direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kernen Hulst - Clinge Vermeerplein
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0677.bpclingevermeerpl-001O

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Er is al langere tijd sprake van herstructurering van het Vermeerplein in Clinge. Hiervoor is in 2011 het bestemmingsplan Vermeerplein Clinge vastgesteld. Dit bestemmingsplan is ook opgenomen in het recent vastgestelde bestemmingsplan 'Kernen Hulst'. Op grond van dit bestemmingsplan is de realisatie van 16 (zorggeschikte) appartementen en een gezondheidscentrum mogelijk.

In de loop der jaren zijn de wensen veranderd en is gekozen voor een andere stedenbouwkundige opzet dan die in de plannen op basis waarvan het geldende bestemmingsplan is gemaakt. De beoogde stedenbouwkundige opzet past niet in het geldende bestemmingsplan Kernen Hulst. Om de beoogde woningbouw mogelijk te maken, is de voorliggende (partiële) herziening van het bestemmingsplan 'Kernen Hulst' opgesteld.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt ten noorden van het centrum van Clinge in een wijk met voornamelijk woningen. De locatie ligt op korte afstand van de hoofdweg door Clinge, de 's-Gravenstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpclingevermeerpl-001O_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied (bron: Luchtfoto Kadaster Nederland)

1.3 Geldend bestemmingsplan

Het geldende bestemmingsplan voor het plangebied is het bestemmingsplan 'Kernen Hulst' dat is vastgesteld op 7 juni 2018. Binnen het plangebied (zie figuur 1.2) gelden de enkelbestemmingen Gemengd - 10, Wonen en Verkeer. Daarnaast geldt in het gehele plangebied de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpclingevermeerpl-001O_0002.jpg"

Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Kernen Hulst' (bron: ruimtelijkeplannen.nl)

Binnen de bestemming Wonen, in het westen van het plangebied, is wonen in een woning daaronder begrepen de uitoefening van aan-huis-gebonden-beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. Binnen het bouwvlak zijn gebouwen met een maximale goothoogte van 7 meter en bouwhoogte van 11 meter toegestaan.

De gronden met de bestemming Gemengd - 10, in het oosten van het plangebied, zijn bestemd voor zorginstellingen, welzijnsinstellingen, gezondheidszorg, jeugd- en kinderopvang en openbare dienstverlening en tevens voor wonen. Binnen het bouwvlak mogen gebouwen met een maximale goothoogte van 5 meter en bouwhoogte van 9 worden gebouwd.

De gronden met bestemming Verkeer zijn bestemd voor wegen, opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden, maar ook als verblijfsgebied ten dienste van de aangrenzende bestemmingen. Deze bestemming geldt ook op de locatie waar nu vier woningen staan. Deze woningen zijn daarmee wegbestemd.

De beoogde stedenbouwkundige ontwikkeling past niet binnen de bestemmingen zoals die in het geldende bestemmingsplan zijn opgenomen.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 worden de bestaande en toekomstige situatie beschreven. In hoofdstuk 3 wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan het geldende beleid en vervolgens in hoofdstuk 4 aan de milieutechnische en overige aspecten. In hoofdstuk 5 wordt de juridische planbeschrijving gegeven. Tot slot wordt er in hoofdstuk 6 ingegaan op de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van de beoogde ontwikkeling.

Hoofdstuk 2 Bestaande en toekomstige situatie

2.1 Bestaande situatie

Het plangebied bevindt zich direct achter de bebouwing van de 's-Gravenstraat, de hoofdstraat waarlangs de lintbebouwing van Clinge is gebouwd. De wijk waarin het plangebied zich bevindt, is een uitbreidingswijk die halverwege de 20e eeuw is gebouwd. In deze wijk zijn vrijwel alleen woningen te vinden. De directe omgeving van het plangebied bestaat uit een mix van verschillende typen woningen.

Aan de noordzijde van het plangebied staan 4 twee-onder-één-kap woningen. Voorheen stonden in het plangebied nog 3 van deze huizenblokjes Deze woningen zijn in 2010 gesloopt. Sindsdien lag het terrein braak en is het inmiddels een grasveld. De woningen hebben tuinen aan de voor en achterzijde. Één van deze woningen is nog bewoond, de overige drie woningen zijn leegstaand.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpclingevermeerpl-001O_0003.jpg"

Figuur 2.1 Plangebied (bron: Luchtfoto Kadaster Nederland)

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpclingevermeerpl-001O_0004.jpg"

Figuur 2.2 Panorama foto plangebied (bron: Rho adviseurs)

2.2 Toekomstige situatie

In samenwerking met Woongoed Zeeuws-Vlaanderen, die een deel van de gronden in bezit heeft, is onderzocht op welke wijze het Vermeerplein ingevuld kan worden. Daarbij is in aansluiting op de vraag vanuit de markt en van Woongoed, uitgegaan van grondgebonden woningen. Uit het onderzoek blijkt dat er ruimte is voor 12 tot 14 woningen. Er is een verkaveling opgesteld met een mix van verschillende woningtypen die passend voor de locatie zijn.

Om het gebied efficiënt stedenbouwkundig in te kunnen richten, is gekozen voor het realiseren van een doodlopende straat, waaraan een aantal woningen zijn gesitueerd. Hieraan worden vier twee-onder-één-kap woningen, een rijtje van vier en een vrijstaande woning gerealiseerd. Aan de noordzijde van het plangebied komen drie grotere kavels voor vrijstaande woningen. Deze verkaveling sluit aan bij de verkaveling van de bestaande woningen aan deze straat.

Voor de invulling met de verschillende woningtype zijn verschillende scenario's mogelijk. Daarbij is het scenario zoals opgenomen in figuur 2.3 het uitgangspunt. Hierop kan gevarieerd worden door de 4 twee-onder-een-kap woningen te vervangen door 5 rijwoningen of door de vrijstaande woning op de kop van de nieuwe straat te vervangen door 2 twee-onder-een-kap woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpclingevermeerpl-001O_0005.jpg"

Figuur 2.3. Inrichtingsschets Vermeerplein (bron: Gemeente Hulst)

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (hierna: SVIR) bevat het ruimtelijk beleid van het Rijk. De SVIR is op 13 maart 2012 vastgesteld.

Hoofddoelen van beleid voor de periode 2020/2028

Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn:

  • 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
  • 2. Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
  • 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Het Rijk is verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening. Dat betekent dat het systeem zo ingericht moet zijn dat integrale planvorming en besluitvorming op elk schaalniveau mogelijk is en bestaande en toekomstige belangen goed kunnen worden afgewogen. Bij nieuwe ontwikkelingen moet aandacht zijn voor de gevolgen op de waterhuishouding, het milieu en cultureel erfgoed.

Toetsing

Noch voor het plangebied, noch voor een kleinschalige inbreiding/herstructurering geeft het rijksbeleid specifieke regels. Voor de sectorale afwegingen waarvoor aandacht wordt gevraagd, wordt verwezen naar Hoofdstuk 4.

Conclusie

De SVIR staat de vaststelling van dit bestemmingsplan niet in de weg.

3.1.2 Besluit ruimtelijke ordening

In het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) stelt het Rijk een aantal regels voor met betrekking tot de inhoud van bestemmingsplannen en beheersverordeningen, onder andere ten aanzien van de toelichting bij een plan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.

In de Bro is onder andere opgenomen dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering moet bevatten waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

Toetsing

De ontwikkeling is binnen bestaand stedelijk gebied, het gaat om een herstructurerings opgave. In onderhavig bestemmingsplan zijn al woningen toegestaan voor een groot deel van het plangebied. Het aantal toegestane woningen is groter dan de beoogde 12 tot 14 woningen, bovendien worden 4 woningen vervangen als onderdeel van de ontwikkeling.

De regionale woningmarktafspraken zijn gemaakt op basis van behoefte raming en zijn afspraken tussen de verschillende gemeenten in de rego Zeeuws-Vlaanderen en bovendien goedgekeurd door de provincie Zeeland. De woningmarktafspraken zijn daarme een goed toetsingskader voor de behoefte aan de ontwikkeling van woningen. In de regionale woningmarktafspraken 2017-2026 zijn 10 woningen opgenomen voor de ontwikkeling van het Vermeerplein. De realisatie van 8 tot 10 nieuwe woningen en de vervanging van 4 bestaande woningen voldoet daarmee in de regionale behoefte.

Conclusie

De ladder voor duurzame verstedelijking staat de ontwikkeling niet in de weg.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsplan Zeeland 2018

Inzet van beleid

Het Omgevingsplan Zeeland 2018 bevat de hoofdlijnen van het provinciaal beleid voor de fysieke leefomgeving. Het omgevingsplan heeft betrekking op de onderwerpen economie, ruimte, mobiliteit, natuur, cultuur, water en milieu. Het Omgevingsplan 2018 bevat slechts beperkt nieuw beleid ten opzichte van het Omgevingsplan 2012-2018. Het Omgevingsplan Zeeland 2018 beoogd naast een concrete invulling voor de vier grote strategische opgaven (duurzame en concurrerende economie, klimaatbestendige en neutale samenleving, waardevolle leefomgeving en toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfsomgeving) ook een eerste aanzet voor te geven voor de lange termijn strategische doelen. De verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid wordt primair bij de samenwerkende gemeenten gelegd. De provincie beperkt zich tot het bevorderen van de regionale samenwerking en het bewaken van een aantal eigen belangen.

Toekomstbestendige bereikbare woon-, werk- en verblijfsomgeving

Stedenbeleid

In Zeeland is er sprake van een trek naar de steden en neemt de totale behoefte aan extra woningen in Zeeland de komende tien jaar geleidelijk af naar nul. Door de aanvullende woningbouw te concentreren in stedelijk gebied wordt niet alleen gebouwd waar de markt om vraagt, maar wordt ook het draagvlak voor voorzieningen in de directe omgeving behouden. Daarnaast zal het nodig blijven om de woningbouw in dorpen te faciliteren, dit zal dan primair via herstructurering, inbreiding binnen de bestaande kern, vervangende nieuwbouw en het verleggen van bestaande plannen naar nieuwe kansrijke locaties moeten gebeuren.

Bij woningbouw staan de ruimtelijke doelen van bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik hoog op de agenda. Het is van provinciaal belang dat Zeeuwse steden de sociaaleconomische motor blijven van de provincie.

Wonen

Door vergrijzing en ontgroening neemt het aantal gezinnen af en (oudere) alleenstaande huishoudens juist toe. Hierdoor neemt de behoefte aan woningen nabij voorzieningen in steden en centrumkernen toe. Woningbouwprojecten hebben een gemeentegrensoverschrijdende impact. Het omgevingsplan benadrukt dan ook het belang van regionale woningmarktafspraken. De regionale woningmarktafspraken zijn bedoeld om regionaal woningbouwbeleid vast te stellen en dienen als onderbouwing van de Ladder voor duurzame verstedelijking

Toetsing

De ontwikkeling bevat een kleine woningbouwontwikkeling binnen bestaand stedelijk gebied, op korte afstand van voorzieningen. De gemeente Hulst vormt samen met de gemeenten Terneuzen en de gemeente Sluis de woningmarktregio Zeeuws-Vlaanderen. De gemeente beschikt over een kwantitatief woningbouwprogramma voor de periode tot 2026 dat regionaal is afgestemd, waarin de ontwikkeling met 10 woningen is opgenomen. De ontwikkeling bestaat uit het vervangen/verplaatsen van 4 bestaande woningen en de realisatie van 8 tot 10 nieuwe woningen. In de paragraaf Regionale afstemming woningbouwprogramma wordt hierop ingegaan.

Conclusie

De ontwikkeling is in overeenstemming met het Omgevingsplan 2018

3.2.2 Provinciale Omgevings verordening 2018

Een aantal onderwerpen uit het Omgevingsplan is juridisch vertaald in de Provinciale Omgevings verordening 2018. Voor woningbouw zijn in de omgevingsverordening alleen regels opgenomen voor kleinschalige woningbouw in het buitengebied. Verder zijn er algemene regels opgenomen die betrekking (kunnen) hebben op zowel het buitengebied als het bestaand stedelijk gebied. Een beperkt aantal regels heeft vooral betrekking op stedelijke functies.

Van gemeenten wordt een bijdrage verwacht aan de uitvoering van de beleidsdoelen. Verder streeft de provincie naar realisering van beleidsdoelen met de inzet van andere instrumenten. Daartoe wordt verwezen naar de inhoud van het Omgevingsplan.

Conclusie

Voor wat betreft de voorgenomen ontwikkelingen zijn geen specifieke regels uit de Provinciale Omgevings verordening 2018 van belang.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Woonvisie regio Zeeuws-Vlaanderen 2020 (regionale woningmarktafspraken 2017-2026)

In de regionale woonvisie wordt een visie, ambitie en missie gepresenteerd voor de woningbouw in de regio. Voor wat betreft de visie gaat het om een gezonde balans tussen de veranderende woningvraag en aanbod waarbij alle partijen vanuit hun kernopgave en rol denken en handelen.

De ambitie betreft onder andere:

  • behoud aantrekkelijk woon- en leefklimaat in de regio Zeeuws-Vlaanderen;
  • voldoende, passend woningaanbod met toekomstwaarde, voor eigen bewoners en vestigers van buiten (in het bijzonder: vanuit België);
  • anticiperen op de gevolgen van de demografische ontwikkelingen.

Hiervoor zijn vijf kernthema's geformuleerd:

  • 1. herstructurering van woning en woonomgeving;
  • 2. aanpak bestaande particuliere woningvoorraad;
  • 3. kwaliteit staat voorop;
  • 4. kansen grijpen;
  • 5. naar een realistische woningbouwproductie.

Van deze kernthema's zijn "herstructurering van woning en woonomgeving" en "kwaliteit staat voorop" van toepassing op het voorliggende bestemmingsplan.

Regionale woningmarktafspraken

In navolging op de in het verleden gehanteerde planningslijsten voor woningbouw, heeft de Provincie in 2014 het instrument woningmarktafspraken in het leven geroepen. Via een jaarlijkse herijking worden deze afspraken actueel gehouden. Binnen deze afspraken worden zowel de kwalitatieve als de kwantitatieve aspecten van de woningmarkt, als uitwerking van de kernopgave uit de regionale woonvisie 2020, nader vastgelegd.

Toetsing

Het totaal aantal woningen dat met deze ontwikkeling kan worden gerealiseerd is 14. Van dit aantal zijn 4 sociale huurwoningen ter vervanging van de 4 bestaande sociale huurwoningen. De overige 10 woningen zijn opgenomen in de regionale woningmarktafspraken voor Zeeuws-Vlaanderen.

Conclusie

De ontwikkeling is in overeenstemming met de Woonvisie regio Zeeuws-Vlaanderen 2020.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie 2025

In de Structuurvisie Hulst wordt op hoofdlijnen vastgelegd waar de gemeente Hulst op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk gebied naar toe gaat in 2025.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpclingevermeerpl-001O_0006.jpg"

Figuur 3.1 Uitsnede Structuurvisie Hulst (bron: Structuurvisie Hulst)

Voor het plangebied is de strategie ‘behouden’ van toepassing. Hierover is het volgende opgenomen: “De strategie van behoud is gekozen voor delen van de gemeente waar binnen de looptijd van de structuurvisie geen of zeer beperkte veranderingen zijn te verwachten. Het ruimtelijk beeld en het functioneren van deze gebieden is goed. Daarom is er voor de gemeente geen aanleiding om hier actief plannen of projecten te initiëren. Kleinschalige aanpassingen aan de ruimtelijke structuur of ontwikkelingen die passen binnen de functionele omgeving zijn mogelijk, waarbij de nadruk ligt op de kwaliteit van het leefklimaat.”

 

Toetsing

Een ontwikkeling zoals de verwezenlijking van maximaal 14 woningen binnen bestaand stedelijk gebied is passend binnen het beleid van de structuurvisie.

Conclusie

De beoogde ontwikkeling is in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

4.1 Verkeer en Parkeren

Verkeersstructuur

Het plangebied wordt ontsloten via de Rembrandtstraat. Vanaf de Rembrandtstraat is via de Kennedylaan in het zuiden en de Frans Halsstraat in het noorden de 's-Gravenstraat te bereiken. De 's-Gravenstraat is het centrum van Clinge en een erftoegangsweg, maar veranderd ten noorden van het centrum in een gebiedsontsluitende weg die Clinge verbindt met Hulst.

Voor de wegen rondom het plangebied geldt een snelheidsregime van 30 km/u. De wegen zijn ingericht volgens de principes van duurzaam veilig als erftoegangsweg. Gezien het deels ontsluitende karakter van de 's-Gravenstraat voor de kern van Clinge komt dit de verkeersveiligheid voor fietsers ten goede. Aan de 's-Gravenstraat ten oosten van het plangebied is een bushalte aanwezig. Hier is op te stappen op bussen in de richting van Hulst, Breda en Antwerpen.

De doodlopende straat die wordt geïntroduceerd in het plan zal voorzien zijn van overrijdbare parkeerstroken en trottoirs waarop gekeerd kan worden. Ook zijn er diverse verharde opritten aanwezig, waardoor keren in de straat voor personenwagens mogelijk is.

Verkeersgeneratie

Binnen het plangebied worden 12 tot 14 woningen van verschillende typen mogelijk gemaakt. Het plangebied ligt in de gemeente Hulst, een niet stedelijke gemeente, in de rest van de bebouwde kom van de kern Clinge. Hiervoor worden de gemiddelde kencijfers gehanteerd uit publicatie 317 van het CROW ('Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, 2012', zie tabel 4.1). Voor de situatie met 4 twee-onder-een-kap, 4 vrijstaande en 4 rijwoningen (huur) betekent dit een verkeersgeneratie van 91 mvt/etmaal.

Voor de situatie met 5 rijwoningen (koop), 4 rijwoningen (huur) 3 vrijstaande woningen en 2 twee-onder-een-kap woningen (maximale invulling) betekent dit een verkeersgeneratie van 105 mvt/etmaal. Ten opzichte van de huidige situatie vervallen er ook 32 mvt/etmaal. De maximale toename van circa 70 mvt/etmaal zal opgaan in de ontsluitende wegen en niet leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling.

Tabel 4.1 Kencijfers verkeersgeneratie

Type woning   Verkeersgeneratie per woning  
vrijstaand (koop)   8,1mvt/etmaal  
twee-onder-een-kap (koop)   7,7 mvt/etmaal  
rijwoning (huur sociaal)   5,4 mvt/etmaal  
rijwoning (koop)   7,3 mvt/etmaal  

Parkeernorm

De gemeente Hulst hanteert de volgende parkeernormen voor het gebied:

Tabel 4.2 Kencijfers parkeerbehoefte

Type woning   Parkeerbehoefte per woning  
vrijstaand (koop)   2,0  
twee-onder-een-kap (koop)   2,0  
rijwoning (huur sociaal)   1,5  
rijwoning (koop)   1,5  

Het ontwepr van het gebied gaat uit van twee parkeerplaatsen op eigen terrein bij vrijstaande woningen. Bij de twee-onder-één-kap woningen wordt uitgegaan van 1 parkeerplaats op eigen terrein.

Voor de situatie met 4 twee-onder-een-kap, 4 vrijstaande en 4 rijwoningen (huur) betekent dit een parkeerbehoefte van 22 parkeerplaatsen. In de inrichtingsschets van de hiervoor beschreven situatie is te zien dat er naast de parkeerplaatsen op eigen terrein van de vrijstaande (4 x 2 plaatsen) en twee-onder-eén-kap woningen (4 x 1 plaats), 11 parkeerplaatsen in de openbare ruimte zijn voorzien op de parkeerplaats langs de Rembrandstraat en aan de zuidzijde van de nieuwe doodlopende straat (zie ook figuur 2.3). Dit betekent dat er in totaal 23 parkeerplaatsen worden mogelijk gemaakt. Hiermee wordt ruim in de parkeerbehoefte voorzien.

Voor de situatie met 5 rijwoningen (koop), 4 rijwoningen (huur) 3 vrijstaande woningen en 2 twee-onder-een-kap woningen (maximale invulling) betekent dit een een parkeerbehoefte van 24 (23,5)

In de situatie met deze invulling zullen 10 plaatsen (3 x 2 bij vrijstaande + 4 x 1 bij twee-onder-één-kap) op eigen terrein worden gerealiseerd. Hierdoor zijn nog 16 parkeerplaatsen in de openbare ruimte nodig om in de parkeerbehoefte te voorzien. Deze zullen voorzien worden aan beide zijden van de nieuwe doodlopende straat en parkeerplaats aan de westzijde van het plangebied langs de Rembrantstraat.

In regels van het bestemmingsplan is een parkeerregeling die het voorzien van voldoende parkeergelegenheid verplicht, opgenomen.

Conclusie

De bereikbaarheid van het plangebied is goed. De nieuwe ontwikkelingen hebben geen substantieel effect op de verkeersintensiteiten en de verkeersafwikkeling. Daarnaast wordt voorzien in de parkeerbehoefte.

4.2 Cultuurhistorie

4.2.1 Bovengrondse cultuurhistorie

Toetsingskader

In het Bro (artikel 3.1.6. lid 2) is bepaald dat in de toelichting van het bestemmingsplan een beschrijving wordt opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. De facetten historische (steden)bouwkunde en historische geografie dienen te worden meegenomen in de belangenafweging.

Onderzoek

Het plangebied en de directe omgeving daarvan maken geen onderdeel uit van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur. Ook zijn in het plangebied geen cultuurhistorisch waardevolle objecten aanwezig die door de ontwikkeling geschaad zouden kunnen worden. Ten oosten van het plangebied, naast de 's-Gravenstraat ligt een onderdeel van de Staat Spaanse Linies en een historische boerderij. De ontwikkeling heeft geen invloed op deze cultuurhistorisch waardevolle elementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpclingevermeerpl-001O_0007.jpg"

Figuur 4.1 Uitsnede cultuurhistorische waardenkaart (bron: Provincie Zeeland)

Conclusie

Het aspect cultuurhistorie staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.2.2 Archeologie

Inleiding

Op grond van de Wro en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn behoud en beheer van het bodemarchief integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan moet met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten rekening worden gehouden. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan bij een ruimtelijk plan worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.

Toetsingskader

Toetsingskaders voor het aspect archeologie zijn het bestemmingsplan Kernen Hulst en het gemeentelijke archeologie beleid zoals vastgesteld middels het bestemmingsplan Bestemmingsplan Archeologische en Aardkundige waarden (vastgesteld 08-06-2017).

Toetsing

In het bestemmingsplan Bestemmingsplan Archeologische en Aardkundige waarden

is het archeologiebeleid uit 2016 van de gemeente vertaald in dubbelbestemmingen. Ter plaatse van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 2'. Hier geldt dat, indien de gronden worden geroerd met een oppervlakte van 500 m² of groter en dieper dan 40 cm, een archeologisch onderzoek plaats moet vinden. Deze dubbelbestemming is ook in het hierna vastgestelde bestemmingsplan Kernen Hulst overgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpclingevermeerpl-001O_0008.jpg"

Voor onderliggende bestemmingsplan is advies gevraagd aan een archeologisch deskundige (bijlage 1). Deze heeft geadviseerd de dubbelbestemming ook in dit bestemmingsplan toe te passen voor het plangebied. De bouwaanvragen zullen getoetst worden aan genoemde oppervlakten c.q. diepte conform de dubbelbestemming.

Conclusie

Archeologie is geen belemmering voor de ontwikkeling

4.3 Bodem

4.3.1 Toetsingskader

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan rekening te worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied.

In de Wet bodembescherming is bepaald dat bij functiewijzigingen onderzocht dient te worden of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.

In de Regeling bodemkwaliteit zijn de landelijke Achtergrondwaarden vastgelegd. Deze gelden als toetsingskader om te bepalen of grond “schoon” is. Wettelijk gezien mogen geen strengere normen worden gesteld dan de Achtergrondwaarden. Daarnaast onderscheidt het Besluit bodemkwaliteit de bodemkwaliteitsklasse ‘wonen’ en de bodemkwaliteitsklasse ‘industrie'. Voor toepassingen op de landbodem gelden daarom de volgende normen:

  • Achtergrondwaarde (schoon)
  • Maximale waarden voor wonen
  • Maximale waarden voor industrie.
4.3.2 Onderzoek

In 2010 is verkennend bodemonderzoek uitgevoerd in het kader van de destijds voorgenomen ontwikkeling van zorgappartementen (bijlage 2). Het plangebied van het onderliggende bestemmingsplan is gelijk aan het plangebied van het onderzoek uit 2010. In dit onderzoek is geconcludeerd de aangetroffen verontreiniging dermate gering is dat er geen belemmeringen zijn voor bebouwing en/of andere activiteiten. Sinds het uitvoeren van het bodemonderzoek in 2010 hebben ter plaatse van het plangebied geen (potentieel) vervuilende activiteiten plaatsgevonden. De gemeente Hulst acht daarmee dat de grond voldoende kwaliteit heeft voor de beoogde ontwikkeling.

4.3.3 Conclusie

Het aspect bodemkwaliteit staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.4 Wegverkeerslawaai

4.4.1 Toetsingskader

Woningen zijn in de Wet geluidhinder (Wgh) aangemerkt als geluidgevoelige functies, waarvoor akoestisch onderzoek dient te worden verricht indien deze liggen binnen de geluidzone van wettelijk gezoneerde wegen. Ook dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening het akoestisch klimaat ten gevolge van wegverkeer op niet gezoneerde wegen beoordeeld te worden. De te realiseren woningen aan het Vermeerplein en de aangrenzende Rembrandtstraat en Frans Halsstraat liggen niet binnen de geluidzone van wettelijk gezoneerde wegen. Wel wordt, in het kader van een goede ruimtelijke ordening de akoestische situatie ten aanzien van de niet-gezoneerde Vermeerplein, Rembrandtstraat en Frans Halsstraat inzichtelijk gemaakt.

4.4.2 Toetsing

De Rembrandtstraat, Frans Halsstraat en het Vermeerplein trekken geen verkeer met een doorgaande functie aan. Deze wegen dienen voornamelijk voor ontsluiting van de aanliggende woningen. De geluidbelasting van het verkeer op de Rembrandtstraat, Frans Halsstraat en het Vermeerplein is daarmee dusdanig laag dat een geluidonderzoek niet doelmatig is. Deze wegen zijn daarom akoestisch niet relevant. Onderzoek naar wegverkeerslawaai is niet noodzakelijk.

4.4.3 Conclusie

Het aspect wegverkeerslawaai vormt geen belemmering voor de ontwikkeling.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Beleids-/toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer. Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de volgende tabel weergegeven.

Tabel 4.3 Relevante luchtkwaliteitsnormen

stof   toetsing van   grenswaarde  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
fijn stof (PM10)1)    jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³  
  24-uurgemiddelde concentratie   maximaal 35 keer per jaar meer dan 50 µg/m³  
fijn stof (PM2,5)   jaargemiddelde concentratie   25 µg/m³  

1) Bij de beoordeling hiervan blijven de aanwezige concentraties van zeezout buiten beschouwing (volgens de bij de Wlk behorende Regeling beoordeling Luchtkwaliteit 2007)

Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.

Besluit niet in betekenende mate (nibm)

In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:

  • een project heeft een effect van minder dan 3% van de jaargemiddelde grenswaarde NO2 en PM10 (=1,2/µgm3);
  • een project valt in een categorie die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden; deze categorieën betreffen onder andere woningbouw met niet meer dan 1.500 woningen.
4.5.2 Toetsing

De beoogde ontwikkeling heeft betrekking op de realisatie van maximaal 14 woningen. Dit aantal woningen valt ruim onder de drempelwaarde van 1.500 woningen die is vrijgesteld aan toetsing aan de grenswaarden. De ontwikkeling draagt dan ook 'niet in betekenende mate' bij aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen. Er wordt dus voldaan aan de luchtkwaliteitswetgeving, en nader onderzoek is niet noodzakelijk.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is tevens een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de NSL-monitoringstool 2017 (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. De dichtstbijzijnde maatgevende weg betreft de N61 bij Terneuzen. Uit de NSL-monitoringstool blijkt dat in 2017 de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof langs deze weg ruimschoots onder de grenswaarden uit de Wet milieubeheer zijn gelegen. Omdat concentraties luchtverontreinigende stoffen afnemen naarmate een locatie verder van de weg ligt en gezien de ligging van het plangebied (in een dorp in Zeeland) is, ter plaatste van het plangebied, sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.5.3 Conclusie

Het aspect luchtkwaliteit staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.6 Externe Veiligheid

4.6.1 Toetsingskader

Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over wegen, spoor, water of leidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

4.6.2 Toetsing

Uit de professionele risicokaart (https//nederlandprof.risicokaart.nl) blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen zijn gelegen. Ook vindt in de omgeving van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt over de weg, het spoor, het water of door buisleidingen dat van invloed is op de externe veiligheidssituatie in het plangebied.

4.6.3 Conclusie

Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de beoogde planontwikkeling.

4.7 Kabels en leidingen

4.7.1 Beleid / toetsingskader

Rond planologisch relevante leidingen dient rekening te worden gehouden met zones waarbinnen mogelijke beperkingen gelden (belemmeringenzones). Planologisch relevante leidingen zijn:

  • leidingen die onder het Bevb vallen;
  • leidingen met een (boven)regionale transportfunctie of buisleidingen die op een andere manier risico's met zich meebrengen voor mens of leefomgeving wanneer deze beschadigd raken. Dit zijn bijvoorbeeld gasleidingen (<1600 kPa), elektriciteits-, afval-, water- en rioolwaterleidingen maar ook leidingen voor vervoer van gevaarlijke stoffen die deel uitmaken van een inrichting.
4.7.2 Toetsing en conclusie

Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn geen planologisch relevante buisleidingen, hoogspanningsverbindingen of straalpaden aanwezig. Het aspect kabels en leidingen staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.8 Ecologie

4.8.1 Toetsingskader

Wet natuurbescherming

Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden, te weten:

  • Natura-2000 gebieden;
  • Natuurnetwerk Nederland (NNN).

Natura-2000 gebieden

De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat de instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).

Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.

De bescherming van deze gebieden heeft externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.

Natuurnetwerk Nederland (NNN)

Gebieden die deel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland (NNN) worden aangewezen in de provinciale verordening. In Zeeland heet dit het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). Voor dit soort gebieden geldt het 'nee, tenzij' principe, wat inhoudt dat binnen deze gebieden in beginsel geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen mogen plaatsvinden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:

  • soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn;
  • soorten die worden beschermd in de Habitatrichtlijn;
  • overige soorten.


De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldaan moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijk verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.

Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. Verder kan bij provinciale verordening vrijstelling worden verleend van de verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden.

Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.

Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming provincie Zeeland

In de provincie Zeeland wordt in het kader van ruimtelijk inrichting of ontwikkeling vrijstelling verleend ten aanzien van soorten uit bijlage IV bij deze verordening. Het betreft aardmuis, bastaardkikker, bosmuis, bruine kikker, bunzing, dwergmuis, dwergspitsmuis, egel, gewone bosspitsmuis, gewone pad, haas, hermelijn, huisspitsmuis, kleine watersalamander, konijn, meerkikker, ondergrondse woelmuis, ree, rosse woelmuis, tweekleurige bosspitsmuis, veldmuis, vos, wezel en woelrat.

4.8.2 Toetsing

Gebiedsbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000 of Natuurnetwerk Zeeland (NNZ). De afstand tot het dichtstbij gelegen Natura 2000-gebied bedraagt circa 7 km en betreft 'Westerschelde & Saeftinghe'. Het dichtstbijzijnde gebied dat deel uitmaakt van het Natuurnetwerk Zeeland ligt op circa 400 m afstand en betreft de Clingepolder die ten oosten van het plangebied ligt. Daarnaast is op 1 km ten zuiden van het plangebied het Waterwingebied St. Jansteen gelegen, dat ook tot het Natuurnetwerk behoort. Zie figuur 4.3 en 4.4

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpclingevermeerpl-001O_0009.jpg"

Figuur 4.3 Ligging plangebied t.o.v. Natura 2000-gebieden (bron: geo-loket provincie Zeeland)

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpclingevermeerpl-001O_0010.jpg"

Figuur 4.4. Ligging plangebied t.o.v. NNZ (bron: geo-loket provincie Zeeland)

De natuurgebieden liggen op enige afstand van het plangebied en worden niet beïnvloed door de relatief kleinschalige ontwikkeling in de kern Clinge. De beoogde ontwikkeling heeft slechts een zeer geringe toename van verkeer tot gevolg. Het dichtstbijzijnde Natura2000 gebied ligt op grote afstand van het plangebied, hierdoor is er ter plaatse van Natura 2000-gebieden geen sprake van een toename van de stikstofdepositie. De Wet natuurbescherming en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.

Soortenbescherming

Om de gevolgen van de ontwikkeling op de beschermde natuurwaarden te beoordelen is een Quickscan beschermde natuurwaarden uitgevoerd (bijlage 3) In de Quickscan wordt geconcludeerd dat er jaarrond beschermde nesten van de huismus zijn te verwachten. Ook blijkt uit de Quickscan dat er mogelijke verblijfsplaatsen van de dwergvleermuis aanwezig zijn in de bebouwing. Naar aanleiding hiervan is nader onderzoek naar deze soorten gedaan. Uit nader onderzoek is gebleken dat der voortplantingsplaatsen en rustplaatsen van de gewone dwergvleermuis in de bebouwing zijn aangetroffen.

Er is ontheffing aangevraagd en verleend van artikel 3.5, tweede en vierde lid van de Wet natuurbescherming voor het opzettelijk verstoren van gewone dwergvleermuis en het beschadigen of vernielen van voortplantingsplaatsen en rustplaatsen van gewone dwergvleermuis als gevolg van het slopen van de vier woningen aan het Vermeerplein (bijlage 4). Hiermee staat de Wet Natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg.

4.8.3 Conclusie

De Wet Natuurbescherming staat de ontwikkeling niet in de weg.

4.9 Bedrijven en milieuhinder

4.9.1 Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies zoals woningen:

  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;
  • bedrijven niet in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden belemmerd

Om in de bestemmingsregeling de belangenafweging tussen bedrijvigheid en woningen in voldoende mate mee te nemen, wordt in dit plan gebruikgemaakt van de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009). In deze publicatie is een lijst opgenomen waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn gerangschikt naar mate van milieubelasting. Voor elke bedrijfsactiviteit is de maximale richtafstand ten opzichte van milieugevoelige functies aangegeven op grond waarvan de categorie-indeling heeft plaatsgevonden. De richtafstanden gelden ten opzichte van het omgevingstype 'rustige woonwijk'. Bij een gemengd gebied kunnen de richtafstanden met één afstandsstap worden verlaagd.

4.9.2 Toetsing

Dit bestemmingsplan voorziet in de realisatie van maximaal 14 woningen, op deze locatie zijn nu ook woningen en een maatschappelijke functie toegestaan. In de directe omgeving van het plangebied zijn vooral woningen aanwezig. Aan de 's-Gravenstraat zit een kapper, horeca, een houtbewerkingsinrichting en een bedrijventerrein voor bedrijven tot categorie 3.1 gevestigd. De kapper bevindt zicht op een afstand van ongeveer 75 meter van het plangebied. Alle overige functies bevinden zich op een afstand van tenminste 100 meter van het plangebied.

Voor een kapper geldt een richtafstand van 10 meter ten opzichte van woningen. Voor de overige functies gelden richtafstanden van 10 meter (bar), 50 meter (bedrijf tot categorie 3.1) en 100 meter (houtbewerkingsinrichting). Aan de richtafstanden voor de verschillende functies wordt dan ook voldaan.

4.9.3 Conclusie

Ter plaatse van de beoogde woningen is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het aspect bedrijven en milieuhinder staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.

4.10 Water

4.10.1 Beleidskader

Ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling dient een watertoets met het waterschap overlegd te worden. Bij de watertoets gaat het om allerlei waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. De waterparagraaf wordt voorgelegd aan het Waterschap Scheldestromen. De opmerkingen worden in deze paragraaf verwerkt.

Bij het Waterschap Scheldestromen wordt voor de watertoets een watertoetstabel gebruikt. In deze tabel (bijlage 5) zijn de hiervoor genoemde aspecten verwerkt. Deze tabel is ingevuld voor de beoogde ontwikkeling.

4.10.2 Toetsing

De aspecten veiligheid (waterkering), watervoorziening, volksgezondheid, verdroging en natte

natuur zijn voor voorliggend plan niet van toepassing. Ten opzichte van de huidige situatie neemt het verharde oppervlak met maximaal 1.470 m² toe. Deze toename dient te worden gecompenseerd. Uitgaande van een waterbergingseis van 75 mm per vierkante meter komt dit uit op 110,25 m3 (0,075 x 1.470 m2 = 110,25 m3). De voorgeschreven extra waterberging zal worden afgekocht. Omdat de gemeente Hulst zelf initiatiefnemer is van de plannen zullen uit de opbrengsten van de ontwikkeling middelen beschikbaar gesteld worden voor het op termijn realiseren van waterberging op een andere locatie. De verplichting om uiteindelijk ruimte voor water aan te leggen zal opgenomen worden in het overzicht waterbergingsfonds. Dit overzicht wordt jaarlijks afgestemd met waterschap Scheldestromen.

4.10.3 Conclusie

Het aspect water staat de ontwikkeling dan ook niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Toelichting op de juridische regeling

5.1 Wettelijk kader

Een bestemmingsplan bestaat uit juridisch bindende regels en een verbeelding en gaat vergezeld van een toelichting.

De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het gebruik van gronden (en bouwwerken) en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing.

De verbeelding vormt samen met de regels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. Op de verbeelding is aangegeven welke bestemmingen en aanduidingen op een bepaalde locatie gelden. Door de koppeling aan de regels wordt bepaald welke gebruiksmogelijkheden en bouwactiviteiten ter plaatse zijn toegestaan en welke regels gelden voor werkzaamheden.

5.2 Opzet van de bestemmingsregeling

Voorliggend bestemmingsplan betreft een gedeeltelijke herziening van het geldende bestemmingsplan 'Kernen Hulst'. Hierdoor is er sprake van een afwijkende opzet in vergelijking tot een zelfstandig bestemmingsplan. De herziening is opgesteld conform de SVBP 2012.

In deze herziening is ervoor gekozen om uitsluitend de bepalingen van het basisplan die wijzigen dan wel worden aangevuld in de planregels op te nemen.

De verbeelding wordt alleen herzien ter plaatse van de ontwikkellocatie Vermeerplein Clinge. Deze partiële herziening voor de nieuwe stedenbouwkundige invulling van het woongebied houdt de wijziging van bestemming Gemengd-10 en Verkeer naar Wonen en de wijziging van de bestemming Wonen naar Verkeer heeft daarom ook uitsluitend betrekking op het plangebied van de beoogde ontwikkeling.

In voorliggend plan zijn de bestemmingen Wonen, Wonen - Vrijstaand, Wonen - Aaneen of geschakeld en de bestemming Verkeer opgenomen. Voor de beschrijving van de bestemmingen wordt verwezen naar hoofdstuk 3 van het bestemmingplan 'Kernen Hulst'. Aanvullend wordt nog opgemerkt dat de nieuwe weg met draaicirkels, parkeerstroken, voetpad, en groen niet volledig bestemd zijn met de verkeerbestemming. Onder de woonbestemming zijn groen, parkeervoorzieningen en toegangswegen namelijk ook toegestaan, waardoor het niet noodzakelijk is de volledige openbare ruimte te bestemmen als Verkeer en er een zekere flexibiliteit voor de indeling van de weg en woonpercelen behouden blijft.

Binnen de verschillende woonbestemmingen zijn 3 bouwvlakken opgenomen waaraan maximale goot- en bouwhoogen zijn verbonden. Tevens is een maximaal aantal woningen per bouwvlak opgenomen. In totaal mogen maximaal 14 woningen worden gerealiseerd binnen het plangebied.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst.

De gronden van het plangebied zijn deels in eigendom bij Woongoed Zeeuws-Vlaanderen en deels bij de gemeente Hulst. Er is een exploitatieopzet inclusief risicoanalyse vastgesteld voor de ontwikkeling van het plan. De kosten voor de verwerving, bestemmingsplanprocedure en het bouw- en woonrijp maken van de kavels kunnen worden geactiveerd en worden gedekt uit de toekomstige verkoop van de bouwgronden op de locatie Vermeerplein. Op basis van de exploitatieopzet is geconcludeerd dat het plan economisch uitvoerbaar is.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.

Wettelijk vooroverleg

Het concept bestemmingsplan is conform artikel 3.1.1. Bro in vooroverleg gestuurd aan

de betrokken vooroverlegpartners.

De Provincie Zeeland heeft aangegeven dat vooroverleg niet noodzakelijk is voor dit plan. Het Waterschap Scheldestromen heeft aangegeven de compensatie voor toename van de verharding met hen af te stemmen.

Ontwerpbestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan Kernen Hulst - Clinge Vermeerplein met planidentificatie NL.IMRO.0677.bpclingevermeerpl-001O zal gedurende 6 weken voor iedereen ter inzage liggen. Tijdens de termijn van terinzagelegging van het bestemmingsplan heeft een ieder de mogelijkheid een zienswijze te geven.