Plan: | Kloosterzande, Antoniusstraat/Pastoor Versterplein |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0677.BPkloosAntoniusstr-001O |
Zorgsaam Zorggroep Zeeuws-Vlaanderen (hierna: Zorgsaam) richt zich op goede gezondheids- en welzijnszorg voor de inwoners van Zeeuws-Vlaanderen en de regio's daar omheen. Vanuit de kernwaarden die Zorgsaam vaststelde wordt ook de thuis- en ouderenzorg ingericht. Om goed in te kunnen spelen op veranderingen, zoals langer thuis wonen, is het noodzakelijk om de voorzieningen te verbeteren of te vernieuwen. In dat kader wordt een (gedeeltelijke) herontwikkeling van de bestaande woonzorglocatie Antonius in Kloosterzande voorgestaan, zodat er op termijn een zogenaamde zorgwijk ontstaat. Het huidige 'centrum voor wonen met zorg' komt te vervallen zodra de bestaande psychogeriatrische huisvesting komt te vervallen.
Voor deze locatie is een stedenbouwkundig ontwerp (ontwikkelingsplan) gemaakt waarbij bestaande tijdelijke huisvesting wordt verwijderd, bestaande verouderde seniorenwoningen en een verouderd deel van het woonzorgcomplex worden gesloopt en tot nieuwbouw van 47 nieuwe woningen en een gebouw voor centrale en maatschappelijke voorzieningen wordt overgegaan. Het bestaande terrein wordt, gefaseerd, volledig heringericht.
Het geldende bestemmingsplan 'Hulst Kernen 1H' biedt onvoldoende ruimte voor de herontwikkeling. Om die reden is dit nieuwe bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied van het ontwikkelingsplan ligt aan de Antoniusstraat/Pastoor Versterplein te Kloosterzande en bestaat uit de volgende percelen:
Afbeelding 1 | Luchtfoto met plangrens (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust)
Het plangebied grenst aan de noord- en westzijde aan agrarische gronden, aan de oostzijde aan (bebouwing langs) de Groenendijk en aan de zuidzijde aan het Pastoor Versterplein en (woningen aan) de Kerklaan.
Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan gefaseerd mogelijk te maken.
Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
Op de locatie Antonius aan de Antoniusstraat/Pastoor Versterplein te Kloosterzande is momenteel uiteenlopende bebouwing aanwezig:
Afbeelding 2 | Huidige situatie plangebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl; bewerking: Juust)
Visie op thuis- en ouderenzorg
Zorgsaam stelde medio 2020 de Visie op Thuis- en Ouderenzorg v1.0 vast (Bijlage 1). De visie gaat verder dan alleen het bieden van zorg. Zorgsaam biedt de mogelijkheid om wonen te combineren met voorzieningen die bijdragen aan het welzijn van de cliënten door veiligheid, gezelligheid en dienstverlening te creëren. In de visie zijn 3 zorgconcepten uitgewerkt waarbij onderscheid is gemaakt in dienstverlening in relatie tot de locatie. De locatie Antonius wordt op dit moment nog gezien als een van de 5 centra voor 'Wonen met zorg'. In de gemeente Hulst is naast deze locatie ook de Blaauwe Hoeve als 'centrum voor Wonen met zorg' aangemerkt. Een dergelijk centrum moet een aantrekkingskracht uitoefenen op senioren door de combinatie van faciliteiten en welzijnsactiviteiten die het een fijne woonomgeving maken. Naast het concept 'thuis in de wijk' en welzijnsdiensten wordt in een dergelijk centrum ook WlZ-zorg (Wet langdurige Zorg) met behandeling en verblijf geleverd, er is 24-uur/dag een zorgprofessional aanwezig. Gestreefd wordt naar maximale samenwerking met andere zorgaanbieders. In een 'centrum voor Wonen met zorg' kunnen partners langer gezamenlijk blijven wonen. Mocht voor één van de partners WlZ-zorg met verblijf en behandeling nodig zijn, dan kan de andere partner in het appartement of de nabijheid blijven wonen. Het streven is om het aantal intramurale voorzieningen te beperken, door concentratie op enkele locaties kunnen specialistische medewerkers efficiënter en toekomstbestendig worden ingezet.
Ruimtelijke visie en stedenbouwkundig plan
Uitgangspunt voor de ontwikkeling is dat het aantal intramurale zorgeenheden op termijn fors vermindert en dat er meer mogelijkheden zijn om zelfstandig te wonen. Van groot belang voor het welslagen is dat er, conform de visie op Thuis- en Ouderenzorg integratie is met de kern en er sprake is van levendigheid, om het welzijn van senioren te verbeteren. Niet weggestopt aan een doodlopende straat, maar onderdeel van de samenleving.
Vanuit een inventarisatie van de bestaande situatie is een ruimtelijke visie opgesteld die is doorvertaald naar een stedenbouwkundig plan. Zie Bijlage 2. Er wordt uitgegaan van sloop van de 23 seniorenwoningen en het amoveren van de tijdelijke huisvesting uiterlijk in 2027 (48 intramurale eenheden). Op termijn (binnen 10 jaar) wordt ook het verouderde deel van de intramurale zorg langs de Groenendijk gesloopt en vervallen daarmee nog 24 intramurale eenheden. Op dat moment wordt deze voorziening niet meer gezien als centrum voor 'Wonen met zorg', maar is het concept 'zorgwijk' van toepassing. De recente nieuwbouw blijft uiteraard aanwezig.
Toegevoegd wordt een centraal gebouw waarin voorzieningen gerealiseerd worden en die ook fungeert als ontmoetingsruimte. In dit multifunctioneel centrum worden onder meer ook maatschappelijke voorzieningen zoals een huisartsenpraktijk, fysiotherapie, GGD en apotheek voorzien. Dit betreft gedeeltelijk een verplaatsing vanuit het bestaande (recente) hoofdgebouw. Het gaat om het realiseren van ondersteunende voorzieningen met 22 behandelkamers (13 voor de huisartsen, 7 voor de fysiotherapie, 2 voor de GGD). Er vervallen 12 behandelkamers in het hoofdgebouw, waardoor er per saldo sprake is van een toevoeging van 10 behandelkamers.
Er zijn 47 nieuwe grondgebonden seniorenwoningen voorzien, in zowel het huursegment (nader te bepalen). Dit aantal woningen is nodig om een toekomstbestendig zorgconcept te kunnen exploiteren. Er is dus sprake van een toevoeging van 24 woningen in het segment senioren, gericht op het ontvangen van zorg, terwijl er na sloop van de tijdelijke huisvesting 48 intramurale zorgeenheden vervallen. Mensen blijven langer thuis wonen. In de planregels is vastgelegd dat deze 24 woningen zorgafhankelijk zijn. Op termijn zullen er daarnaast nog 24 intramurale zorgeenheden vervallen door sloop van de verouderde bebouwing langs de Groenendijk. Daarmee wordt het gebied ook meer open gemaakt. Er kan dan ook een betere verbinding tussen de zorglocatie en het dorp tot stand komen. Ter plaatse waar nu de huisartsenpraktijk en fysiotherapie aanwezig zijn worden 7 nieuwe intramurale eenheden in het hoofdgebouw gerealiseerd. Per saldo is er dus sprake van het vervallen van 65 intramurale eenheden (48 + 24 - 7).
Afbeelding 3 | Ontwerp toekomstige situatie plangebied (bron: Antonius Kloosterzande, van visie naar stedenbouwkundig plan, Juust BV)
Met de inrichting van de openbare ruimte wordt ook beoogd die verbinding te verbeteren. Het plangebied zal daarnaast minder verharding kennen dan in de huidige situatie. Er wordt meer kwalitatief- en gebruiksgroen aangebracht. De laan wordt begeleid door bomen en verspreid in het plangebied worden veel bomen toegevoegd die het plangebied mede tot een fijne verblijfplek maken. Het aanzicht van buitenaf wordt meer eenduidig. Daarnaast kan er bijvoorbeeld een dierenweide in het plan worden gerealiseerd waardoor ook andere doelgroepen het plangebied 'ingetrokken' worden, wat de integratie verbetert en het bezoek aan de bewoners aantrekkelijker wordt gemaakt. De fasering is nader uitgewerkt in Bijlage 2. Daarbij is rekening gehouden met het realiseren van het eerste deel van de woningen, voordat de tijdelijke bebouwing verdwijnt, zodat er een 'interne' verhuizing mogelijk is. Het twee keer verhuizen van bewoners wordt zoveel mogelijk voorkomen.
Ter plaatse van het plangebied gelden de bestemmingsplannen 'Kernen Hulst, 1H' en 'Buitengebied Hulst' van de gemeente Hulst (zie afbeelding 4 en 5). Deze bestemmingsplannen zijn op 15 april 2021 respectievelijk 16 mei 2013 door de gemeenteraad vastgesteld. De gronden zijn in deze bestemmingsplannen bestemd voor 'Wonen', 'Wonen-Voorzieningen', 'Groen', 'Verkeer', 'Verkeer - Garages en bergplaatsen' en 'Agrarisch'.
Binnen de bestemming 'Wonen' zijn woningen toegestaan met bijbehorende voorzieningen. De goot- en bouwhoogte bedragen 4 en 8 meter. Binnen de bestemming 'Wonen - Voorzieningen' is uitsluitend het wonen in een woonzorgcomplex toegestaan. Het aantal eenheden is hierin niet vastgelegd. De maximum goothoogte is 12 meter binnen het bouwvlak De bouwhoogte bedraagt maximaal 16 meter.. Op de bestemming 'Groen' mogen groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden aanwezig zijn. De bestemming 'Verkeer' is voor wegen, opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden en verblijf.
Binnen de bestemming 'Agrarisch' is grondgebonden agrarisch grondgebruik en een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening mogelijk, er is geen bouwvlak aanwezig. De gronden hebben de aanduiding kernrandzone. Dit betekent dat de gronden tevens bedoeld zijn voor het behoud en/of herstel van het karakter van de zone rondom de kernen.
Ter plaatse van de gronden in het bestemmingsplan 'Buitengebied' geldt op basis van het bestemmingsplan 'Archeologische en aardkundige waarden' een dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie - 2'. Ter plaatse van de gronden binnen het bestemmingsplan 'Kernen Hulst 1H' geldt aan de westzijde van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 2' en aan de oostzijde 'Waarde-Archeologie 1'.
Aan de zuidzijde van het plangebied is de 'vrijwaringszone molenbiotoop' aanwezig. Het geldende bestemmingsplan stelt geen regels aan bouwen buiten 100 meter van de molen.
Binnen het gehele plangebied is de 'vrijwaringszone radar' daarnaast van toepassing. Deze beschermt het radarverstoringsgebied van de vliegbasis Woensdrecht.
Afbeelding 4 | Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Kernen Hulst 1H' (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
Afbeelding 5 | Uitsnede geldend bestemmingsplan 'buitengebied Hulst' (bron: ruimtelijkeplannen.nl, bewerking: Juust)
Voor de planuitwerking is aangesloten bij de regeling uit het bestemmingsplan 'Kernen Hulst 1H'. In het plan wordt in de basis uitgegaan van de bestemming 'Wonen'. Omdat de bouwmogelijkheden in het geldende bestemmingsplan in de bestemmingen 'Wonen' en 'Wonen-Voorzieningen' vergelijkbaar zijn is ervoor gekozen om de bestemming 'Wonen-Voorzieningen' te laten vervallen en ter plaatse van het woonzorgcomplex een functie-aanduiding 'woonzorgcomplex' op te nemen. Binnen de bouwvlakken voor de grondgebonden woningen is in artikel 6.1 onder b geregeld dat deze woningen deels voor zorgafhankelijk wonen moeten worden gebruikt. Dit betreft minimaal 24 woningen. De overige 23 woningen mogen, conform de huidige situatie, regulier bewoond worden. In het geldende bestemmingsplan zijn binnen de woonbestemming aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten onder voorwaarden toegestaan. Daarnaast is er in het geldende bestemmingsplan een afwijkingsregeling voor het realiseren van 'bed & breakfast'. Deze regelingen worden in dit specifieke bestemmingsplan niet overgenomen. De woonlocatie is echt gericht op zorg en dient ook voor deze doelgroep beschikbaar te zijn. Dergelijke ondergeschikte woonfuncties passen niet in deze gedachte.
De gewenste nieuwbouw voor voorzieningen aan de zuidzijde van het plangebied krijgt de bestemming 'Maatschappelijk'. Op deze locatie zijn geen woonfuncties voorzien en de voorzieningen zijn niet alleen beschikbaar voor de zorgwijk, maar deze hebben een bredere maatschappelijke functie voor Kloosterzande.
Om de kwaliteit van de buitenruimte te waarborgen is ook de bestemming 'Groen' opgenomen. Binnen het groen is er wel de mogelijkheid om, binnen een daarvoor aangeduid gebied een (zeer kleinschalige) kinderboerderij/dierenweide te realiseren. Een schuilgelegenheid of stalletje voor dieren mag maximaal 30m² zijn. Tevens is het mogelijk binnen groen een ontmoetingsplaats te realiseren, in de vorm van een kleine kiosk of overkapping.
De bestemming 'Verkeer' is overeenkomstig het geldende bestemmingsplan.
Uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse van het uitgevoerde onderzoek de archeologische dubbelbestemming kan vervallen. Het onderzoeksgebied is kleiner dan het plangebied. Buiten het onderzoeksgebied worden de geldende regelingen (Waarde - Archeologie 1 en 2) gehandhaafd.
De vrijwaringszones worden opgenomen conform het geldende bestemmingsplan. In de regeling voor de molenbiotoop wordt wel een bouw- en afwijkingsregeling toegevoegd voor bouwen tussen 100 en 400 meter vanaf de molen.
In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.
Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.
Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwregels en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. De topografische ondergrond die gebruikt is als basis voor de verbeelding heeft geen juridische status.
Regels
Algemeen
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Inleidende regels
Begripsbepalingen en Wijze van meten
De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.
Bestemmingsregels
Groen - Maatschappelijk - Verkeer - Wonen - Waarde-Archeologie
In de bestemmingsregels is aangesloten bij de regeling zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Kernen Hulst 1H'. Naast een bestemmingsomschrijving en bouwregels zijn in een aantal gevallen specifieke gebruiksregels of afwijkingsregels opgenomen. De uitgangspunten voor de regeling zijn beschreven in paragraaf 2.2.2.
Algemene regels
Anti-dubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers. Tevens is een regeling opgenomen voor het aantal woningen en ondergronds bouwen.
Algemene gebruiksregels
In dit artikel zijn algemene regels opgenomen ten aanzien van het gebruik van een woning ten behoeve van maximaal één huishouden.
Algemene aanduidingsregels
In dit artikel zijn de regels voor de vrijwaringszones opgenomen. Dit betreffen het radarverstoringsgebied en de molenbiotoop.
Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.
Overige regels
Overgangs- en slotregels
In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.
Nationale Omgevingsvisie (NOVI)
Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI geeft het kabinet richting aan grote opgaven waardoor Nederland de komende 30 jaar verandert. In de NOVI wordt aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 de langetermijnvisie in beeld gebracht. Het Rijk wil sturen op de nationale belangen. De inzet van het Rijk is samengevat in vier prioriteiten:
Het versterken van de omgevingskwaliteit staat in de NOVI centraal. Dit houdt in dat alle plannen met oog voor de natuur, gezondheid, milieu en duurzaamheid gemaakt moeten worden. De NOVI maakt bij het maken van keuzes gebruik van drie afwegingsprincipes:
De beleidsdoorwerking van de NOVI vindt plaats door middel van wet- en regelgeving, NOVI-gebieden, Gebiedsagenda's Grote Wateren en de Omgevingsagenda's. Het beleid heeft derhalve geen directe doorwerking voor dit bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan sluit wel aan bij de prioriteit 'Sterke en gezonde steden en regio's '.
Besluit ruimtelijke ordening (Bro)
Bij alle ruimtelijke plannen streeft het Rijk naar zorgvuldige afwegingen en heldere besluitvorming. Dit doet het Rijk via het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). In het Bro is de Ladder voor duurzame verstedelijking opgenomen (artikel 3.1.6). De Ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. De Ladder luidt als volgt:
De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de herontwikkeling van een bestaande locatie, waarbij 24 zorgwoningen en een aantal maatschappelijke functies toegevoegd worden. Er is dus sprake van een stedelijke ontwikkeling. De vraag is vervolgens of er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Er vervallen 65 intramurale eenheden. De bouwmassa van het geheel is vergelijkbaar met de bestaande situatie waarin tijdelijke bebouwing aanwezig is waar zorg plaatsvindt. De functie verschuift daarmee van intramurale zorg naar zorg waarbij mensen langer thuis blijven wonen. De ruimtelijke kwaliteit zal daarnaast sterk verbeteren. Het bouwvlak van het bestaande woonzorgcomplex wordt fors verkleind. Er is daarmee geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Daarnaast is ook de realisatie van de maatschappelijke functies mede gelet op de aard en de omvang geen nieuwe stedelijke ontwikkeling. De functies zijn grotendeels reeds in het gebied aanwezig en toegestaan en leiden niet tot relevante leegstand elders. Deze bedienen de gehele kern. Een toets aan de ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet aan de orde.
De herontwikkeling vindt overigens grotendeels binnen het bestaand stedelijk gebied plaats. Om het programma volledig te kunnen realiseren is een kleine uitbreiding in de kernrandzone noodzakelijk. Deze gaat gepaard met het vervallen van bouwmogelijkheden binnen het bestaand stedelijk gebied om kwaliteit in de buitenruimte te realiseren. Er zijn binnen de kern geen alternatieve locaties om het programma te realiseren, omdat op die locaties de noodzakelijke koppeling, bezien vanuit de visie op thuis- en ouderenzorg niet te realiseren is. De aantallen zijn noodzakelijk voor een toekomstbestendige exploitatie. Er zijn derhalve geen alternatieven.
Omgevingsvisie Zeeland
Op 1 januari 2024 2022 treedt de Omgevingswet in werking. In de Omgevingswet worden alle bestaande wetten die te maken hebben met de fysieke leefomgeving samengevoegd. De Provincie Zeeland heeft de Zeeuwse Omgevingsvisie op 21 november 2021 vastgesteld. Deze visie benoemd de vier Zeeuwse ambities voor 2050 voor de kwaliteit van de fysieke leefomgeving in de provincie Zeeland. Deze sluiten aan bij de prioriteiten van de NOVI en geven daar een Zeeuwse invulling aan. De Zeeuwse ambities geven richting aan al het provinciale beleid en de uitvoering daarvan. Deze ambities zijn:
Deze vier Zeeuwse ambities vragen om een goede afweging van keuzes, zowel op regionaal als op lokaal niveau. De drie afwegingsprincipes die het Rijk daarvoor heeft bedacht -zoals aangegeven in de NOVI- zijn in de Omgevingsvisie vertaald naar vier afwegingsfactoren. Deze zijn nodig om een zorgvuldige afweging te kunnen maken bij concrete initiatieven en activiteiten in Zeeland. Deze afwegingsfactoren zijn:
De vier ambities zijn algemene strategische ambities met 2050 als horizon. Deze moeten ook richting geven aan beleidsdoelstellingen voor de kortere termijn (2030). In de Omgevingsvisie Zeeland is dan ook het beleid voor de periode tot 2030 vormgegeven.
Dit beleid is onderverdeeld in doelen voor 2030, de huidige situatie, acties voor de periode tot 2030 én afwegingsfactoren voor de uitvoering. Er zijn 27 thema's (bouwstenen) uitgewerkt waarbij het beleid voor de komende 10 jaar is weergegeven en waarvoor instrumenten, waaronder de Zeeuwse Omgevingsverordening, kunnen worden ingezet. In de Zeeuwse Omgevingsverordening, welke nog vastgesteld moet worden, is het beleid uit de Zeeuwse Omgevingsvisie verankerd.
Ten aanzien van de ambitie 'Uitstekend wonen, werken en leven in Zeeland' zijn de bouwstenen 'woningvoorraad' en 'woonomgeving' relevant. Voor de woningvoorraad is de doelstelling ''Een toekomstbestendige en CO2-neutrale woningvoorraad die in kwaliteit en kwantiteit aansluit op de vraag.''. Naast de uitbreidingsbehoefte van de Zeeuwse woningvoorraad moet de focus van het woonbeleid ook op de bestaande voorraad komen te liggen. Voor de bouwsteen 'woonomgeving' is de doelstelling: ''Onze woonomgeving is veilig en klimaatadaptief, lokt gezond gedrag uit en draagt bij aan biodiversiteit.''. Hierin spelen toekomstbestendige woongebieden op de goede plek een belangrijke rol. De realisatie van een zorgwijk binnen het plangebied draagt bij aan deze doelstelling.
Kwalitatief Woningmarktonderzoek Zeeland 2019 (KWOZ)
Woningbouwprojecten hebben een gemeentegrensoverschrijdende impact. Ten aanzien van het thema 'Wonen' is het provinciaal belang dat de regionale woningmarkten goed functioneren. Gestreefd moet worden naar een woningvoorraad die qua omvang, locatie en type is afgestemd op de woonwensen van de Zeeuwse huishoudens. Om die reden is regionale afstemming nodig over woningbouwplannen. Dit is vormgegeven door vaststelling van de regionale woningmarktafspraken. Om de provinciale ambitie van een toekomstbestendige woningvoorraad in 2040 te kunnen halen heeft de provincie, in samenwerking met alle Zeeuwse gemeenten, een uitgebreide woningmarktanalyse laten uitvoeren door Stec-groep. Dit betreft het Kwalitatief Woningmarkt Onderzoek Zeeland 2019 (KWOZ). De belangrijkste conclusies uit het KWOZ die relevant zijn voor de voorliggende planontwikkeling luiden voor de regio Zeeuws-Vlaanderen als volgt:
Tot 2040 wordt er een groei verwacht in de groep 65+ en 80+ -huishoudens. De andere doelgroepen nemen in aantal af.
Er is een sterke verschuiving gesignaleerd in behoefte van reguliere grondgebonden woningen naar nultredenwoningen als gevolg van aanhoudende vergrijzing. Binnen het nultredensegment gaat het indicatief vooral om ruimere sociale huur, vrije sector huur en ruimere koopappartementen. Er zal een overschot ontstaan in de kleine reguliere grondgebonden sociale huurwoningen, kleine goedkope koopwoningen en ruime, dure grondgebonden koopwoningen.
Bij het toevoegen van woningen aan de woningmarkt moet rekening gehouden worden met deze conclusies. In het onderhavige plan zijn 24 extra nultredenwoningen voorzien. Dit zijn woningen voor de doelgroep ouderen met zorg. Er vervallen 65 intramurale eenheden. Binnen het plangebied worden daarnaast extra voorzieningen gerealiseerd. Het plan voorziet in de kwalitatieve behoefte zoals die blijkt uit het KWOZ.
Woondeal Zeeland
Op 6 maart 2023 hebben betrokken partijen hun handtekening gezet onder de Zeeuwse Woondeal. Het doel is 16.500 nieuwe woningen in Zeeland te bouwen tot 2030. De samenwerking van de partijen moet ervoor zorgen dat er sneller en meer betaalbare huur- en koopwoningen komen in Zeeland. Met het plan wordt niet alleen voorzien in het toevoegen van zorgwoningen, maar ook in herbouw van verouderde woningen, waarmee een flinke kwaliteitsverbetering plaatsvindt.
Omgevingsverordening Zeeland 2018
Provinciale Staten moeten op grond van de Omgevingswet één omgevingsverordening vaststellen, waarin alle provinciale regels over de fysieke leefomgeving zijn opgenomen. De invulling hiervan is de Omgevingsverordening Zeeland. Op 21 december 2021 hebben Gedeputeerde Staten een ontwerp Omgevingsverordening Zeeland vastgesteld voor inspraak. De ontwerp Omgevingsverordening Zeeland heeft vanaf 11 januari tot en met 21 februari 2022 ter inzage gelegen. Tot het moment van vaststelling van deze Omgevingsverordening is de Omgevingsverordening uit 2018 van kracht.
De Omgevingsverordening Zeeland 2018 gaat net als het Omgevingsplan ook over de fysieke leefomgeving van de provincie. Bij de beoordeling van ruimtelijke plannen is vooral hoofdstuk 2, welke gaat over het ruimtelijk domein, van belang. Hierin zijn onder andere regels voor uitbreiding van bedrijventerreinen en woonwijken, bescherming van natuurgebieden en regionale waterkeringen opgenomen. De Ladder voor duurzame verstedelijking komt in het provinciaal beleid, net als in het rijksbeleid, ook naar voren. Gestreefd wordt naar een woningvoorraad die qua omvang, locatie en type is afgestemd op de woonwensen van de Zeeuwse huishoudens. Zie hiervoor de paragrafen 3.1 Rijksbeleid en 3.3 Regionaal beleid.
Het plangebied betreft grotendeels bestaand stedelijk gebied. Voor een beperkt deel is het plan gesitueerd in de kernrandzone, deze zal na realisatie deel uitmaken van het stedelijk gebied. In paragraaf 3.1 is reeds ingegaan hierop. Er is geen sprake van een 'nieuwe kleinschalige woningbouwlocatie in het landelijk gebied' waaraan in de omgevingsverordening specifieke voorwaarden zijn gesteld.
Het provinciaal beleid vormt geen belemmering voor het mogelijk maken van de gewenste ontwikkeling.
Woonvisie Regio Zeeuws Vlaanderen 2020
In juli 2014 is de woonvisie regio Zeeuws Vlaanderen 2020 vastgesteld. Deze woonvisie is vastgesteld om te anticiperen op de gevolgen van de bevolkingssamenstelling. De effecten hiervan zijn aanzienlijk. De gemeenten Sluis, Terneuzen en Hulst hebben daarom de krachten gebundeld door een regionale woonvisie te ontwikkelen. Deze visie heeft als uitgangspunten: kwaliteitsverbetering in de bestaande voorraad en concentratie van nieuwbouw binnen bestaand bebouwd gebied. De regionale woonvisie moet bijdragen aan een woningmarkt die voor bewoners en vestigers van buiten voorziet in aantrekkelijke woningen, leefbare wijken en kernen en een gezonde(re) balans tussen (veranderende) woningvraag en aanbod waarbij betrokken gemeenten vanuit hun kernopgaven denken en handelen.
De gemeenten willen hun doelen halen met de volgende 5 ambities:
De gewenste ontwikkeling past nagenoeg binnen elke ambitie. Ten aanzien van goed wonen voor alle doelgroepen is het creëren en behouden van passende woningen en leefbare kernen en wijken een belangrijk speerpunt. Uit de woonvisie blijkt dat voor een aantal doelgroepen extra aandacht nodig is om te zorgen dat ook zij prettig en passend een woning kunnen blijven vinden. Een relevante opgave ten aanzien van specifieke doelgroepen is de sterke vergrijzing en de extramuralisering die een aantal jaar geleden is begonnen. Deze leiden er samen toe dat er steeds grotere behoefte ontstaat aan zelfstandige woningen waarin huishoudens oud kunnen worden en zorg aan huis kunnen ontvangen.
Met de gewenste ontwikkeling wordt ingespeeld op het langer zelfstandig kunnen blijven wonen. Er worden in totaal 47 woningen gerealiseerd waar zorg kan worden ontvangen. In 23 van deze woningen mag, conform de geldende situatie, 'regulier' worden gewoond. In de praktijk gebeurt dit nauwelijks, de bewoning is vooral gericht op het ontvangen van zorg, nu of in de nabije toekomst. Het is wel gewenst om deze flexibiliteit te behouden zodat eventuele wijzigingen in de woningmarkt later ook kunnen worden opgevangen. Deze flexibiliteit is momenteel ook reeds aanwezig.
Woningmarktafspraken Zeeuws-Vlaanderen 2016-2025 vs. Zeeuwse Woondeal
De Zeeuws-Vlaamse gemeenten hebben met elkaar spelregels vastgesteld waarbinnen woningbouw kan plaatsvinden. Belangrijk thema daarin is te komen tot een realistische woningbouwproductie. In de afspraken was het noodzakelijk om de plancapaciteit terug te dringen omdat de bestaande harde plancapaciteit en de plannen in de pijplijn leidden tot een overschot. Echter is met de nieuwe provinciale prognoses en de Zeeuwse Woondeal (zie paragraaf 3.2 Provinciaal beleid) geen sprake meer van een overcapaciteit aan woningbouwplannen. In dit geval betreft het vervanging van 23 bestaande regulier bestemde woningen en de nieuwbouw van 24 woningen met zorg. Dit betreffen allemaal nultredenwoningen. Voor deze specifieke doelgroep zijn de afspraken met betrekking tot aantallen niet van toepassing. Hier is geen zogenoemde 'ladderruimte' voor nodig.
De gewenste ontwikkeling past binnen de uitgangspunten van het regionaal beleid en vormt daarmee geen belemmering voor vaststelling van dit bestemmingsplan.
Woonzorgvisie gemeente Hulst
Op 10 februari 2021 stelde de gemeente Hulst een woonzorgvisie vast. Daarin is vastgelegd dat de gemeente Hulst haar inwoners wil ondersteunen zodat zij langer zelfstandig of (weer) zelfstandig kunnen wonen en leven binnen hun eigen woonkern, vertrouwde woonomgeving en sociale netwerk. Het uitgangspunt daarbij is dat de burger eigen regie heeft en zelf verantwoordelijkheid neemt om fijn te wonen. De gemeente zorgt voor voldoende geschikte levensloopbestendige woningen en voorzieningen voor alle doelgroepen. Dit betekent dat:
Doelstellingen die de gemeente hierbij heeft vastgelegd in een ambitielijn 'vastgoed en wonen' zijn:
Daarnaast zijn er ambitielijnen 'organisatie van zorg en welzijn' en 'samenwerking'.
Met dit plan wordt invulling gegeven aan de doelstellingen binnen de ambitielijn 'vastgoed en wonen'. Dit plan voorziet in de realisatie van een zorgwijk.
Structuurvisie Hulst
De gemeente Hulst heeft in mei 2012 de structuurvisie vastgesteld, waarin op hoofdlijnen is beschreven waar de gemeente Hulst op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk gebied naar toe gaat in 2025. Voor wat betreft het aspect wonen wordt aangegeven dat nieuwbouw zonder meer nodig is. Wel moet voorkomen worden dat als gevolg van nieuwbouw op de ene plaats ergens anders leegstand ontstaat. Om ontwikkelingen en initiatieven, die op de gemeente Hulst afkomen of daarbinnen plaatsvinden, te kunnen toetsen is een strategiekaart ontworpen. Deze kaart laat zien dat op het grondgebied van de gemeente een zevental strategieën gedifferentieerd ingezet wordt. Voor het plangebied geldt de strategie 'transformeren'. Hierover staat in de structuurvisie het volgende:
'Transformeren
Binnen de gemeente is een aantal gebieden waar in de komende jaren een transformatie te verwachten valt. De precieze functionele invulling en de planning van deze transformatie in de tijd is nog niet bekend, maar gezien het functioneren van de gebieden staat de wenselijkheid van de transformatie niet ter discussie. De transformatie van de gebieden is mogelijk ook afhankelijk van ontwikkelingen elders binnen de gemeente, waardoor nu nog niet precies het eindbeeld kan worden geschetst. De transformatieopgaven zijn zeer divers.
Centrum Kloosterzande
In Kloosterzande bestaat de wens om het Hof te Zandeplein te ontwikkelen tot het onmiskenbare centrum van Kloosterzande. Studies worden uitgevoerd om daar ook een deel van het zorgprogramma te ontwikkelen. Daarmee zou de functie van de verouderde zorgvoorziening Antonius aan de Groenendijk vervallen. Een herontwikkeling met grondgebonden woningen lijkt hier passend.'
Inmiddels is een herontwikkeling van het Hof te Zandeplein in gang gezet. Daarbij wordt geen verplaatsing vanuit de locatie Antonius naar die locatie voorzien. Bovendien heeft vrij recent ook nieuwbouw van het hoofdgebouw plaatsgevonden op de locatie Antonius. De visie in de structuurvisie is daarmee deels achterhaald. In de structuurvisie werd de locatie Antonius ook als woonlocatie voorzien. Daaraan wordt - naast het handhaven van de zorgvoorziening - invulling gegeven. De ontwikkeling is niet in strijd met de structuurvisie.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke omgevingsaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit
verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het
bodemarchief met zorg ontsloten te worden. In juli 2016 is de Erfgoedwet in werking getreden. Deze wet
vervangt diverse wetten en regels voor behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland. In de
Erfgoedwet staat wat cultureel erfgoed is, hoe Nederland omgaat met roerend cultureel erfgoed, wie
welke verantwoordelijkheden heeft en hoe Nederland daar toezicht op houdt.
Voor het plangebied geldt deels de archeologische dubbelbestemming 'Waarde-archeologie - 1', deels 'Waarde-archeologie - 2' en deels geen dubbelbestemming. Hiervoor geldt dat er geen archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodemingrepen een kleinere oppervlakte beslaan dan 500 m2 (WR-A2)of 50m2 (WR-A1) niet dieper reiken dan 40 centimeter. De werkzaamheden vinden plaats ten zuiden, noorden en westen van het bestaande hoofdgebouw en zullen naar verwachting de vrijstellingswaarden overschrijden. Daarom is door Artefact! een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek uitgevoerd voor een groot deel van het plangebied. De rapportage d.d. 3 oktober 2023 is bijgevoegd (Bijlage 3). Uit het onderzoek blijkt dat in het onderzoeksgebied geen verwachting geldt op archeologische resten uit alle perioden tot en met de Romeinse tijd. Er wordt uitgegaan van een lage verwachting op de aanwezigheid van archeologische resten uit alle perioden vanaf de Vroege Middeleeuwen. Een vervolgonderzoek is niet noodzakelijk, ter plaatse van het onderzoeksgebied kan de archeologische dubbelbestemming vervallen. Het concept onderzoek is door de gemeentelijk archeologie-adviseur beoordeeld. Geadviseerd is om in te stemmen met de resultaten (brief 25 september 2023).
Buiten het onderzoeksgebied zijn werkzaamheden op langere termijn gepland. Hiernaar is nog geen onderzoek gedaan. Of ter plaatse een archeologisch onderzoek nodig is, zal mede moeten blijken uit een inventarisatie naar bestaande verstoring. Buiten het onderzoeksgebied worden de geldende dubbelbestemmingen binnen het plangebied gehandhaafd.
Cultuurhistorie
Met de Erfgoedwet beschermt de overheid het cultureel erfgoed in Nederland. De Erfgoedwet heeft zes
wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed vervangen waaronder de Monumentenwet
1988. Op basis van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het wettelijk verplicht om in de toelichting van
een bestemmingsplan een beschrijving op te nemen van de wijze waarop met in het gebied aanwezige
cultuurhistorische waarden of monumenten rekening is gehouden.
Op een afstand van ca. 350 meter vanaf het plangebied is een standerdmolen aanwezig. Het zicht op en vrije windvang van de molen dient gewaarborgd te worden. De molenbiotoop van 400 meter is alleen relevant voor het voorzieningengebouw aan de zuidzijde van het plangebied. Deze krijgt een goothoogte van maximaal 7 meter en bouwhoogte van maximaal 9 meter. Uit de molendatabase (molendatabase.nl) blijkt dat de berg van de molen ca. 5 meter hoog is, het onderste punt van de verticaal staande wiek is dus gelegen op minimaal 5,5 a 6 meter vanaf maaiveld. Gelet op de afstand tot het plangebied zal de ontwikkeling de vrije windvang van de molen niet belemmeren. Voldaan kan worden aan de bouwregels voor de maximale hoogte vanwege de molenbiotoop. De maximale bouwhoogte conform de planregels is hoger dan 9 meter.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Er zijn in de directe nabijheid van het plangebied geen relevante bedrijfsmatige functies aanwezig waarmee in het plan rekening moet worden gehouden. De woonbestemmingen worden niet dichterbij bestaande voorzieningen zoals de kerk, de begraafplaats en horecavoorzieningen aan de Groenendijk gerealiseerd, waardoor dit geen invloed heeft op de betreffende functies. De richtafstand van de genoemde functies bedraagt maximaal 30 meter. Aan deze afstand wordt met de nieuwe woningen ruimschoots voldaan. Voor een dierenweide is in de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' geen richtafstand opgenomen. Voor een kinderboerderij geldt een richtafstand van 30 meter tot de dichtstbijgelegen woning. Daarmee zou een dierenweide enigszins vergeleken kunnen worden. Deze richtafstand hoort bij een gemiddelde kinderboerderij die enig omvang heeft. In dit geval gaat het om een beperkte ruimte waar uitsluitend enkele dieren gehouden kunnen worden, zoals deze ook hobbymatig bij een woning kunnen worden gehouden. Gelet op de omvang zal in dit geval de impact kleiner zijn dan bij een echte kinderboerderij. Tussen de dichtstbijgelegen woning en de dierenweide is een afstand van minimaal 20 meter voorzien. Er is sprake van een goed woon- en leefklimaat.
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, dient aangetoond te worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie.
Door ABO Milieuconsult is een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd (rapportage 12 december 2022, Bijlage 4). Dit onderzoek heeft zich vooral gericht op de te herontwikkelen gronden en niet op de sloop van bebouwing in de toekomst of heraanleg van parkeerterrein. Dit laatste betreft ook geen gevoelige functie.
Uit dit onderzoek blijkt dat de vastgestelde bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor de aanvraag voor een omgevingsvergunning (activiteit bouwen). Er zijn geen asbestverdachte materialen aangetroffen. Nader onderzoek naar de bodem, grondwater of asbest is niet nodig. Indien grond wordt afgevoerd dient wel aan het Besluit bodemkwaliteit te worden voldaan.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Bij nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen dient rekening te worden gehouden met risicobronnen in de omgeving.
Er zijn in de directe nabijheid van het plangebied geen relevante risicobronnen, zoals routes voor gevaarlijke stoffen door buisleiding of over de weg of het water. Op grotere afstand (ca. 2.300 meter) ligt de Westerschelde. Dit is een basisnetroute voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het plangebied ligt niet binnen de invloedsgebieden voor ongevallen met giftige stoffen of brandbaar gas. Ook zijn geen relevante bedrijven in de omgeving die invloed kunnen hebben op het woon- en leefklimaat ter plaatse.
De Veiligheidsregio Zeeland heeft in het kader van de uitvoering advies gegeven over maatregelen ter verbetering van de zelfredzaamheid en beheersbaarheid. Met deze adviezen wordt bij de nadere uitwerking van het plan zoveel als mogelijk rekening gehouden.
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai. Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van een bestaande geluidbron of indien het plan een nieuwe geluidbron mogelijk maakt.
De planlocatie is niet gelegen in de nabijheid van wegen die vanwege de Wet geluidhinder geluidgezoneerd zijn. De Groenendijk betreft een weg waar een snelheidsregime van 30km/u geldt. Hiervoor geldt geen onderzoeksverplichting. De nieuwe woningen worden gerealiseerd ten westen en noorden van het bestaande woonzorgcomplex en worden door bestaande bebouwing volledig afgeschermd van het verkeer op de Groenendijk. De Antoniusstraat zelf betreft uitsluitend bestemmingsverkeer en is als verkeersluw aan te merken.
Er zijn geen relevante bedrijven waarmee rekening moet worden gehouden. De ontwikkeling zelf betreft ook geen nieuwe geluidbron. Het aspect geluid is geen belemmering voor vaststelling van het bestemmingsplan.
In het bestemmingsplan worden uitsluitend kabels en leidingen (gas, water, elektra, rioolpersleidingen) opgenomen die ruimtelijke relevantie hebben, of van belang zijn in het kader van externe veiligheid, beheer of gezondheidsrisico. Voor deze kabels en leidingen geldt een waarborgzone omdat deze wellicht een risico met zich meebrengen. Het gaat hier met name om een verhoogd risico als ze bij werkzaamheden worden geraakt.
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen. Er zijn niet relevante leidingen aanwezig, zoals een riool. Deze zal verlegd worden.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening. In de regeling NIBM is aangegeven, dat een woningbouwlocatie met maximaal 1.500 woningen en één ontsluitingsweg is aan te merken als een ontwikkeling die NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Gelet op de omvang van de ontwikkeling zal deze niet in betekenende mate bijdragen aan een verslechtering van de luchtkwaliteit. In dit kader is gebruik gemaakt van de NIBM-tool om dit te toetsen. Daarbij is uitgegaan van 107 extra motorvoertuigbewegingen per weekdagetmaal, zie 4.11 Verkeer en parkeren.
Afbeelding 6 | NIBM (bron: Infomil)
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mag niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet worden onderzocht of er beschermde dieren- of plantensoorten in het plangebied leven.
Gebiedsbescherming
Het plangbied ligt niet binnen de begrenzing van een natuurgebied, natuurnetwerk en Natura-2000 gebieden. Het dichtstbijzijnde beschermde Natura 2000-gebied is Westerschelde & Saeftinghe. Dit natuurgebied ligt op circa 2,8 kilometer van het plangebied. Aangezien de voorgenomen ontwikkeling op enige afstand van beschermde Natura 2000-gebieden plaatsvindt worden geen negatieve effecten als gevolg van externe werking (middels visuele verstoring en verstoring door productie van geluid, trilling en licht) verwacht.
Naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 29 mei 2019 over de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) en de AERIUS Calculator moet en kan voor dit plan de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden worden berekend.
Voor dit plan is voor de realisatie- en gebruiksfase de uitstoot van stikstof en de neerslag daarvan op Natura 2000-gebieden berekend (zie Bijlage 5). De uitkomst is dat er geen rekenresultaten zijn hoger dan 0,00 mol/ha/j. In fase 1 en 3 van de uitvoering dient wel AdBlue te worden toegepast voor een deel van het materieel. Het project heeft daarmee geen negatief effect op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden. Er is geen vergunning op grond van de Wet natuurbescherming nodig, er geldt ook geen 'aanhaakplicht' in het kader van het verlenen van een omgevingsvergunning.
Soortenbescherming
Door Adviesbureau Wieland is een quickscan naar soortenbescherming opgesteld (rapportage 31 december 2022, Bijlage 6). Geconcludeerd is dat in de te slopen woningen mogelijk beschermde soorten leven zoals gierzwaluw en huismus. Daarnaast zijn er algemene soorten te verwachten. Deze zijn beschermd in de broedperiode. De bebouwing is niet geschikt voor grondgebonden zoogdieren. De te slopen huizen zijn wel geschikt voor vleermuizen.
Nader onderzoek heeft plaatsgevonden naar de gierzwaluw, huismus en vleermuizen (rapportage 31 oktboer 2023, Bijlage 7). Gebleken is dat er broedplaatsen van huismus aanwezig zijn. Er dienen voorafgaand aan de sloop 10 alternatieve broedplaatsen te worden voorzien en ook dienen minimaal 10 inbouwvoorzieningen in de nieuwbouw gerealiseerd te worden die geschikt zijn als broedplaats.
Er zijn daarnaast 2 broedplaatsen van de gierzwaluw vastgesteld. Ook hiervoor zijn voorafgaand aan de sloop en in de nieuwbouw alternatieve voorzieningen voor noodzakelijk. Tot slot zijn 4 verblijfplaatsen van de gewone dwergvleermuis aangetroffen. Daarvoor zijn 16 alternatieve verblijfplaatsen nodig zowel voor de sloop als in de uiteindelijke situatie.
Bij de nadere uitwerking worden de maatregelen meegenomen. Er wordt daarnaast een ontheffing Wet natuurbescherming aangevraagd. Gelet op de te nemen maatregelen is het aannemelijk dat deze kan worden verleend, het plan biedt voldoende mogelijkheden om de alternatieve voorzieningen te realiseren. Hier zijn bijvoorbeeld mogelijkheden in de tijdelijke situatie aan het bestaande hoofdgebouw. Het plangebied is ongeschikt voor andere beschermde soorten.
In de Tweede Wereldoorlog is in Zeeland veel gevochten. Doordat tijdens de gevechten niet alle munitie is ontploft zijn er tot op de dag van vandaag blindgangers in de bodem te vinden. De Provincie Zeeland heeft een kaart ontwikkeld waar op te zien is waar gevochten is en waar een grote kans is om blindgangers in de bodem aan te treffen.
In het Zeeuws Bodemvenster is de locatie niet aangeduid als een aandachtsgebied voor conventionele explosieven. Nader onderzoek is niet nodig.
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de verkeersgeneratie, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
Parkeren
De parkeerbehoefte wordt berekend aan de hand van de CROW-publicatie 381, toekomstbestendig parkeren. De gemeente Hulst wordt getypeerd als 'weinig stedelijk', het gebiedstype betreft hier 'rest bebouwde kom'. De ontwikkeling bestaat uit:
De herbouw van de 23 bestaande woningen betreft vergelijkbare woningen, waardoor deze niet in de berekening worden meegenomen (deze vallen tegen elkaar weg). Het bestaande woonzorgcomplex blijft gehandhaafd en is ook niet in de berekening meegenomen. Voor de extra woningen met zorg is uitgegaan van de norm voor een aanleunwoning/serviceflat. Voor het multifunctionele gebouw wordt de norm voor gezondheidscentrum gehanteerd, hierin zijn de diverse functies zoals behandelkamers voor huisartsen, GGD, fysio etc. inbegrepen.
Tabel 1 | parkeerbehoefte toe te voegen functies
Tabel 2 | parkeerbehoefte te vervallen functies
Uit tabel 1 blijkt dat de extra parkeerbehoefte 83 parkeerplaatsen bedraagt. Uit tabel 2 blijkt dat de te vervallen parkeerbehoefte 69 parkeerplaatsen bedraagt. Per saldo is er een extra parkeerbehoefte van 14 parkeerplaatsen.
Het bestaande aantal parkeerplaatsen in het plangebied bedraagt 17 parkeervakken. Daarnaast is het mogelijk langs de Antoniusstraat te parkeren.
In het nieuwe inrichtingsplan zijn op eigen terrein meer parkeerplaatsen voorzien. Het aantal parkeerplaatsen in het plangebied gaat met meer dan 14 parkeerplaatsen omhoog. Er wordt in de behoefte voorzien. Bij de nadere uitwerking zal het exacte aantal parkeerplaatsen nader worden bepaald, dit wordt bij de vergunningverlening nogmaals getoetst.
Indien het plan verder wordt uitgebreid met de toekomstvisie zoals aangeduid in bijlage 2, zal het aantal parkeerplaatsen op dat moment nogmaals worden getoetst.
Het plan wordt in fasen gerealiseerd. Telkens is er per fase voldoende ruimte om - al dan niet tijdelijk - in de benodigde parkeergelegenheid te voorzien.
Mocht er zich in de toekomst een gebruikswijziging voordoen in het multifunctionele gebouw, er worden ook andere maatschappelijke voorzieningen dan alleen een gezondheidscentrum toegestaan, dan dient op dat moment getoetst te worden aan de parkeerregeling zoals opgenomen in artikel 14.2. Het terrein biedt voldoende ruimte om het parkeren op te vangen.
Bij de nadere uitwerking wordt daarnaast de wenselijkheid van laadinfrastructuur nader bekeken.
Verkeer
De verkeersgeneratie wordt eveneens berekend aan de hand van genoemde CROW-publicatie. Daaruit volgt het volgende:
Tabel 1 | verkeersgeneratie toe te voegen functies
* = aanname
Tabel 2 | verkeersgeneratie te vervallen functies
Wat betreft de verkeersgeneratie van de intramurale eenheden dient te worden opgemerkt dat dit geen kencijfer betreft uit de genoemde CROW-publicatie. Deze is niet beschikbaar, er is wat dat betreft een redelijke marge in acht te nemen. Voorgesteld wordt om deze te relateren aan de parkeerbehoefte. Aangenomen kan worden dat een parkeerplaats maximaal 2x per dag wordt bezet door bewoners, personeel en bezoekers, waardoor er een verkeersgeneratie is van 4 verkeersbewegingen per parkeerplaats.
De verkeersgeneratie op de Groenendijk en omliggende wegen zal door de ontwikkeling toenemen, met circa 107 motorvoertuigen per dag. Van de bestaande verkeersgeneratie op de Groenendijk zijn geen exacte cijfers beschikbaar. Uit gegevens van een matrixbord dat in oktober 2022 in 1 rijrichting hing blijkt dat de verkeersgeneratie in 1 richting ca. 330 motorvoertuigen per etmaal bedroeg. In 2 rijrichtingen is de verwachting dat de huidige verkeersgeneratie ca. 600-700 motorvoertuigen bedraagt. De toename leidt, gelet op de inrichting en de functie van de weg niet tot knelpunten in de doorstroming van het verkeer. Daarnaast betreft het ook verplaatsing van functies die reeds in het omliggende gebied aanwezig zijn en wordt het totaal aantal te huisvesten personen lager. Het aspect verkeer belemmert de vaststelling van het bestemmingsplan niet.
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) stelt een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
De locatie ligt niet in de nabijheid van waterkeringen. |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. |
![]() Aan de hand van bestaande en nieuwe verharding/bebouwing is inzichtelijk gemaakt wat de gevolgen zijn (zie Bijlage 8). Dit geeft een netto verandering van 1307 m2. Omgerekend is dit 98 m3 (1307 m2 x0,075 m1) watercompensatie. In het plan in 417 extra m2 wateroppervlak voorzien. Deze compensatie kan hierin worden voorzien. Daarnaast is er in het groen voldoende ruimte voor het aanbrengen van een wadi. |
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Afvalwater wordt conform de huidige situatie afgevoerd naar het rioleringsstelsel. Voor het hemelwater van het dakoppervlak en rijbaan gaan we ervan uit dat 100% wordt afgevoerd naar het slotenstelsel. Voor de tuinen, de parkeervakken, terrein Zorgsaam en de trottoirs gaan we ervan uit dat 50% wordt afgevoerd naar het slotenstelsel. De overige 50% stroomt oppervlakkig af naar de bermen en infiltreert in de bodem. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden. |
Er is geen sprake van grondwateronttrekking, er worden geen kelders voorzien. |
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. |
De locatie is niet gelegen in een grondwaterbeschermingsgebied. Er is geen sprake van een negatieve invloed op de grondwaterkwaliteit. |
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. |
Er worden geen uitlogende materialen gebruikt. |
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
De risico's voor de volksgezondheid zijn beperkt. De nieuw aan te brengen sloten zullen voldoen aan de eisen van Waterschap Scheldestromen. |
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
Er is geen sprake van bodemdaling. De ontwikkeling vindt niet plaats in zettinggevoelig gebied. |
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
Er is geen sprake van bestaande natte natuur. |
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
De onderhoudswerkzaamheden aan de bestaande watergang aan de westzijde van het plangebied kunnen, zoals ook in de bestaande situatie van toepassing, plaatsvinden vanaf de zijde van het agrarisch perceel. De nieuwbouw vindt plaats op korte afstand van de insteek van de sloot. Dit wordt verder uitgewerkt in overleg met Waterschap Scheldestromen. Er dient met de aanpalende perceelseigenaar een overeenkomst te worden gesloten en er is een watervergunning nodig. |
Anderer belangen waterbeheer | |
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
Er zijn geen relevante objecten van het waterschap in de nabijheid aanwezig. |
Wegen in beheer bij het waterschap
(alleen invullen voor zover van toepassing) * in de bouwfase: Vinden er transporten (grond/bouwmaterialen) plaats over waterschapswegen? * na realisatie: verkeersaantrekkende werking Veroorzaakt uw plan structureel extra verkeer? *na realisatie: bereikbaarheid Omschrijf hoe motorvoertuigen, fietsers en voetgangers uw plan kunnen bereiken. Worden er hiervoor uitwegen gewijzigd of nieuw aangelegd? * na realisatie: parkeren Wordt er op uw eigen terrein geparkeerd? * na realisatie: (ver)bouwen Bent u voornemens om binnen 20 meter van een waterschapsweg een bouwwerk te (ver)bouwen? (zoals een woning of afscheiding (gefundeerd). |
Afwikkeling van (bouw)verkeer vindt niet plaats via waterschapswegen, niet van toepassing. |
In onderdeel D van de bijlage van het Besluit m.e.r. zijn diverse activiteiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Hierbij moet beoordeeld worden of er sprake is van (mogelijke) belangrijke nadelige milieugevolgen. Als deze niet uitgesloten kunnen worden geldt een m.e.r.-plicht.
In onderdeel D is per activiteit de drempelwaarde benoemd. Als een activiteit voorkomt in onderdeel D en boven de drempelwaarde komt, geldt voor het te nemen besluit een m.e.r.-beoordelingsplicht. Indien er activiteiten plaatsvinden die in onderdeel D zijn opgenomen, maar onder de drempelwaarde blijven, dient er nagegaan te worden of het project grote milieugevolgen heeft. Deze toets dient plaats te vinden aan de hand van de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn m.e.r..
De hoofdcriteria waaraan getoetst moet worden zijn: kenmerken van het project, plaats van het project en kenmerken van het potentiële effect. Het bevoegd gezag dient vervolgens voor de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan een besluit te nemen of er een MER moet worden opgesteld. De grondslag hiervoor is een vormvrije m.e.r.-beoordeling.
Het bestemmingsplan betreft de activiteit genoemd in onderdeel D11.2: ''De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen''. Een 'formele' besluit-m.e.r.-beoordeling is dan vereist, indien sprake is van een van de aangewezen besluiten in kolom 4 van de bijlage bij het Besluit m.e.r en indien sprake is van een geval zoals opgenomen in kolom 2. Voor betreffende activiteit is sprake van een dergelijk geval indien de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied met 2000 of meer woningen.
De gewenste ontwikkeling ligt ruim onder de drempelwaarde(n). Een vormvrije m.e.r-beoordeling is dan noodzakelijk. Daarbij moet ingegaan worden op de hierboven genoemde criteria. In deze plantoelichting is reeds op deze criteria ingegaan. Aangegeven is wat de potentiële milieueffecten zijn. Daarnaast is samenhang met andere projecten van belang omdat ook de cumulatie moet worden beoordeeld. In dit geval zijn er in de nabijheid geen relevante projecten waarmee voor wat betreft cumulatie rekening mee moet of kan worden gehouden. Uit deze plantoelichting blijkt dat dat de ontwikkeling niet leidt tot belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Het aanvullende opstellen van een aannmeldnotitie is niet doelmatig. Dit kan gezien worden als de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Er is geen aanleiding tot het opstellen van een milieu-effectrapportage.
Omgevingsaspecten zijn onderzocht en vormen geen belemmering voor de ontwikkeling. Planologische medewerking aan het initiatief ligt dan ook in de rede.
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
De gemeente sluit met de initiatiefnemer een anterieure overeenkomst. Daarmee wordt het kostenverhaal anderszins verzekerd. Onder andere worden afspraken gemaakt over de plankosten en planschade. Er hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld. De ontwikkeling vindt voorts volledig voor rekening en risico van de initiatiefnemer plaats.
Participatie
Ten behoeve van de ontwikkeling is een participatieplan opgesteld. De verschillende doelgroepen (bewoners, familie/mantelzorgers, medewerkers en vrijwilligers, direct omwonenden en participanten en partners worden geïnformeerd over de plannen en het proces en kunnen opmerkingen inbrengen. Er wordt verslag gedaan van de participatiemomenten.
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan toegezonden aan de provincie, het waterschap en de veiligheidsregio. De Provincie Zeeland heeft geen opmerkingen op het plan, maar verwacht wel dat het aanvullend ecologisch onderzoek tijdig is afgerond. Het aanvullend ecologisch onderzoek is inmiddels gereed en bijgevoegd (Bijlage 7). Het Waterschap Scheldestromen heeft aandacht gevraagd voor het onderhoud van de westelijk gelegen watergang aan één zijde en het vastleggen van afspraken daaromtrent met de aanpalende eigenaar. Dit is verwerkt in de waterparagraaf (paragraaf 4.12). De Veiligheidsregio Zeeland geeft aan dat de Westerschelde niet als risicobron is benoemd. In het bestemmingsplan zijn redelijkerwijs geen ruimtelijk relevante maatregelen te nemen. Geadviseerd is over maatregelen ter beperking van risico's in de uitvoering, zoals maatregelen ter verbetering van de zelfredzaamheid en beheersbaarheid. Hiermee kan in de uitvoering rekening worden gehouden. Paragraaf 4.5 is aangevuld.
Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro in combinatie met afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen.