Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Hogeweg V, 1e herziening
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0677.bphogewegV1h-001V

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan

Het bestemmingsplan 'Hogeweg V, 1e herziening' van de gemeente Hulst

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0677.bphogewegV1h-001V met de bijbehorende regels.

1.3 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aanbouw

Een aan een hoofdgebouw gebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.6 Ambachtelijk bedrijf

Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend door middel van handwerk vervaardigen, bewerken of herstellen van goederen.

1.7 Arbeidsintensiteit

Het aantal werknemers per oppervlakte-eenheid; daarbij wordt het navolgende onderscheid gemaakt:
  • laag (extensief): > 100 m² / werknemer;
  • matig intensief: 40-100 m² / werknemer;
  • hoog (intensief): < 40 m² / werknemer

1.8 Archeologisch deskundige

De beleidsmedewerker archeologie van de gemeente, de gemeentelijk adviseur archeologie of een door het College van Burgemeester en Wethouders aangewezen deskundige op het gebied van archeologie.

1.9 Archeologisch rapport

Een rapport van een archeologisch onderzoeksbureau of een goed onderbouwd advies van een deskundige op het gebied van archeologie.

1.10 Archeologische waarde

Vindplaats of vondst met een oudheidkundige waarde. Het betreft hier met name archeologische relicten in hun oorspronkelijke ruimtelijke context. Zowel grote complexen/structuren zoals nederzettingsterreinen, als afzonderlijke vondsten kunnen met deze term worden aangeduid.

1.11 Bebouwing

Één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.12 Bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.

1.13 Bedrijf

Een onderneming gericht op het bedrijfsmatig verrichten van activiteiten c.q. het verlenen van diensten die liggen op het vlak van industrie, handel en groothandel met eventueel bijbehorende showroom (derhalve géén detailhandel daaronder te begrijpen, tenzij deze ondergeschikt is), ambacht, nijverheid, productie, distributie, logistiek, vervoer, opslag, ict en internet bedrijven, reparatie (waaronder geen autoreparatiebedrijven), e.d. Tevens worden hiertoe gerekend bijbehorende kantoorruimten en installaties.

1.14 Bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.

1.15 Bestaand bouwwerk

Een bouwwerk, dat:
  • op het moment van het ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan bestaat of in uitvoering is;
  • na dat tijdstip is of mag worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen of, waarbij de aanvraag om omgevingsvergunning voor dat tijdstip is ingediend.

1.16 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak.

1.17 Bezoekersintensiteit

Het aantal bezoekers van een bedrijf en/of voorziening per oppervlakte-eenheid; daarbij kan het volgende onderscheid worden gemaakt:
  • laag (extensief): vrijwel nooit of incidenteel bezoekers in het kader van de bedrijfsvoering (> 300 m² / bezoeker);
  • regelmatig: regelmatig contact met klanten of relaties (100-300 m² / bezoeker);
  • hoog (intensief): dagelijkse stroom bezoekers substantieel onderdeel van de bedrijfsvoering, bedrijfsactiviteit gericht op klanten/ bezoekers, baliefuncties e.d. (< 100 m² / bezoeker).

1.18 Bevi-bedrijf

Een bedrijf dat valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.19 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.20 Bijgebouw

Een met een hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouwd dat ten dienste staat van het hoofdgebouw en door zijn ligging, constructie of afmeting ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.21 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.22 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak.

1.23 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.24 Bouwperceelgrens

Een grens van een bouwperceel.

1.25 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.26 Bouwwerk geen gebouw zijnde

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.27 Bruto vloeroppervlak (bvo)

De totale oppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.28 Consumentenvuurwerk

Vuurwerk dat is ingedeeld in categorie F1,F2 of F3 en dat bij of krachtens het Vuurwerkbesluit is aangewezen als vuurwerk dat ter beschikking mag worden gesteld voor particulier gebruik.

1.29 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen, die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt mede begrepen: een afhaalservice zonder de mogelijkheid ter plaatse te consumeren.

1.30 Detailhandel in volumineuze goederen

Detailhandel in de volgende categorieën:
  • detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
  • detailhandel in volumineuze goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen;
  • tuincentra;
  • grootschalige meubelbedrijven, al dan niet  - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering;
  • bouwmarkten.

1.31 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten.

1.32 Distributie

Het georganiseerd vervoeren van (bijvoorbeeld) goederen van producent naar consument.

1.33 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.34 Geluidshinderlijke inrichtingen

Bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99, laatst gewijzigd Stb. 2001, 29) en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2002, 604);

1.35 Groothandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen die deze goederen in een door hen gedreven ondernemingen aanwenden.

1.36 Handelsbedrijf

Een bedrijf dat bedrijfsmatig goederen ten verkoop uitstalt, te koop aanbiedt, verkoopt of levert.

1.37 Hoofdgebouw

Een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.38 Horeca

 
Categorie I ‘lichte horeca’
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en ’s avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiding:
1a Aan detailhandelsfunctie verwante horeca:
  • Automatiek;
  • Broodjeszaak;
  • Cafetaria;
  • Croissanterie;
  • Koffiebar;
  • Lunchroom;
  • IJssalon
  • Snackbar;
  • Tearoom;
  • Traiteur.
1b Overige lichte horeca:
  • Bistro;
  • Restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);
  • Hotel.
1c Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking:
  • Bedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250m²;
  • Restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, McDrives).
Categorie 2 ‘middelzware horeca’
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijk hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:
  • Bar;
  • Bierhuis;
  • Biljartcentrum;
  • Café;
  • Proeflokaal;
  • Shoarma/grillroom;
  • Zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
Categorie 3 ‘zware horeca’
Bedrijven die voor een goed functioneren ook ’s nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:
  • Dancing;
  • Discotheek;
  • Nachtclub;
  • Partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten) en muziek-/dansevenementen.
 

1.39 ICT-bedrijf

Een bedrijf, dat is gericht op het ontwikkelen en beheren van systemen, netwerken, databanken en websites met inbegrip van het onderhouden van computers en programmatuur en het schrijven van administratieve software.

1.40 Industrieel bedrijf

Een bedrijf, dat is gericht op het geheel of overwegend machinaal verwerken van grondstoffen en/of vervaardigen van producten (nijverheids- en productie-technische bedrijven).

1.41 Internet bedrijf

Een bedrijf, dat producten bedrijfsmatig, overwegend via internet, te koop aanbiedt, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, verkoopt en/of levert aan wederverkopers, dan wel aan bedrijven of instellingen die deze goederen in een door hen gedreven ondernemingen aanwenden dan wel aan particulieren.

1.42 Kantoor

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, al dan niet in rechtstreekse aanraking met het publiek.

1.43 Kap

Een constructie van één of meer dakvlakken met een helling van meer dan 30° en minder dan 65°.

1.44 Kantoorhoudend bedrijf

Een bedrijf waarvan een kantoor deel uit maakt.

1.45 KNA

Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (zie www.sikb.nl).

1.46 Logistieke-dienstverlening

Dienstverlening waarbij de gehele fysieke distributie (transport, voorraadbeheer, ontvangst, opslag en orderverzameling) en de daaraan verbonden informatiefunctie wordt verzorgd door een producent.

1.47 Nutsvoorzieningen

Voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.48 Omgevingsvergunning

Een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: Wabo).

1.49 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder b van de Wabo.

1.50 Omgevingsvergunning voor het afwijken

Omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met dit plan met toepassing van de in dit plan opgenomen regels inzake afwijking, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder c jo. artikel 2.12 lid 1 sub a onder 1 van de Wabo.

1.51 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk, op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo.

1.52 Ondergeschikte detailhandel

Detailhandel die als activiteit in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie en uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van een onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de onderneming.

1.53 Ondergeschikte onderdelen

Een buiten de dakvlakken uitstekend ondergeschikt deel van een gebouw, zoals een dakvenster, een balkon, een luifel en een bloemenvenster, met uitzondering van een uitgebouwd deel van een gebouw (ter uitbreiding van het oppervlak).

1.54 Ondergronds bouwen

Het bouwen van een (gedeelte van een) bouwwerk, waarvan de vloer is gelegen op ten minste 1,75 meter beneden peil.

1.55 Opgraven/opgraving (Archeologie)

De ontsluiting van een vindplaats met als doel de informatie te verzamelen en vast te leggen die nodig is voor het beantwoorden van de in het Programma van Eisen verwoorde onderzoeksvra(a)g(en) en het behalen van de onderzoeksdoelstellingen.

1.56 Ophogen/Ophoging

Het blijvend verhogen van het bestaande maaiveld door het aanbrengen van grond of andersoortige materialen.

1.57 Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde,  voorzien van een gesloten dak.

1.58 Parkeervoorziening

Elke al dan niet overdekte stallingsgelegenheid ten behoeve van gemotoriseerd verkeer.

1.59 Peil

  1. voor gebouwen, waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  2. in andere gevallen, de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein

1.60 Reclame-uiting

Elke aanduiding van commerciële of niet-commerciële aard, in de vorm van een opschrift, aankondiging en of mededeling al of niet in combinatie met een bouwkundige uitbreiding of attentie-element, voor zover deze van de openbare straat in, op, aan of rondom gebouwen zichtbaar is.

1.61 Risicovolle inrichtingen

Inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.62 Transport

Vervoer, het overbrengen van goederen of personen.

1.63 Transport- en distributiesector

Economische sector bestaande uit: transport, logistieke dienstverlening, distributie, e-commerce en Value Added Logistics en/of Value Added Services.

1.64 Value added logistics (VAL) en/of Value added services (VAS)

Logistieke bedrijven die zich - naast transport en opslag van goederen - richten op activiteiten die een toegevoegde waarde aan een product opleveren gedurende het logistieke proces of die een toegevoegde waarde opleveren voor het logistieke proces zelf, zoals etikettering, ompakken, toevoegen van onderdelen en software, assemblage, bundelen, voorraadbeheer, terugwinnen van grondstoffen, order-picking en kwaliteitscontroles

1.65 Verstoring (Archeologie)

Aantasting van een gebied met archeologische waarden. Dit verschijnsel kan zich voordoen: door erosie, afgraving of egalisatie, door (diepe) bewerking van de bovengrond, door zetting als gevolg van ophoging, door verdroging en verzuring.

1.66 Voorgevel

De gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.67 Vrijstellingsdiepte (Archeologie)

De in de bij deze regels opgenomen bijlage 3 voor dat gebied, aangegeven vrijstellingsdiepte.

1.68 Weg

Alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

1.69 Zelfstandige kantoren zonder balie functies

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, zonder rechtstreekse aanraking met het publiek.

1.70 Zelfstandige kantoren met balie functie met een matige publieksaantrekkende werking

Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, dat door zijn indeling en inrichting kennelijk is bestemd voor het verlenen van diensten en/of het uitvoeren c.q. verrichten van handelingen, die een administratief karakter hebben dan wel handelingen die een administratieve voorbereiding of uitwerking behoeven, met rechtstreekse aanraking met het publiek, zoals een notaris, accountant, advocaat.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Dakhelling

Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 De goothoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 De inhoud van een bouwwerk

Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk

Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 De oppervlakte van een bouwwerk

Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 De afstand tot de perceelsgrens

De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de (zijdelingse) perceelsscheiding van het bouwperceel.

2.7 De afstand tussen gebouwen

De kortste afstand tussen de buitenwerkse gevelvlakken van de gebouwen.

2.8 Het bruto-/bedrijfsvloeroppervlak van een gebouw

Gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw.

2.9 De lengte, breedte en diepte van een bouwwerk

Tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels (en/of hart van scheidsmuren).

2.10 Ondergeschikte bouwonderdelen

Bij toepassing van het in dit artikel bepaalde worden ondergeschikte bouwonderdelen, zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, luchtkokers, bliksemafleiders, wolfseinden, dakkapellen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijventerrein - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. grootschalige logistieke bedrijven voor zover het betreft:
    1. transport-, distributie, overslag- en expeditiebedrijven inclusief Value Added Logistics (VAL), en Value Added Services (VAS);
    2. bedrijven waarbij lichte assemblage- en handelingsactiviteiten (overpakken, labelen en dergelijke) en overslag en opslag ten behoeve van distributiedoeleinden kunnen plaatsvinden;
    3. internetbedrijven, logistieke dienstverlening, e-commerce bedrijven en/of webwinkels;
  2. in ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten bijbehorende voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, groen-, water-, waterberging-, nuts-, en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder laad- en losvoorzieningen, receptie c.q. meldpuntvoorzieningen, voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen;
    met dien verstande dat:
  3. per bedrijfsvestiging het kantoorvloeroppervlak maximaal 2.500 m² mag bedragen;
  4. transport/vervoer van gevaarlijke stoffen niet is toegestaan;
  5. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan.

3.2 Bouwregels

3.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  3. alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen kan worden afgegeven dient een door het college van burgemeester en wethouders goedgekeurd inrichtings- en beplantingsplan te zijn uitgevoerd waaruit blijkt dat een goede landschappelijke inpassing van de bebouwing is verzekerd en de waterberging is geborgd.
3.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen zijn uitsluitend ter plaatse van het als zodanig aangegeven bouwvlak toegestaan;
  2. de oppervlakte aan bedrijfsgebouwen dient per bouwperceel minimaal 20.000 m² te bedragen;
  3. de onderlinge afstand van niet-aaneengebouwde gebouwen op hetzelfde bouwperceel dient ten minste 1.00 m te bedragen;
  4. onverminderd het onder a bepaalde, dient de afstand van gebouwen tot de voor-, zijdelingse en achterliggende perceelsgrenzen ten minste 5 m te bedragen;
  5. de hoogte van gebouwen mag ten hoogste 20 m bedragen, met uitzondering van nutsvoorzieningen waarvan de goothoogte maximaal 3 m mag bedragen;
  6. gebouwen mogen niet anders dan van een platte afdekking worden voorzien;
3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
    1. erfafscheidingen 3 m;
    2. (reclame)masten en verlichtingsarmaturen 10 m;
3.2.4 Parkeernormen
Voor wat betreft parkeren gelden de volgende CROW parkeernormen per functie:
  1. Opslag / expeditie / magazijn / hal 0.80 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo
  2. Bijbehorende kantoor (niet zelfstandig) zonder baliefunctie 1,70 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo  
met dien verstande dat het stallen van het (vracht)verkeer en de parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.
 

3.3 Afwijken van de bouwregels

3.3.1 Omvang en positionering hoofdgebouwen en parkeernorm
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde:
  1. in lid 3.2.2 onder a ten behoeve van het realiseren van ondergeschikte bouwdelen van het hoofdgebouw buiten het bouwvlak voor zover de overschrijding niet meer dan 5 m bedraagt;
  2. in lid 3.2.4 af te wijken van de parkeernormen;
  3. omgevingsvergunning als bedoeld in a en/of b wordt uitsluitend verleend onder de voorwaarde dat:
    1. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;
    2. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;
    3. de afwijking onder 3.3.1. onder b uitsluitend kan worden verleend indien aangetoond kan worden dat er voldoende ruimte aanwezig is op het perceel om wel te kunnen voldoen aan de parkeernorm;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
    5. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijdingsmogelijkheden zijn gewaarborgd;
    6. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is c.q. zijn;
    7. in het kader van artikel 3.3.1 aangetoond kan worden dat het betreffende bedrijf voldoende heeft aan minder parkeerplaatsen dan de minimale norm voorschrijft;
    8. in het kader van artikel 3.3.1 de openbare ruimte niet mag worden belast met de parkeerdruk van het betreffende bedrijf;
    9. in het kader van artikel 3.3.1 er voldoende ruimte dient te blijven gereserveerd ten behoeve van parkeren om te kunnen blijven voldoen aan het bepaalde in artikel 3.2.4.

3.4 Specifieke gebruiksregels

3.4.1 Strijdig gebruik
Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken:
  1. voor functies die niet binnen de begripsomschrijving vallen van artikel 3.1;
  2. voor AMVB-inrichtingen waarvoor krachtens artikel 8.40 van de Wet op Milieubeheer afstanden gelden met het oog op externe veiligheid, tenzij de veiligheidsafstanden vanwege de inrichtingen op het bedrijventerrein binnen de eigen perceelsgrens of -grenzen liggen en met uitzondering van gasreduceer-, compressor-, meet- en regelinstallaties categorie A.
  3. buiten het als zodanig aangegeven bouwvlak, voor de opslag van goederen;
  4. ten behoeve van smart- en/of growshop en/of groothandel in smart- en growproducten en/of belwinkel;
  5. voor wonen;
  6. voor (ondergeschikte) detailhandel en zelfstandige kantoren, met uitzondering van e-commerce, webwinkels c.q. internetbedrijven;
  7. voor horecadoeleinden, met uitzondering van kleinschalige horecavoorzieningen ten behoeve van de eigen werknemers, zoals een bedrijfsrestaurant.
3.4.2 Akoestische inpasbaarheid
Bedrijven die op grond van de AIM-module van het ministerie van Infrastructuur en Milieu worden beschouwd als een inrichting van het type A, B of C, moeten, in geval van oprichting, uitbreiding-/wijziging of verandering, een akoestisch onderzoek overleggen (zie bijlage 2 van deze regels 'Voorwaarden akoestisch onderzoek') die aantoont dat de geluidsbelasting vanuit de bedrijfsactiviteiten passen binnen de geluidzonering van het onderhavige bestemmingsplan.
3.4.3 Voorwaardelijke verplichting terreinverlichting
Bedrijven die op grond van de AIM-module van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu worden beschouwd als een inrichting van het type A, B of C en die terreinverlichting aanbrengen of wijzigen moeten een lichtonderzoek overleggen dat aantoont dat de verlichtingsinstallatie ter plaatse van de gevel van omwonenden voldoet aan de grenswaarden uit de Richtlijn Lichthinder van de NSVV.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

3.5.1 Staat van Bedrijfsactiviteiten
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 3.1 teneinde bedrijven in de transport- en distributiesector toe te laten die voorkomen in tot ten hoogste milieucategorie 4.1 en voor zover het betrokken bedrijf naar aard, omvang, past binnen de in artikel 3.1 genoemde omschrijving en voor zover uitsluitend opererend in de transport- en distributiesector met dien verstande dat:
  2. geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan.

Artikel 4 Bedrijventerrein - 2

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven voor zover deze voorkomen in ten hoogste milieucategorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  2. bijbehorende voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van algemeen nut zoals verkeers-, groen-, water-, waterberging-, nuts-, en daarmee vergelijkbare voorzieningen, waaronder laad- en losvoorzieningen, receptie c.q. meldpuntvoorzieningen, voet- en fietspaden, ontsluitingswegen, parkeervoorzieningen, straatmeubilair, abri's, kunstobjecten, transformatorhuisjes, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, bergbezinkbassins en retentievoorzieningen;
    met dien verstande dat: 
  3.  per bedrijfsvestiging het kantoorvloeroppervlak niet meer dan 50% van het totale bedrijfsvloeroppervlak mag bedragen tot een maximum  1.000 m² ;
  4. transport/vervoer van gevaarlijke stoffen niet is toegestaan;
  5. risicovolle inrichtingen zijn niet toegestaan.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 2 m.
 
4.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. gebouwen;
  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
4.2.2 Gebouwen
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de naar de weg gekeerde perceelgrens bedraagt ten minste 5 m;
  2. de afstand van bedrijfsgebouwen tot de overige perceelsgrenzen bedraagt ten minste 3m;
  3. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 1 m;
  4. de bouwhoogte van gevels van bedrijfsgebouwen zoals bedoeld in lid 4.2.1 onder a bedraagt ten minste 6m;
  5. de bouwhoogte van bedrijfsgebouwen bedraagt ten hoogste 12m;
  6. bedrijfsgebouwen mogen niet anders dan van een platte afdekking worden voorzien;
  7. de oppervlakte van het bouwperceel van een bedrijf bedraagt ten minste 1000 m²:
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste bedragen:
  1. erfafscheidingen 2 m;
  2. (reclame)masten en verlichtingsarmaturen 10 m;
  3. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde ten hoogste de ter plaatse geldende bouwhoogte van hoofdgebouwen, zijnde 12 m:
4.2.4 Parkeernormen
Voor wat betreft parkeren gelden de volgende CROW parkeernormen per functie:
  1. Groothandel / industrie  2.60 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo;
  2. Opslag / expeditie / magazijn / hal 0.80 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo ;
  3. Bedrijfsverzamelgebouw 1,30 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo ;
  4. Bijbehorend kantoor (zonder baliefunctie) 1,70 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo;
  5. Voor overige toegestane functies gelden de CROW parkeernormen:
Met dien verstande dat parkeerplaatsen op eigen terrein dienen te worden gerealiseerd.

4.3 Afwijken van de bouwregels

 
4.3.1 Omvang en positionering hoofdgebouwen
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.2.2 onder voorwaarde dat:
  1. de afwijking noodzakelijk is uit een oogpunt van doelmatige bedrijfsvoering en een efficiënt gebruik van het bouwperceel of de bouwpercelen;
  2. de functionele en ruimtelijke structuur niet onevenredig worden aangetast;
  3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast;
  4. de verkeersveiligheid, brandveiligheid c.q. brand- en rampenbestrijdingsmogelijkheden zijn gewaarborgd;
  5. op het bouwperceel parkeer-, laad- en losruimte van voldoende omvang aanwezig is c.q. zijn;
  6. in het kader van artikel 4.2.4 aangetoond kan worden dat het betreffende bedrijf voldoende heeft aan minder parkeerplaatsen dan de minimale norm voorschrijft;
  7. in het kader van artikel 4.2.4 de openbare ruimte niet mag worden belast met de parkeerdruk van het betreffende bedrijf;
  8. in relatie tot artikel 4.2.4 er voldoende ruimte dient te blijven gereserveerd ten behoeve van parkeren om te kunnen blijven voldoen aan het bepaalde in artikel 4.2.4.
4.3.2 Dakvorm
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder zijn bevoegd ontheffing te verlenen van het bepaalde in lid 4.2.2 onder f voor het toepassen van een andere dakvorm, indien de landschapswaarde en de beeldkwaliteit niet onevenredig worden aangetast.

4.4 Specifieke gebruiksregels

 
4.4.1 Strijdig gebruik
Het is niet toegestaan de gronden te gebruiken voor functies die niet binnen de begripsomschrijving vallen van artikel 4.1.
Met betrekking tot het gebruik gelden voorts de volgende regels:
  1. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  2. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  3. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  4. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dam 6 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  5. opslag van goederen buiten het bouwvlak is niet toegestaan; per bedrijf is kantooroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bruto vloeroppervlakte niet toegestaan;
  6. kantoorvloeroppervlakte van meer dan 1.000 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  7. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van detailhandel zoals genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten en met uitzondering van detailhandel voor zover die een normaal en ondergeschikt onderdeel uitmaakt van de totale bedrijfsvoering;
4.4.2 Akoestische inpasbaarheid
Bedrijven die op grond van de AIM-module van het ministerie van Infrastructuur en Milieu worden beschouwd als een inrichting van het type A, B of C, moeten, in geval van oprichting, uitbreiding-/wijziging of verandering, een akoestisch onderzoek overleggen (zie bijlage 2 van deze regels 'Voorwaarden akoestisch onderzoek') die aantoont dat de geluidsbelasting vanuit de bedrijfsactiviteiten passen binnen de geluidzonering van het onderhavige bestemmingsplan.
4.4.3 Voorwaardelijke verplichting terreinverlichting
Bedrijven die op grond van de AIM-module van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu worden beschouwd als een inrichting van het type A, B of C en die terreinverlichting aanbrengen of wijzigen moeten een lichtonderzoek overleggen dat aantoont dat de verlichtingsinstallatie ter plaatse van de gevel van omwonenden voldoet aan de grenswaarden uit de Richtlijn Lichthinder van de NSVV.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels

4.5.1 Staat van Bedrijfsactiviteiten Hogeweg V, eerste herziening
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. lid 4.1 teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in lid 4.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
  2. lid 4.1 teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat ban Bedrijfsactiviteiten Hogeweg V, eerste herziening zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd;
    met dien verstande dat: 
  3. geluidshinderlijke inrichtingen niet zijn toegestaan.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. beplantingen en plantsoenen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' (sv-1): tevens wandel- en fietspaden;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2' (sv-2): tevens wandel- en fietspaden en calamiteitenontsluiting;
  4. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen;

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt te hoogste 2 m.

5.3 Nadere eisen

  1.  Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het college van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) bomen en andere opgaande beplanting te verwijderen, kappen, of rooien.
  2. Overtreding van het verbod van lid 5.3 eerste lid, is een strafbaar feit, zoals bedoeld in artikel 1a van de Wet op de economische delicten.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik geldt dat de breedte van voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding ter plaatse van de aanduiding 'water' niet meer dan 12 m mag bedragen.
 

Artikel 6 Verkeer

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, bus stroken, voet- en fietspaden;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd:
  2. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen grondenzijn bestemd voor:
  1. water ten behoeve van de waterhuishouding en groen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 1' (sv-1): tevens wandel- en fietspaden;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - 2' (sv-2): tevens wandel- en fietspaden en calamiteitenontsluiting;
  4. bij deze bestemming behorende nutsvoorzieningen.

7.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of verlichting bedraagt ten hoogste 3 m.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

8.1.1 Algemeen
De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.

8.2 Bouwregels

8.2.1 Bouwwerken ten behoeve van deze bestemming
  1. Op de in artikel 8 lid 1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze dubbelbestemming worden gebouwd;
  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3,50 meter.
8.2.2 Andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van andere voor deze gronden geldende bestemming(en)
  1. ten behoeve van andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag worden gebouwd, tenzij de grond- of graafwerkzaamheden dieper gaan dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld en hierbij het te verstoren oppervlak onder de vrijstellingsdiepte groter is dan 50 m²;
  2. het bepaalde onder artikel 8 lid 2.2 sub a is niet van toepassing indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.

8.3 Afwijken van de bouwregels

8.3.1 Algemene afwijking
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd via een omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1,
sub c juncto artikel 2.12, lid 1, sub a, sub 1 Wabo af te wijken van het bepaalde onder artikel 8 lid 2.2 sub a ten behoeve van het bouwen in een plangebied met een te verstoren oppervlak groter dan 50 m² onder de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, indien de aanvrager van de vergunning artikel 2.1, lid 1 sub a Wabo een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin wordt aangetoond dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden van het terrein naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate worden veiliggesteld.
8.3.2 Voorwaarden
Indien uit het onder artikel 8 lid 3.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kunnen burgemeester en wethouders één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de vergunning:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  3. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
8.3.3 Advies
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7 lid 3.1, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologische deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in dat lid. Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

8.4.1 Omgevingsvergunningsvereiste
Het is verboden op of in deze gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1 sub b Wabo) de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld, waartoe ook wordt gerekend afgraven, diep woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage met kettingtechniek;
  2. het ophogen van de bodem met meer dan 2.00 meter waartoe wordt gerekend het aanleggen van tijdelijke gronddepots;
  3. het aanleggen, vergraven, verruimen en dempen van sloten, vijvers en andere wateren op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  4. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen, zulks indien de diepte van de aan te brengen verharding meer dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld bedraagt;
  5. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op één of andere wijze indrijven van voorwerpen in de grond op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  6. het verlagen van het waterpeil, voor zover dit geen bevoegdheid van het waterschap betreft;
  7. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld;
  8. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur op een grotere diepte dan de vrijstellingsdiepte beneden het maaiveld.
8.4.2 Uitzonderingsregel
Het in artikel 8 lid 4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
  1. een te verstoren oppervlak van het plangebied beslaan van ten hoogste 50 m², of een verstorend oppervlak onder de vrijstellingsdiepte hebben van minder dan 50 m²;
  2. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  3. betreffen het aanbrengen van drainage middels sleufloze technieken;
  4. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  5. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
8.4.3 Voorwaarden
  1. De omgevingsvergunning wordt verleend, indien is gebleken dat de in artikel 8 lid 4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van archeologische waarden;
  2. Voor zover de in artikel 8 lid 4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologische waarden, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:
    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    3. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  3. De vergunning kan alleen worden verleend nadat de aanvrager een archeologisch rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein, dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
8.4.4 Advies
Alvorens de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen, vragen burgemeester en wethouders aan de archeologisch deskundige om advies omtrent het criterium als bedoeld in artikel 8 lid 4.3.  Bij een negatief advies verzoeken burgemeester en wethouders de archeologisch deskundige de verder te nemen stappen aan te geven.

8.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

8.5.1 Omgevingsvergunningsvereiste
Het is verboden bouwwerken die zich op gronden van deze dubbelbestemming bevinden zonder, of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning artikel 2.1, lid 1 sub g Wabo) te slopen.
8.5.2 Uitzonderingsregel
Het verbod als bedoeld in artikel 8 lid 5.1 is niet van toepassing indien de sloopwerkzaamheden:
  1. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in artikel 8 lid 2.2 sub b in acht is genomen;
  2. een te verstoren oppervlak van het plangebied beslaan van ten hoogste 50 m², of een verstorend oppervlak onder de vrijstellingsdiepte hebben van minder dan 50 m²;
  3. reeds vergung zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
8.5.3 Voorwaarden
In het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen burgemeester en wethouders regels verbinden aan een omgevingsvergunning voor het slopen op of in gronden op de verbeelding en aangeduid met 'Waarde - Archeologie-1'.
8.5.4 Te verbinden regel
Aan de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8 lid 5.1, kunnen burgemeester en wethouders de regel verbinden dat de sloopwerken vanaf het maaiveld en dieper worden begeleid door een gekwalificeerd deskundige, indien de latere verstoringsoppervlakte groter is dan 50 m² of het latere verstorend oppervlak onder de vrijstellingsdiepte groter is dan 50 m².
8.5.5 Melding vondsten van zeer hoge waarde
Indien tijdens de begeleiding van de sloopwerken volgens de KNA behoudenswaardige vondsten worden aangetroffen, wordt hiervan terstond melding gemaakt bij burgemeester en wethouders die in het belang van de archeologische monumentenzorg aanvullende regels kunnen verbinden aan de omgevingsvergunning tot sloop.

8.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd met toepassing van artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologi-1', als bedoeld in artikel 8 lid 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Percentages

Een aangegeven percentage, geeft aan hoeveel van het bouwvlak van het desbetreffende bouwperceel ten hoogste mag worden bebouwd met gebouwen en overkappingen. Bij het ontbreken van een percentage mag het bouwvlak volledig worden bebouwd, tenzij in hoofdstuk 2 anders is bepaald.

10.2 Bestaande afstanden en andere maten

 
10.2.1 Maximaal toelaatbaar
Indien afstanden tot, en hoogten, inhoud, aantallen en/ of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.  
10.2.2 Minimaal toelaatbaar
In die gevallen dat afstand tot, en hoogte, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
10.2.3 Heroprichting
In het geval van heroprichting van gebouwen is het bepaalde in lid 10.2.1 en 10.2.2 uitsluitend van toepassing indien het geschiedt op dezelfde plaats.

10.3 Overschrijding bouwgrenzen

De aangegeven bouwgrenzen/voorgevel mogen/mag uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, trappen(huizen), hellingbanen, funderingen, entreeportalen, veranda's mits de overschrijding niet meer dan 2.50 m bedraagt;
  2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1.50 m bedraagt
 

10.4 Verbod ondergronds bouwen

Binnen de bij dit plan gegeven bestemmingen in hoofdstuk 2 is ondergronds bouwen algeheel verboden.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Strijdigheid artikelen

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in de artikelen 3 tot en met 8 aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels.

11.2 Specifieke afwijkingsregel

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 13.1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

11.3 Belangenprocedure bij een specifieke afwijkingsregel

De omgevingsvergunning als bedoeld in lid 11.2 (specifieke afwijkingsregel) wordt pas verleend, nadat toepassing is gegeven aan het bepaalde in de hoofdstukken 2 en 3 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (algemene procedureregels).

Artikel 12 Algemene afwijkingsregels

12.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woon- en milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, en tenzij daardoor belangen van derden niet onevenredig worden geschaad, bij een omgevingsvergunning afwijken van het in dit plan bepaalde:
  1. ten aanzien van de plaats van de bebouwingsgrenzen, voor zover de afwijking van geringe aard is en ten aanzien van andere ondergeschikte punten, wanneer dit met het oog op de praktische uitvoering gerechtvaardigd is, respectievelijk indien de aanpassing aan de terreingesteldheid dit noodzakelijk maakt;
  2. van de in de artikelen 3 tot en met 8 genoemde maten resp. percentages, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 10%;
  3. van enige bestemming van gronden uitsluitend ten behoeve van het bouwen van bouwwerken van openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, telefooncellen en wachthuisjes, met dien verstande, dat de inhoud per op te richten bouwwerk niet meer dan 50 m³ zal bedragen en de goothoogte ervan niet meer dan 3 meter zal bedragen.

Artikel 13 Algemene wijzigingsregels

13.1 Wijzigingsbevoegdheid vrijstellingenkaart

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de in bijlage 3 opgenomen vrijstellingenkaart te wijzigingen indien nieuwe archeologische inzichten daartoe aanleiding geven.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

   

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

14.2 Afwijken

Eenmalig kan bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 13.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

14.3 Uitzondering op het overgangsrecht bouwwerken

Lid 13.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.4 Overgangsrecht gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.5 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 13.4, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.6 Verboden gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in lid 13.4, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

14.7 Uitzondering op het overgangsrecht gebruik

Lid 13.4 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

14.8 Hardheidsclausule

Voor zover van toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Hogeweg V, 1e herziening, van de gemeente Hulst.
 
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 14 december 2017.