Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied (Plattelandswoning Paalseweg 9, Graauw)
Status: voorontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0677.bpbuitenpaalseweg9-001O
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied (Plattelandswoning Paalseweg 9, Graauw)’ van de gemeente Hulst met identificatienummer NL.IMRO.0677.bpbuitenpaalseweg9-001O.
 
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten zoals vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0677.buitenpaalseweg9-001O
met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen.
 
1.3 moederplan
 
het bestemmingsplan ‘Buitengebied Hulst’ van de gemeente Hulst, met identificatienummer NL.IMRO.0677.bpbuitengebied-001V, zoals dat is vastgesteld op 6 mei 2013;
 
1.4 parapluplan ‘Archeologische en Aardkundige waarden’
Het bestemmingsplan ‘Archeologische en Aardkundige waarden’ van de gemeente Hulst met identificatienummer NL.IMRO.0677.ppArcheologie-001V, zoals dat is vastgesteld op 8 juni 2017;
 
1.5 parapluplan ‘Huisvesting Arbeidsmigranten en seizoensarbeiders'
Het bestemmingsplan ‘Huisvesting Arbeidsmigranten en seizoensarbeiders’ van de gemeente Hulst met identificatienummer NL.IMRO.0677.ppArbeidsmigranten-001V, zoals dat is vastgesteld op 23 februari 2017;
 
1.6 Plattelandswoning
Een (voormalige) bedrijfswoning, behorend tot of voorheen behorend tot een landbouwinrichting, die op grond van het bestemmingsplan of een omgevingsvergunning voor afwijken van het bestemmingsplan door een derde bewoond mag worden, wordt met betrekking tot die inrichting voor de toepassing van deze wet en de daarop berustende bepalingen beschouwd als onderdeel van die inrichting, tenzij bij of krachtens de wet anders is bepaald."
 
Artikel 2 Van toepassing verklaring
 
De regels behorende bij het bestemmingsplan ‘Buitengebied Hulst’ van de gemeente Hulst, met identificatienummer NL.IMRO.0677.bpbuitengebied-001V, zoals dat is vastgesteld op 6 mei 2013 door de gemeenteraad van Hulst en de regels behorende bij de paraplubestemmingsplannen ‘Archeologische en Aardkundige waarden’ met identificatienummer NL.IMRO.0677.ppArcheologie-001V, zoals dat is vastgesteld op 8 juni 2017 en ‘Huisvesting arbeidsmigranten met identificatienummer NL.IMRO.0677.ppArbeidsmigranten-001V, zoals dat is vastgesteld op 23 februari 2016, zijn onverminderd van toepassing op dit bestemmingsplan. Voor zover in de regels van dit plan niet anders is bepaald en met dien verstande dat in geval van discrepantie tussen de regels van de herziening en dit plan, de regels van dit plan van toepassing zijn.
 
Indien in de herziening wordt verwezen naar de verbeelding, wordt de bij dit bestemmingsplan ‘partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied (Plattelandswoning Paalseweg 9, Graauw)’ behorende verbeelding bedoeld.
 
2 Bestemmingsregels
 
In deze regels zijn de bestemmingsregels van de herziening en het moederplan van toepassing. Volledigheidshalve is voor de relevante artikelen een verwijzing opgenomen naar het van toepassing zijnde artikel uit de herziening en het moederplan.
 
Artikel 3 Agrarisch
 
Op de voor Agarisch aangewezen gronden is Artikel 3 uit het moederplan van toepassing.
 
3.1 Bestemmingsomschrijving 
  1. Aan artikel 3 lid 3.1. van het moederplan wordt een bepaling toegevoegd welke luidt als volgt:
"ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – plattelandswoning': tevens een
plattelandswoning."
 
3.2 Specifieke gebruiksregels
Aan artikel 3 lid 3.4. sub m van het bestemmingsplan 'Buitengebied Hulst' wordt de volgende zinsnede
toegevoegd:
 
"tenzij ter plaatse de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – plattelandswoning' geldt."
 
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
4.1.1 Algemeen
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
 
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Bouwwerken ten behoeve van deze bestemming
  1. Op de in artikel 4.1.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd;
  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,50 meter.
4.2.2 Andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en)
  1. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd, tenzij de grond-of graafwerkzaamheden dieper gaan dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld en hierbij het te verstoren oppervlak onder de vrijstellingsdiepte groter is dan 1.000 m²;
  2. het bepaalde onder artikel 4.2.2 sub a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
4.3 Afwijken van de bouwregels
 
4.3.1 Algemene afwijking
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1, sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde onder artikel 4.2.2 sub a ten behoeve van het bouwen in een plangebied met een te verstoren oppervlak groter dan 1.000 m² onder de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, indien de aanvrager van de vergunning artikel 2.1, lid 1 sub a Wabo een archeologisch rapport heeft overgelegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.
 
4.3.2 Voorwaarden
Indien uit het onder artikel 4.3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning: 
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.3.3 Advies
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
 
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1 sub b Wabo) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren: 
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen en aanleggen van drainage door kettingtechniek;
  2. het ophogen van de bodem met meer dan 2,00 meter waartoe wordt gerekend het aanleggen van tijdelijke gronddepots;
  3. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  4. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld bedraagt;
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  6. het verlagen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  8. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld.
4.4.2 Uitzonderingsregel
Het in artikel 4.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke: 
  1. een te verstoren oppervlak van het plangebied beslaan van ten hoogste 1.000 m², of een verstorend oppervlak onder de vrijstellingsdiepte hebben van minder dan 1.000 m²;
  2. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  3. betreffen het aanbrengen van drainage middels sleufloze technieken;
  4. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
4.4.3 Voorwaarden
  1. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden;
  2. Voor zover de in artikel 4.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  3. De vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
4.4.4 Advies
Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in artikel 4.4.3. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.
 
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming ' Waarde - Archeologie 3', als bedoeld in artikel 4.1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, idien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.
  
3 Overgangs- en slotregels
Artikel 5 Overgangsrecht
 
5.1 Overgangsrecht bouwwerken
Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  2. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  3. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
5.2 Overgangsrecht gebruik
Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:
  1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  3. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  4. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
Artikel 6 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald onder de naam 'Regels van het bestemmingsplan partiële herziening bestemmingsplan Buitengebied (Plattelandswoning Paalseweg 9, Graauw)’.