direct naar inhoud van Regels
Plan: Binnenstad Hulst geconsolideerd
Status: geconsolideerde versie
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0677.bpbinnenstad-001C

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Binnenstad Hulst geconsolideerd met identificatienummer NL.IMRO.0677.bpbinnenstad-001C van de gemeente Hulst.

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

Grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Achtererf

Een achter de voorgevel van een woning of andere gebouw gelegen al of niet omheind stuk grond, in ruimtelijk opzicht direct behorende bij, in functioneel opzicht ten dienste van, en in feitelijk opzicht direct aansluitend aan een woning of een ander gebouw, dat in beginsel behoort tot de kavel(s) waarop de woning of een ander gebouw is geplaatst, zoals dat blijkt uit de kadastrale gegevens.

1.6 Agrarisch deskundige

De agrarische adviescommissie van de Vereniging van Zeeuwse Gemeenten dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van land- en tuinbouw.

1.7 Arbeidsmigrant

Economisch actieve migrant wiens doel het is arbeid en inkomen te verwerven, met een hoofdverblijf elders, en op eigen initiatief en op vrijwillige basis.

1.8 Archeologisch deskundige

de beleidsmedewerker archeologie van de gemeente, de gemeentelijk adviseur archeologie of een door het College van Burgemeester en Wethouders aangewezen deskundige op het gebied van archeologie.

1.9 Archeologisch rapport

een rapport van een archeologisch onderzoeksbureau of een goed onderbouwd advies van een deskundige op het gebied van archeologie.

1.10 Archeologische waarde

Vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context. Zowel grote complexen/ structuren zoals nederzettingsterreinen, als afzonderlijke vondsten kunnen met deze term worden aangeduid.

1.11 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 Bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwperceel/bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.13 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis gebonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.14 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door het huishouden van een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.15 Bedrijfsvloeroppervlak

De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.16 Beperkte, onzelfstandige horeca activiteiten

Het qua aard en omvang beperkt verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse als ondergeschikte activiteit in direct verband met andere ter plaatse toegestane hoofdactiviteiten (niet zijnde horeca).

1.17 Beroep aan huis

Een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.18 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.19 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 Bodemverstorende activiteiten

Het plegen van ingrepen die de bestemming van de grond veranderen en/of waardoor het grondwaterpeil verandert of het uitvoeren van grondbewerkingen.

1.21 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.23 Bouwlaag

Een boven het peil gelegen en doorlopend gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.24 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.25 Bouwperceelsgrens

De grens van een bouwperceel.

1.26 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.27 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.28 Cultuur en ontspanning

Het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten gericht op spel, vermaak en ontspanning waaronder:

  • ateliers; en/of
  • attractieparken; en/of
  • bioscopen; en/of
  • bowlingbanen; en/of
  • casino's; en/of
  • creativiteitscentra; en/of
  • dansscholen; en/of
  • dierentuinen; en/of
  • evenemententerreinen; en/of
  • kinderboerderijen; en/of
  • musea; en/of
  • muziekscholen; en/of
  • muziektheaters; en/of
  • sauna; en/of
  • speeltuinen; en/of
  • theater; en/of
  • welness.
1.29 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 Deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg

Een door het college van Burgemeester en Wethouders aan te wijzen ter zake deskundige.

1.31 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een belwinkel en internetcafé.

1.32 Erkende partij

Een dienst, bedrijf of instelling, erkend door Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en werkend volgens de specificaties van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie.

1.33 Evenement

Het geheel van al dan niet incidentele dan wel al dan niet kortdurende, maar wel tijdelijke activiteiten, dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis, zoals een feest, kermis, optocht, braderie, wedstrijd of andere bijeenkomst tot ontspanning of vermaak, of een vertoning, voorstelling of herdenking, waarbij het schenken van alcoholische dranken is toegestaan.

1.34 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.35 Gevellijn

De als zodanig aangegeven lijn, waar de voorgevel van een hoofdgebouw op moet zijn georiënteerd.

1.36 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.37 Horeca

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.


Horeca, categorie 1 "lichte horeca"
Horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:


1a. Aan de detailhandel verwante horeca, zoals:

  • automatiek;
  • broodjeszaak;
  • cafetaria;
  • croissanterie;
  • koffiebar;
  • lunchroom;
  • ijssalon;
  • snackbar/cafetaria;
  • shoarma/grillroom;
  • tearoom;
  • traiteur.


1b. Overige lichte horeca, zoals:

  • bistro;
  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice).


1c. Horecabedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zoals:

  • horecabedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, drive-in restaurant).


1d. Horecabedrijven met overnachtingsmogelijkheden:

  • hotel.


Horeca, categorie 2 "middelzware horeca"
Horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:

  • bierhuis;
  • biljartcentrum;
  • café:
  • proeflokaal;
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).


Horeca, categorie 3 "zware horeca"
Horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals:

  • dancing;
  • discotheek;
  • nachtclub;
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
1.38 Huishouden

Een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning.

1.39 Kabel

Een kabel is een geheel van geleiders welke voorzien is van één ammanteling en bestemd is voor transport van energie of data.

1.40 Kantoor

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.41 KNA

Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.42 Kunstwerken

Bouwwerken geen gebouwen zijnde van weg- en waterbouwkundige aard, zoals bruggen, viaducten, duikers, keerwanden, beschoeiingen, kademuren en dergelijke.

1.43 Landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige

Een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van landschap en natuur.

1.44 Maatschappelijk

Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en kinderopvang, alsook ondergeschikte detailhandel en horecabedrijf ten dienste van deze voorzieningen.

1.45 Milieudeskundige

Een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van milieu.

1.46 Monumentencommissie

Een door college van Burgemeester en Wethouders aangewezen commissie die op het gebied van de monumentenzorg dde burgemeester en wethouders adviseert over aanvragen om vergunning. Van de commissie maken geen deel uit leden van burgemeester en wethouders. Binnen de commissie zijn enkele leden deskundig op het gebied van de monumentenzorg.

1.47 Normaal argarisch gebruik

Werkzaamheden in de normale bouw t.b.v. de gewasteelt.

1.48 Ondergronds bouwwerk

Een (gedeelte van) een bouwwerk, waarvan de bovenkant van de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.49 Opgraven/opgraving

De ontsluiting van een vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen

1.50 Ophogen/ophoging

Het blijvend verhogen van het bestaande maaiveld door het aanbrengen van grond of andersoortige materialen. Tijdelijke ophoging tot een maximum van 6 maanden in relatie tot de agrarische bedrijfsvoering valt hier niet onder.

1.51 Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder eigen wanden dat aan tenminste een deel van één zijde een gesloten wand kent, waaronder begrepen een carport.

1.52 Peil
  • Voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
  • Voor gebouwen in het talud van de dijk; de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw.
  • In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.53 Productiegebonden detailhandel

Detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

1.54 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.55 Seksinrichting

De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub, of een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.56 Twee- aaneen gebouwde woning

Een woning die onderdeel uitmaakt van een blok van twee aaneengebouwde woningen.

1.57 Verstoring

Aantasting van een gebied met archeologische waarden. Dit verschijnsel kan zich voordoen: door erosie, afgraving of egalisatie, door (diepe) bewerking van de bovengrond, door zetting als gevolg van ophoging, door verdroging en verzuring.

1.58 Voorgevel

Een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.

1.59 Voorgevellijn

Denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.

1.60 Voorste perceelsgrens

De naar de weg gekeerde grens van een perceel; indien meerdere zijden van het perceel naar de weg zijn gekeerd, wijzen burgemeester en wethouders een voorste perceelsgrens aan.

1.61 Voorzieningen van algemeen nut

Voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, riolering, het telecommunicatieverkeer, een oplaadpunt, het openbaar vervoer en/of het wegverkeer.

1.62 Vrijstellingsdiepte

De in bijlage 3 de voor dat gebied, aangegeven vrijstellingsdiepte.

1.63 Waterhuishoudkundige voorzieningen

Waterhuishoudkundige voorzieningen zijn voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit.

1.64 Waterpeil

De hoogte (het niveau) van de waterspiegel gemeten naar NAP op het moment van aanvraag van de vergunning, afwijking of bestemmingswijziging. Dit kan betrekking hebben op zowel oppervlaktewater als grondwater.

1.65 Wet/wettelijke regelingen

Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders bepaald.

1.66 Wettelijk beschermd monument

Archeologische resten die vanuit nationaal oogpunt behouden dienen te blijven en derhalve als monument beschermd zijn ingevolge art. 3 van de Monumentenwet of waar deze wordt voorbereid. De wettelijke bescherming verbiedt hier de meeste bodemverstorende activiteiten, tenzij de Minister van OCW hiervoor vooraf vergunning verleent.

1.67 Winkelverkoopvloeroppervlakte (wvo)

De totale in een winkel voorkomende vloeroppervlakte van alle bouwlagen en van ruimten welke rechtstreeks toebedeeld en ten dienste staan voor de uitstalling en verkoop van detailhandelsartikelen en voor het publiek zichtbaar en toegankelijk zijn, inclusief de vloeroppervlakte van de etalage, vitrine, toonbank- en kassaruimte (en de loopruimte van het personeel daarachter), schappen, paskamers, ruimten voor winkelwagentjes en lege dozen evenals de vloeroppervlakte van entresols (met voor klanten voldoende hoogte). Hieronder wordt niet begrepen de uitsluitend voor het personeel bedoelde (dienst)ruimten en de ruimten die betrekking hebben op bedrijfskantoor, portiek, ambacht en reparatie activiteiten, verwerken van bestellingen, opslag, magazijn, sanitair, keuken en distributieruimte.

1.68 Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 Afstand tot de bouwperceelsgrens

Tussen de grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.

2.7 Ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk

Vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De op de verbeelding voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;
  • b. agrarisch grondgebruik;
  • c. het behoud en / of herstel van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden en kenmerken;
  • d. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  • e. verkoop van zelf voortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximaal 200 m2 vloeroppervlakte;

met de daarbij behorende:

  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. infrastructurele voorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. tuinen en erven;
  • k. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Binnen het bouwvlak
a Algemeen

Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende algemene regels:

  • a. gebouwen, overkappingen en silo's mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangeduid op de verbeelding;
  • c. de bouwhoogte van een silo, niet zijnde een mestverzamelsilo, bedraagt maximaal 10 meter.

b Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen ten behoeve van bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende specifieke regels:

  • a. per agrarisch bedrijf is één bedrijfswoning binnen het bouwvlak toegestaan;
  • b. de bewoonbaar vloeroppervlakte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 225 m²;
  • c. de inhoud van een bedrijfswoning maximaal 750 m³.

c Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende specifieke regels:

  • a. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    • 1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    • 2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    • 3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    • 4. voor pergola's: 2,75 meter;
    • 5. voor speelvoorzieningen: 3 meter;
    • 6. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    • 7. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    • 8. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.

3.2.2 Buiten het bouwvlak

Bouwen buiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. schuilgelegenheden en melkstallen mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 50 m² bedraagt;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen en mestopslagruimten zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal bedraagt:
    • 1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    • 2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    • 3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    • 4. voor pergola's: 2,75 meter;
    • 5. voor speelvoorzieningen: 3 meter;
    • 6. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    • 7. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    • 8. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 meter.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Algemeen
a Toepassing

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. 3.2.1 lid a sub b, ten behoeve van het overschrijden van de maximale goothoogte tot 8 meter voor de opslag van agrarische producten;
  • b. 3.2.1 lid a sub b, ten behoeve van het overschrijden van de maximale goothoogte met ten hoogste 20%;
  • c. 3.2.1 lid a sub c, ten behoeve van het overschrijden van de maximale bouwhoogte tot 15 meter voor de bouw van een silo, indien dit voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering noodzakelijk is.

b Voorwaarden

Verlening van de omgevingsvergunning voor de in lid a genoemde gevallen is uitsluitend toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. aangetoond wordt dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • b. afwijking mag niet leiden:
    • 1. tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

3.3.2 Maximale oppervlakte gebouwen buiten het bouwvlak

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 lid a sub 2, lid b sub 2 en/of lid c sub 2 ten behoeve van het vergroten van de maximale oppervlakte van de in deze leden genoemde gebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het vergroten van de maximale oppervlakte mag tot maximaal 150 m² per gebouw;
  • b. aangetoond wordt dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • c. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat:
    • 1. door omvang en keuze van beplanting het gebouw in de winterperiode aan het zicht wordt onttrokken;
    • 2. de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • d. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.

3.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:

  • a. gebruiksgerichte paardenhouderijen;
  • b. publieksaantrekkende activiteiten, zoals het houden van evenementen;
  • c. het geven van lessen en/of het verzorgen van instructies dan wel het exploiteren van een manege;
  • d. lichtmasten bij een paardenbak;
  • e. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • f. detailhandel, behoudens het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in 3.1;
  • g. horeca;
  • h. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • i. seksinrichtingen;
  • j. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak, behoudens opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering ten behoeve van voer en mest;
  • k. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting en cyclische belichting in boog- en gaaskassen;
  • l. anti-hagelkanonnen als teeltondersteunende voorziening om hagelschade aan het fruit te voorkomen;
  • m. het aanbrengen van fruitboomgaarden binnen een afstand van 50 meter tot gronden met de bestemming 'Wonen' is niet toegestaan;
  • n. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen is op gronden met de aanduiding 'natuurontwikkelingsgebied' niet toegestaan;
  • o. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  • p. kleinschalige beroepsmatige activiteiten;
  • q. bed and breakfast;
  • r. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van seizoensarbeiders;
  • s. kamperen;
  • t. het gebruik van een bedrijfswoning door meer dan één huishouden.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Kleinschalige beroepsmatige activiteiten

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4 sub p ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige beroepsmatige activiteiten in de woning en bijbehorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  • b. het uitoefenen van de activiteiten niet tot gevolg heeft dat het uiterlijk aanzien van de woning zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  • c. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende aan- en uitbouwen dat wordt gebruikt voor de activiteiten maximaal 25 m² bedraagt;
  • d. het uitoefenen van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving is niet toegestaan;
  • e. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  • f. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  • g. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.

3.5.2 Bed and Breakfast

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4 sub p ten behoeve van de uitoefening van een bed and breakfast als ondergeschikte nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het oprichten van een bed and breakfastvoorziening is toegestaan indien:
    • 1. het hoofdgebouw een minimale inhoud van 500 m³ heeft, met een maximale afwijking van 15%;
    • 2. de bijbehorende bouwwerken een minimale oppervlakte van 75 m² en een maximale oppervlakte van 100 m² hebben;
    • 3. het een cultuurhistorisch waardevol gebouw dan wel monument betreft;
  • b. de hoofdfunctie van de gronden waarop een bed and breakfastvoorziening wordt gevestigd, agrarisch blijft;
  • c. een bed and breakfastvoorziening dient binnen de bestaande bebouwing te worden opgericht;
  • d. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfastvoorziening gebruik mag maken bedraagt maximaal 6;
  • e. een bed and breakfastvoorziening mag niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  • f. permanente bewoning is niet toegestaan;
  • g. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  • h. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en architectionische waarden van het perceel dan wel het gebouw.

Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning of indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld.

3.5.3 Kleinschalig kamperen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4 sub s ten behoeve van kleinschalig kamperen bij een agrarisch bedrijf op en / of in aansluiting op een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. per agrarisch bedrijf bedraagt het aantal standplaatsen maximaal 15;
  • b. kleinschalig kamperen vindt uitsluitend plaats het zomerseizoen;
  • c. de standplaatsen zijn gesitueerd op of binnen een afstand van 25 meter van het bouwvlak;
  • d. permanente bewoning van kampeermiddelen is niet toegestaan;
  • e. de bouwhoogte van kampeermiddelen bedraagt maximaal 3,5 meter;
  • f. sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat buiten het bouwvlak de oppervlakte van gebouwen maximaal 50 m² bedraagt;
  • g. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op het eigen terrein;
  • h. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt minimaal 25 meter;
  • i. ter plaatse van de standplaatsen mag de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai niet meer bedragen dan 48 dB;
  • j. afwijking is niet toegestaan ter plaatse van gronden met de aanduiding 'afwegingszone natuurgebied';
  • k. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • l. afwijking mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
    • 3. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.

3.5.4 Huisvesting van arbeidsmigranten in bestaande gebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.1 in die zin dat huisvesting van arbeidsmigranten kan worden toegestaan, mits deze afwijking uitsluitend wordt verleend in overeenstemming met het geldende beleid, zoals dat is opgenomen in de beleidsregel 'Huisvesting arbeidsmigranten en seizoensarbeiders'.

3.6 Wijzigingsbevoegdheden
3.6.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen ten behoeve van vormverandering van een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak mag niet worden vergroot; voor vergroting van het bouwvlak dient de wijzigingsbevoegdheid in 3.6.2 te worden toegepast;
  • b. na vormverandering mag het bouwvlak voor maximaal 50% worden bebouwd;
  • c. aangetoond wordt dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  • d. wijziging is niet toegestaan voor een intensieve veehouderij;
  • e. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.

 

3.6.2 Vergroting bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen ten behoeve van vergroting van een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak per agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan 0,5 hectare;
  • b. na wijziging mag het bouwvlak voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat sleufsilo's binnen het bouwvlak dienen te worden gesitueerd;
  • c. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij een agrarisch deskundige;
  • d. in aanvulling op het bepaalde in lid b geldt dat wijziging eveneens is toegestaan indien toepassing noodzakelijk is voor instandhouding van een cultuurhistorisch waardevol gebouw of een monument;
  • e. wijziging is niet toegestaan voor een intensieve veehouderij;
  • f. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  • g. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
    • 3. onevenredige aantasting aan infrastructuur. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    • 4. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.

 

3.6.3 Wijzigen naar bestemming 'Wonen'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' met de op de kaart opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van de bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning;
  • b. het aantal woningen dan wel wooneenheden moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dan wel wooneenheden dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;
  • c. het bouwvolume van gebouwen mag niet worden vergroot en de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet worden gewijzigd;
  • d. de inhoud van de woning bedraagt maximaal 750 m³ en de bewoonbare vloeroppervlakte bedraagt maximaal 225 m² of, indien de inhoud danwel het bewoonbaar vloeroppervlak van de op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³ of 225 m², dan geldt de bestaande inhoud dan wel het bestaand bewoonbaar vloeroppervlak van de aanwezige woning;
  • e. de wijziging is milieuhygiënisch uitvoerbaar;
  • f. wijziging mag niet leiden tot:
    • 1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    • 2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.

3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Verbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen van verhardingen en het aanleggen van paden;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen;
  • c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. het graven, verbreden, dempen van sloten en het aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  • f. het verwijderen (vellen, rooien) van houtgewassen;
  • g. het beplanten van gronden met houtgewassen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • h. het omzetten van grasland in bouwland;
  • i. het beplanten van gronden met fruitbomen;
  • j. het diepploegen (meer dan 40 cm).

3.7.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 3.7.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:

  • a. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  • c. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • d. herplant van boomteelt en fruitteelt.

3.7.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 3.7.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. hierdoor niet de natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
  • b. uitsluitend voor het beplanten van gronden met fruitbomen geldt: geen onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de milieudeskundige.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een bedrijf en/of het uitoefenen van bedrijfsactiviteiten die staan vermeld in de categorieën 1 tot en met 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'zend-/ontvangstinstallatie', tevens voor maximaal één zend-/ontvangstinstallatie;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voedings- en genotmiddelen;
  • d. tuinen, erven en terreinen;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Toegestane bebouwing

Toegestaan is bebouwing in de vorm van:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen, niet zijnde woningen en bijbehorende bouwwerken bij woningen, gelden de volgende regels:

  • a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • e. De minimale afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt 3 meter, met dien verstande dat indien de afstand tot de zijdelingse perceels ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan minder bedraagt dan 3 meter deze afstand geldt als minimale afstand.

4.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van een bedrijfswoning (hoofdgebouw) gelden de volgende regels:

  • a. Per bedrijf is ten hoogste 1 bedrijfswoning toegestaan.
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • d. De inhoud van het hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 750 m³.
  • e. De oppervlakte van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 225 m².

4.2.4 bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. De bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan op het achtererf;
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 3,5 meter.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 7,5 meter.
  • d. De minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3 meter.
  • e. De gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 60 m².

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 meter, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór voorgevellijn niet meer dan 1 meter mag bedragen.
  • b. De bouwhoogte van een zend/-ontvangstinstallatie ter plaatse van de aanduiding 'zend/-ontvangstinstallatie' mag niet meer bedragen dan 56 meter;
  • c. De bouwhoogte van verlichtingsarmaturen en lichtmasten mag niet meer bedragen dan 10 meter.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter.

4.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. wonen, behoudens in een bedrijfswoning als bedoeld in 4.1 sub c;
  • c. detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel als bedoeld in 4.1 sub b;
  • d. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  • e. seksinrichtingen;
  • f. (permanente) buitenopslag van goederen en materialen voor de voorgevellijn;
  • g. de opslag en verkoop van (consumenten)vuurwerk.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 ten behoeve van:

  • a. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die zijn opgenomen in een naast hogere categorie dan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.1 indien deze gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd;
  • b. de uitoefening van bedrijfsactiviteiten, die hoewel gelet op de milieubelasting naar aard en invloed op de omgeving gelijkwaardig zijn aan de bedrijfsactiviteiten als bedoeld in 4.1, niet in de Lijst van bedrijven wordt genoemd;

Bij de beoordeling van de aard en invloed van de milieubelasting van een bedrijf dienen de volgende milieubelastingcomponenten mede in de beoordeling te worden betrokken: geluid, geurproductie, stofuitworp en gevaar, waarbij tevens kan worden gekeken naar de verontreiniging van lucht en bodem, de diversiteit en het al dan niet continue karakter van het bedrijf en de visuele hinder en verkeersaantrekkende werking.

4.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, in die zin, dat de categorie indeling van de bij de regels behorende Lijst van bedrijfsactiviteiten kan worden gewijzigd indien en voor zover een wijziging van de belasting van de daarin opgenomen typen van bedrijven op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft. Voor de vaststelling van een wijziging wordt de milieudeskundige schriftelijk advies gevraagd omtrent de voorgenomen wijziging.

Artikel 5 Centrum

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuur en ontspanning;
  • b. detailhandel;
  • c. dienstverlening;
  • d. horeca;
  • e. kantoor;
  • f. maatschappelijke voorzieningen;
  • g. sport;
  • h. het wonen in woningen, uitsluitend in bestaande woningen, met dien verstande dat:
    • 1. er maximaal 9 woningen per bouwperceel zijn toegestaan, het toevoegen van woningen uitsluitend is toegestaan op de verdiepingen en ten minste 1 gevel van de woning rechtstreeks met de straatzijde verbonden dient te zijn.
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - bierkaai' tevens nieuwe woningen zijn toegestaan;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. wegen en paden;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • l. groenvoorzieningen;
  • m. parkeervoorzieningen, inclusief onder het maaiveld gelegen parkeergarages;

een en ander met inachtneming van het bepaalde in 5.1.2.

5.1.2 Nadere detaillering
  • a. horeca van categorie 1 is toegestaan;
  • b. horeca van de categorie 2 is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  • c. cultuur en ontspanning is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'cultuur en ontspanning';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij', tevens een drukkerij;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt', tevens een supermarkt met een winkelvloeroppervlak van maximaal 750 m²;
  • f. ondergeschikt aan wonen is de uitoefening van een beroep en of bedrijf aan huis toegestaan in hoofdgebouwen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen, met dien verstande dat maximaal 25 m² van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep en/of bedrijf aan huis.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Toegestane bebouwing

Toegestaan is bebouwing in de vorm van:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een onderdoorgang vrij gehouden te worden met een hoogte van ten minste 2,60 meter en ten hoogste 4 meter.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'gevellijn' mogen hoofdgebouwen uitsluitend in de bouwgrens worden gebouwd.
  • g. De ondergrondse bouwdiepte van een parkeergarage mag ten hoogste 4 meter bedragen.

5.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bebouwde oppervlak van het achtererf, inclusief overkappingen, maximaal 50% van dat erf bedraagt met een maximum van 40 m².
  • c. In afwijking van het bepaalde onder b mag ter plaatse van de aanduiding 'erf' het bebouwde oppervlak van het achtererf, inclusief overkappingen, maximaal 50% van dat erf bedragen met een maximum van 60 m².
  • d. De goothoogte van aan- en uitbouwen maximaal 3,50 meter en de bouwhoogte maximaal 7,50 meter bedraagt;
  • e. De bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 3,50 meter bedraagt;
  • f. In afwijking van het bepaalde in sub d bij toepassing van hellende dakvlakken de goothoogte maximaal 3,50 meter bedraagt en de bouwhoogte maximaal 7,50 meter.
  • g. Bij toepassing van hellende dakvlakken, de dakhelling minimaal 30° bedraagt;
  • h. Voor zover aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet in de perceelgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de bouwperceelsgrens minimaal 1 meter;

5.2.4 Openbare verbinding

Bebouwing ten behoeve van een openbare verbinding is toegestaan, met dien verstande dat ten behoeve van een openbare verbinding een niet bebouwde vrije ruimte aanwezig moet zijn met een minimum breedte van 2,5 meter en een minimum hoogte van 3,00 meter.

5.2.5 Nutsvoorzieningen

Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen worden opgericht tot een oppervlakte van maximaal 20 m² en een hoogte van maximaal 3,5 m.

5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal mag bedragen voor:

  • a. erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg 1 meter;
  • b. erf- en terreinafscheidingen elders 2 meter;
  • c. pergola's 2,75 meter;
  • d. speelvoorzieningen 3 meter;
  • e. lichtmasten en overige masten 10 meter;
  • f. bewegwijzering en overig straatmeubilair 4,5 meter;
  • g. van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde 1 meter;
  • h. overkappingen 3 meter.

5.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 5.2.6, sub a en b:
    • 1. tot een hoogte van maximaal 3,5 meter;
    • 2. mits er in de erfafscheiding een onderdoorgang wordt gerealiseerd;
    • 3. mits dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Het gebruik conform het bepaalde in lid 5.1.1 sub h lid 1 is alleen dan planologisch toegestaan indien parkeercapaciteit op eigen terrein beschikbaar is dan wel is aangetoond dat er geen onevenredige toename van de parkeerdruk ontstaat.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op de bestaande woningen.

5.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een woning door meer dan één huishouden.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.5 voor een grotere oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen tot maximaal 35 m².

5.5.2 Hogere horecacategorie

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsgebied door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.1.2 voor realiseren van een horecabedrijf categorie 2, met dien verstande dat deze vergunning alleen kan worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de evenwichtige opbouw van de horeca binnen het plangebied;
  • b. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • c. het historische en ruimtelijk karakter van het beschermde stadsgezicht mag niet onevenredig worden aangetast;
  • d. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.

5.5.3 Huisvesting van arbeidsmigranten in bestaande gebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.1.1 in die zin dat huisvesting van arbeidsmigranten kan worden toegestaan, mits deze afwijking uitsluitend wordt verleend in overeenstemming met het geldende beleid, zoals dat is opgenomen in de beleidsregel 'Huisvesting arbeidsmigranten en seizoensarbeiders'.

Artikel 6 Centrum - Houtmarkt

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - Houtmarkt' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuur en ontspanning;
  • b. dienstverlening;
  • c. horeca van categorie 1;
  • d. kantoor;
  • e. maatschappelijke voorzieningen;
  • f. wonen in een woning;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. wegen en paden;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. parkeervoorzieningen.

een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 6.1.2.

6.1.2 Nadere detaillering
  • a. op de verdiepingen is uitsluitend de functie wonen toegestaan;
  • b. wonen is toegestaan, met dien verstande dat binnen deze bestemming alsmede de bestemming 'Centrum - Houtmarkt' gezamenlijk maximaal 32 woningen toegestaan zijn;
  • c. het gebruik van de voor 'Centrum' aangewezen gronden is toegestaan, met in acht name van de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in lid 28.3 en 28.4;
  • d. de in 6.1.1 genoemde activiteiten zijn toegestaan mits deze ten hoogste vallen in milieucategorie 2 van Bijlage 1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Toegestane bebouwing

Toegestaan is bebouwing in de vorm van:

  • a. gebouwen (6.2.2);
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen (6.2.3);
  • c. nutsvoorzieningen (6.2.4);
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde (6.2.5).

6.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.

6.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bebouwde oppervlak van het achtererf, inclusief overkappingen, maximaal 50% van dat erf bedraagt met een maximum van 60 m².
  • c. De goothoogte van aan- en uitbouwen maximaal 3,50 meter en de bouwhoogte maximaal 7,50 meter bedraagt;
  • d. De bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 3,50 meter bedraagt;
  • e. In afwijking van het bepaalde in sub d bij toepassing van hellende dakvlakken de goothoogte maximaal 3,50 meter bedraagt en de bouwhoogte maximaal 7,50 meter.
  • f. Bij toepassing van hellende dakvlakken, de dakhelling minimaal 30° bedraagt;
  • g. Voor zover aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet in de perceelgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de bouwperceelsgrens minimaal 1 meter;

6.2.4 Nutsvoorzieningen

Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen worden opgericht tot een oppervlakte van maximaal 20 m² en een hoogte van maximaal 3,50 meter.

6.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal mag bedragen voor:

  • a. erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg 1 meter;
  • b. erf- en terreinafscheidingen elders 2,00 meter;
  • c. pergola's 2,75 meter;
  • d. speelvoorzieningen 3,00 meter;
  • e. lichtmasten en overige masten 10 meter;
  • f. bewegwijzering en overig straatmeubilair 4,50 meter;
  • g. van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde 1 meter;
  • h. overkappingen 3,00 meter.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 6.2.5, sub a en b:
    • 1. tot een hoogte van maximaal 3,50 meter;
    • 2. mits er in de erfafscheiding een onderdoorgang wordt gerealiseerd;
    • 3. mits dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld.

6.4 Specifieke gebruiksregels
6.4.1 Algemeen
  • a. Zelfstandige detailhandelsvestiging is niet toegestaan.
  • b. ondergeschikt aan wonen is de uitoefening van een beroep en of bedrijf aan huis toegestaan in hoofdgebouwen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, met dien verstande dat maximaal 25 m² van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis.

6.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een woning door meer dan één huishouden.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels
6.5.1 Nutsvoorzieningen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 6.2.4 voor een grotere oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen tot maximaal 35 m².

6.5.2 Huisvesting van arbeidsmigranten in bestaande gebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.4 in die zin dat huisvesting van arbeidsmigranten kan worden toegestaan, mits deze afwijking uitsluitend wordt verleend in overeenstemming met het geldende beleid, zoals dat is opgenomen in de beleidsregel 'Huisvesting arbeidsmigranten en seizoensarbeiders'.

Artikel 7 Cultuurhistorisch monument

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuurhistorisch monument' aangewezen gronden zijn bestemd voor: het behoud en/of herstel van cultuurhistorische waarden:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm waarde – Ruïne Keldermanspoort':
    van de ruïne van de Keldermanspoort met omliggende gronden, alsmede voor culturele en recreatieve doeleinden in de vorm van voorstellingen, uitvoeringen en andere evenementen van vergelijkbare aard.
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm waarde - Dubbele Poort':
    van de 'Dubbele Poort' met de daartoe behorende elementen, alsmede voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' als bedoeld in artikel 15 van deze regels, een en ander voorzover het specifieke karakter van de stadswal niet onevenredig wordt aangetast.
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm waarde - Grauwse Poort':
    van de “Grauwse Poort” met de daartoe behorende elementen, alsmede voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' als bedoeld in artikel 15 van deze regels, een en ander voorzover het specifieke karakter van de stadswal niet onevenredig wordt aangetast.
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm waarde - Gentse Poort':
    van de “Gentse Poort” met de daartoe behorende elementen, alsmede voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' als bedoeld in artikel 15 van deze regels, een en ander voorzover het specifieke karakter van de stadswal niet onevenredig wordt aangetast.
  • e. nutsvoorziening.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Toegestane bebouwing

Toegestaan zijn:

  • a. gebouwen
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.2.2 Gebouwen

Gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mogen worden opgericht tot een oppervlakte van maximaal 20 m2 en een hoogte van maximaal 3,5 m.

7.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 12 m.

7.2.4 Ondersteunende bouwwerken, geen gebouwen zijnde

In verband met of ter ondersteuning van de bestemming voor culturele doeleinden zijn toegestaan:

  • al dan niet tijdelijke bouwwerken geen gebouwen zijnde zoals overkappingen en tribunes waarvan de hoogte niet meer mag bedragen dan 8 m;
  • al dan niet tijdelijke gebouwen waarvan de gezamenlijke oppervlakte en de hoogte niet meer mag bedragen dan respectievelijk 25 m² en 3,5 m.

7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 7.2.2 voor een grotere oppervlakte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen tot maximaal 35 m².
    lid 7.2.4 voor een grotere oppervlakte van gebouwen ten behoeve van culturele doeleinden tot maximaal 50 m².

Artikel 8 Groen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. plantsoenen, bermstroken, bermsloten, waterpartijen, taluds, oevers, bruggen, paden, verhardingen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen en andere tot de bestemming behorende groenvoorzieningen.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Toegestane bebouwing

Toegestaan is bebouwing in de vorm van:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

8.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • b. De oppervlakte van voorzieningen van algemeen nut mag niet meer bedragen dan 20 m².

8.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal voor:
    • 1. speelvoorzieningen: 3 meter;
    • 2. lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    • 3. bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,5 meter;
    • 4. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 meter.

8.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 8.2.3 sub a onder 3 tot een bouwhoogte van maximaal 6, meter, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 9 Horeca

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. horeca;
  • b. wonen in bestaande bedrijfswoningen;
  • c. het wonen in een woning;
  • d. terrassen;
  • e. wegen en paden;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen.

9.1.2 Nadere detaillering
  • a. horeca van categorie 1 is toegestaan;
  • b. horeca van de categorie 2 is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';

9.2 Bouwregels
9.2.1 Toegestane bebouwing

Toegestaan is bebouwing in de vorm van:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

9.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat indien de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' op de verbeelding is opgenomen het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.

9.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bebouwde oppervlak van het achtererf, inclusief overkappingen, maximaal 50% van dat erf bedraagt met een maximum van 60 m².
  • c. De goothoogte van aan- en uitbouwen maximaal 3,50 meter en de bouwhoogte maximaal 7,50 meter bedraagt;
  • d. De bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 3,50 meter bedraagt;
  • e. In afwijking van het bepaalde in sub d bij toepassing van hellende dakvlakken de goothoogte maximaal 3,50 meter bedraagt en de bouwhoogte maximaal 7,50 meter.
  • f. Bij toepassing van hellende dakvlakken, de dakhelling minimaal 30° bedraagt;
  • g. Voor zover aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet in de perceelgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de bouwperceelsgrens minimaal 1,00 meter;

9.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal mag bedragen voor:

  • a. erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg 1 meter;
  • b. erf- en terreinafscheidingen elders 2 meter;
  • c. pergola's 2,75 meter;
  • d. speelvoorzieningen 3 meter;
  • e. lichtmasten en overige masten 10 meter;
  • f. bewegwijzering en overig straatmeubilair 4,5 meter;
  • g. van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde 1 meter;
  • h. overkappingen 3 meter.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een woning door meer dan één huishouden.

9.4 Afwijken van de gebruiksregels
9.4.1 Horeca categorie 2

Het bevoegd gezag kan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - afwijkingsbevoegdheid' door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.1.2 voor realiseren van een horecabedrijf categorie 2, met dien verstande dat deze vergunning alleen kan worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige verstoring plaatsvindt van de evenwichtige opbouw van de horeca binnen het plangebied;
  • b. de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  • c. het historische en ruimtelijk karakter van het beschermde stadsgezicht mag niet onevenredig worden aangetast
  • d. voorzien wordt in voldoende parkeergelegenheid.

9.4.2 Huisvesting van arbeidsmigranten in bestaande gebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 9.1.1 in die zin dat huisvesting van arbeidsmigranten kan worden toegestaan, mits deze afwijking uitsluitend wordt verleend in overeenstemming met het geldende beleid, zoals dat is opgenomen in de beleidsregel 'Huisvesting arbeidsmigranten en seizoensarbeiders'.

Artikel 10 Kantoor

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Kantoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kantoren, al dan niet in combinatie met aan de kantoorfunctie ondergeschikte dienstverlening, met dien verstande dat dienstverlening niet is toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening uitgesloten';
  • b. wonen in een woning, met dien verstande dat maximaal 9 woningen per bouwperceel zijn togestaan. Tenminste 1 gevel van de woning dient rechtstreeks met de straatzijde verbonden te zijn;
  • c. wegen en paden;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Toegestane bebouwing

Toegestaan is bebouwing in de vorm van:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

10.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.

10.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bebouwde oppervlak van het achtererf, inclusief overkappingen, maximaal 50% van dat erf bedraagt met een maximum van 60 m².
  • c. De goothoogte van aan- en uitbouwen maximaal 3,50 meter en de bouwhoogte maximaal 7,50 meter bedraagt;
  • d. De bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 3,50 meter bedraagt;
  • e. In afwijking van het bepaalde in sub d bij toepassing van hellende dakvlakken de goothoogte maximaal 3,50 meter bedraagt en de bouwhoogte maximaal 7,50 meter.
  • f. Bij toepassing van hellende dakvlakken, de dakhelling minimaal 30° bedraagt;
  • g. Voor zover aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet in de perceelgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de bouwperceelsgrens minimaal 1 meter;

10.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal mag bedragen voor:

  • a. erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg 1 meter;
  • b. erf- en terreinafscheidingen elders 2 meter;
  • c. pergola's 2,75 meter;
  • d. lichtmasten en overige masten 10 meter;
  • e. bewegwijzering en overig straatmeubilair 4,5 meter;
  • f. van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde 1 meter;
  • g. overkappingen 3 meter.

10.3 Specifieke gebruiksregels
10.3.1 Voorwaardelijke verplichting
  • a. Het gebruik conform het bepaalde in lid 10.1 lid b is alleen dan planologisch toegestaan indien parkeercapaciteit op eigen terrein beschikbaar is dan wel is aangetoond dat er geen onevenredige toename van de parkeerdruk ontstaat.
  • b. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op de bestaande woningen.

10.3.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een woning door meer dan één huishouden.

10.3.3 Huisvesting voor abeidsmigranten in bestaande bebouwing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 10.3.2 in die zin dat huisvesting van arbeidsmigranten kan worden toegestaan, mits deze afwijking uitsluitend wordt verleend in overeenstemming met het geldende beleid, zoals dat is opgenomen in de beleidsregel 'Huisvesting arbeidsmigranten en seizoensarbeiders'.

Artikel 11 Maatschappelijk

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening en kinderopvang, alsook ondergeschikte detailhandel en horecabedrijf ten dienste van deze voorzieningen.
  • b. wegen en paden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. parkeervoorzieningen.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Toegestane bebouwing

Toegestaan is bebouwing in de vorm van:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

11.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.

11.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bebouwde oppervlak van het achtererf, inclusief overkappingen, maximaal 50% van dat erf bedraagt met een maximum van 60 m².
  • c. De goothoogte van aan- en uitbouwen maximaal 3,50 meter en de bouwhoogte maximaal 7,50 meter bedraagt;
  • d. De bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 3,50 meter bedraagt;
  • e. In afwijking van het bepaalde in sub d bij toepassing van hellende dakvlakken de goothoogte maximaal 3,50 meter bedraagt en de bouwhoogte maximaal 7,50 meter.
  • f. Bij toepassing van hellende dakvlakken, de dakhelling minimaal 30° bedraagt;
  • g. Voor zover aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet in de perceelgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de bouwperceelsgrens minimaal 1 meter;

11.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal mag bedragen voor:

  • a. erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg 1 meter;
  • b. erf- en terreinafscheidingen elders 2 meter;
  • c. pergola's 2,75 meter;
  • d. speelvoorzieningen 3 meter;
  • e. lichtmasten en overige masten 10 meter;
  • f. bewegwijzering en overig straatmeubilair 4,5 meter;
  • g. van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde 1 meter;
  • h. overkappingen 3 meter.

Artikel 12 Natuur

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, herstel en/of de ontwikkeling van landschappelijke en/of natuurwetenschappelijke waarde en/of cultuurhistorische waarde;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'water', voor water;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'molen', voor een molen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'terras', tevens voor een terras met de daarbij behorende voorzieningen.
  • e. waterlopen en waterpartijen;
  • f. agrarisch medegebruik;
  • g. recreatief medegebruik en educatief medegebruik;
  • h. evenementen;
  • i. observatieposten;
  • j. infrastructurele voorzieningen;
  • k. voorzieningen van algemeen nut.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Toegestane bebouwing

Toegestaan is bebouwing in de vorm van:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

12.2.2 Gebouwen

Ter plaatse van de aanduiding 'molen' is een molen toegestaan waarbij de bestaande maatvoering als maximaal geldt.

12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 1 meter, met uitzondering voorzieningen ten behoeve van terras die maximaal 3 meter hoog mogen zijn en van observatieposten die maximaal 8 meter hoog mogen zijn.

12.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
12.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Natuur zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden alsmede het aanbrengen van oppervlakte verhardingen;
  • b. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verbandhoudende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • d. het vellen of rooien van houtgewas;
  • e. het bebossen of beplanten van gronden;
  • f. het graven of afdammen van sloten of greppels met een bodemdiepte van meer dan 0,50 meter beneden het maaiveld, het aanbrengen van drainage danwel het diepploegen;
  • g. het blijvend omzetten van bouwland in grasland;
  • h. het aanbrengen van oeverbeschroeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • i. het storten of lozen van specie.

12.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 12.3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.

12.3.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden als bedoeld in 12.3.1 zijn slechts toelaatbaar, mits door die werken of werkzaamheden dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen geen onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurwetenschappelijke en cultuurhistorische waarden van de gronden ontstaat of kan ontstaan. Alvorens te beslissen omtrent een omgevingsvergunning wint het bevoegd gezag advies in van de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige en/of de Monumentencommissie.

Artikel 13 Tuin

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. in- en uitritten;
  • c. paden;
  • d. waterpartijen;

13.2 Bouwregels
13.2.1 Toegestane bouwwerken

Toegestaan is bebouwing in de vorm van:

  • a. gebouwen;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

13.2.2 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden zijn uitsluitend uitbouwen behorende bij het op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouw toegestaan, met dien verstande dat deze niet toegestaan zijn aan de zijgevel;
  • b. de breedte van een uitbouw bedraagt aan de voorzijde maximaal 50% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw tot maximaal 4 meter;
  • c. de maximale hoogte van een uitbouw bedraagt het vloerpeil van de eerste verdieping van het hoofdgebouw;
  • d. de maximale diepte van de uitbouw bedraagt 25% van de diepte van de gronden met de bestemming 'Tuin', met een maximum van 1,50 meter.

13.2.3 Erkers

Voor het bouwen van erkers gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van de erker mag maximaal 3 meter bedragen;
  • b. de diepte van de erker mag maximaal 1,50 meter bedragen;
  • c. per gevel is maximaal 1 erker toegestaan;
  • d. De afstand tussen erker en openbaar toegankelijk gebied bedraagt minimaal 1 meter;
  • e. Het dakvlak mag als luifel over de voordeur worden doorgetrokken indien deze zich binnen een afstand van 1 meter van de erker bevindt.

13.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag maximaal 1 meter bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 meter bedragen;
  • c. op een uitbouw is een transparante afscheiding toegestaan, dat wil zeggen dat de afscheiding voor minimaal 80% open dient te zijn, met een hoogte van 1,50 meter gemeten vanaf bovenkant uitbouw.

Artikel 14 Verkeer

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verkeersfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen, inclusief onder het maaiveld gelegen parkeergarages;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • e. straatmeubilair;
  • f. voorzieningen van algemeen nut;
  • g. kunstwerken;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. oeververbindingen (bruggen).

14.2 Bouwregels
14.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden mogen uitsluitend gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd.
  • b. De bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 3 meter.
  • c. De oppervlakte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 20 m².
  • d. Voor het bouwen van parkeergarages onder het maaiveld geldt dat de ondergrondse bouwdiepte ten hoogste 4 meter mag bedragen.

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan 12 meter;
  • b. Overkappingen zijn niet toegestaan.
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.

14.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

Artikel 15 Verkeer - Verblijfsgebied

15.1 Bestemmingsomschrijving
15.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden met hoofdzakelijk een verblijfsfunctie;
  • b. voet- en rijwielpaden;
  • c. parkeervoorzieningen, inclusief onder het maaiveld gelegen parkeergarages;
  • d. groenvoorzieningen, waaronder bermen en beplanting;
  • e. straatmeubilair;
  • f. evenementen;
  • g. (winter)terrassen;
  • h. (ondergrondse) afvalcontainers;
  • i. voorzieningen van algemeen nut;
  • j. kunstwerken;
  • k. waterlopen en waterpartijen;
  • l. oeververbindingen (bruggen).

een en ander met inachtneming van het bepaalde in 15.1.2

15.1.2 Nadere detaillering
  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'garage', zijn garageboxen toegestaan.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Op of in deze gronden mogen gebouwen ten behoeve van voorzieningen van algemeen nut worden gebouwd.
  • b. De maximale bouwhoogte bedraagt 3 meter.
  • c. De maximale oppervlakte van een gebouw bedraagt 20 m².
  • d. Voor het bouwen van parkeergarages onder het maaiveld geldt dat de ondergrondse bouwdiepte ten hoogste 4 meter mag bedragen.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - winterterras' mag de hoogte van bouwhoogte ten behoeve van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 3,5 meter.
  • b. De oppervlakte per overkapping mag niet meer bedragen dan 30 m².
  • c. De bouwhoogte van lichtmasten, bewegwijzering en verkeersregulering mag niet meer bedragen dan maximaal 10 meter.
  • d. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 5 meter.

15.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.2.2 sub b voor het toestaan van overkappingen tot een maximum van 50 m², mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. de verkeersveiligheid dient gewaarborgd te zijn;
  • b. het historische en ruimtelijk karakter van het beschermde stadsgezicht mag niet onevenredig worden aangetast, hiervoor gehoord de Monumentencommissie.

15.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken, wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • b. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.

15.5 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 15.1.2 sub a voor het toestaan van winterterrassen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het terras dient direct aan een horecagelegenheid te grenzen;
  • b. de verkeersveiligheid dient gewaarborgd te zijn;
  • c. het historische en ruimtelijk karakter van het beschermde stadsgezicht mag niet onevenredig worden aangetast, hiervoor gehoord de Monumentencommissie.

Artikel 16 Water

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. verblijfsgebied.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Toegestane bouwwerken

bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

16.2.2 Bouwhoogte

De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 6 m.

Artikel 17 Wonen

17.1 Bestemmingsomschrijving
17.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in een woning;
  • b. de uitoefening van een beroep en of bedrijf aan huis in hoofdgebouwen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen, met dien verstande dat maximaal 25 m² van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis;
  • c. wegen, parkeervoorzieningen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

17.1.2 Nadere detaillering
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf', zijn tevens bedrijven in de categorieën 1 tot en met 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel', is tevens detailhandel toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening', is tevens dienstverlening toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'horeca', is tevens horeca van categorie 1 toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor', is tevens kantoor gestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij', tevens bedrijven in de categorieën 1 tot en met 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten toegestaan alsmede een drukkerij;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf', tevens bedrijven in de categorieën 1 tot en met 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten toegestaan alsmede een garagebedrijf;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf', tevens bedrijven in de categorieën 1 tot en met 2 van de Lijst van bedrijfsactiviteiten toegestaan alsmede een schildersbedrijf;
  • i. sport in de vorm van sportzalen en fitnessruimten is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'sport';

met dien verstande dat andere functies dan wonen uitsluitend op de begane grond zijn toegestaan. Aanvullend op het voorgaande zijn opslag en/of kantoor ten dienste van de andere functies, zoals genoemd onder a. tot en met i. tevens op de verdiepingen toegestaan.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Toegestane bebouwing

Toegestaan is bebouwing in de vorm van:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

17.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Per bouwperceel is het bestaande aantal woningen toegestaan; splitsing van een bouwperceel ten behoeve van nieuwbouw van een tweede woning is niet toegestaan. Hier geldt de situatie op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan als uitgangspunt.
  • c. Indien er een functieaanduiding opgenomen is zoals genoemd in artikel 17.1.2 (nadere detaillering), mag deze, in afwijking van het bepaalde in sub b., omgezet mag worden naar een woning, met dien verstande dat:
    • 1. er niet meer dan 2 woningen zijn toegestaan per bouwperceel; en
    • 2. dat iedere woning met tenminste 1 gevel van de woning dient rechtstreeks met de straatzijde verbonden dient te zijn;
    • 3. indien op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan meer dan 2 woningen aanwezig zijn, in afwijking van het bepaalde onder 1., het aantal woningen dat aanwezig is op het moment van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan als maximum geldt.
  • d. De voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in dan wel maximaal 3 meter uit de (voor)gevellijn.
  • e. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens van niet aaneengebouwde woningen bedraagt minimaal 2,5 meter.
  • f. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • g. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • h. De dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 60°.
  • i. Ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' dient een onderdoorgang vrij gehouden te worden met een hoogte van ten minste 2,60 meter en ten hoogste 4 meter.

17.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen binnen en buiten een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bebouwde oppervlak van het achtererf, inclusief overkappingen, maximaal 50% van dat erf bedraagt met een maximum van 60 m².
  • c. De goothoogte van aan- en uitbouwen maximaal 3,50 meter en de bouwhoogte maximaal 7,50 meter bedraagt;
  • d. De bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 3,50 meter bedraagt;
  • e. In afwijking van het bepaalde in sub d bij toepassing van hellende dakvlakken de goothoogte maximaal 3,50 meter bedraagt en de bouwhoogte maximaal 7,50 meter.
  • f. Bij toepassing van hellende dakvlakken, de dakhelling minimaal 30° bedraagt;
  • g. Voor zover aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet in de perceelgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de bouwperceelsgrens minimaal 1 meter;

17.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal mag bedragen voor:

  • a. erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg 1 meter;
  • b. erf- en terreinafscheidingen elders 2 meter;
  • c. pergola's 2,75 meter;
  • d. speelvoorzieningen 3 meter;
  • e. lichtmasten en overige masten 10 meter;
  • f. bewegwijzering en overig straatmeubilair 4,5 meter;
  • g. van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde 1 meter;
  • h. overkappingen 3 meter.

17.3 Afwijken van de bouwregels
17.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 17.2.2, sub d voor een kortere afstand tot minimaal 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens, mits dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. lid 17.2.3, sub g voor een kortere afstand tot minimaal 1 meter van de zijdelingse
    bouwperceelsgrens, mits dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. lid 17.2.3, sub e:
    • 1. tot een hoogte die maximaal gelijk is aan de in een bouwvlak toelaatbare bouwhoogte;
    • 2. tot een maximum van 6 meter op gronden waar geen gebouwen zijn toegestaan.
  • d. lid 17.2.4, sub a en b:
    • 1. tot een hoogte van maximaal 3,5 meter;
    • 2. mits er in de erfafscheiding een onderdoorgang wordt gerealiseerd;
    • 3. mits het historische en ruimtelijk karakter van het beschermde stadsgezicht mag niet onevenredig worden aangetast .

17.3.2 Stedenbouwkundig advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 17.3.1, sub a en sub b kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij de Monumentencommissie.

17.4 Specifieke gebruiksregels
17.4.1 Beroep aan huis

Beroep aan huis zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. De woonfunctie blijft als primaire functie behouden en blijft herkenbaar;
  • b. Er wordt geen afbreuk gedaan aan het woonkarakter van de omgeving waarbij met name gelet wordt op:
    • 1. De ruimtelijke werking die het gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft;
    • 2. De hinder voor het woonmilieu, de invloed op de afwikkeling van verkeer en de verkeersaantrekkende werking en op de parkeerbalans;
    • 3. De ruimtelijke uitstraling die moet passen bij de functie van het pand of perceel;
  • c. Er mag geen detailhandel plaatsvinden;
  • d. Er mogen geen reclamevoorwerpen worden aangebracht.

17.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:

  • a. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of een vrijstaand bijgebouw als woonruimte ten behoeve van het bieden of ontvangen van mantelzorg;
  • b. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of een vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte;
  • c. het gebruik van een woning door meer dan één huishouden.

17.4.3 Voorwaardelijke verplichting

Het gebruik conform het bepaalde in lid 17.1 is alleen dan planologisch toegestaan indien parkeercapaciteit op eigen terrein beschikbaar is dan wel is aangetoond dat er geen onevenredige toename van de parkeerdruk ontstaat. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op de bestaande woningen.

17.5 Afwijken van de gebruiksregels
17.5.1 Toestaan van dienstverlening

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.1.2 sub a t/m sub i ten behoeve van het toestaan van de functie dienstverlening op de begane grond, met dien verstande dat:

  • a. wordt aangetoond dat is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • b. de maximale oppervlakte ten behoeve van de functie dienstverlening niet meer mag bedragen dan de begrenzing van de huidige niet-woonfunctie, met een maximale oppervlakte van 150 m²;
  • c. de afwijking niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

17.5.2 Huisvesting van arbeidsmigranten in bestaande bebouwing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 17.4 in die zin dat huisvesting van arbeidsmigranten kan worden toegestaan, mits deze afwijking uitsluitend wordt verleend in overeenstemming met het geldende beleid, zoals dat is opgenomen in de beleidsregel 'Huisvesting arbeidsmigranten en seizoensarbeiders'.

Artikel 18 Wonen - Houtmarkt

18.1 Bestemmingsomschrijving
18.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Houtmarkt' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het wonen in een woning;
  • b. wegen, parkeervoorzieningen, waterlopen, tuinen en andere voorzieningen ten dienste van de bestemming.

18.1.2 Nadere detaillering
  • a. wonen is toegestaan, met dien verstande dat binnen deze bestemming alsmede de bestemming 'Centrum - Houtmarkt' gezamenlijk maximaal 32 woningen toegestaan zijn;
  • b. het gebruik van de voor 'Wonen - Houtmarkt' aangezen gronden is toegestaan, met inachtname van de algemene gebruiksregels zoals opgenomen in lid 28.3 en 28.4.

18.2 Bouwregels
18.2.1 Toegestane bebouwing

Toegestaan is bebouwing in de vorm van:

  • a. hoofdgebouwen;
  • b. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • c. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

18.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De voorgevel van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd in dan wel maximaal 3 meter uit de voorste perceelsgrens.
  • c. De afstand tot de zijdelingse perceelgrens van niet aaneengebouwde woningen bedraagt minimaal 2,5 meter;
  • d. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' mag de goothoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • e. Ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangegeven.
  • f. De dakhelling bedraagt minimaal 30° en maximaal 60°.

18.2.3 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. Aan- en uitbouwen en bijgebouwen mogen binnen en buiten een bouwvlak worden gebouwd.
  • b. Het bebouwde oppervlak van het achtererf, inclusief overkappingen, maximaal 50% van dat erf bedraagt met een maximum van 60 m².
  • c. De goothoogte van aan- en uitbouwen maximaal 3,50 meter en de bouwhoogte maximaal 7,50 meter bedraagt.
  • d. De bouwhoogte van bijgebouwen maximaal 3,50 meter bedraagt;
  • e. In afwijking van het bepaalde in sub d bij toepassing van hellende dakvlakken de goothoogte maximaal 3,50 meter bedraagt en de bouwhoogte maximaal 7,50 meter.
  • f. Bij toepassing van hellende dakvlakken, de dakhelling minimaal 30° bedraagt.
  • g. Voor zover aan- en uitbouwen en bijgebouwen niet in de perceelgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de bouwperceelsgrens minimaal 1 meter;

18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bij ieder hoofdgebouw mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal mag bedragen voor:

  • a. erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg 1 meter;
  • b. erf- en terreinafscheidingen elders 2 meter;
  • c. pergola's 2,75 meter;
  • d. speelvoorzieningen 3 meter;
  • e. lichtmasten en overige masten 10 meter;
  • f. bewegwijzering en overig straatmeubilair 4,5 meter;
  • g. van overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde 1 meter;
  • h. overkappingen 3 meter.

18.3 Afwijken van de bouwregels
18.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 18.2.2, sub d voor een kortere afstand tot minimaal 1 meter van de zijdelingse perceelsgrens, mits dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. lid 18.2.3, sub g voor een kortere afstand tot minimaal 1 meter van de zijdelingse
    bouwperceelsgrens, mits dit passend is in het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. lid 18.2.3, sub e:
    • 1. tot een hoogte die maximaal gelijk is aan de in een bouwvlak toelaatbare bouwhoogte;
    • 2. tot een maximum van 6 meter op gronden waar geen gebouwen zijn toegestaan.
  • d. lid 18.2.4, sub a en b:
    • 1. tot een hoogte van maximaal 3,5 meter;
    • 2. mits er in de erfafscheiding een onderdoorgang wordt gerealiseerd;
    • 3. mits het historische en ruimtelijk karakter van het beschermde stadsgezicht mag niet onevenredig worden aangetast.

18.3.2 Stedenbouwkundig advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 18.3.1, sub a t/m d kan het bevoegd gezag advies inwinnen bij de Monumentencommissie.

18.4 Specifieke gebruiksregels
18.4.1 Beroep aan huis

Beroep aan huis zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. De woonfunctie blijft als primaire functie behouden en blijft herkenbaar;
  • b. Er wordt geen afbreuk gedaan aan het woonkarakter van de omgeving waarbij met name gelet wordt op:
    • 1. De ruimtelijke werking die het gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft;
    • 2. De hinder voor het woonmilieu, de invloed op de afwikkeling van verkeer en de verkeersaantrekkende werking en op de parkeerbalans;
    • 3. De ruimtelijke uitstraling die moet passen bij de functie van het pand of perceel;
  • c. Er mag geen detailhandel plaatsvinden;
  • d. Er mogen geen reclamevoorwerpen worden aangebracht.
  • e. Maximaal 25 m² van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en aan- en uitbouwen mag worden gebruikt ten behoeve van het beroep aan huis;

18.4.2 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:

  • a. het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of een vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte;
  • b. het gebruik van een woning door meer dan één huishouden.

18.5 Afwijken van de gebruiksregels

18.5.1 Toestaan van dienstverlening

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 18.1 ten behoeve van het toestaan van de functie dienstverlening op de begane grond, met dien verstande dat:

  • a. wordt aangetoond dat is voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
  • b. de maximale oppervlakte ten behoeve van de functie dienstverlening niet meer mag bedragen dan de begrenzing van de huidige niet-woonfunctie, met een maximale oppervlakte van 150 m²;
  • c. de afwijking niet mag leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.

18.5.2 Huisvesting van arbeidsmigranten in bestaande bebouwing

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 18.4.2 in die zin dat huisvesting van arbeidsmigranten kan worden toegestaan, mits deze afwijking uitsluitend wordt verleend in overeenstemming met het geldende beleid, zoals dat is opgenomen in de beleidsregel 'Huisvesting arbeidsmigranten en seizoensarbeiders'.

Artikel 19 Waarde - Archeologie 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Bouwwerken ten behoeve van deze bestemming
  • a. Op de in artikel 19.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd;
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,50 meter.
19.2.2 Andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en)
  • a. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd, tenzij de grond-of graafwerkzaamheden dieper gaan dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld en hierbij het te verstoren oppervlak onder de vrijstellingsdiepte groter is dan 50 m²;
  • b. Het bepaalde onder artikel 19.2.2 sub a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

19.3 Afwijken van de bouwregels
19.3.1 Algemene afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde onder artikel 19.2.2 sub a ten behoeve van het bouwen in een plangebied met een te verstoren oppervlak groter dan 50 m² onder de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, indien de aanvrager van de vergunning artikel 2.1, lid 1 sub a Wabo een archeologisch rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

19.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder artikel 19.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

19.3.3 Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.3.1, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

19.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
19.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1 sub b Wabo) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage door kettingtechniek;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 2,00 meter waartoe wordt gerekend het aanleggen van tijdelijke gronddepots;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  • f. het verlagen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld.

19.4.2 Uitzonderingsregel

Het in artikel 19.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een te verstoren oppervlak van het plangebied beslaan van ten hoogste 50 m², of een verstorend oppervlak onder de vrijstellingsdiepte hebben van minder dan 50 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. betreffen het aanbrengen van drainage middels sleufloze technieken;
  • d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

19.4.3 Voorwaarden
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden;
  • b. Voor zover de in artikel 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

19.4.4 Advies

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in artikel 19.4.3. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

19.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
19.5.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub g Wabo) te slopen.

19.5.2 Uitzonderingsregel

Het verbod als bedoeld in artikel 19.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in artikel 19.2.2 sub b in acht is genomen;
  • b. een te verstoren oppervlak van het plangebied beslaan van ten hoogste 50 m², of een verstorend oppervlak onder de vrijstellingsdiepte hebben van minder dan 50 m² ;
  • c. reeds vergund zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

19.5.3 Voorwaarden

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen op of in gronden op de verbeelding en aangeduid met 'Waarde - Archeologie 1'.

19.5.4 Te verbinden regel

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 19.5.1, kunnen burgemeester en wethouders de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 50 m² of het latere verstorend oppervlak onder de vrijstellingsdiepte groter is dan 50 m² .

19.5.5 Melding vondsten van zeer hoge waarde

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken volgens de KNA behoudenswaardige vondsten worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning tot sloop.

19.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 1', als bedoeld in artikel 19.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 20 Waarde - Archeologie 2

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Bouwwerken ten behoeve van deze bestemming
  • a. Op de in artikel 20.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd;
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,50 meter.

20.2.2 Andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en)
  • a. Ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd, tenzij de grond-of graafwerkzaamheden dieper gaan dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld en hierbij het te verstoren oppervlak onder de vrijstellingsdiepte groter is dan 500 m²;
  • b. Het bepaalde onder artikel 20.2.2 sub a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

20.3 Afwijken van de bouwregels
20.3.1 Algemene afwijking

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde onder artikel 20.2.2 sub a ten behoeve van het bouwen in een plangebied met een te verstoren oppervlak groter dan 50 m² onder de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, indien de aanvrager van de vergunning artikel 2.1, lid 1 sub a Wabo een archeologisch rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.

20.3.2 Voorwaarden

Indien uit het onder artikel 20.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

20.3.3 Advies

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.3.1, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

20.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1 sub b Wabo) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage door kettingtechniek;
  • b. het ophogen van de bodem met meer dan 2,00 meter waartoe wordt gerekend het aanleggen van tijdelijke gronddepots;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  • d. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld bedraagt;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  • f. het verlagen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  • g. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  • h. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld.

20.4.2 Uitzonderingsregel

Het in artikel 20.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. een te verstoren oppervlak van het plangebied beslaan van ten hoogste 500 m², of een verstorend oppervlak onder de vrijstellingsdiepte hebben van minder dan 500 m²;
  • b. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • c. betreffen het aanbrengen van drainage middels sleufloze technieken;
  • d. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • e. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

20.4.3 Voorwaarden
  • a. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden;
  • b. Voor zover de in artikel 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • c. De vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

20.4.4 Advies

Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in artikel 20.4.3. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

20.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
20.5.1 Omgevingsvergunningsvereiste

Het is verboden bouwwerken die zich op gronden met deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub g Wabo) te slopen.

20.5.2 Uitzonderingsregel

Het verbod als bedoeld in artikel 20.5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in artikel 20.2.2 sub b in acht is genomen;
  • b. een te verstoren oppervlak van het plangebied beslaan van ten hoogste 50 m², of een verstorend oppervlak onder de vrijstellingsdiepte hebben van minder dan 50 m² ;
  • c. reeds vergund zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.

20.5.3 Voorwaarden

In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen op of in gronden op de verbeelding en aangeduid met 'Waarde - Archeologie 2'.

20.5.4 Te verbinden regel

Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 20.5.1, kunnen burgemeester en wethouders de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 50 m² of het latere verstorend oppervlak onder de vrijstellingsdiepte groter is dan 50 m² .

20.5.5 Melding vondsten van zeer hoge waarde

Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken volgens de KNA behoudenswaardige vondsten worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning tot sloop.

20.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 2', als bedoeld in artikel 20.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 21 Waarde - Beschermd stadsgezicht 1

21.1 Bestemmingsomschrijving
21.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en/of herstel van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht.

21.1.2 Voorrangsregeling

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

21.2 Bouwregels
21.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat bestaande maatvoering (hoogte, oppervlakte, inhoud, situering) niet mag worden vergroot of veranderd tot maximaal de aangegeven maatvoering van de overige aan deze gronden toegekende bestemming, tenzij sprake is van:

  • a. bebouwing welke vanaf de openbare ruimte niet zichtbaar is;
  • b. een verhoging van goot- en/of nokhoogte aan de achterzijde en deze niet meer bedraagt dan 15%;
  • c. erfafscheidingen welke niet grenzen aan het openbaar gebied.

21.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 21.2.1 is niet van toepassing indien een omgevingsvergunning betrekking heeft op:

  • a. inpandige verbouwingen, tenzij het samenvoegen van winkelpanden betreft;
  • b. bebouwen binnen de bestaande maatvoering.

21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering, de afmetingen, de vormgeving, de kaprichting, de kaphelling, de kapvorm, de gevelindeling en de toepassing van materialen en kleurgebruik, als bedoeld in lid 21.2 teneinde gevels of geveldelen en daken meer in overeenstemming te brengen met de karakteristiek van het Beschermd stadsgezicht.

21.4 Afwijken van de bouwregels
21.4.1 Voorwaarden omgevingsvergunning

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 21.2 teneinde de bestaande bebouwing te vergroten en/of te veranderen, voor zover geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel verzekerd is van het historisch en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht, gelet op:

  • a. bij het plaatsen van een aan- en/of uitbouw:
    • 1. situering;
    • 2. verhouding hoogte ten opzichte van het hoofdgebouw;
    • 3. dakvorm, nokrichting, dakhelling.
  • b. verandering goot- en/of nokhoogte:
    • 1. situering;
    • 2. behouden variatie in goot- en noklijn, verspringen van minimaal 20 cm ten opzichte van belendende panden of aanhouden afstanden zoals bestaand;
    • 3. dakvorm, nokrichting, dakhelling.
  • c. wijziging kapvorm en/of nokrichting:
    • 1. toepassen van een volwaardige kap;
    • 2. afknotten van kappen slechts toegestaan tot maximaal 20% van het dakvlak en het afgeknotte deel op tenminste 3 meter van de voorgevel lijn of zijgevellijn voor zover gekeerd naar de openbare ruimte is gelegen
    • 3. dakvorm, nokrichting, dakhelling.
  • d. wijziging van de gevel:
    • 1. op de begane grond van als winkel in gebruik zijnde panden mogen geveldoorbrekingen horizontaal gericht zijn, mits de parcelering in voldoende mate zichtbaar en intact blijft (dit houdt in dat in overwegende mate verticale geleding toegepast wordt )en de samenvoeging aan de buitenzijde niet zichtbaar is;
  • e. plaatsen van een ondergeschikt bouwdeel:
    • 1. situering waarbij de voorgevellijn niet overschreden mag worden;
    • 2. passendheid in het straatbeeld en zichtbaarheid vanuit openbare ruimte;
    • 3. dakvorm, nokrichting, dakhelling.
  • f. plaatsen van een (vrijstaand) bijgebouw:
    • 1. situering;
    • 2. verhouding hoogte ten opzichte van het hoofdgebouw en overige op het perceel aanwezige gebouwen;
    • 3. dakvorm, nokrichting, dakhelling.
  • g. plaatsen van een erfafscheiding:
    • 1. situering;
    • 2. passendheid in het straatbeeld en zichtbaarheid vanuit openbare ruimte.
21.4.2 Advies

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.4.1 mag slechts worden verleend nadat de Monumentencommissie in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.

21.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
21.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, het wegnemen van stoepen alsmede het wijzigen van de wegindeling;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het dempen van aanwezige waterlopen;
  • d. het geheel of gedeeltelijk schilderen of pleisteren van muurvlakken;
  • e. het beplanten van gronden met houtgewassen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • f. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere opgaande beplanting.

21.5.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals in lid 21.5.1 bedoeld is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. bij het van toepassing zijn van de Monumentenwet;
  • c. voor het aanbrengen van maximaal 20 m² verharding per bouwperceel.

21.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 21.5.1, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht aan, dan wel herstel is verzekerd van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht en nadat de Monumentencommissie in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.

21.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
21.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht 1' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. een hoofdgebouw te slopen anders dan ter uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend en onherroepelijk geworden.

21.6.2 Toelaatbaarheid

Het slopen, zoals bedoeld in het eerste lid, is slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht aan, dan wel herstel is verzekerd van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht en nadat de Monumentencommissie in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.

Artikel 22 Waarde - Beschermd stadsgezicht 2

22.1 Bestemmingsomschrijving
22.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en/of herstel van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht.

22.1.2 Voorrangsregeling

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat bestaande maatvoering (hoogte, oppervlakte, inhoud, situering) mag niet worden vergroot of veranderd tot maximaal de aangegeven maatvoering van de overige aan deze gronden toegekende bestemming, tenzij sprake is van:

  • a. bebouwing welke vanaf de openbare ruimte niet zichtbaar is;
  • b. een verhoging van goot- en/of nokhoogte aan de achterzijde en deze niet meer bedraagt dan 15%;
  • c. erfafscheidingen welke niet grenzen aan het openbaar gebied
  • d. schoorstenen.

22.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 22.2.1 is niet van toepassing indien een omgevingsvergunning betrekking heeft op:

  • a. inpandige verbouwingen, tenzij het samenvoegen van winkelpanden betreft;
  • b. bebouwen binnen de bestaande maatvoering.

22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering, de afmetingen, de vormgeving, de kaprichting, de kaphelling, de kapvorm, de gevelindeling en de toepassing van materialen en kleurgebruik, als bedoeld in lid 22.2, teneinde gevels of geveldelen en daken meer in overeenstemming te brengen met de karakteristiek van het Beschermd stadsgezicht.

22.4 Afwijken van de bouwregels
22.4.1 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 22.2 teneinde de bestaande bebouwing te vergroten en/of te veranderen, voor zover geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel verzekerd is van het historisch en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht, gelet op:

  • a. bij het plaatsen van een aan- en/of uitbouw:
    • 1. situering;
    • 2. verhouding hoogte ten opzichte van het hoofdgebouw;
    • 3. dakvorm, nokrichting, dakhelling.
  • b. verandering goot- en/of nokhoogte:
    • 1. situering;
    • 2. behouden variatie in goot- en noklijn, verspringen van minimaal 20 cm ten opzichte van belendende panden of aanhouden afstanden zoals bestaand;
    • 3. dakvorm, nokrichting, dakhelling.
  • c. wijziging kapvorm en/of nokrichting:
    • 1. toepassen van een volwaardige kap;
    • 2. afknotten van kappen slechts toegestaan tot maximaal 20% van het dakvlak en het afgeknotte deel op ten minste 3 meter van de voorgevel lijn of zijgevellijn voor zover gekeerd naar de openbare ruimte is gelegen
    • 3. dakvorm, nokrichting, dakhelling.
  • d. plaatsen van een ondergeschikt bouwdeel:
    • 1. situering waarbij de voorgevellijn niet overschreden mag worden;
    • 2. passendheid in het straatbeeld en zichtbaarheid vanuit openbare ruimte;
    • 3. dakvorm, nokrichting, dakhelling.
  • e. plaatsen van een (vrijstaand) bijgebouw:
    • 1. situering;
    • 2. verhouding hoogte ten opzichte van het hoofdgebouw en overige op het perceel aanwezige gebouwen;
    • 3. dakvorm, nokrichting, dakhelling.
  • f. plaatsen van een erfafscheiding:
    • 1. situering;
    • 2. passendheid in het straatbeeld en zichtbaarheid vanuit openbare ruimte.
22.4.2 Advies

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.4.1 mag slechts worden verleend nadat de Monumentencommissie in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.

22.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht 2' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, het wegnemen van stoepen alsmede het wijzigen van de wegindeling;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het dempen van aanwezige waterlopen;
  • d. het geheel of gedeeltelijk schilderen of pleisteren van muurvlakken;
  • e. het beplanten van gronden met houtgewassen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • f. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere opgaande beplanting.

22.5.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals in lid 22.5.1 bedoeld is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. bij het van toepassing zijn van de Monumentenwet;
  • c. voor het aanbrengen van maximaal 20 m² verharding per bouwperceel.

22.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 22.5.1, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht aan, dan wel herstel is verzekerd van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht en nadat de Monumentencommissie in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.

Artikel 23 Waarde - Beschermd stadsgezicht 3

23.1 Bestemmingsomschrijving
23.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en/of herstel van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht.

23.1.2 Voorrangsregeling

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van bouwwerken geldt dat bestaande maatvoering (hoogte, oppervlakte, inhoud, situering) mag niet worden vergroot of veranderd tot maximaal de aangegeven maatvoering van de overige aan deze gronden toegekende bestemming, tenzij sprake is van:

  • a. bebouwing welke vanaf de openbare ruimte niet zichtbaar is;
  • b. een verhoging van goot- en/of nokhoogte aan de achterzijde en deze niet meer bedraagt dan 15%;
  • c. erfafscheidingen welke niet grenzen aan het openbaar gebied
  • d. schoorstenen.

23.2.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 23.2.1 is niet van toepassing indien een omgevingsvergunning betrekking heeft op:

  • a. inpandige verbouwingen, tenzij het samenvoegen van winkelpanden betreft;
  • b. bebouwen binnen de bestaande maatvoering.

23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de situering, de afmetingen, de vormgeving, de kaprichting, de kaphelling, de kapvorm, de gevelindeling en de toepassing van materialen en kleurgebruik, als bedoeld in lid 23.2, teneinde gevels of geveldelen en daken meer in overeenstemming te brengen met de karakteristiek van het Beschermd stadsgezicht.

23.4 Afwijken van de bouwregels
23.4.1 Voorwaarden

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2 teneinde de bestaande bebouwing te vergroten en/of te veranderen, voor zover geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel verzekerd is van het historisch en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht, gelet op:

  • a. bij het plaatsen van een aan- en/of uitbouw:
    • 1. situering;
    • 2. verhouding hoogte ten opzichte van het hoofdgebouw;
    • 3. dakvorm, nokrichting, dakhelling.
  • b. verandering goot- en/of nokhoogte:
    • 1. situering;
    • 2. dakvorm, nokrichting, dakhelling.
  • c. wijziging kapvorm en/of nokrichting:
    • 1. toepassen van een volwaardige kap;
    • 2. afknotten van kappen slechts toegestaan tot maximaal 20% van het dakvlak en het afgeknotte deel op tenminste 3 meter van de voorgevel lijn of zijgevellijn voor zover gekeerd naar de openbare ruimte is gelegen;
    • 3. dakvorm, nokrichting, dakhelling.
  • d. plaatsen van een ondergeschikt bouwdeel:
    • 1. situering waarbij de voorgevellijn niet overschreden mag worden;
    • 2. passendheid in het straatbeeld en zichtbaarheid vanuit openbare ruimte;
    • 3. dakvorm, nokrichting, dakhelling.
  • e. plaatsen van een (vrijstaand) bijgebouw:
    • 1. situering;
    • 2. verhouding hoogte ten opzichte van het hoofdgebouw en overige op het perceel aanwezige gebouwen;
    • 3. dakvorm, nokrichting, dakhelling.
  • f. plaatsen van een erfafscheiding:
    • 1. situering;
    • 2. passendheid in het straatbeeld en zichtbaarheid vanuit openbare ruimte.

23.4.2 Advies

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 23.4.1 mag slechts worden verleend nadat de Monumentencommissie in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.

23.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht 3' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, het wegnemen van stoepen alsmede het wijzigen van de wegindeling;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het dempen van aanwezige waterlopen;
  • d. het geheel of gedeeltelijk schilderen of pleisteren van muurvlakken;
  • e. het beplanten van gronden met houtgewassen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • f. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere opgaande beplanting.

23.5.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals in lid 23.5.1 bedoeld is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. bij het van toepassing zijn van de Monumentenwet;
  • c. voor het aanbrengen van maximaal 20 m² verharding per bouwperceel.

23.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 23.5.1, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht aan, dan wel herstel is verzekerd van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht en nadat de Monumentencommissie in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.

23.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
23.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht 3 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. een hoofdgebouw te slopen anders dan ter uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend en onherroepelijk geworden.

23.6.2 Toelaatbaarheid

Het slopen, zoals bedoeld in het eerste lid, is slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht aan, dan wel herstel is verzekerd van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht en nadat de Monumentencommissie in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.

Artikel 24 Waarde - Beschermd stadsgezicht 4

24.1 Bestemmingsomschrijving
24.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en/of herstel van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht.

24.1.2 Voorrangsregeling

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

24.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.2.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, het wegnemen van stoepen alsmede het wijzigen van de wegindeling;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het dempen van aanwezige waterlopen;
  • d. het geheel of gedeeltelijk schilderen of pleisteren van muurvlakken;
  • e. het beplanten van gronden met houtgewassen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • f. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere opgaande beplanting.

24.2.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals in lid 24.2.1 bedoeld is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. bij het van toepassing zijn van de Monumentenwet;
  • c. voor het aanbrengen van maximaal 20 m² verharding per bouwperceel.

24.2.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, zoals bedoeld in lid 24.2, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht aan, dan wel herstel is verzekerd van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht en nadat de Monumentencommissie in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.

24.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
24.3.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. een hoofdgebouw te slopen anders dan ter uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend en onherroepelijk geworden.

24.3.2 Toelaatbaarheid

Het slopen, zoals bedoeld in het eerste lid, is slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht aan, dan wel herstel is verzekerd van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht en nadat de Monumentencommissie in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.

Artikel 25 Waarde - Beschermd stadsgezicht Bierkaai

25.1 Bestemmingsomschrijving
25.1.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht Bierkaai' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en/of herstel van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht.

25.1.2 Voorrangsregeling

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Algemeen

Binnen het in lid 25.1 bedoelde gebied mag een omgevingsvergunning slechts worden verleend indien geen onevenredige schade wordt toegebracht aan, dan wel herstel is verzekerd van het historisch en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht en nadat de Monumentencommissie in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen, met dien verstande dat inschakeling van de Monumentencommissie niet is vereist indien een omgevingsvergunning betrekking heeft op:

  • a. inpandige verbouwingen;
  • b. gevels welke vanaf de openbare ruimte niet zichtbaar zijn.

25.2.2 Bouwen

Voor het bouwen binnen het 'Waarde - Beschermd stadsgezicht Bierkaai' zijn voorts de volgende regels van toepassing:

  • a. voorgevel:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "gevellijn" dienen de voorgevels van hoofdgebouwen of vergelijkbare gevels in deze lijn te worden gebouwd;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - individuele panden" worden de hoofdgebouwen aaneengebouwd, dan wel met een onderlinge afstand van ten hoogste 1,50 meter;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - individuele panden" bedraagt de gevelbreedte ten hoogste 16 meter;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - individuele panden" is sprake van in hoogte variërende voorgevels, met dien verstande dat ten hoogste 3 naast elkaar gelegen voorgevels van gelijke of nagenoeg gelijke hoogte zijn toegestaan;
    • 5. de indeling van voorgevels van de hoofdgebouwen dient te worden bepaald door verticale gerichte elementen, waarbij de onderlinge afstand tussen de elementen - gemeten tussen de denkbeeldige middellijnen van deze elementen - minimaal 1,50 meter en maximaal 2,50 meter bedragen;
    • 6. op de begane grond van als winkel in gebruik zijnde panden mogen geveldoorbrekingen horizontaal gericht zijn, mits hierin een verticale geleding is aangebracht.
  • b. daken:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - individuele panden" dient de kapvorm in overeenstemming te zijn met de kapvorm in de omgeving van het pand, met dien verstande dat:
      • een doorlopende gelijkvormige kap over meerdere panden niet is toegestaan;
      • binnen 0,5 meter achter de voorgevel van een hoofdgebouw geen verticale gevelvlakken mogen worden gebouwd;
      • binnen 3 meter achter de naar het openbare gebied gekeerde gevel van een hoofdgebouw ten hoogste 50% van het theoretisch maximale bouwvolume mag worden bebouwd;
      • de hellingshoek van schuine dakvlakken ten minste 45º en ten hoogste 60º mag bedragen;
      • van panden met een platte kap moeten aan de openbare ruimte grenzende voorgevels zijn voorzien van een kroonlijst die in verhouding staat tot elders in de binnenstad voorkomende kroonlijsten;
      • binnen één bouwblok bij ten hoogste 2 panden per straatwand topgevels zijn toegestaan;
      • de som van de breedte van dakkapellen mag niet meer bedragen dan 30% van de breedte van het betreffende dakvlak, waarbij de breedte van iedere dakkapel afzonderlijk niet meer mag bedragen dan 1,50 meter en de hoogte niet minder dan 125% van de breedte.
    • 2. in de overige plandelen wordt de kapvorm per gebouw of complex van gebouwen bepaald, met dien verstande dat:
      • binnen 0,5 meter achter de voorgevel van een hoofdgebouw geen verticale gevelvlakken mogen worden gebouwd;
      • binnen 3 meter achter de aan de openbare ruimte grenzende gevels van een hoofdgebouw ten hoogste 50% van het theoretisch maximale bouwvolume mag worden bebouwd;
      • de hellingshoek van schuine dakvlakken tenminste 45º en ten hoogste 60º mag bedragen;
      • van panden met een platte kap moeten aan de openbare ruimte grenzende voorgevels zijn voorzien van een kroonlijst die in verhouding staat tot elders in de binnenstad voorkomende kroonlijsten;
      • de som van de breedte van dakkapellen mag niet meer bedragen dan 30% van de breedte van het betreffende dakvlak, waarbij de breedte van iedere dakkapel afzonderlijk niet meer mag bedragen dan 1,50 meter en de hoogte niet minder dan 125% van de breedte.
    • 3. materialen:
      • De toe te passen materialen voor gevels en daken, alsmede het kleurgebruik moeten zijn afgestemd op de plaats in het historische stadsbeeld en de in de binnenstad van Hulst toegepaste materialen, waarbij monumenten en beeldbepalende panden richtinggevend zijn.

25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen omtrent de toepassing van materialen en kleurgebruik, als bedoeld in lid 25.2, teneinde gevels of geveldelen en daken meer in overeenstemming te brengen met de karakteristiek van het Beschermd stadsgezicht.

25.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 25.2.2 indien en voor zover geen onevenredige schade wordt toegebracht aan dan wel herstel verzekerd is van het historisch en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht en nadat de Monumentencommissie in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.

25.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht Bierkaai zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, het wegnemen van stoepen alsmede het wijzigen van de wegindeling;
  • b. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • c. het dempen van aanwezige waterlopen;
  • d. het geheel of gedeeltelijk schilderen of pleisteren van muurvlakken;
  • e. het beplanten van gronden met houtgewassen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  • f. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere opgaande beplanting.

25.5.2 Uitzonderingen

Het verbod, zoals in het eerste lid bedoeld is niet van toepassing op:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. bij het van toepassing zijn van de Monumentenwet;
  • c. voor het aanbrengen van maximaal 20 m² verharding per bouwperceel.

25.5.3 Toelaatbaarheid

De werken of werkzaamheden, zoals bedoeld in het eerste lid, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht aan, dan wel herstel is verzekerd van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht en nadat de Monumentencommissie in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.

25.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
25.6.1 Verbod

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Waarde - Beschermd stadsgezicht Bierkaai zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:

  • a. een hoofdgebouw te slopen anders dan ter uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend en onherroepelijk geworden.

25.6.2 Toelaatbaarheid

Het slopen, zoals bedoeld in het eerste lid, is slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht aan, dan wel herstel is verzekerd van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht en nadat de Monumentencommissie in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 26 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 27 Algemene bouwregels

27.1 Algemene bepaling m.b.t. ondergronds bouwen
27.1.1 Ondergrondse werken

Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.

27.1.2 Ondergrondse bouwwerken

Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, alsmede binnen de bestemmingen 'Centrum', 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' tot een maximale diepte van 4 meter
  • b. Het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag, voor zover gelegen buiten de bestemmingen 'Centrum', 'Verkeer' en 'Verkeer - Verblijfsgebied' niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m².

27.1.3 Afwijken van ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 27.1.2 sub a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.

27.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

27.3 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
27.3.1 Maximale maatvoering

Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.

27.3.2 Minimale maatvoering

In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.

27.3.3 Heroprichting

In het geval van (her)oprichting van gebouwen is het bepaalde in 27.3.1 en 27.3.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

Artikel 28 Algemene gebruiksregels

28.1 Verbodsbepaling

Het is verboden de in de artikelen 4 tot en met 25 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de bestemmingsomschrijving.

28.2 Strijdig gebruik

Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken, in gebruik te geven of te laten gebruiken voor een doel of op een wijze in strijd met de daaraan bij het plan gegeven bestemming. Onder een strijdig gebruik als bedoeld in 28.1 wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het gebruik als seksinrichting;
  • b. het duurzaam gebruik van onbebouwde gronden als afvalstortplaats of opslagterrein.

28.3 Voorwaardelijke verplichting parkeren Houtmarkt
28.3.1 Algemeen
  • a. Het bouwen of (doen laten) gebruiken van gebouwen ter plaatse van de bestemmingen 'Centrum - Houtmarkt' en 'Wonen - Houtmarkt' is alleen toegestaan onder de voorwaarde dat bij de uitoefening van de bevoegdheid voor het verlenen van een omgevingsvergunning, op eigen terrein voldoende parkeergelegenheid voor auto’s en fietsen wordt gerealiseerd en in stand wordt gehouden. Voldoende betekent dat wordt voldaan aan de normen voor de functies die mogelijk zijn binnen de bestemming, zoals opgenomen in de CROW publicatie 317, waarbij de gebiedskenmerken 'centrum' en 'weinig stedelijk' van toepassing zijn voor het onderhavige plangebied.
  • b. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om indien er met betrekking tot parkeren door de gemeenteraad gewijzigd beleid wordt vastgesteld, dit overeenkomstig van toepassing te verklaren op onderhavig bestemmingsplan.

28.3.2 Parkeren buiten eigen terrein

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 28.3.1 ten behoeve van het toestaan van het geheel of gedeeltelijk voorzien in de parkeerbehoefte in en/of onder het openbaar gebied onder de voorwaarde dat is aangetoond dat er voldoende parkeergelegenheid is en blijft in het omliggende openbaar gebied.

28.4 Voorwaardelijke verplichting Ecologie Houtmarkt
  • a. Indien er een omgevingsvergunning wordt ingediend ten behoeve van de bestemmingen 'Centrum - Houtmarkt' en/of 'Wonen - Houtmarkt' waarbij sprake is van het aanbrengen van spouwmuurisolatie en/of dakisolatie dienen alvorens tot verlening van de omgevingsvergunning mitigerende maatregelen te worden getroffen:
    • 1. plaatsing van een vleermuizentoren en/of vleermuizenkasten, geschikt voor de binnen het plangebied mogelijk te verwachten dwergvleermuis;
  • b. Indien er een omgevingsvergunning wordt ingediend ten behoeve van de bestemmingen 'Centrum - Houtmarkt' en/of 'Wonen - Houtmarkt' waarbij sprake is van het aanbrengen van het aanpassen van dakconstructies dienen alvorens tot verlening van de omgevingsvergunning mitigerende maatregelen te worden getroffen:
    • 1. plaatsing van vogelkasten, geschikt voor de binnen het plangebied mogelijk te verwachten huismus.

Artikel 29 Algemene aanduidingsregels

29.1 Molenbiotoop

In afwijking van hoofdstuk 2 gelden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de volgende regels:

  • a. Binnen een afstand van 100 meter tot het middelpunt van de molen (ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 1') wordt geen bebouwing opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. Binnen een afstand van 100 tot 400 meter tot het middelpunt van de molen (ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop 2') wordt geen bebouwing opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/30 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • c. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van dit lid onder a, indien:
    • 1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
  • d. Indien op grond van hoofdstuk 2 een lagere maximale bouwhoogte geldt dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte ingevolge dit lid onder a t/m c, prevaleert de maximaal toelaatbare bouwhoogte van hoofdstuk 2.

29.2 Waardevolle boom

Ter plaatse van de functieaanduiding 'waardevolle boom' zijn de gronden mede bedoeld voor het behoud en de bescherming van waardevolle bomen.

29.2.1 Algemene bouwregels

Ongeacht hetgeen in de regels voor de op deze gronden rustende bestemming(en) is bepaald, mag ter plaatse van de aanduiding 'waardevolle boom' niet worden gebouwd. Waar overeenkomstig de daar geldende regels mag worden aangelegd, mag dat uitsluitend met in achtname van het bepaalde in artikel 29.2.2.

29.2.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in artikel 29.2.1 bedoelde gronden de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. andere werken die een verandering van de waterhuishouding of het grondwaterpeil tot gevolg hebben, zoals drainage en (onder)bemaling;
  • e. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen waarbij de stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur.
  • g. Het verbod als bedoeld in lid a t/m f is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die: het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen.
  • h. De werkzaamheden als bedoeld in lid a t/m f zijn slechts toelaatbaar indien mede op basis van dendrologisch onderzoek is aangetoond dat de dendrologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

29.3 Verleende omgevingsvergunningen
  • a. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - omgevingsvergunning Cornelis de Vosplein 12 en Houtmarkt 2-2a' gelden, naast het bepaalde in dit plan, de in en Bijlage 6 opgenomen verleende omgevingsvergunning met de daaraan verbonden voorschriften;
  • b. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - omgevingsvergunning Deelgebied 5 De Nieuwe Bierkaai' gelden, naast het bepaalde in dit plan, de in en Bijlage 5 opgenomen verleende omgevingsvergunning met de daaraan verbonden voorschriften;
  • c. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - omgevingsvergunning Oranjebolwerk 6' gelden, naast het bepaalde in dit plan, de in en Bijlage 4 opgenomen verleende omgevingsvergunning met de daaraan verbonden voorschriften.

Artikel 30 Algemene wijzigingsregels

30.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:

  • a. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • b. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • c. het wijzigen van de lijst van bedrijfsactiviteiten, indien technologische ontwikkelingen of vernieuwde inzichten hiertoe aanleiding geven;
  • d. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd.

30.2 Wijzigingsbevoegdheid vrijstellingenkaart

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in bijlage 3 opgenomen vrijstellingenkaart te wijzigen indien nieuwe archeologische inzichten daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 31 Overgangsrecht

31.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

31.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

31.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.

Artikel 32 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Binnenstad Hulst geconsolideerd'.