direct naar inhoud van 4.9 Externe veiligheid
Plan: Hulst Landgoed aan de Heerstraat
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0677.bpHeerstraat-0001

4.9 Externe veiligheid

Normstelling en beleid

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en / of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

Persoonsgebonden- en Groepsrisico

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken1 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen.

Risicovolle inrichtingen

Met het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) wordt beoogd een wettelijke grondslag te geven aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten2. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.

Het Bevi bevat geen grenswaarde voor het GR: Op basis van het Bevi is er sprake van een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR (zie hieronder) geldt daarbij als buitenwettelijke oriëntatiewaarde. Deze verantwoordingsplicht is van toepassing op zowel bestaande als nieuwe situaties.

Provinciale beleidsvisie Externe Veiligheid

Op grond van de provinciale beleidsvisie Externe Veiligheid (mei 2005) is bij ruimtelijke plannen geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk wanneer:

  • a. de geplande (kwetsbare) objecten buiten het invloedsgebied liggen (dan is er geen groepsrisico), of
  • b. het een enkel (kwetsbaar) object in een nagenoeg maagdelijke omgeving betreft (dan is het groepsrisico zeer laag)3, of
  • c. het een enkel (kwetsbaar) object in een al zeer volle omgeving betreft, waardoor het effect op het groepsrisico marginaal is4.

Pas als de risicosituatie niet voldoet aan de hiervoor genoemde voorwaarden a, b of c, vereist de provincie een uitgebreide verantwoording van het groepsrisico, waarbij aandacht wordt besteed aan de criteria zelfredzaamheid, beheersbaarheid en resteffecten.

Onderzoek

Risicovolle inrichtingen: LPG-tankstation

Uit informatie van de provinciale risicokaart blijkt dat ten noordoosten van het plangebied een lpg-tankstation is gesitueerd. Het lpg-tankstation bevindt zich op een afstand van circa 175 meter van het plangebied. Het invloedsgebied van het lpg-tankstation is 150 meter en heeft daardoor geen gevolgen voor de inrichting van het plangebied. Vestiging van nieuwe Bevi-inrichtingen binnen het plangebied is niet aan de orde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen: N290

In opdracht van de provincie Zeeland is in 2006 een risico-inventarisatie uitgevoerd van het wegtransport van gevaarlijke stoffen in Zeeland5. Uit deze risico-inventarisatie blijkt dat dit transport in de huidige situatie geen aanleiding geeft tot risicoknelpunten. Uit het onderzoek is gebleken dat de plaatsgebonden risicocontouren van zowel kwetsbare als minder kwetsbare functies (10-6 en 10-5) zich op de transportroute (N290) zelf bevinden. De oriënterende waarde voor het groepsrisico wordt langs genoemde weg evenmin overschreden (het groepsrisico is meer dan een factor 100 lager dan de oriëntatiewaarde).

Als gevolg van de beoogde ontwikkeling zal het aantal personen binnen het effectgebied slechts zeer minimaal toenemen. De nieuwe woning direct aan de Sint Janstraat bevindt zich binnen het effectgebied. De andere landhuizen worden buiten dit gebied gerealiseerd. De beoogde ontwikkeling kan daarom worden gezien als een marginale toename (<10%) van het groepsrisico. Het betreft de realisering van een enkel (kwetsbaar) object in een nagenoeg onbebouwde omgeving, waardoor het effect op het groepsrisico zeer laag is. Op grond van de provinciale beleidsvisie is derhalve geen uitgebreide verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk. De gemeente acht deze toename marginaal en derhalve aanvaardbaar.

Conclusie

De beoogde ontwikkelingen worden niet belemmerd door de aanwezigheid van risicovolle inrichtingen, het vervoer van gevaarlijke stoffen of aanwezigheid van een LPG-tankstation. Verantwoording van het GR is niet noodzakelijk.