direct naar inhoud van Artikel 4 Bedrijventerrein
Plan: Hulst Hogeweg V
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0677.bestemmingsplanHWV-001b

Artikel 4 Bedrijventerrein

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein";
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein";
  • c. ter plaatse van de aanduiding "bedrijf ten hoogste categorie 4.1": bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein";
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw): uitsluitend voor bedrijfswoningen en bijbehorende erven;
  • e. hoofdontsluitingswegen en hoofdwatergangen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer-3' (sv-3);
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding en laad- en losvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Bedrijfsgebouwen
  • a. voor bedrijfsgebouwen gelegen op percelen die:
    • 1. grenzen aan de aanduiding 'gevellijn':
      • gebouwen mogen niet zodanig gebouwd worden dat per perceel een strook tussen 3 m en 6 m vanaf de op de aanduiding 'gevellijn' gerichte perceelsgrens voor meer dan 2/3 deel van de perceelsbreedte vrij blijft van gebouwen;
    • 2. slechts door een weg gescheiden zijn van de aanduiding 'gevellijn':
      • gebouwen mogen niet zodanig gebouwd worden dat per perceel een strook tussen 5 m en 8 m vanaf de op de aanduiding 'gevellijn' gerichte perceelsgrens voor meer dan 2/3 van de perceelsbreedte vrij blijft van gebouwen;
  • b. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de naar de weg gekeerde perceelgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • c. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de overige perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3 m;
  • d. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m;
  • e. de bouwhoogte van gevels van bedrijfsgebouwen zoals bedoeld in lid 4.2.1 onder a bedraagt ten minste 6 m;
  • f. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 10 m;
  • g. bedrijfsgebouwen mogen niet anders dan van een platte afdekking worden voorzien.

4.2.2 Bedrijfswoningen
  • a. de goot- en bouwhoogte van bedrijfswoningen bedragen ten hoogste respectievelijk 6 m en 10 m
  • b. de bouwhoogte van bedrijfswoningen bedraagt ten minste 9 m;
  • c. gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) mogen niet anders dan van een kap worden voorzien;
  • d. de totale oppervlakte van een bedrijfswoning met aan- en bijgebouwen bedraagt ten hoogste 25% van dat deel van het bouwperceel dat de aanduiding 'bedrijfswoning' heeft;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' (bw) zijn vrijstaande bijgebouwen niet toegestaan;
  • f. de afstand van bedrijfswoningen tot de aan de bestemming Groen grenzende perceelsgrens bedraagt ten minste 5 m;
  • g. de afstand van bedrijfswoningen tot de zijdelingse perceelsgrenzen bedraagt ten hoogste 3 m;
  • h. per bouwperceel is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn erfafscheidingen niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen elders bedraagt ten hoogste 2 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde ter plaatse van de aanduiding ´bedrijfswoning´, bedraagt ten hoogste 2 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde elders bedraagt ten hoogste de ter plaatse geldende bouwhoogte van hoofdgebouwen.

4.3 Ontheffing van de bouwregels
4.3.1 Afstanden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2.1 onder c en d indien dit uit het oogpunt van veiligheid toelaatbaar is.

4.3.2 Bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2.1 onder f, zij nemen daarbij de volgende regels in acht:

  • a. ontheffing is alleen mogelijk ter plaatse van 'specifieke bouwaanduiding - 1';
  • b. de bouwhoogte na ontheffing bedraagt ten hoogste 12 m;
  • c. De landschapswaarde en beeldkwaliteit niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast.

4.3.3 Dakvorm

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2.2 onder c voor het toepassen van een andere dakvorm, indien de landschapswaarde en de beeldkwaliteit niet onevenredig worden aangetast.

4.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. activiteiten uit kolom 1 van bijlagen C en D van het Besluit milieueffectrapportage 1994 zijn niet toegestaan in de gevallen, zoals genoemd in kolom 2 van de desbetreffende bijlage;
  • e. de oppervlakte van het bouwperceel van een bedrijf met bedrijfswoning bedraagt ten minste 1.000 m², waarbij de oppervlakte van het deel van het bouwperceel met bedrijfswoning ten minste 250 m² bedraagt en de oppervlakte van het deel van het bouwperceel met het bijbehorende bedrijf ten minste 750 m² bedraagt;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' mag het bouwperceel voor niet meer dan 50% worden verhard, inclusief de ter plaatse toegestane bebouwing;
  • g. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 6 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • h. opslag van goederen op onbebouwde gronden binnen een afstand van 3 m van de bestemmingen Groen en Water en binnen een afstand van 5 m van ontsluitingswegen met bijbehorend water en groen is niet toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' zijn opslag van goederen en parkeren op onbebouwde gronden voor de naar die gevellijn gekeerde gevel niet toegestaan;
  • j. parkeren vindt plaats op eigen terrein;
  • k. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de brutovloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  • l. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten en met uitzondering van detailhandel voor zover die een normaal en ondergeschikt onderdeel uitmaakt van de totale bedrijfsvoering zoals in lid 4.1;
  • m. de profielbreedte van hoofdontsluitingswegen inclusief bermen en leidingstroken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 3' mag niet minder bedragen dan 13 m;
  • n. hoofdontsluitingswegen worden niet aangelegd zonder een begeleidende groenstrook waarvan de gezamenlijke breedte niet minder dan 6 m bedraagt.

4.5 Ontheffing van de gebruiksregels
4.5.1 Ontheffing van de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein"

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 4.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 4.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten "bedrijventerrein" zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.

4.5.2 Ontheffing ligging hoofdontsluitingswegen

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van lid 4.1 om de grenzen van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 3' met ten hoogste 10 % van de ter plaatse geldende breedte te overschrijden, wanneer dit noodzakelijk is voor een doelmatige verkaveling van het bedrijventerrein, dan wel voor een doelmatige inrichting van de hoofdontsluitingswegen.

4.6 Wijzigingsbevoegdheid
4.6.1 Wijzigingsbevoegdheid voor Bevi-inrichtingen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de gronden met de bestemming Bedrijventerrein zodanig wijzigen dat Bevi-inrichtingen zijn toegestaan, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de 10-6-contour voor het plaatsgebonden risico of - indien van toepassing - de afstand, zoals bedoeld in artikel 5 lid 3 van het Bevi jo artikel 2 lid 1 van de Regeling externe veiligheid inrichtingen, is gelegen:
    • 1. binnen het bouwperceel van de Bevi-inrichting;
    • 2. op gronden met de bestemming Verkeer, Groen of Water;
  • b. in de toelichting bij het wijzigingsbesluit dient een verantwoording te worden gegeven van het groepsrisico in het invloedsgebied van de inrichting.