Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Frederik Hendrikstraat ong., Lamswaarde
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0677.bpbuitenfrhendrik-001V
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan
het bestemmingsplan 'Buitengebied Hulst' van de gemeente Hulst;
 
1.2 aan- of uitbouw
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of een deel van een hoofdgebouw, in functioneel en
bouwkundig opzicht zodanig met het hoofdgebouw verbonden, dat het daarmee één geheel vormt, terwijl het in bouwkundig opzicht wel herkenbaar blijft als een ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw;
 
1.3 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5 aanduidingsvlak
een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;
 
1.6 aan huis gebonden beroep
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een ondergeschikt gedeelte van een woning met daarbij behorende bebouwing, met behoud van de woonfunctie, wordt uitgeoefend;
 
1.7 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.8 bebouwingspercentage
een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;
 
1.9 bestaande situatie
t.a.v. bebouwing
  • bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van onderhavig ontwerpbestemmingsplan, dan wel de bebouwing die mag worden gebouwd krachtens een vóór het tijdstip van terinzagelegging aangevraagde vergunning;
t.a.v. gebruik
  • het gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
 
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.11 bestemmingsplan ‘Frederik Hendrikstraat ong. K1425’
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand:
NL.IMRO.0677.bpbuitenfrhendrik-001O.
 
1.12 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.13 bevoegd gezag
het bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
 
1.14 bewoonbare vloeroppervlakte
de oppervlakte van de ruimten in de woning, gemeten binnen de afgewerkte onderkant van de begane grondvloer en omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte uitspringende onderdelen van het gebouw zoals schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, doch zonder aftrek van plinten en vast meubilair zoals aanrechten en verwarmingslichamen. Vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten;  
 
1.15 bijbehorend bouwwerk
een bij een (bedrijfs)woning behorende bouwwerk in de vorm van aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
 
1.16 bijgebouw
een vrijstaand of aangebouwd, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden gebouw;
 
1.17 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;  
 
1.18 bouwgrens
de grens van een bouwvlak;
 
1.19 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.20 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
 
1.21 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
 
1.22 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect onder- of met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.23 dagrecreatie
vorm van recreatie waarbij het ruimtegebruik een kortstondig karakter heeft en gericht is op de beleving van en/of kennismaking met natuur, landschap en cultuur van het platteland, wandelend, per fiets, of te paard dan wel geconcentreerd is ter plaatse van een attractie;
 
1.24 erf
al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, functioneel ten dienste staat van en feitelijk direct aansluit aan een gebouw en dat blijkens kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst;
 
1.25 gebouw
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.26 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
 
1.27 hartlijn
het midden van de leiding;
 
1.28 hoofdgebouw
een gebouw dat boven maaiveld op een bouwperceel door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
 
1.29 huishouden
Een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning;
 
1.30 kampeermiddel
  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
 
1.31 kantoor
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
 
1.32 kas
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van particulier gebruik met een hoogte van 1,50 meter of meer;
 
1.33 kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken;
 
1.34 kunstwerken
een civieltechnische constructie of -installatie in de infrastructuur die één of meer functies vervult zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen;
 
1.35 landhuis
aanduiding binnen een ‘specifieke vorm van wonen’ typerend in de vorm van een royaal opgezette vrijstaande woning als zijnde hoofdgebouw;
 
1.36 landschappelijke inpassing
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap.
 
Landschappelijke inpassing bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van
voornamelijk streekeigen soorten, met een gemiddelde breedte van minimaal 5 meter;
 
1.37 maaiveld (bestaand)
bovenkant van het bestaande terrein op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan. Conform de situering van het hoofdgebouw, opgenomen in appendix 1 van de planregels, is de maaiveldhoogte gelegen tussen
-1,00m NAP en -0,50m NAP;
 
1.38 maaiveld na ophoging
bovenkant van het afgewerkte terrein rondom het gesitueerde hoofdgebouw, opgenomen in appendix 1 van de planregels, wat circa 100 mm lager is gelegen dan de bovenkant van de afgewerkte begane grondvloer. Ter hoogte van het gesitueerde hoofdgebouw is de maaiveldhoogte gelegen tussen +0,00m NAP en +0,50m NAP;
 
1.39 milieudeskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van milieu;
 
1.40 molendeskundige
de Vereniging De Zeeuwse Molen dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake molens;
 
1.41 natuurkampeerterrein
kampeerterrein met een sober voorzieningenniveau, zonder vaste standplaatsen, gelegen in of nabij een natuurgebied of cultuurlandschap;
 
1.42 overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
 
1.43 ophoging
Het vanwege de lage ligging van het perceel blijvend verhogen van het bestaande maaiveld door het aanbrengen van circa 1 meter grond of andersoortige materialen.
 
1.44 peil
  • voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte ‘maaiveld na ophoging’;
 
1.45 perceelgrens
een grenslijn tussen (bouw)percelen onderling;
 
1.46 permanente verblijfsrecreatie
verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik een bestendig karakter draagt, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor langer dan een zomerseizoen;
 
1.47 praktijkruimte
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;
 
1.48 recreatief medegebruik
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
 
1.49 slopen
het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;
 
1.50 stacaravan
een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en dat in het kader van deze regels als een gebouw wordt aangemerkt;
 
1.51 standplaats (toeristisch)
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van ten hoogste één kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten;
 
1.52 streekeigen producten
ambachtelijke of geteelde producten die kenmerkend zijn voor de regio;
 
1.53 tuin
de gronden van een bouwperceel behorende bij een (bedrijfs)woning;
 
1.54 verbeelding
de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Frederik Hendrikstraat ong. K1425’;
 
1.55 verblijfsrecreatie
vormen van recreatie die hoofdzakelijk gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf;
 
1.56 voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer, de riolering, een oplaadpunt en / of het wegverkeer;
 
1.57 wet- en regelgeving
indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, tenzij anders bepaald;
 
1.58 woning
een complex van ruimten boven maaiveld, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
1.59 woonunit
een te verplaatsen / verwijderen bouwwerk bestaande uit maximaal twee bouwlagen, geschikt en ingericht voor het woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen;
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstanden
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
 
2.2 de breedte, lengte of diepte van een gebouw
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;
 
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen. De maximaal toegestane hoogte bedraagt maximaal 4 meter hoger dan de hoogst toelaatbare goothoogte;
 
2.4 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. De maximale goothoogte voor dit plangebied bedraagt 4,00 meter.
 
2.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen. De maximaal toegestane inhoud van het hoofdgebouw bedraagt 750 m3.
 
2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
 
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Wonen
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuizen', tevens een landhuis;
Met de daarbij behorende:
  1. Infrastructurele voorzieningen;
  2. Parkeervoorzieningen;
  3. Groen- en speelvoorzieningen;
  4. Tuinen en erven;
  5. Water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. Kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Gebouwen
 
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. Gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. Per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan;
  3. De goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid, met dien verstande dat de goothoogte van aan- en uitbouwen maximaal 4 meter bedraagt;
  4. De bouwhoogte mag ten hoogste 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld onder c;
  5. In afwijking van het bepaalde onder c en onder d mag ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de maximale goothoogte en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  6. De bewoonbare vloeroppervlakte van een woning exclusief bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 225 m²;
  7. De inhoud van een woning exclusief bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³;
3.2.2 Bijgebouwen
 
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
  1. bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning mag maximaal 500 m2 bedragen, verminderd met genoemde oppervlakte vernoemd onder artikel 3.2.1 lid f.;
  3. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 4 meter bedragen;
  4. de bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld onder c.
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende specifieke regels:
  1. de bouwhoogte of bouwdiepte bedraagt maximaal:
    1. voor overige bouwwerken geen gebouwen zijnde: 4 meter, de fundering niet meegerekend.
  2. per woning is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    1. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m2 bedraagt;
    2. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
    3. lichtmasten niet zijn toegestaan.
3.2.4 Landhuizen
 
Voor het bouwen van landhuizen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuizen'
gelden de volgende regels:
  1. Bebouwing is toelaatbaar indien de oppervlakte van een bouwperceel minimaal 2 hectare bedraagt en hiervan minimaal 50% met opgaand hout is beplant;
  2. De inrichting met 50% opgaand hout is gesitueerd aan de noordzijde van het plangebied conform het landschapsplan opgenomen in appendix 1 van de regels en dient uiterlijk 1 jaar na oplevering van de woning gerealiseerd te zijn en dient te allen tijde in stand gehouden te worden conform de gestelde beheersmaatregelen in het beplantingsplan;
  3. De gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag niet meer dan 500 m2 bedragen;
  4. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gerealiseerd;
  5. Gebouwen mogen niet binnen de natuurbestemming worden gebouwd. Bouwwerken zijn toegestaan met inachtneming van de regels in de bestemming Natuur;
  6. De inhoud van een hoofdgebouw mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  7. De goothoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer dan 4 meter bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Vergroten maximale oppervlakte bijgebouwen (stalling van dieren)
 
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.2 onder a ten behoeve het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen voor de stalling van dieren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. Het betreft uitsluitend de bouw van een bijgebouw ten behoeve van de stalling van dieren op het woonperceel;
  2. De gezamenlijke oppervlakte van een bijgebouw met overkappingen als bedoeld in sub a mag maximaal 500 m2 bedragen, verminderd met genoemde oppervlakte vernoemd onder artikel 2.1 lid f.
 
Artikel 4 Natuur
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het behoud en / of herstel en / of de ontwikkeling van aanwezige en potentiële landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bos', de aanleg en instandhouding van bos;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bijenkweekstation', tevens een bijenkweekstation;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landgoed', tevens een landgoed;
met daaraan ondergeschikt:
  1. ter plaatse 'specifieke vorm van recreatie - paalkampeerterrein', tevens maximaal één paalkampeerterrein;
  2. extensief recreatief medegebruik;
  3. natuurbeheer;
  4. bruggen en paden;
met de daarbij behorende:
  1. groen- en speelvoorzieningen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Algemeen
 
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in 4.1 genoemde functies worden opgericht, waarvoor de volgende regels gelden:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. kamperen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paalkampeerterrein' paalkamperen is toegestaan.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
 
4.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning
 
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een
omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden,
de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  3. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  4. het vellen of rooien van houtgewas;
  5. het bebossen of beplanten van gronden;
  6. het graven of afdammen van sloten of greppels met een bodemdiepte van meer dan 0,50 meter beneden het maaiveld, het aanbrengen van drainage dan wel diepploegen;
  7. het blijvend omzetten van grasland in bouwland;
  8. het aanbrengen van overbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen.
In afwijking van het voorgaande is ter plaatse van de aanduiding 'bos' geen omgevingsvergunning vereist voor het verbod zoals omschreven in 4.4.1 onder e.
 
4.4.2 Uitzonderingen
 
Het verbod als bedoeld in 4.4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
  1. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
4.4.3 Toelaatbaarheid
 
De werken of werkzaamheden als bedoeld in 4.4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de
in 4.1 genoemde waarden en wezenlijke kenmerken van de gronden:
  1. niet worden aangetast;
  2. niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zodanig compenserende maatregelen worden getroffen.
Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en
natuurbeschermingsdeskundige.
Artikel 5 Waterstaat - Beschermingszone watergang
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Waterstaat Beschermingszone watergang' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, primair bestemd voor de bescherming, beheer en onderhoud van de watergang.
 
5.2 Bouwregels
  1. In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming;
  2. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  3. In afwijking van het bepaalde onder a. en b. mag worden gebouwd in de andere bestemming,
mits:
  1. geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de beheerzone van de watergang;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de aangrenzende watergang.
5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
 
5.3.1 Verbod
 
Het is verboden op of in de gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van wegen, paden, banen en andere oppervlakteverhardingen;
  2. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen, egaliseren, afgraven of ophogen;
  3. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  4. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen; diepploegen;
  5. het aanleggen van kabels en leidingen en daarmee verband houdende constructies;
  6. het dempen van watergangen.
5.3.2 Uitzonderingen op het aanlegverbod
 
Het verbod als bedoeld in artikel 5.3.1 geldt niet voor het uitvoeren werken en/of werkzaamheden:
  1. die betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  2. die betrekking hebben op het aanleggen van een watergang of het aanleggen van de beheerzone van een watergang;
  3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
5.3.3 Toelaatbaarheid werken of werkzaamheden
 
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 5.3.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:
  1. geen onevenredige aantasting plaats vindt van het doelmatig functioneren van de beheerzone van de watergang;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de aangrenzende watergang.
 
3 Algemene regels
 
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is
gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten
beschouwing.
 
Artikel 7 Algemene bouwregels
 
7.1 Algemene bepaling
 
Op de gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de in hoofdstuk 2, artikel 3 genoemde functies.
 
7.2 Voorgevellijn
 
Gebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn worden gebouwd.
Artikel 8 Algemene aanduidingsregels
 
8.1 Vrijwaringszone – molenbiotoop
 
8.1.1 Aanduidingsomschrijving
 
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, tevens bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
 
8.1.2 Bouwregels
 
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming (artikel 3) gelden de volgende bepalingen:
  1. binnen een straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen nieuwe bebouwing of beplanting worden opgericht hoger dan het laagste punt van de verticale staande wiek van de molen;
  2. binnen een straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, geen bebouwing of beplanting mag worden opgericht met een grotere hoogte dan 1/30 van de afstand, gemeten tussen de bebouwing of beplanting en het laagste punt van de verticaal staande wiek van de molen.
8.1.3 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 8.1.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande
dat:
  1. het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast;
  2. advies is verkregen van de eigenaar en beheerder van de molen.
8.1.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en
werkzaamheden
 
a Omgevingsvergunningvereiste
 
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de
volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
  2. het ophogen van gronden;
  3. het beplanten van bomen, heesters en andere opgaande beplanting;
met dien verstande dat de hoogte meer bedraagt dan is toegestaan op grond van 8.1.2.
 
b Uitzonderingsregel
 
Het in lid 8.1.4 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:
  1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning. 
c Voorwaarden
 
Een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden als bedoeld in 8.1.4 sub a wordt door het
bevoegd gezag niet eerder verleend nadat schriftelijk advies is verkregen van een molendeskundige
instantie omtrent de mogelijke gevolgen voor de windvang van de molen.
 
8.2 Vrijwaringszone – radar
 
8.2.1 Aanduidingsomschrijving
 
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' zijn, behalve voor de daar
voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het radarverstoringsgebied van
Vliegbasis Woensdrecht teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen.
 
8.2.2 Bouwregels
 
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemming (artikel 3) mogen geen bouwwerken worden
opgericht met een hoogte van 63 meter ten opzichte van NAP en meer.
 
8.2.3 Afwijken van de bouwregels
 
Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
lid 8.2.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande
dat:
  1. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de Minister van Defensie, DGW&T, directie Brabant.
 
Artikel 9 Algemene procedureregels
 
9.1 Afwijken van het bestemmingsplan
 
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding
van het besluit de procedure als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van
toepassing.
 
9.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van
werkzaamheden
 
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als
vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
 
9.3 Wijzigingsbevoegdheid
 
Bij toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de
voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet
bestuursrecht, van toepassing.
 
9.4 Nadere eisen
 
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding
van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van
toepassing.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan ‘Frederik Hendrikstraat ong. K1425'
met IMRO-nummer: NL.IMRO.0677.bpbuitenfrhendrik-001V.
 
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 6 oktober 2022