden;
  • b. voet- en rijwielpaden;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • e. straatmeubilair;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van gemengd - seizoens- en entertainmentplein' een seizoens- en entertainmentplein met dien verstande dat het seizoens- en entertainmentplein, in samenhang bezien met het gedeelte van het seizoens- en entertainmentplein voor zover gelegen binnen de bestemming 'Gemengd', de maximale maatvoering zoals bepaald in artikel 4.1.1 onder d. niet te boven mag gaan;
  • g. terrassen;
  • h. voorzieningen van algemeen nut;
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. kunstwerken;
  • k. waterlopen en waterpartijen;
  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;

met de daarbij behorende:

  • m. gebouwen;
  • n. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut, alsmede overdekte voorzieningen ten behoeve van winkelwagens, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter;
  • c. de oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 15 m².

5.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van terrassen zijn niet toegestaan;
  • b. luifels zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. luifels dienen gesitueerd te zijn tot maximaal 5 meter uit de gevel van een binnen een ander bestemmingsvlak gesitueerd hoofdgebouw, danwel ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - luifel';
    • 2. de bouwhoogte van luifels bedraagt maximaal de goothoogte van het aangrenzende hoofdgebouw plus 6 meter;
  • c. ten hoogste 1 reclamezuil is toegestaan, waarvan de bouwhoogte maximaal 18 meter mag bedragen;
  • d. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2 meter bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 12 meter bedragen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, alsmede aan het aantal, de situering en de omvang van de parkeervoorzieningen:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de milieukwaliteit;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

5.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.2 onder a voor het toestaan van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de terrasfunctie, met dien verstande dat:

  • a. het geen permanente bouwwerken zijn;
  • b. het straatbeeld daardoor ruimtelijk niet onevenredig wordt aangetast;
  • c. de verkeerssituatie zich daartegen niet verzet;
  • d. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,5 meter.

5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
7.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

7.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan daar waar bovengronds gebouwen zijn gebouwd;
  • b. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 3 meter onder peil.

7.1.3 Afwijken van ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 7.1.2 sub b voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 8 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet onevenredig wordt verstoord/aangetast, dan wel voldoende maatregelen worden aangetroffen in het belang van de gewenste waterhuishoudingsituatie ter plaatse en de directe omgeving;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden ter plaatse.

7.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

7.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
7.3.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

7.3.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

7.3.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 7.3.1 en 7.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats, danwel binnen hetzelfde bouwvlak.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

8.1 Strijdig gebruik

Het is verboden de in de artikelen 3, 4 en 5 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

8.2 Voorwaardelijke verplichting parkeren
8.2.1 Algemeen
  • a. Bij het bouwen of (doen laten) gebruiken van gebouwen op grond van deze planregels dient te zijn voorzien in voldoende parkeercapaciteit, waarbij moet worden voldaan aan de volgende parkeernormen:
    • 1. 2,2 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo voor de functies binnen de bestemming 'Gemengd';
    • 2. 2,1 parkeerplaatsen per 100 m² bvo voor arbeids- en bezoekersintensieve bedrijven binnen de bestemming 'Bedrijf';
    • 3. 0,8 parkeerplaatsen per 100 m² bvo voor arbeids- en bezoekersextensieve bedrijven binnen de bestemming 'Bedrijf';
  • b. Het opvangen van de parkeerbehoefte in het openbare gebied is slechts toegestaan indien:
    • 1. er op eigen terrein aantoonbaar onvoldoende of onvoldoende geschikte ruimte aanwezig is voor het aanleggen van voldoende parkeervoorzieningen;
    • 2. aan de normering wordt voldaan zoals bepaald onder a.
  • c. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om indien er met betrekking tot parkeren door de gemeenteraad gewijzigd beleid wordt vastgesteld, dit overeenkomstig van toepassing te verklaren op onderhavig bestemmingsplan.

8.2.2 Afwijkingsbevoegdheid parkeernormen

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 onder a. door het stellen van nadere normen, mits uit een rapport blijkt dat:

  • a. de aard van de te vestigen functie(s) een andere parkeerbehoefte kennen vanwege onder andere exploitatie, arbeidsintensiteit, aandeel bezoekers en vervoersmanagement, en/of;
  • b. er sprake is van uitwisselbaarheid van beschikbare parkeerplaatsen, en/of
  • c. er sprake is van beschikbare alternatieve vervoerswijzen op korte afstand en hiervan wordt door een substantieel aandeel van de gebruikers gebruik gemaakt.

8.2.3 Afwijkingsbevoegdheid parkeren op eigen terrein

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.2.1 onder b., mits uit een rapport blijkt dat:

  • a. er geen sprake is van een onevenredige toename van de parkeerdruk in het openbaar gebied, en;
  • b. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van de verkeersveiligheid, en
  • c. er geen sprake is van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld.

Artikel 9 Algemene aanduidingsregels

9.1 geluidzone - industrie

Binnen de als 'geluidzone - industrie' aangegeven gronden mogen geen nieuwe woningen of andere geluidgevoelige functies worden gebouwd, tenzij een hogere waarde in het kader van de Wet geluidhinder is vastgesteld.

Artikel 10 Algemene afwijkingsregels

10.1 Algemeen

Indien niet op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken van deze regels kan het bevoegd gezag door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:

  • a. het afwijken van de in de regels voorgeschreven maatvoering met ten hoogste 10%;
  • b. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat nutsgebouwtjes, wachthuisjes ten behoeve van openbaar vervoer, telefooncellen, gebouwtjes ten behoeve van de bediening van kunstwerken, toiletgebouwtjes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes worden gebouwd, mits de inhoud per gebouwtje maximaal 50 m³ bedraagt;
  • d. de bestemmingsbepalingen en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • e. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 meter;
  • f. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot maximaal 40 meter. Wat betreft zend-, ontvang- en/of sirenemasten gelden de volgende voorwaarden:
    • 1. losse masten met hekwerken, gebouwtjes e.d. zijn alleen toegestaan:
      • buiten de bebouwde kom en in landschappelijk minder gevoelige gebieden, langs grote verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, knooppunten, viaducten, bedrijventerreinen en horecagelegenheden;
      • binnen de bebouwde kom op bedrijventerreinen en sportparken;
    • 2. installaties op of aan een gebouw zijn alleen toegestaan:
      • op hoge gebouwen; bij voorkeur op een plat dak en zo ver mogelijk van een dakrand, met dien verstande dat bijzondere en waardevolle gebouwen in beginsel geheel dienen te worden ontzien, zonodig in overleg met de monumentencommissie;
      • tegen gevels aan; wanneer de invloed van die installaties geen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten;
  • g. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen wordt vergroot ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, met dien verstande dat:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting maximaal 10% van het betreffende bouwvlak zal bedragen;
    • 2. de hoogte maximaal 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen.

Artikel 11 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen en/of andere grenslijnen en aanduidingen ten behoeve van de praktische uitvoering van het plan met dien verstande dat de afwijking ten hoogste 1,50 meter mag bedragen, mits het wijzigingen betreft waarbij geen belangen van derden worden geschaad, dan wel ter correctie van afwijkingen of onnauwkeurigheden op de verbeelding;
  • b. het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen ten behoeve van de praktische uitvoering van het beloop van wegen of het in geringe mate aanpassen van de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijdingen mag echter niet meer dan 1,50 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd;
  • d. een andere situering en/of begrenzing van de bouwvlakken, bouwgrenzen en/of andere op de verbeelding opgenomen zones, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat de verschuivingen in verband met de ingekomen omgevingsvergunningaanvragen nodig zijn ter uitvoering van het bouwplan, mits de afwijking ten hoogste 1 meter bedraagt en de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bebouwingsvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
  • e. het oprichten van transformatorgebouwen en andere nutsgebouwen met een inhoud van ten hoogste 100 m³ en een bouwhoogte van ten hoogste 6 meter, welke in het kader van de nutsvoorzieningen nodig zijn en welke op grond van het bepaalde van in de voorafgaande artikelen niet kunnen worden gebouwd.

Artikel 12 Algemene procedureregels

12.1 Nadere eisen

Bij het stellen van nadere eisen wordt de volgende procedure gevolgd:

  • a. het voornemen tot het stellen van nadere eisen ligt met bijbehorende stukken gedurende twee weken op het gemeentehuis ter inzage;
  • b. de terinzagelegging wordt vooraf bekend gemaakt in één of meer dag- of nieuwsbladen, die in de gemeente worden verspreid, en voorts op electronische wijze;
  • c. de bekendmaking houdt mededeling in dat belanghebbenden schriftelijk of electronisch hun zienswijzen kunnen indienen gedurende de onder a genoemde termijn;
  • d. degenen die tijdig hun zienswijzen schriftelijk of electronisch hebben ingediend worden in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen mondeling nader toe te lichten;
  • e. burgemeester en wethouders delen aan hen die zienswijzen hebben ingediend de beslissing daaromtrent mede.


Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 13 Overgangsrecht

13.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

13.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

13.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 14 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan De Statie, herziening Life Style Village 2016.