direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Buitengebied Hulst - 2e Herziening (Rapenburg 154)
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0677.bpbuitengebied2h-000V

Toelichting

Hoofdstuk 1 Planbeschrijving

1.1 Doel van deze partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Hulst

In het buitengebied ten zuiden van de kern Vogelwaarde, naast het adres Rapenburg 154, is een fruitteeltbedrijf aanwezig. (Kadastraal bekend onder gemeente Hontenisse, sectie O, nummer 1308, zie figuur 1.3.) De eigenaar heeft dit bedrijf in maart 2003 overgenomen. Een gedeelte van het bouwvlak (50m x 50m), met daarbinnen de voormalige bedrijfswoning en een fruitschuur, is niet mee verkocht. Bij de aankoop is namelijk overeengekomen dat de voormalige eigenaar van het fruitteeltbedrijf als rustend fruitteler kon blijven wonen in deze woning. Deze rustende fruitteler heeft vervolgens het perceel met bijbehorende opstallen verkocht aan burgers, die het op hun beurt hebben verkocht aan de huidige eigenaar. Ook deze eigenaar gebruikt de woning als burgerwoning. De eigenaar van het fruitteeltbedrijf heeft nu verzocht om de ter plaatse geldende agrarische bestemming te handhaven en dus het gebruik als burgerwoning te beëindigen.

Het gemeentebestuur kiest voor een andere oplossing, namelijk het planologisch-juridisch toestaan van het gebruik als burgerwoning waarbij deze woning niet wordt beschermd tegen milieugevolgen van het fruitteeltbedrijf. Deze benadering is mogelijk met de inwerkingtreding van de Wet plattelandswoning. Op grond van deze nieuwe wet hoeft bij de verlening van omgevingsvergunningen voor het inwerking hebben van een inrichting geen rekening te houden met de feitelijke bewoningssituatie maar kan worden uitgaan van de planologische situatie. Voor het wijzigen van de voormalige agrarische bedrijfswoning Rapenburg 154 in een plattelandswoning is deze partiële herziening van het bestemmingsplan Buitengebied Hulst opgesteld.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitengebied2h-000V_0001.jpg"

Figuur 1.1. Situering woning Rapenburg 154 (foto: maps.google.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitengebied2h-000V_0002.jpg"

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitengebied2h-000V_0003.png"

Figuur 1.2. Zicht op woning Rapenburg 154 (foto: maps.google.nl)

1.2 Geldend bestemmingsplan Buitengebied

De woning Rapenburg 154 en het aangrenzende fruitteeltbedrijf zijn planologisch-juridisch geregeld in het bestemmingsplan 'Buitengebied Hulst' dat op 16 mei 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. Beide percelen hebben daarin de bestemming 'Agrarisch'. Zoals aangegeven (paragraaf 1.1.) en ook blijkt uit de figuren 1.2 en 1.3., is het bouwvlak groter dan alleen het perceel met de woning Rapenburg 154.

In de specifieke gebruiksregels behorende bij de bestemming Agrarisch (artikel 3 lid 3.4. onder m) is bepaald dat het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning wordt gerekend tot het strijdig gebruik van gronden en bouwwerken. In het bestemmingsartikel (artikel 3 lid 3.6.7.) is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming met de aanduiding bouwvlak om te zetten in de bestemming 'Wonen', maar daarvan kan geen gebruik worden gemaakt omdat de bedrijfsactiviteiten van het fruitteeltbedrijf niet zijn of worden beëindigd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitengebied2h-000V_0004.jpg"

Figuur 1.2. Fragment digitale weergave bestemmingsplan 'Buitengebied Hulst' met locatie Rapenburg 154

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpbuitengebied2h-000V_0005.png"

Figuur 1.3. Fragment analoge weergave bestemmingsplan 'Buitengebied Hulst' met aanduiding kadastrale percelen.

1.3 Toetsing aan beleid

Relevant is de eerder vermelde Wet Plattelandswoning (Wpl). Voor het overige is na de vaststelling van het bestemmingsplan 'Buitengebied Hulst' geen beleid of hogere wetgeving vastgesteld die mee moet worden genomen in de afweging of die een belemmering kan vormen voor het vaststellen van deze herziening. Op de Wpl wordt hierna ingegaan.

Wet plattelandswoning

De Wpl, die op op 1 januari 2013 door de Eerste Kamer is aangenomen, bevat twee onderdelen:

  • 1. het planologische regime, en niet langer het feitelijk gebruik, wordt bepalend voor de bescherming die een gebouw of functie geniet tegen negatieve milieueffecten;
  • 2. (voormalige) agrarische bedrijfswoningen die (tevens) door derden mogen worden bewoond (plattelandswoningen) worden niet langer beschermd tegen milieugevolgen van het bijbehorende bedrijf.

Met de wet zijn wijzigingen aangebracht in de volgende wetten:

  • Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
  • Wet geluidhinder;
  • Wet geurhinder en veehouderij;
  • Wet milieubeheer.

1. Planologisch regime bepalend voor bescherming tegen milieu-effecten

Het eerste onderdeel betreft een algemene aanpassing van de relevante wet- en regelgeving. Het planologische regime, en niet langer het feitelijk gebruik, wordt bepalend voor de bescherming van een gebouw of functie tegen negatieve milieueffecten. Gevolg is dat illegale bewoning door derden van bedrijfswoningen of andere opstallen niet meer wordt beschermd tegen negatieve milieueffecten.

Deze aanpassing geldt voor alle illegale bewoning: in kernen, op bedrijventerreinen en in het buitengebied; agrarisch en niet-agrarisch en zowel voor het eigen bedrijf als voor andere bedrijven.

Overigens wordt hierdoor bewoning door een derde van een (agrarische) bedrijfswoning in strijd met de bestemming niet gelegaliseerd.

2. Plattelandswoningen

De regeling voor de plattelandswoning maakt het – in afwijking van het eerste onderdeel van de wet – mogelijk om een bewoning door derden van een agrarische bedrijfswoning planologisch te legaliseren, zonder dat het betreffende agrarische bedrijf daardoor wordt belemmerd in de ontwikkelingsmogelijkheden. Het gaat daarbij alleen om het bedrijf waar de woning bij hoorde. Voor de toetsing van ontwikkelingen van andere inrichtingen blijft een plattelandswoning een woning van derden. De plattelandswoning is– ten opzichte van het bijbehorende bedrijf – niet beschermd tegen hinder van geur, geluid of luchtkwaliteit. De Wpl vult daartoe de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) aan met een artikel 1.1a., waarin de volgende criteria worden gehanteerd:

  • a. een bestaande of een voormalige agrarische bedrijfswoning;
  • b. die deel uitmaakt, of voorheen onderdeel uitmaakte van de betreffende landbouwinrichting;
  • c. waarvoor in het bestemmingsplan, beheersverordening, inpassingsplan of een omgevingsvergunning voor afwijken, bewoning door derden is toegestaan.

Het gaat dus om situaties waarbij het agrarisch bedrijf blijft functioneren, maar de eerste of tweede bedrijfswoning door een derde wordt bewoond.

1.4 Toetsing aan omgevingsaspecten

Hiervoor is aangegeven dat de plattelandswoning ten opzichte van het bijbehorende bedrijf niet is beschermd tegen hinder van geur, geluid of luchtkwaliteit. Niettemin geldt als vaste lijn in de jurisprudentie dat sprake moet zijn van een goede ruimtelijke ordening. Dat betekent dat moet worden gemotiveerd dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat is gewaarborgd.

Op fruitteeltbedrijven wordt gespoten met bestrijdingsmiddelen. In geval van een bedrijfswoning die door de eigenaar van het fruitteeltbedrijf zelf wordt bewoond, wordt dit praktisch opgelost.

Wanneer de bedrijfswoning wordt bewoond door derden dan zal een goed woon- en leefklimaat moeten worden gegarandeerd door het aanhouden van voldoende afstand tussen het spuiten en de woning, door een aangepaste bedrijfsvoering of door het treffen van driftbeperkende maatregelen.

Maatregelen op het fruitteeltbedrijf kunnen niet worden afgedwongen aangezien nu invulling wordt gegeven aan de Wpl. De Wet plattelandswoningen maakt geen onderscheid tussen voormalige agrarische bedrijfswoningen bij fruitteeltbedrijven en andere voormalige agrarische bedrijfswoningen. Het omliggende perceel met fruitbomen heeft een agrarische bestemming, zonder nadere aanduiding fruitteelt.

Evenmin gelden wettelijke afstanden met betrekking tot spuitzones; dit is afhankelijk van de plaatselijke situatie (spuitmiddelen, windrichting, windscherm e.d.). Het perceel fruitbomen wordt sinds de overname niet als fruitteeltbedrijf gebruikt; een afstand voor een spuitzone vast te stellen is dan ook niet gemotiveerd mogelijk en bovendien prematuur. Vanaf het moment van overname is de betreffende woning feitelijk ook een voormalige agrarisch bedrijfswoning geworden. De gemeente is dan ook van mening dat er daarmee geen redenen zijn om aan te nemen dat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat niet is gewaarborgd.

Binnen het bouwvlak beschikt het fruitteeltbedrijf over ruime mogelijkheden voor nieuwe bebouwing. De plattelandswoning vormt geen belemmering voor het gebruik daarvan.

Er hoeft geen rekening te worden gehouden met milieuonderzoek. De locatie ligt namelijk niet binnen een milieuzone van een ander bedrijf (dan het hiervoor vermelde fruitteelbedrijf) en er is geen sprake van een nieuwe woningbouwmogelijkheid.

1.5 Beschrijving juridische regeling

Regeling plattelandswoning

Als plattelandswoningen specifiek planologisch worden geregeld, zijn er twee mogelijkheden:

  • 1. door middel van een aanduiding ('specifieke vorm van wonen – plattelandswoning') binnen de bestemming Agrarisch, als verbijzondering binnen het agrarisch bouwvlak;
  • 2. door middel van het toekennen van een specifieke woonbestemming (Wonen - Plattelandswoning) of de bestemming Wonen met de aanduiding plattelandswoning ('specifieke vorm van wonen – plattelandswoning').

Gekozen is voor regeling binnen de bestemming Agrarisch. Met deze aanduiding wordt planologisch direct de koppeling met het agrarisch bedrijf gelegd, die immers inhoudelijk de aanleiding is voor de invoering van het fenomeen van de plattelandswoning. Het gebruik als plattelandswoning wordt in afwijking van de bestemming mogelijk gemaakt. En dat is precies wat de Wet plattelandswoning beoogt. Deze regeling sluit dus nauw aan op de bedoeling van de wet. Bovendien ligt de binding met het betreffende agrarische bedrijf direct via de verbeelding (plankaart) vast.

De directe koppeling met het agrarisch bedrijf houdt ook in dat geen medewerking kan worden verleend aan een eventuele aanvraag voor een nieuwe bedrijfswoning op het gedeelte van bouwvlak dat niet in deze herziening is betrokken (sectie O nr. 1308).

De herziening in de regels heeft betrekking op Artikel 1 en Artikel 3. Aan artikel 1 een begripsbepaling toegevoegd voor plattelandswoning en in artikel 3 zijn de Bestemmingsomschrijving (lid 3.1) en de Specifieke gebruiksregels (lid 3.2) aangevuld.

Overige onderdelen van deze herziening

Bestemmingsplannen en dus ook partiële herzieningen die nu worden opgesteld moeten voldoen aan de RO standaarden 2012 en aan de eisen uit het Besluit ruimtelijke ordening. Dat houdt in dat in deze herziening opnieuw overgangsrecht met betrekking tot bouwwerken en gebruik en een anti-dubbetelbepaling moet worden opgenomen. Deze verplichte standaardregels zijn opgenomen in Artikel 4 Anti-dubbeltelbepaling en Artikel 5 Overgangsrecht.

Verder heeft de herziening een eigen identificatienummer en een eigen naam. Deze aspecten zijn geregeld in lid 2.1 en Artikel 6.

Voor het overige zijn de bestaande regels van het bestemmingsplan ' van toepassing. Dit is geregeld in Artikel 1 Bestaande regels van toepassing.