Plan: | Oude Graauwsedijk 1 en 2a te Graauw |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0677.bpbuitengraauwsdk2-001O |
Achter de woning Oude Graauwsedijk 2 te Graauw staan vier bedrijfsgebouwen. De initiatiefnemer heeft de wens deze bedrijfsbebouwing te slopen en de planologische mogelijkheden om op deze locatie een bedrijf op te richten te verwijderen. In ruil hiervoor krijgt de initiatiefnemer de mogelijkheid op hetzelfde perceel twee woningen te bouwen. Hiervoor moet de bestemming 'Bedrijf' gewijzigd worden naar de bestemming 'Wonen' met twee bouwvlakken.
Ten noorden van het plangebied, aan de andere zijde van de Oude Graauwsedijk liggen ook gronden met de bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding 'agrarisch hulp- en nevenbedrijf'. Voor een dergelijk bedrijf geldt een richtafstand van 50 meter tot een gevoelige functie. De afstand tussen beide percelen is 15 meter. Het wijzigen van de bestemming aan de Oude Graauwsedijk 2 naar 'Wonen' is daarom niet zonder meer mogelijk. Echter, op het perceel Oude Graauwsedijk 1 vinden geen bedrijfsmatige activiteiten meer plaats. De eigenaar verleend medewerking aan een wijziging van dat perceel naar de bestemming 'Wonen'. Daarom wordt dit perceel meegenomen in dit bestemmingplan. Hierdoor is het planologisch niet meer mogelijk aan de Oude Graauwsedijk 1 een bedrijf op te richten. De richtafstand vormt daarom niet langer een belemmering. Wonen wordt op de locatie Oude Graauwsedijk 2a mogelijk.
Figuur 1 | Huidige situatie (bron: Slagboom en Peeters, bewerking Juust BV).
De twee plangebieden liggen aan beide zijden van de Oude Graauwsedijk in het gehucht Scheldevaartshoek ten westen van het dorp Graauw met de adressen Oude Graauwsedijk 1 en 2a
.
Oude Graauwsedijk 1
Het betreft het perceel kadastraal bekend, gemeente Hulst, sectie G, nummer 93 (zie figuur 2). Het perceel wordt aan de westzijde begrensd door een sloot en agrarisch gebied. Aan de noordkant wordt het perceel begrensd door de Oude Graauwsedijk 3. Aan de oostkant begrensd de Oude Graauwsedijk het perceel, aan de zuidkant wordt het perceel begrensd door het perceel nummer 345.
Oude Graauwsedijk 2a
Het deel van het plangebied (zie figuur 2) met de bedrijfsloodsen betreft de percelen kadastraal bekend, gemeente Hulst sectie O, nummer 650, 706 en 707. Het plangebied wordt aan de westzijde begrensd door de Oude Graauwsedijk, aan de noordzijde door de woning Oude Graauwsedijk 2 en het perceel nummer 175, aan de oostkant door agrarisch gebied en aan de zuidzijde door de Langendamsedijk.
Figuur 2 | Perceel Oude Graauwsedijk 1 en 2a (bron: geoinfo.scheldestromen.nl, bewerking Juust BV)
Het doel van dit bestemmingsplan is het voorgenomen plan planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het plan mogelijk te maken.
Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier andere hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht en de daarbij horende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende milieuaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt tot slot de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.
De initiatiefnemer heeft de wens vier bedrijfsgebouwen te slopen en twee zeecontainers te verwijderen. De initiatiefnemer krijgt in het kader van de provinciale 'ruimte voor ruimte' regeling op hetzelfde perceel twee bouwtitels toegewezen. Deze regeling is bedoeld ter compensatie van de onkosten van het slopen. Dit is een ruilmiddel van de provincie om te stimuleren dat bedrijfsgebouwen die niet langer gebruikt worden te slopen, wat in het onderhavige plan een verbetering van de ruimtelijke situatie oplevert. Verdere verpaupering wordt voorkomen.
Omdat de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' moet getoetst worden aan de richtlijnen die zijn opgenomen in de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering'. Aan deze richtlijnen kan niet worden voldaan in de huidige situatie omdat de Oude Graauwsedijk 1 de bestemming 'Bedrijf' heeft met de functieaanduiding 'agrarisch hulp-en nevenbedrijf'. Dit is de reden dat ook het perceel Oude Graauwsedijk 1 is opgenomen in dit bestemmingsplan en wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen'. Het aspect 'bedrijven en milieuzonering' wordt nader beschreven in paragraaf 4.3. Feitelijk wijzigt er op de locatie aan de Oude Graauwsedijk 1 niets. Er is ter plaatse geen sprake meer van bedrijfsactiviteiten.
Op het perceel staan vier gebouwen en twee zeecontainers met een totale oppervlakte van 1235 m². Het perceel is rondom met groen ingepast, de uitrit is aan de Oude Graauwsedijk gesitueerd.
Figuur 4 | Huidige situatie (bron: Provincie Zeeland)
Aan de noordwestzijde van de Oude Graauwsedijk ligt een perceel met een bedrijfsbestemming. Op dit perceel staat een woning met een schuur. Het betreft een voormalig agrarisch hulp - en nevenbedrijf. In de huidige situatie wordt de woning gebruikt als burgerwoning.
De initiatiefnemer heeft de wens de opslagloodsen te slopen en de zeecontainers te verwijderen en in plaats hiervan twee vrijstaande woningen te bouwen. Deze woningen worden met de voorzijde naar de Oude Graauwsedijk gebouwd (zie figuur 5). Er is nog geen concreet bouwplan voor de woningen. De feitelijke situatie aan de Oude Graauwsedijk 1 wordt gehandhaafd, alleen de bestemming 'Bedrijf' wordt gewijzigd naar 'Wonen'. Er is op deze locatie geen sprake van het toevoegen van een woning, maar van het omzetten van de bedrijfswoning naar wonen. De oude bedrijfsgebouwen blijven op deze locatie gehandhaafd en worden gebruikt als bijgebouwen bij de woning. Er is geen sprake meer van bedrijfsmatige activiteiten.
Figuur 5 | Locatie nieuwe woningen
Oude Graauwsedijk 2a
Ter plaatse van het plangebied Oude Graauwsedijk 2a is het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Hulst van toepassing (zie figuur 6). Dit bestemmingsplan is op 16 mei 2013 vastgesteld. Voor de gronden geldt de bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'opslag' en 'specifieke vorm van bedrijf- agrarisch hulp- en nevenbedrijf.
Oude Graauwsedijk 1
Ter plaatse van het plangebied Oude Graauwsedijk 1 is ook het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Hulst van toepassing. Voor de gronden geldt de bestemming 'Bedrijf' met de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijf- agrarisch hulp- en nevenbedrijf'. Voor het zuidwestelijke deel van het perceel geldt de aanduiding 'Tuin'.
Daarnaast geldt voor beide percelen het paraplubestemmingsplan 'Archeologische en aardkundige waarden', vastgesteld op 8 juni 2017. Dit bestemmingsplan regelt het archeologische beleid van de gemeente Hulst. Voor het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 3'. In paragraaf 4.2 wordt aan deze dubbelbestemming getoetst.
Het paraplubestemmingsplan 'Huisvesting Arbeidsmigranten' is ook op beide locaties van toepassing. Daarin is gewaarborgd dat huisvesting van arbeidsmigranten plaatsvindt volgens een menselijke maat en geen ongewenste huisvestingsvormen kunnen ontstaan.
Figuur 6 | Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Buitengebied (bron: ruimtelijkeplannen.nl)
Oude Graauwsedijk 2a
Dit perceel krijgt in zijn geheel de bestemming 'Wonen' (zie figuur 7). De plangrens volgt de bestaande bedrijfsbestemming. Voor de twee te bouwen woningen worden twee aparte bouwvlakken opgenomen. De bouwvlakken hebben een afmeting van 15 x 15 meter. De goothoogte bedraagt maximaal 6 meter, de maximale nokhoogte bedraagt 10 meter. Buiten het bouwvlak is het achter de voorgevelrooilijn mogelijk om bijgebouwen en overkappingen te realiseren
.
Het maximum toegestane oppervlakte is afhankelijk van de perceelsomvang.
Oude Graauwsedijk 1
Ook voor dit perceel wordt voor het hele plangebied de bestemming 'Wonen' opgenomen. De plangrens volgt de bestemming 'Bedrijf' van de huidige situatie. Het bouwvlak wordt ter plaatse van de bestaande woning opgenomen. Omdat in de huidige situatie een schuur van 300 m² aanwezig is en deze behouden blijft, is een specifieke maatvoeringsaanduiding opgenomen die het mogelijk maakt dat de bestaande bijgebouwen behouden kunnen worden. Voor de zuidwestzijde van het perceel is een aanduiding opgenomen die bijgebouwen uitsluit. Estetisch gezien is het niet wenselijk dat hier bijgebouwen worden gerealiseerd.
Figuur 7 | Nieuwe verbeelding
Voor beide percelen is de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie -3 opgenomen en de aanduiding 'vrijwaringszone-radar', conform het geldende bestemmingsplan.
In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeente, provincies en het rijk,. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.
Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti-dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. Ook de algemene gebruiksbepaling is vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening en hoeft daarom niet meer in het bestemmingsplan te worden opgenomen, evenmin als de daaraan gekoppelde strafbepaling. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.
Verbeelding
De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwvoorschriften en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. Tenslotte kunnen er figuren en verklaringen op de verbeelding staan. Deze hebben geen juridische betekenis, maar zijn uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid, bijv. de topografische gegevens.
In de verbeeling behorend bij dit plan zijn twee losse plangebieden opgenomen, de Oude Graauwsedijk 2a waar de twee nieuwe woningen worden gebouwd en het perceel Oude Graauwsedijk 1. De plangrenzen van beide plangebieden volgen de in de huidige situatie opgenomen bestemming 'Bedrijf'. Elk plangebied krijgt in zijn geheel de bestemming 'Wonen'. Op de verbeelding zijn aanduidingen opgenomen die als bouwregels gelden, zoals de maximale goothoogte van hoofdgebouwen en aanduiding 'bijgebouwen uitgesloten'.
Regels
Algemeen
De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:
- Hoofdstuk 1 Inleidende regels
- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
- Hoofdstuk 3 Algemene regels
- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Inleidende regels
Artikelen 1 en 2
De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. Vrijwel alle definities worden, soms met een enkele nuance, algemeen landelijk gehanteerd. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.
Bestemmingsregels
Artikel 3 – Wonen
Aan beide plangebieden wordt de bestemming 'Wonen' toegekend. Deze bestemming biedt de mogelijkheid per bouwperceel, binnen het daarvoor opgenomen bouwvlak, één hoofdgebouw te realiseren. De woonbestemming biedt daarnaast ruimte voor de bij de woning horende infrastructurele voorzieningen, parkeervoorzieningen, groen- en speelvoorzieningen, tuinen en erven, water en huishoudkundige voorzieningen en kleinschalige natuurgerichte/dagrecreatieve voorzieningen. Ter plaatse van het perceel waar de nieuwe woningen worden gebouwd, zijn twee bouwvlakken opgenomen. Op de verbeelding staan de maximale goot- en bouwhoogten van het hoofdgebouw aangegeven. Zowel een woning van 2 bouwlagen met kap, als een woning van 1 bouwlaag met kap, maar ook een woning van 1 bouwlaag zonder kap is daarbinnen mogelijk. Buiten het bouwvlak mogen bijgebouwen en overkappingen worden gebouwd. Daarnaast mogen binnen en buiten het bouwvlak bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gerealiseerd. De maatvoeringsaanduidingen bepalen de maximale goot- en bouwhoogte van bijgebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
Voor het perceel Oude Graauwsedijk geldt tevens een specifieke maatvoeringsaanduiding voor de bestaande bijgebouwen. Met deze regeling kunnen de bestaande bijgebouwen met een totaal oppervlak van 300 m² behouden blijven. Op dit punt wordt afgeweken van de reguliere regeling voor bijgebouwen.
Als specifieke gebruiksregel geldt dat de gronden slechts in gebruik mogen worden genomen voor de woonfunctie nadat sanering heeft plaatsgevonden van de gronden waarin een ernstige bodemverontreiniging is en ter plaatse van de asbesthoudende weg.
Artikel 4 – Dubbelbestemming Waarde – Archeologie 3
Deze bestemming regelt de bescherming van archeologische waarden die in de grond aanwezig kunnen zijn. Voor deze gronden geldt een vrijstellingsdiepte van 40 centimeter onder maaiveld mits het te verstoren oppervlakte niet groter is dan 1000 m2. De vrijstellingsdiepte is aangegeven op de vrijstellingskaart in Bijlage 1 van de regels. Deze kaart wordt in eerste instantie vastgesteld met het bestemmingsplan, maar kan tussentijds door het College van B&W worden gewijzigd en geactualiseerd. Het betreft dan een actualisatie op grond van gegevens uit nieuw onderzoek. Hiermee wordt het mogelijk om op een betrekkelijk eenvoudige manier meer buitengebied op verantwoorde wijze vrij te geven voor grondbewerkingen op grotere diepte. Voor een wijziging van deze kaart wordt advies gevraagd bij de adviseur archeologie van de gemeente Hulst.
Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn onderstaande regels opgenomen:
Artikel 5 - Antidubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Artikel 6 - Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van onder meer het overschrijden van bouwgrenzen.
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
Dit artikel bevat de aanduiding 'Vrijwaringszone - radar'. Deze zone is bedoeld voor de bescherming van het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht en geldt als standaard regel.
Artikel 8 – Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van de maximum toegestane bouwhoogte en voor het aanbrengen van wijzigingen in de plaats, richting en/of afmetingen van bouwgrenzen voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.
Artikel 9 - Algemene wijzigingsregels
In dit artikel zijn een aantal algemene wijzigingsregels opgenomen voor burgemeester en wethouders. Ook is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het wijzigen van de archeologische vrijstellingskaart.
Overgangs- en slotregels
Artikel 10 en 11
In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke bepaling zowel de titel van het plan als de regels bevat.
Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.
Belangrijk thema in deze structuurvisie is de ladder voor duurzame verstedelijking. De ladder voor duurzame verstedelijking is ingericht voor een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten waardoor de ruimte in stedelijke gebieden optimaal benut wordt. Op 1 juli 2017 is de ladder gewijzigd. De ladder is verankerd in het Besluit ruimtelijke ordening en luidt als volgt:
'De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.'
In welke gevallen er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling is niet concreet vastgelegd. De jurisprudentie geeft op het gebied van woningbouw wel een constante lijn aan. Bouwplannen met minder dan 11 woningen zijn geen stedelijke ontwikkeling. In dit geval is er sprake van de ontwikkeling van twee woningen en daarmee is het dus niet aan te merken als een stedelijke ontwikkeling. Een toetsing aan de ladder kan derhalve achterwege blijven.
Voor het overige zijn geen regels opgenomen die specifiek op deze situatie van toepassing zijn. Het project is lokaal en kleinschalig. Het rijksbeleid verzet zich niet tegen de ontwikkeling.
Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 (inclusief herziening)
Op 28 september 2012 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2012-2018 vastgesteld. Dit Omgevingsplan is deels herzien op 11 maart 2016. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie en provinciale belangen op Zeeland weer, waar de Provincie Zeeland een (groot) belang aan hecht. Ingezet wordt op ruimte voor economische ontwikkeling, een gezonde en veilige woonomgeving en goede kwaliteit van bodem, water, natuur en landschap.
De Provincie Zeeland zet in het omgevingsplan in op herbestemming of sanering van vrijkomende gebouwen, om zo verpaupering te voorkomen. Daarbij kan gebruik gemaakt worden van de ruimte voor ruimte regeling. Een voorbeeld van deze regeling is de sanering van vrijkomende (agrarische) bebouwing in het buitengebied, waarvoor in ruil een woonfunctie kan worden toegekend. Heroprichting van bedrijfsbebouwing dient te worden voorkomen door het gelijktijdig wegbestemmen ervan. Met deze regeling kunnen maximaal 3 compensatie woningen worden gerealiseerd. Voor de realisatie van een woning wordt uitgegaan van een te slopen oppervlakte van 500 m² bedrijfsbebouwing. In het onderhavige plan wordt in totaal 1235 m² aan bebouwing gesloopt. Dit betekent dat er twee bouwtitels kunnnen worden toegekend aan de initiatiefnemer.
Verordening ruimte provincie Zeeland
Het Omgevingsplan gaat uit van samenwerking tussen de provincie, andere overheden en maatschappelijke organisaties, maar een aantal uitgangspunten uit het plan vindt de provincie van zo'n groot belang dat ze worden opgenomen in een verordening die bindend is voor gemeenten, de Verordening ruimte provincie Zeeland. Hierin zijn onder andere regels voor uitbreiding van bedrijventerreinen en woonwijken, bescherming van natuurgebieden en regionale waterkeringen opgenomen. De ladder voor duurzame verstedelijking komt in het provinciaal beleid, net als in het rijksbeleid, ook nadrukkelijk naar voren. Echter, in het onderhavige plan is sprake van het bouwen van twee woningen. Daarom is er geen sprake van een stedelijke ontwikkeling en kan toetsing aan de ladder achterwege blijven.
Structuurvisie Hulst
Op 15 mei 2012 heeft de gemeenteraad van Hulst de Structuurvisie Hulst 2012-2025 vastgesteld. De structuurvisie geeft de richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van het gemeentelijk grondgebied waardoor voor een ieder in algemene zin duidelijk is of bepaalde initiatieven daarbinnen passen. Voor het gemeentebestuur is de structuurvisie een belangrijk kader voor de afweging van concrete ruimtelijke beslissingen.
In de structuurvisie heeft de gemeente Hulst voor het grondgebied zeven strategieën ontwikkeld. Het plangebied ligt in een gebied wat binnen de strategie 'behouden' valt. Dit zijn delen van gemeente waar binnen de looptijd van deze structuurvisie geen of zeer beperkte veranderingen te verwachten zijn. Daarom is er voor de gemeente geen aanleiding om hier actief plannen of projecten te initiëren. Echter, door een gebrekkig beheer en onderhoud ligt kwaliteitsverlies, veroudering en verrommeling op de loer. Kleinschalige aanpassingen aan de ruimtelijke structuur of ontwikkeling die passen binnen de functionele omgeving zijn mogelijk. Deze dienen een versterking te zijn van de huidige situatie en de kwaliteit. De onderhavige ontwikkeling past hierin. Omdat de schuren niet langer in gebruik zijn, kan door sloop verpaupering voorkomen worden. Hierdoor versterkt de kwaliteit van het gebied. Scheldevaartshoek is een klein gehucht met een aantal woningen. Daarom passen twee nieuwe vrijstaande woningen qua functie in de directe omgeving.
Woningmarktafspraken 2016-2025
In de woningmarktafspraken zijn regionale spelregels vastgelegd waarin gemeenten actief aan de slag gaan met monitoring, planning en het terugdringen van plancapaciteit. Het doel van de hernieuwde woningmarktafspraken is het krijgen van een evenwichtige, toekomstbestendige woningmarkt.
Het realiseren van ruimte-voor-ruimtewoningen is meegenomen in de woningmarktafspraken. In ruil voor de bouw van nieuwe woningen moet een ruimtelijke kwaliteitswinst ontstaan. Het initiatief, waarbij 2 extra woningen worden toegevoegd, is passend binnen de woningbouwplanning.
Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.
Archeologie
In Europees verband is het zogenaamde 'Verdrag van Malta' tot stand gekomen. Uitgangspunt van dit verdrag is het archeologisch erfgoed zo veel mogelijk te behouden. Waar dit niet mogelijk is, dient het bodemarchief met zorg ontsloten te worden. Bij het ontwikkelen van ruimtelijk beleid moet het archeologisch belang vanaf het begin meewegen in de besluitvorming. De erfgoedwet voorziet in een juridische regeling waarin de belangen van archeologie en cultuurhistorie worden gewaarborgd.
Ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Archeologische en Aardkundige Waarden' van toepassing. Dit bestemmingsplan regelt het archeologisch beleid van de gemeente Hulst. Voor het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie 3. Voor het hele plangebied geldt een algemene vrijstelling voor werkzaamheden die niet dieper reiken dan 40 centimeter onder het maaiveld. Onder deze 40 centimeter geldt een vrijstelling wanneer het te verstoren beperkt blijft tot maximaal 1.000 m². Met dit bestemmingsplan worden twee bouwvlakken van 225 m² groot mogelijk gemaakt. Daarnaast mogen bijgebouwen worden gerealiseerd met een maximum omvang van 120 m² (afhankelijke van de grootte van het perceel). Het te verstoren oppervlak blijft daardoor onder de 1.000 m². Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan. De geldende dubbelbestemming wordt overgenomen in dit bestemmingsplan.
Het is mogelijk dat tijdens de uitvoeringsfase archeologische sporen aan het licht komen. Voor dit soort vondsten geldt een wettelijke meldingsplicht ex. paragraaf 5.4 van de Erfgoedwet
Cultuurhistorie
Het plangebied ligt in het historische landschap 'Zuidwestelijk Kleigebied'. Vanaf het midden van de 13e eeuw werden dijken niet meer zozeer aangelegd om bestaand land te verdedigen, maar ook 'nieuw' land aan te winnen. De hiertoe behorende gebieden worden nieuwland genoemd en bestaan uit zowel opwassen en aanwassen, als uit weer opgeslibd 'verdronken' oudland (zoals Noord-Beveland). Opwassen zijn platen of schorren die midden in het water onder invloed van de getijdewerking ontstaan. Aanwassen zijn opslibbingen tegen reeds bedijkt land. In de nieuwlandpolders liggen resten van kreken, die bij de bedijking afgesloten werden van het buitenwater. De nieuwlandpolders zijn hoger opgeslibd en minder ingeklonken dan de oudlandpolders en liggen dus relatief hoog in het landschap. De bodemopbouw is veel uniformer dan die van de oudlandpolders. Eigenschappen van dit landschap zijn:
Het voorgenomen plan heeft geen nadelig effect op het cultuurhistorisch karakter van het gebied.
Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.
Het plan bestemt 2 bedrijfslocaties weg. In de directe nabijheid zijn geen andere bedrijven aanwezig met een relevante richtafstand. Voor agrarische bedrijven in een rustig buitengebied moet conform de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' uitgegaan worden van een richtafstand van 100 meter ten opzichte van woningen. Het agrarisch bedrijf aan het adres Oude Graauwsedijk 7 ligt op ruim 120 meter van het perceel Oude Graauwsedijk 1, waardoor deze geen belemmering vormt voor een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van Oude Graauwsedijk 1.
Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, kan de gemeente in het kader van een aanvraag voor een omgevingsvergunning eisen dat er onderzoek wordt uitgevoerd naar de kwaliteit van de bodem.
Voor beide locaties is door SMA een bodemonderzoek uitgevoerd.
Uit het verkennend bodemonderzoek d.d. 22 februari 2018 voor de locatie Oude Graauwsedijk 2a (Bijlage 1) kwam naar voren dat aan de oostzijde van de locatie asbestgehalten werden aangetroffen. Om de definitieve gehalten te bepalen is een nader onderzoek uitgevoerd d.d. 23 mei 2018. Uit het nader onderzoek (2) blijkt dat er voor een deel van het terrein sprake is van een geval van ernstige bodemverontreiniging. Tevens is er een asbesthoudende weg aanwezig. Hiervoor wordt een saneringsplan opgesteld. Het terrein kan slechts in gebruik genomen worden voor de woonfunctie indien de sanering heeft plaatsgevonden. Dit wordt als voorwaardelijke verplichting in de regels opgenomen.
Uit de eindrapportage verkennend bodemonderzoek voor de locatie Oude Graauwsedijk 1, d.d. 23 mei 2018 (Bijlage 3), blijkt dat in de bovengrond met diverse bodemvreemde bijmengingen achtergrondwaarde- overschrijdingen zijn aangetoond voor cadmium, kwik, lood, zink, minerale olie en/of PAK10. In de ondergrond is een geringe achtergrondwaarde-overschrijding voor kwik aangetoond. In het grondwater zijn geen verhoogde concentraties van de geanalyseerde parameters aangetoond.
De op de onderzoekslocatie geconstateerde verhoogde gehalten in de grond en het grondwater geven geen aanleiding tot het uitvoeren van aanvullend of nader bodemonderzoek naar chemische parameters. Er dient wel rekening mee gehouden te worden dat verontreinigde grond niet zonder meer mag worden verplaatst op of van de onderzoekslocatie. De eventuele mogelijkheden dienen in overleg met het bevoegd gezag te worden bepaald.
Het op de locatie aanwezige bodemvreemde materiaal bestaat uit puin van onduidelijke herkomst. Hierdoor zijn deze puin(houdende )lagen verdacht op de aanwezigheid van asbesthoudende materialen. Indien inzicht gewenst is in de eventuele aanwezigheid van asbest in het puin dient een asbestonderzoek conform de NEN 5707 of 5897 te worden uitgevoerd. Zier hiervoor ook Bijlage 4 en Bijlage 5.
Op de onderzoekslocatie zijn lagen met meer dan 50 % bodemvreemd materiaal (puin) aanwezig. Deze lagen zijn niet geanalyseerd omdat ze niet onder het beleid van de Wet bodembescherming vallen. Deze lagen kunnen echter wel stoffen bevatten die, bij vermenging met grond, een bodemverontreiniging kunnen veroorzaken of reeds hebben veroorzaakt. Vermenging met (bijvoorbeeld onder-, boven-, en naastgelegen) grond dient daarom voorkomen te worden. Het puin onder de asfaltlaag is t houdend (<100mg/kg) maar dit hoeft niet verwijderd te worden. Deze situatie blijft gehandhaafd bij de planrealisatie.
Ter plaatse is sprake van een klinkerverharding. Grondbewerkingen zijn, gelet op het voortgezet gebruik als wonen, op dit moment op deze locatie niet voorgenomen.
Bodemaspecten belemmeren de uitvoering van het project niet.
De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door
het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie
als het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen
activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen in de nabijheid van
risicobronnen dienen te worden getoetst aan de genoemde regelgeving.
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicobronnen aanwezig die een belemmering vormen voor het voorgenomen plan. Ook ligt het plangebied niet in de nabijheid van routes voor vervoer van gevaarlijke stoffen zoals opgenomen in het Basisnet. Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidsniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidsniveaus zijn en wat niet (de geluidsnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidshinder bij geluidsgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen van door het aanhouden van voldoende afstand ten opzichte van geluidsproducenten (industrie, wegverkeer etc.) of het treffen van andere maatregelen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.
Een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd als een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt.
Er is geen sprake van het toevoegen van een nieuwe geluidsbron, wel van nieuwe geluidgevoelige functies. Voor het omzetten van de bedrijfswoning is op grond van de Wet geluidhinder geen onderzoek naar wegverkeerslawaai nodig omdat een reguliere woning ten aanzien van wegverkeerslawaai niet anders wordt beoordeeld dan een bedrijfswoning. Voor de 2 toe te voegen woningen is strikt genomen wel een onderzoek nodig, vanwege de ligging binnen de geluidszone van de Oude Graauwsedijk en de Langendamsedijk. De woningen staan op een afstand van circa 20 meter tot de Oude Graauwsedijk, de afstand tot de Langendamsedijk bedraagt ook circa 20 meter. Gelet op de eisen die het Bouwbesluit stelt aan karakteristieke geluidwering (minimaal 20 dB reductie) en het feit dat er ter plaatse sprake is van een lage verkeersintensiteit (het betreffen polderwegen) kan op voorhand worden aangegeven dat er geen sprake zal zijn van het overschrijden van een voorkeursgrenswaarde. Nu de afstand van de woonlocaties tot de wegas in beide gevallen ca. 20 m bedraagt, kan ook zonder akoestisch onderzoek worden gesteld dat de voorkeursgrenswaarde Lden=48 dB op grond van de Wet geluidshinder niet zal worden overschreden. Uitvoering van een akoestisch onderzoek is daarom niet efficiënt.
In of in de nabijheid van het plangebied liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.
Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.
Om de bepalen of een ontwikkeling 'Niet In Betekenende Mate' bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit, is de NIBM tool ontwikkeld (zie figuur 7).
De verkeersgeneratie voor het onderhavige plan is berekend op basis van de kencijfers van het CROW. Voor een vrijstaande woning in het buitengebied geldt een verkeersgeneratie van (maximaal) 8,6 voertuigen.
De ontwikkeling van twee woningen in het buitengebied draagt 'Niet In Betekenende Mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan.
De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mogen niet worden verstoord, verjaagd of worden gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet dus vastgesteld worden dat er geen beschermde dier- of plantsoorten in het plangebied leven.
Door Adviesbureau Wieland is een quickscan natuurwetgeving opgesteld d.d. 23 mei 2018 (6). De locatie Oude Graauwsedijk 2a wordt daarin beoordeeld. Op de locatie Oude Graauwsedijk 1 wijzigt immers niets. Uit het onderzoek blijkt dat er diverse beschermde soorten voorkomen in het plangebied, of de directe omgeving.
Er zijn broedende vogels te verwachten. Geadviseerd is de bebouwing (en eventuele beplanting) te slopen voor 15 maart of na 15 juli. Voor specifieke soorten als de Boerenzwaluw en de Kerkuil is specifieke aandacht nodig. Boerenzwaluwen kunnen broeden tot augustus en in de schuur is tijdens de inspectie geen Kerkuil aangetroffen, maar het is wel een geschikt broedbiotoop.
Er zijn vleermuizen aanwezig in een van de schuren. Daarom dienen er op grond van de Wet natuurbescherming maatregelen getroffen te worden die voorkomen dat dieren gedood worden.
De sloop van de betreffende schuur wordt uitgevoerd in een voor vleermuizen gunstige periode ( 1 augustus – 15 oktober). Het gebouw wordt in fases gesloopt (dak, planken wanden, overig), met een tussenpoos van 2 dagen per fase. Per nieuwe woning worden 2 geschakelde kasten zoals aangegeven in het onderzoek aangebracht die fungeren als dagverblijf voor vleermuizen.
Er is geen negatief effect te verwachten op een Natura 2000 gebied. Er is ook geen negatief effect te verwachten op de natuurkwaliteiten van gebieden die opgenomen zijn in het Natuurnetwerk Zeeland.
De uitvoering kan, met de te nemen maatregelen, plaatsvinden en past binnen de regels van de Wet natuurbescherming.
Een goede ontsluiting en voldoende parkeerfaciliteiten zijn belangrijk voor een goed functionerende ontwikkeling. In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan de gevolgen van het plan op de verkeerssituatie in de omgeving, de ontsluiting en de wijze waarop voldoende parkeergelegenheid in het plan is gewaarborgd.
De beide percelen krijgen een eigen uitrit op de Oude Graauwsedijk. Gelet op de functie van de weg (erftoegangsweg) en de beperkte verkeersaantrekkende werking worden geen problemen met de verkeerssituatie verwacht. In de huidige situatie wordt nog zwaar vrachtverkeer gegenereerd op de locatie. Met het vervallen van de bedrijfsbestemming is dat in de toekomst niet meer aan de orde. Het parkeren voor beide nieuwe woningen vindt plaats op eigen terrein. Ter waarborging daarvan is in de regels een voorwaarde opgenomen. Bij vergunningverlening dient ten aanzien van parkeren getoetst te worden op de actuele CROW richtlijnen ten aanzien van dit onderwerp.
Per 1 november 2003 is door een wijziging van het Besluit op de ruimtelijke ordening (Bro) een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht geworden. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals bijvoorbeeld wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
De locatie ligt niet in de nabijheid van een waterkering. |
Voorkomen overlast door oppervlaktewater
Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende bouwpeil om overstroming vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. |
De geldende bedrijfsbestemming staat 3.000m² bebouwing toe. Het nieuwe bestemmingsplan staat slechts 2 woningen van ieder maximaal 225m² en bijgebouwen van maximaal 90 m² toe. Het maximum bebouwd oppervlak neemt fors af. Er is geen compensatie nodig. |
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Voor afvalwater wordt een IBA-systeem voorzien. Hemelwater wordt afgevoerd naar de aan de zuidzijde en oostzijde gelegen sloten. Het hemelwater van de bestaande schuren wordt ook afgevoerd naar de desbetreffende sloten. |
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Voorkomen en tegengaan van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houdend met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en –mogelijkheden. |
Het plan brengt geen verandering in de grondwaterstand. |
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden. |
Er worden geen materialen gebruikt die van invloed kunnen zijn op de grondwaterkwaliteit. |
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren. |
De afvoer van hemelwater vindt plaats conform de huidige situatie. Deze heeft geen invloed op de kwaliteit van het oppervlaktewater. |
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
De IBA zal voldoen aan de wettelijke voorschriften |
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
Niet van toepassing |
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
Niet van toepassing |
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
De sloten liggen niet langs het perceel, maar takken dwars erop aan. Onderhoud vindt niet plaats vanaf de planlocatie. |
Anderer belangen waterbeheer | |
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
Er zijn geen specifieke objecten van het waterschap betrokken in het project. |
Scheepvaart en/of wegbeheer
Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap. |
De beide woonpercelen krijgen ieder een eigen in-/uitrit. Deze takken aan op de Oude Graauwsedijk. Dit betreft een weg die in eigendom en beheer is bij het Waterschap. De initiatiefnemer zal een separate vergunning aanvragen bij het Waterschap Scheldestromen hiervoor. |
Omgevingsaspecten zijn niet beperkend voor de uitvoering van het plan.
Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs.
In het onderhavige plan is sprake van een dergelijk bouwplan. Met de initatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten. De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initatiefnemer. Ook worden afspraken gemaakt over eventuele planschade. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen.
Vooroverleg
Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is voor dit plan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan toegezonden aan de provincie en het waterschap. PM
Ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan
Gelet op het bepaalde in artikel 3.8 Wro jo afdeling 3.4 Awb wordt een ontwerpbestemmingsplan, na voorafgaande bekendmaking, gedurende een periode van zes weken ter inzage gelegd. Een ieder is dan in de gelegenheid zijn of haar zienswijze mondeling of schriftelijk kenbaar te maken bij de gemeenteraad. Vaststelling van het bestemmingsplan, al dan niet in gewijzigde vorm, gebeurt met inachtneming van de ingediende zienswijzen. PM