1. De op de verbeelding aangegeven maximale goothoogte geeft – tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald en behoudens eventuele afwijking– de maximaal toelaatbare goothoogte van gebouwen in meters aan, dan wel – voorzover een platte afdekking wordt toegepast – de maximaal toelaatbare hoogte van het boeibord van het platte dak.
2. De in lid 1 bedoelde hoogten mogen worden overschreden door antennes, schoorstenen, liftkokers, trappenhuizen, hellende dakvlakken, topgevels, dakkapellen, alarminstallaties en andere ondergeschikte bouwdelen, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.
3. De maximaal toelaatbare bouwhoogte van gebouwen en andere bouwwerken, wordt voor zover nodig in hoofdstuk 2 geregeld.