In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘Zoutestraat 103 en 105 Hulst’ van de gemeente Hulst;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand:
NL.IMRO.0677.bpbuitenzoutest105-001O ;
1.3 aan- of uitbouw:
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of een deel van een hoofdgebouw, in functioneel en
bouwkundig opzicht zodanig met het hoofdgebouw verbonden, dat het daarmee één geheel vormt, terwijl het
in bouwkundig opzicht wel herkenbaar blijft als een ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels
worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aanduidingsvlak:
een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;
1.7 aan huis gebonden beroep:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch,
(para)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een
ondergeschikt gedeelte van een woning met daarbij behorende bebouwing, met behoud van de woonfunctie,
wordt uitgeoefend;
1.8 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast
opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;
1.9 archeologisch deskundige:
de beleidsmedewerker archeologie van de gemeente, de gemeentelijk adviseur archeologie of een door het
College van Burgemeester en Wethouders aangewezen deskundige op het gebied van archeologie;
1.10 archeologisch rapport:
een rapport van een archeologisch onderzoeksbureau of een goed onderbouwd advies van een deskundige op
het gebied van archeologie;
1.11 archeologische waarde:
vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in
hun oorspronkelijke ruimtelijke context. Zowel grote complexen/structuren zoals nederzettingsterreinen, als
afzonderlijke vondsten kunnen met deze term worden aangeduid;
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingspercentage:
een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden
bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;
1.14 bed & breakfast:
een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als
toeristisch recreatieve activiteit, die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming. Onder een bed & breakfast
wordt niet verstaan: overnachting, die noodzakelijk is in verband met het verrichten van tijdelijke of
seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
1.15 bedrijf:
een onderneming die gericht is op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan
wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet
zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop of levering van ter plaatse vervaardigde,
bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende
handelingen;
1.16 bestaande situatie
t.a.v. bebouwing
- bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van onderhavig ontwerpbestemmingsplan, dan wel de bebouwing die mag worden gebouwd krachtens een vóór het tijdstip van terinzagelegging aangevraagde vergunning;
1.17 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
1.18 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.19 bevoegd gezag:
het bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
1.20 bijbehorend bouwwerk:
een bij een (bedrijfs)woning behorende bouwwerk in de vorm van aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
1.21 bijgebouw:
een vrijstaand of aangebouwd, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te
onderscheiden gebouw;
1.22 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.23 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
1.24 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing
is toegelaten;
1.25 bouwperceelsgrens
de grens van een bouwperceel;
1.26 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.27 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect
met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.28 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid;
1.29 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of
leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in
de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.30 erf:
al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, functioneel ten dienste staat van en
feitelijk direct aansluit aan een gebouw en dat blijkens kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop
dat gebouw is geplaatst;
1.31 gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten
ruimte vormt;
1.32 geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van
de Wet geluidhinder;
1.33 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of
afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
1.34 huishouden:
Een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid
vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning;
1.35 kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate
rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
1.36 kernrandzone:
overgangsgebied, gelegen langs het bestaand stedelijk gebied met daarin relatief veel bebouwing op korte
afstand tot elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie;
1.37 kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten:
het op beroepsmatig wijze uitoefenen van activiteiten anders dan een aan-huis-gebonden beroep en/of het op
bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van
het Inrichtingen- of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte
van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire
functie behouden en herkenbaar blijf
1.38 KNA
Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (zie
www.sikb.nl);
1.39 landschappelijke inpassing:
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse
voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke
inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap.
Landschappelijke inpassing bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van
voornamelijk streekeigen soorten, met een gemiddelde breedte van minimaal 5 meter.
1.40 normaal agrarisch gebruik
werkzaamheden in de normale bouw t.b.v. de gewasteelt zoals omschreven in paragraaf 5.3 van de
toelichting;
1.41 opgraven/opgraving
de ontsluiting van een vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor
het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van
de onderzoeksdoelstellingen;
1.42 ophogen / ophoging
het blijvend verhogen van het bestaande maaiveld door het aanbrengen van grond of andersoortige
materialen. Tijdelijke ophoging tot een maximum van 6 maanden in relatie tot de agarische bedrijfsvoering
valt hier niet onder.
1.43 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
1.44 paardenbak:
een niet overdekt en al dan niet omsloten terrein, voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem, voor het
africhten, trainen en berijden van paarden en het anderszins beoefenen van de paardensport;
1.45 peil:
- voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- voor gebouwen in het talud van de dijk; de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
- bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
1.46 perceelgrens:
een grenslijn tussen (bouw)percelen onderling;
1.47 slopen:
het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;
1.48 tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten:
het tijdelijk bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf aanbieden aan arbeidsmigranten, waarbij de betreffende
persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en
onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit
delen en gezamenlijk de huishouding doen;
1.49 tuin;
de gronden van een bouwperceel behorende bij een (bedrijfs)woning;
1.50 verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan ‘Zoutestraat 103 en 105 Hulst’;
1.51 verstoring:
aantasting van een gebied met archeologische waarden. Dit verschijnsel kan zich voordoen: door erosie,
afgraving of egalisatie, door (diepe) bewerking van de bovengrond, door zetting als gevolg van ophoging,
door verdroging en verzuring.
1.52 voorgevel:
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw of woning;
1.53 voorgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
1.54 voorzieningen van algemeen nut
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het
telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer, de riolering, een oplaadpunt en / of het wegverkeer.
1.55 vrijstellingsdiepte
De in bijlage 1 de voor dat gebied, aangegeven vrijstellingsdiepte.
1.56 wet- en regelgeving:
indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen
deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het
ontwerpbestemmingsplan, tenzij anders bepaald;
1.57 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;