Artikel 1 Begrippen
het plan
het bestemmingsplan Cloosterstraat 19 Kloosterzande van de Gemeente Hulst.
bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0677.bpKLCloosterstraat-001O met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
- aan-huis-gebonden beroep
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, dan wel het uitoefenen van een beroep op medisch, paramedisch of therapeutisch gebied, die door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend.
- bedrijf
onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
- bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet tot stand zijn gekomen of komen.
- bestemmingsgrens
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.
- bestemmingsvlak
een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.
bijbehorend bouwwerk
een functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd op de grond staand gebouw of ander bouwwerk met een dak. Een bijbehorend bouwwerk moet functioneel en bouwkundig ondergeschikt zijn aan het hoofdgebouw.
- bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
- bouwgrens
een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bouwvlak.
bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
bouwvlak
een op de kaart aangegeven vlak, met een bestemmingsaanduiding en een hoogteaanduiding en eventueel een percentage, waarop gebouwen zijn toegelaten.
bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
consumentenvuurwerk
vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.
cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid.
dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, met één of meer ramen, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
- gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke overdekte geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
- kantoorruimte / praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.
kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten
het in een woning door de bewoner op beroepsmatige wijze uitoefenen van activiteiten anders dan een aan-huis-gebonden beroep en/of het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft.
- nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling, telefooncellen en apparatuur voor telecommunicatie.
overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met aan ten hoogste één zijde een gesloten wand.
- parkeerloods
bestaande loods waar het parkeren inpandig wordt opgelost.
peil
a. de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5 m bedraagt;
b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
plangebied
het geheel van gronden - water daaronder begrepen - dat door de grens van het plan wordt omsloten.
- voorste perceelsgrens
de naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg gekeerd zijn, wijzen burgemeester en wethouders een of meerdere voorste perceelsgrenzen aan.
- zijdelingse perceelsgrens
grens tussen twee percelen, die voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:
- de breedte en lengte of diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
- de oppervlakte van een gebouw:
tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.
- de inhoud van een gebouw:
tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken en dakkapellen.
- de goot(- of boeibord)hoogte van een gebouw:
- tussen het peil en de bovenkant van de goot, het boeibord of daarmee gelijk te stellen
constructiedeel met de gevel, waarin gemeten wordt;
- bij meerdere / verschillende (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boeibordhoogte
wordt de goot- en/of boeibordhoogte gemeten bij dat dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw;
- bij een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak dat loopt over de volledige breedte
of diepte van een gebouw, wordt de goot- en/of boeibordhoogte gemeten op het hoogst
snijpunt van het dakvlak met de daaronder gelegen gevel; onder de gevel wordt ook verstaan het hart van de scheidsmuren met een gebouw op een aangrenzend bouwperceel.
- de bouwhoogte van een gebouw:
tussen de bovenkant van het gebouw, met uitzondering van antennes, kleine liftkokers, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen, en het peil.
- de bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde:
tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil; bij constructies worden de werken in verticale stand meegerekend.
- afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De gronden op de kaart aangewezen voor Bedrijf zijn bestemd voor:
- bedrijven behorende tot ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
- alsmede voor het uitoefenen van:
- bij deze doeleinden behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer en -afvoer, waterberging en sierwater;
met dien verstande dat:
- geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan;
- risicovolle inrichtingen niet zijn toegestaan;
- de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk niet is toegestaan;
- detailhandel niet is toegestaan, met uitzondering van detailhandel, voor zover die een normaal en ondergeschikt bestanddeel uitmaakt van de totale bedrijfsuitoefening;
3.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
de volgende bouwwerken zijn toegestaan:
- binnen de op de verbeelding aangeven bouwvlakken:
niet voor bewoning gebouwen met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- op gronden buiten de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken: uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde;
- het maximaal toelaatbaar oppervlak aan gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 75%;
- de onderlinge afstand van niet aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel mag niet minder bedragen dan 1 m;
- afstand van gebouwen en overkappingen die niet in de perceelsgrens worden gebouwd, mag tot die perceelsgrens niet minder bedragen dan 3 m;
- de goot- of boeibordhoogte en bouwhoogte van bouwwerken mag ten hoogste bedragen:
| goot- of boeibordhoogte | bouwhoogte |
1. van gebouwen | zie verbeelding | 4 m hoger dan maximum goothoogte |
2. van bouwwerken, geen gebouwen zijnde | | zie artikel 7 lid 1.2 |
3.3 Nadere eisen
Het college van burgemeester en wethouders is bevoegd nadere eisen te stellen omtrent situering van de gebouwen mede in verband met de inrichting van de onbebouwde terreinen voor wat betreft de aan- en afvoerroutes van goederen en de parkeerruimte voor (vracht)verkeer, met dien verstande dat:
- daardoor de gebruikswaarde van het bedrijfsterrein niet onevenredig wordt geschaad;
- geen inbreuk wordt gemaakt op het maximaal te bebouwen oppervlak zoals aangegeven in de regels of op de verbeelding.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden:
- de gebouwen te gebruiken voor permanente bewoning en logiesverstrekking;
- de gronden buiten het bouwvlak die zijn gelegen langs de openbare weg te gebruiken voor de opslag van goederen, puin, bagger en grondspecie;
- overige onbebouwde gronden te gebruiken voor de opslag van goederen, met dien verstande dat dergelijke opslag is toegestaan tot een hoogte van ten hoogste;
- 2 m op de gronden die zijn gelegen op zij- en achtererven van bedrijfsgebouwen, voor zover en indien de afstand van de opslaglocatie tot de rand van de openbare weg ten minste 10 m bedraagt;
- 6 m op de overige gronden.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag is bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in lid 1 teneinde bedrijven toe te laten die:
- voorkomen in één categorie hoger dan in lid 1 genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de in lid 1 genoemde categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, indien en voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in lid 1 genoemd, met dien verstande dat niet zijn toegestaan:
- geluidshinderlijke inrichtingen;
- risicovolle inrichtingen.
Artikel 4 Overig - Pension
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor "Overig - Pension" aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- op de begane grond: een accommodatie met maximaal 7 bedruimten voor logiesverstrekking in overwegend één en tweepersoonskamers met gebruikmaking van één gezamenlijke keuken, één sanitaire ruimte en één ontspanningsruimte;
- op de verdieping: één dienstwoning;
bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals (ontsluitings)wegen, nutsvoorzieningen,
groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en water ten behoeve van wateraanvoer
en -afvoer, waterberging en sierwater;
.
4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
a. gebouwen;
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend worden gebouwd:
- gebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
de volgende bouwwerken zijn toegestaan:
- binnen de op de verbeelding aangeven bouwvlakken : hoofdgebouwen met de daarbij behorende bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
- op gronden zonder aanduiding: uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde en geen overkappingen zijnde;
- het maximaal toelaatbaar oppervlak aan gebouwen en overkappingen mag binnen het bouwvlak niet meer bedragen dan 100%;
- de onderlinge afstand van niet aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel mag niet minder bedragen dan 1 m;
- afstand van gebouwen en overkappingen die niet in de perceelsgrens worden gebouwd,
- mag tot die perceelsgrens niet minder bedragen dan 3 m;
- de goot- of boeibordhoogte en bouwhoogte van bouwwerken mag ten hoogste bedragen:
| goot- of boeibordhoogte | bouwhoogte |
1. van gebouwen | zie verbeelding | 4 m hoger dan maximum goothoogte |
2. van bouwwerken, geen gebouwen zijnde | | zie artikel 7 lid 1.2 |
4.2.3 Parkeren
- Op eigen terrein dient voorzien te zijn in voldoende parkeeraccommodatie, waarbij een parkeernorm van 0,7 parkeerplaats per kamer dient te worden aangehouden;
- het parkeren dient inpandig opgelost te worden door middel van een parkeerloods.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Het is verboden:
- de accommodatie te gebruiken voor permanente bewoning, met uitzondering van de dienstwoning;
Artikel 5 Waarde - Archeologie
5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de versterking van ter plaatse aanwezige archeologische waarden.
5.1.2
Op of in deze gronden mogen uitsluitend ten dienste van de in
artikel 5 lid 1.1 genoemde bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd.
5.1.3
Bouwwerken ten dienste van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen zijn op deze gronden slechts toelaatbaar indien aan één of meer van de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- het bouwwerk dient ter vervanging van een reeds aanwezig bouwwerk, waarbij de horizontale en verticale afmetingen van de fundering van dat bouwwerk niet veranderen;
- het bouwwerk en de fundering, waaronder begrepen paalfunderingen, komen niet dieper te liggen dan 0,40 meter beneden het maaiveld;
- het grondoppervlak van het bouwwerk bedraagt niet meer dan 50 m2.
5.2 Bouwregels
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van de bestemming ‘Waarde - Archeologie’ bedraagt maximaal 1,00 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2 voor het bouwen van bouwwerken ten behoeve van de voor deze gronden geldende andere bestemming(en) die niet aan de in
artikel 5 lid 2 genoemde voorwaarden voldoen, met dien verstande dat de archeologische waarden niet onevenredig mogen worden geschaad.
5.3.2
afwijking, zoals in
artikel 5 lid 3.1 bedoeld, zal in ieder geval worden verleend indien:
- de aanvrager van de bouwvergunning blijkens archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken bouwlocatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- de aanvrager van de omgevingsvergunning een rapport heeft overlegd waarin wordt aangetoond dat de archeologische waarden van het gebied naar het oordeel van het college in voldoende mate worden veiliggesteld;
de betrokken archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade wordt voorkomen door aan de afwijking regels te verbinden, gericht op:
- het treffen van maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de bouwactiviteiten door de archeologisch deskundige.
5.3.3
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met een omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
artikel 5 lid 2 tot een totale hoogte van maximaal 10,00 meter, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
5.3.4
Bij het afwijken met een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 5 lid 3.1,
artikel 5 lid 3.2 en
artikel 5 lid 3.3 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige met betrekking tot de vraag of bij het bouwplan de archeologische waarden voldoende worden ontzien en de eventueel te stellen voorwaarden.
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot het verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruiken van gronden als opslagplaats voor bagger en grondspecie, behoudens het deponeren van baggerspecie in het kader van normaal onderhoud van waterlopen.
5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1
Het is verboden om zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college de navolgende werken en/of werkzaamheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,40 meter, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage, tenzij deze werkzaamheden noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevinfgsvergunning is verleend;
- het ophogen van gronden met meer dan 0,40 meter;
- het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het planten of rooien van bomen waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- alle overige werkzaamheden die de archeologische waarden in het gebied kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik of onderhoud van het gebied.
5.5.2
- werken en/of werkzaamheden die normaal beheer of onderhoud betreffen;
- werken en/of werkzaamheden die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn;
- werken en/of werkzaamheden die mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning;
- werken en/of werkzaamheden waarbij geen grondbewerkingen plaatsvinden dieper dan 0,40 meter beneden het maaiveld;
- werken en/of werkzaamheden over een oppervlakte kleiner dan 50 m2;
- archeologisch onderzoek.
5.5.3
Vergunning wordt in ieder geval verleend indien:
- de aanvrager van de aanlegvergunning aan de hand van archeologisch onderzoek heeft aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- de aanvrager van de aanlegvergunning een rapport heeft overlegd waarin de archeologische waarden van het betrokken gebied naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld;
de betrokken archeologische waarden door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de vergunning regels te verbinden, gericht op:
- het treffen van maatregelen waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- het doen van opgravingen;
- begeleiding van de activiteiten door de archeologisch deskundige.
5.5.4
Alvorens te beslissen omtrent het verlenen van een vergunning als bedoeld in
artikel 5 lid 5.1, winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij de archeologisch deskundige met betrekking tot de vraag of door het verlenen van een vergunning, de in bedoelde gronden aanwezige archeologische waarden niet of slechts in geringe mate worden aangetast;
5.6 Wijzigingsbevoegdheid
5.6.1
Het college is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door het bestemmingsvlak met de bestemming ‘Waarde - Archeologie’ geheel of gedeeltelijk van de verbeelding te verwijderen, indien:
- uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- het op grond van archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
5.6.2
Het college is bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de vorm van bouwvlakken te veranderen, met dien verstande dat:
- wijziging op grond van archeologisch onderzoek noodzakelijk of gewenst is met het oog op de bescherming of de veiligstelling van de ter plaatse aanwezige archeologische waarden;
- zonder verandering van de vorm van het bouwvlak de bebouwing ten behoeve van de betrokken bestemming niet of niet doelmatig kan worden gerealiseerd;
- geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
5.6.3
Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in
artikel 5 lid 6.1 en
artikel 5 lid 6.2 winnen burgemeester en wethouders schriftelijk advies in bij een archeologisch deskundige met betrekking tot de vraag of met het verwijderen van de dubbelbestemming ‘Waarde - Archeologie’ er geen archeologische waarden worden aangetast;
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1.1 Hoogte van gebouwen
- De op de verbeelding aangegeven maximale goothoogte geeft -tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald en behoudens eventuele vrijstelling – de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen in meters aan, dan wel – voor zover een platte afdekking wordt toegepast – de maximaal toelaatbare hoogte van het boeibord van het platte dak.
- Indien op de verbeelding geen hoogteaanduiding is aangegeven, geldt voor de maximaal toelaatbare goot- of boeibordhoogte dan wel bouwhoogte het bepaalde in hoofdstuk 2 van deze regels.
- De in dit artikel bedoelde bouwhoogten mogen worden overschreden door antennes, schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen, hellende dakvlakken, topgevels, ondergeschikte dakkapellen en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
7.1.2 Hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde
De maximaal toelaatbare bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt – tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald - voor:
erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg | 1,00 m. |
erf- en terreinafscheidingen elders | 2,00 m. |
pergola's | 2,75 m. |
speelvoorzieningen | 3,00 m. |
lichtmasten en overige masten | 5,00 m. |
bewegwijzering en overig straatmeubilair | 4,50 m. |
van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 1,00 m. |
7.2 Afwijkingsbevoegdheid
7.2.1 Overschrijding bouwgrenzen
De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
- tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, erkers, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt en - in geval van erkers, serres en veranda's - bovendien niet meer bedraagt dan 50% van de diepte van gronden gelegen tussen de voorste bouwgrens en de voorste perceelsgrens;
- andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt
7.3
Wanneer afstanden op de dag van terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan op grond van hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande afstanden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
7.4
In die gevallen dat hoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bouwwerken, die gebouwd zijn of kunnen worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of op grond van de Woningwet, op de dag van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer of minder bedragen dan op grond van hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen de bestaande maten en hoeveelheden als maximaal respectievelijk minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1
Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan onbebouwde gronden te gebruiken of te laten gebruiken:
- als opslagplaats voor bagger en grondspecie;
- als opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
- als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
- voor het houden van wedstrijden met motorvoertuigen of bromfietsen;
- voor groeps- en natuurkamperen;
- voor de volgende leidingen:
- Hoofdtransportleidingen;
- Buisleidingen voor transport van brandbare gassen met een druk van 20 bar of hoger;
- Buisleidingen voor transport van brandbare vloeistoffen met een diameter van 4" en hoger;
- Buisleidingen voor transport van giftige stoffen;
- Buisleidingen met een diameter van 400 mm en hoger buiten de bebouwde kom;
- Buisleidingen voor transport van afvalwater met een diameter van 400 mm en hoger van het Waterschap Scheldestromen (hoofdleidingen van en naar de afvalwaterzuiveringsinrichting);
8.2
Voorts wordt onder strijdig gebruik in ieder geval verstaan:
- gronden of gebouwen te (laten) gebruiken als seksinrichting of daarmee vergelijkbare gebruiksvormen;
- kampeermiddelen te (laten) gebruiken voor permanente bewoning;
- het gebruik van woningen als recreatiewoningen;
- gronden of gebouwen te (laten) gebruiken ten behoeve van de opslag van vuurwerk, voor zover dit niet overeenstemt met het bepaalde in artikel 3 lid 1.
8.3
Onder strijdig gebruik wordt niet verstaan:
- vormen van gebruik als bedoeld in artikel 8 lid 2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond op grond van de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
- gebruik dat plaatsvindt op basis van een verleende afwijking of vastgesteld wijzigingsplan;
8.4
Het college van burgemeester en wethouders kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
artikel 8 lid 1,
artikel 8 lid 2 en
artikel 8 lid 3 indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning af te wijken van:
- de bij recht in de bouwregels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;
- de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geven;
- de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
10.2
Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig afwijken van
artikel 10 lid 1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
10.3
artikel 10 lid 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan ‘ Cloosterstraat 19 Kloosterzande ’ van de Gemeente Hulst.