Plan: | Rotonde N290 - Oude Zoutdijk - Parallelweg West Hulst |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0677.bphulrtndeoudeztdk-001V |
De Oude Zoutdijk is de belangrijkste gebiedsontsluitingsweg van Hulst voor verkeer in noordelijke richting. De Provincie Zeeland is eigenaar en wegbeheerder van de N290 en wenst de kruising te vervangen door een enkelbaans rotonde, nieuwe watergangen en bijbehorend groen.
Omdat een rotonde een iets groter ruimtebeslag heeft ten opzichte van het bestaande kruispunt past de nieuwe rotonde incl. de aanpassing van de aansluitingen op de nieuwe rotonde op een aantal punten niet binnen de ter plaatse geldende verkeersbestemming. Om het initiatief mogelijk te maken is voorliggend bestemmingsplan opgesteld.
Het gebied waar de rotonde is voorzien is gelegen aan de noordwestzijde van de kern Hulst. De doorgaande provinciale weg N290 is de doorgaande route en loopt vanaf de Belgische grens bij Kapellebrug naar Terneuzen. De kruising vormt de meest noordelijke entree van de stad en sluit aan op de Oude Zoutdijk. Aan de westzijde vormt de kruising, via de Parallelweg West, een belangrijke ontsluiting van het aan de westzijde gelegen buitengebied.
Figuur 1.1 ligging plangebied (bron: Rhobasisviewer)
De huidige kruising ligt voor het grootste gedeelte binnen de grenzen van het op 16 mei 2013 vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Hulst. Ook is hier het
'Bestemmingsplan Archeologische en Aardkundige waarden' van toepassing. Dit bestemmingsplan is vastgesteld op 8 juni 2017.
De bestaande aansluiting van het fietspad aan de oostzijde is gelegen in het op 15 april 2021 vastgestelde bestemmingsplan 'Kernen Hulst 1H'.
Tot slot is op 23 februari 2017 voor een gedeelte van de gemeente de 'Parapluherziening Huisvesting Arbeidsmigranten' vastgesteld. Deze herziening is niet van toepassing op de aanleg van de rotonde.
Figuur 1.2 Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Buitengebied Hulst' en 'Kernen Hulst' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Figuur 1.3 Uitsnede geldend 'Bestemmingsplan Archeologische- en Aardkundige waarden' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)
Zoals in figuur 1.2 is te zien is het grootste deel van het plangebied is bestemd voor 'Verkeer'. Binnen deze bestemming is het aanleggen van de rotonde toegestaan. Verder geldt voor het grootste gedeelte van het plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' (zie figuur 1.3). Deze bestemming beschermt de archeologische waarden in de bodem. Voor grond- en graafwerkzaamheden van 40 centimeter onder maaiveld en met een oppervlakte van meer dan 500 m² geldt een archeologische onderzoeksplicht.
Omdat de rotonde, inclusief fietspaden en aansluiting van de parallelweg aan de westzijde meer grondoppervlak beslaat dan de huidige kruising past deze niet binnen de 'Verkeersbestemming'. Op 3 plaatsen is er sprake van een overschrijding van het bestemmingsplan. Aan de noordoostzijde valt het nieuwe fietspad en de nieuwe sloot binnen de bestemming 'Groen'. Aan de westzijde vallen de watergangen en de parallelweg binnen de bestemming 'Agrarisch. Ten aanzien van archeologie geldt de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie-2'. Omdat vooral de watergangen dieper zijn dan 40 centimeter en een in totaliteit grotere oppervlakte beslaan dat 500 m² is archeologisch onderzoek noodzakelijk.
Figuur 1.3 Overschrijding bestemmingen (rood omcirkeld)
Toetsing
Het voorliggende plan voorziet in het vervangen van een bestaande kruising met verkeerslichten naar een rotonde. Voor het grootste gedeelte kan de rotonde uitgevoerd worden binnen de verkeersbestemming. Een klein gedeelte van de rotonde valt binnen de bestemmingen 'Groen' en 'Agrarisch'. De beoogde ontwikkeling past hiermee niet binnen de kaders van de geldende bestemmingsplannen.
Hoofdstuk 2 geeft een beschrijving van de huidige situatie in en rond het plangebied. In hoofdstuk 3 wordt de beoogde ontwikkeling getoetst aan de beleidskaders van het Rijk, de provincie Zeeland en de gemeente Hulst. Hoofdstuk 4 omvat de toets aan de sectorale aspecten. In hoofdstuk 5 komt de juridische planbeschrijving aan de orde. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan en de procedure.
De provinciale weg N290 vormt de verbinding tussen de N61 (Terneuzen - Schoondijke) en de N62 (A58 - Gent) en de Nederland-Belgische grens bij Kapellebrug en maakt onderdeel uit van de hoofdroutestructuur van Zeeland. In figuur 2.1 is de ligging van de N290 weergegeven.
Figuur 2.1 ligging N290 plangebied met plangebied in rood aangegeven (bron: Googlemaps)
Vanaf de jaren '50/'60 van de 20e eeuw is de stad Hulst aan de noordwestzijde buiten de stadswallen flink uitgebreid met woningbouwlocaties en voorzieningen. Dit vroeg om een goede nieuwe ontsluiting. De rijksweg 60/ rondweg Hulst is hiertoe aangelegd. Deze rijksweg vormde de verbinding Kruiningen/ Perkpolder naar de Belgische grens. Voor die tijd vormde de Tivoliweg de noordelijke ontsluiting van de stad.
Figuur 2.2 Aanleg rondweg Hulst N290 (bron: Topotijdreis kadaster)
Vanwege de komst van de Westerscheldetunnel in 2003 heeft de route geen bovenregionale functie meer en is de route overgedragen aan de provincie Zeeland en heeft vanaf dat moment de aanduiding N290 gekregen.
Zoals in figuur 2.3 is te zien zijn diverse kruisingen op de route al voorzien van een rotonde. Op de route ten noorden van het plangebied zijn twee enkelstrooksrotonde aanwezig en ten zuiden van het kruispunt twee turborotondes.
Figuur 2.3 aanwezige rotondes op N290 (plangebied in rood aangegeven) (bron: Rho basisviewer)
De bestaande kruising is momenteel voorzien van verkeerslichten. Verder zijn er rondom de kruising watergangen ten behoeve van de afwatering aanwezig en de bermen zijn voorzien van gras. In de noordoostelijke hoek van het groen bevinden zich enkele bomen. Over beiden takken van de N290 is een fietsoversteek aanwezig. In afbeelding 2.4 is de huidige vormgeving van het kruispunt afgebeeld.
Figuur 2.4 locatie en luchtfoto huidige situatie (bron: Cyclomedia)
Voor de verkeersveiligheid is een eenduidige inrichting van de weg van belang. Door het vervangen van de kruising met verkeerslichten in een rotonde draagt het plan bij aan de eenduidige inrichting van de weg en daarmee aan de verkeersveiligheid. Daarnaast zijn de verkeerslichten op dit kruispunt aan vervanging toe omdat na 20 jaar de leverancier van de automaat geen ondersteuning meer levert. Naast een verbetering van de verkeersveiligheid is het ombouwen van de verkeerslichten naar een rotonde ook financieel aantrekkelijker dan het behoud van verkeerslichten. Op basis van de visuele telling die DTV Consultants in 2019 voor meerdere rotondes in Zeeland heeft uitgevoerd, is een enkelstrooksrotonde voldoende om de verkeerscapaciteit op te vangen. De aanleg van de rotonde bestaat naast de wegverhardingen ook uit de aanleg van bijbehorende watergangen en groen.
De figuren 2.5 en 2.6 geven een sfeerimpressie van de ligging van de nieuwe rotonde ten opzichte van de omgeving.
Figuur 2.5 3D impressie ontwerp rotonde vanuit noordelijke richting (ambulancepost is indicatief) (bron: Provincie Zeeland)
Figuur 2.6 3D impressie ontwerp rotonde vanuit westelijke richting (ambulancepost is indicatief) (bron: Provincie Zeeland)
Het beleid vanuit de rijksoverheid, provincie Zeeland en de gemeente Hulst staat de aanleg van een rotonde binnen het plangebied niet in de weg. In dit hoofdstuk wordt dit nader toegelicht.
De Nationale Omgevingsvisie, kortweg NOVI, loopt vooruit op de inwerkingtreding van de Omgevingswet en vervangt op rijksniveau de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang. Zo kunnen in gebieden betere, meer geïntegreerde keuzes worden gemaakt. Aan de hand van een toekomstperspectief op 2025 brengt de NOVI de langetermijnvisie van het Rijk in beeld.
In wat voor Nederland willen we gaan leven in 2050
Als de wensen naast elkaar worden gelegd, ontstaat het volgende beeld. Het kabinet wil een land:
Nationale belangen
Gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk zijn samen verantwoordelijk voor de fysieke leefomgeving. Sommige belangen en opgaven overstijgen het lokale, regionale en provinciale niveau en vragen om nationale aandacht. Dit zijn de 'nationale belangen'. Het Rijk heeft voor alle nationale belangen een zogenaamde systeem verantwoordelijkheid. Voor een aantal belangen is het Rijk zelf verantwoordelijk. Maar voor een groot aantal nationale belangen zijn dat mede overheden. De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen, en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen.
Toetsing en conclusie
De beoogde ontwikkeling raakt geen belangen op Rijksniveau.
Voor de doorwerking van de rijksbelangen in plannen van andere overheden, is het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) opgesteld. Dit besluit en de regeling samen bevat alle ruimtelijke rijksbelangen die juridisch doorwerken op het niveau van bestemmingsplannen.
Het Barro/ de Rarro stelt niet alleen regels over de aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de Novi, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen. Het voorliggende plan om een bestaande kruising te vervangen door een rotonde is niet van nationaal belang en dus zijn er geen voorwaarden opgenomen in het Barro/ de Rarro.
Toetsing en conclusie
De rijksregels zoals vastgelegd in de Nationale Omgevingsvisie alsook in de wettelijke regeling vormen geen belemmeringen voor het voorliggende project.
Provinciale Staten van Zeeland hebben op 11 november 2021 de Zeeuwse Omgevingsvisie vastgesteld. De Zeeuwse Omgevingsvisie is een strategische langetermijnvisie voor Zeeland en beschrijft de uitdagingen voor de periode tot 2050, de Zeeuwse ambities voor 2050 en tussendoelen voor 2030.
De Omgevingsvisie beschrijft vier Zeeuwse Ambities:
De Omgevingsvisie bestaat uit 2 delen;
Deel A gaat in op de strategische langetermijnvisie voor Zeeland. Hierin staat beschreven welke uitdagingen e zijn en de Zeeuwse ambities voor 2050. Ook zijn instrumenten opgenomen om deze ambities te bereiken.
Deel B beschrijft de beleidsdoelstellingen voor 2030, de acties om deze doelstellingen te bereiken en de partijen die hierbij een rol spelen.
Mobiliteit en bereikbaarheid
Mobiliteit en bereikbaarheid is één van de doelen die beschreven zijn in de Omgevingsvisie. Een goede bereikbaarheid is belangrijk voor de provincie Zeeland en is dan ook als rode draad voor de toekomst van Zeeland benoemd. Onder bereikbaarheid en mobiliteit vallen snelle verbindingen, openbaar vervoer en doelgroepenvervoer, schone mobiliteit, verkeersveiligheid en digitale bereikbaarheid. Het verbeteren van de verkeersveiligheid door een veilige inrichting van wegen en een goede bereikbaarheid vormen is een belangrijk speerpunt.
Toetsing en conclusie
De rotonde komt de verkeersveiligheid ten goede en sluit hierbij aan bij de uitgangspunten van de provinciale Omgevingsvisie.
De Omgevingsverordening 2018 is gebaseerd op het Omgevingsplan 2018. Zodra de Omgevingswet in werking treedt de nieuwe omgevingsverordening in werking. Tot die tijd wordt er getoetst aan de Omgevingsverordening 2018. De Omgevingsverordening is de juridische vertaling van het beleid op hoofdlijnen zoals vastgelegd in de visie en vormt het juridische kader voor bestemmingsplannen.
Op grond van de Omgevingsverordening Zeeland 2018 heeft de kruising geen aanwijzing op grond van de verordening. Op 27 juni 2023 is de 11e wijziging van de provinciale verordening vastgesteld. Deze wijziging bevat onder andere een verfijning van de 'Binnendijken' die in Zeeland onderdeel uitmaken van het Natuurnetwerk Zeeland. Met deze verfijning is ook de historische dijk aan de noordwestzijde van het plangebied (zie figuur 3.1) aangewezen als 'bestaande natuur'. Deze natuurgebieden mogen niet worden verstoord als gevolg van ontwikkelingen.
Figuur 3.2: Uitsnede provinciale verordening Zeeland 2018, 11e wijziging, aanduiding bestaande natuur in groen (bron: ruimtelijke plannen.nl)
Voor het ontwerp van de rotonde en in het bijzonder de aansluiting van de westelijke parallelweg in noordelijke richting is rekening gehouden met de landschappelijk waardevolle dijk. Tijdens de werkzaamheden zal ook rekening worden gehouden met de beschermde status van de dijk. Verstoring van de bestaande natuur vindt dan ook niet plaats.
Toetsing en conclusie
Het project is niet gelegen in een gebied zoals aangewezen in de provinciale visie en verordening. Aan de noordwestzijde van het plangebied heeft de oude binnendijk een aanwijzing 'bestaande natuur'. Met het ontwerp van de rotonde is rekening gehouden met deze dijk zodat er geen negatieve effecten als gevolg van het plan.
Mobiliteitsvisie Zeeland 2028, Samen op weg naar kwaliteit
In de Mobiliteitsvisie 2028 staan de ambities van de provincie Zeeland op het gebied van mobiliteit, verkeer en vervoer in de periode tot 2028. Dit is een tussenstap op weg naar een florerende netwerksamenwerksamenleving die in 2040 voor Zeeland wordt voorzien. In de visie wordt uitgegaan van de huidige mobiliteit en infrastructuur, ruimtelijke strictuur en sociaaleconomische kenmerken van de provincie. De visie is opgebouwd aan de hand van 4 thema's;
- Sterke Netwerken;
- Bedrijvigheid
- Beleven: toerisme en recreatie
- Wonen en Leven
Sterke netwerken zijn gericht op een bereikbaar, veilig en leefbaar Zeeland. Betrouwbare hoofdverbindingen zijn cruciaal voor Zeeland. Een sterk en veilig netwerk is essentieel voor een gezonde economie en om fijn te kunnen wonen en leven.
In figuur 3.2 is het hoofdnetwerk van Zeeland en omgeving opgenomen. Het hoofdwegennet heeft tot doel om de onderlinge delen van Zeeland met elkaar, de Randstad, de Babantse stedenrij en Vlaanderen te verbinden. De N290 maakt onderdeel uit van dit hoofdnetwerk. De wegen van het hoofdnetwerk worden uitgevoerd volgens de hoogste eisen van het wegontwerp, waarbij gewerkt wordt met een goede wegencategorisering. Een goede wegencategorisering is een basisvoorwaarde om in samenhang naar bereikbaarheid, veiligheid en leefbaarheid te streven. De N290 maakt onderdeel uit van het hoofdwegennet van Zeeland en vormt daarbinnen een stroomweg. Deze weg heeft specifieke wegkenmerken en inrichtingseisen die zijn vastgesteld door CROW.
Figuur 3.2: hoofdwegennet in en rond Zeeland (bron: provincie Zeeland)
Toetsing en conclusie
De nieuwe rotonde voldoet aan de inrichtingseisen zoals vastgesteld door CROW en draagt door de eenduidigheid van de weginrichting bij aan de veiligheid en daardoor aan een sterk mobiliteitsnetwerk in de provincie Zeeland.
Op 15 mei 2012 is de 'Structuurvisie Hulst' vastgesteld. In de structuurvisie Hulst is op hoofdlijnen vastgelegd waar de gemeente Hulst op maatschappelijk, economisch en ruimtelijk gebied naar toe gaat in 2025. De visie is gericht op het gehele grondgebied van de gemeente Hulst met een meer gedetailleerde visie op de historische stad Hulst.
Het plangebied valt aan de westelijke zijde in de structuurvisie onder de strategie 'verbreden - kleinschalig landschap'. Binnen de strategie 'verbreden' functioneert de hoofdfunctie in principe prima, wel is er ruimte om de variëteit aan functies hier te verbreden.
Het gebied met de aanduiding 'kleinschalig landschap' onderscheidt zich van de grootschalige polders door het dijkenpatroon en het craquelé van het (kleinschaligere) verkavelingspatroon. Het gebied omvat de oudste inpolderingen. De bebouwing in deze polders kent een rijke historie. Binnen dit gebied is ruimte voor ontwikkeling van nieuwe (aan agrarisch nevengeschikte) activiteiten, waardoor een aantrekkelijke mix van landbouw, natuur en recreatie ontstaat.
Aan de westzijde valt de rotonde binnen de aanduiding 'behouden'. Deze aanduiding is opgenomen voor dit gedeelte van de stad. In dit gebied is men tevreden over de huidige situatie en kwaliteit. Kleinschalige aanpassingen in het gebied zijn toegestaan, maar dient bij te dragen aan een versterking van de huidige situatie en kwaliteit.
Figuur 3.2 Overzichtskaart strategieën (bron: Structuurvisie Hulst)
Toetsing en conclusie
De uitgangspunten zoals opgenomen in de structuurvisie van de gemeente Hulst staan de realisatie van de rotonde niet in de weg.
Het plan is vanuit de verschillende omgevingsaspecten beoordeeld. In dit hoofdstuk wordt per paragraaf ingegaan op de verschillende omgevingsaspecten. Zoals uit analyse van onderstaande omgevingsaspecten blijkt zijn er geen belemmeringen voor de ontwikkeling en voldoet het project daarmee aan een goede ruimtelijke ordening.
Wat betreft archeologie dient bij de uitvoering van de werkzaamheden rekening gehouden met archeologische begeleiding voor het graven van een waterloop in de noordoostelijke hoek van het plangebied. Voor ecologie is veldonderzoek uitgevoerd naar de aanwezigheid van de veldspitsmuis.
Toetsingskader
Op het gebied van verkeer en vervoer bestaat geen specifieke wetgeving die relevant is voor de voorgenomen activiteit. Wel dient in het kader van het ruimtelijk plan dat de activiteit mogelijk maakt te worden onderbouwd dat het geheel voldoet aan een goede ruimtelijke ordening.
Toetsing en conclusie
Door DTV consultants is in 2019 een onderzoek uitgevoerd naar 12 kruispunten met verkeersregelinstallanties, de zogenaamde VRI's. Dit als uitwerking van het destijds geldende 'Mobiliteitsplan Zeeland 2016-2019' waarin vooral werd ingegaan op de samenhang van het wegennet en niet specifiek op kruispunten. De onderzoeksresultaten en aanbevelingen zijn vastgelegd in de in bijlage 1 opgenomen rapportage 'Afwegingskader ombouw van VRI-kruispunt naar (turbo)rotonde', 29 januari 2020.
Voor de kruispunten is onderzoek verricht of ombouw naar een rotonde logisch en wenselijk is, hoe de rotonde eruit komt te zien en welke consequenties dit heeft.
De kruising N290 - Oude Zoutdijk - Westelijke Parallelweg in Hulst is in dit kader ook onderzocht.
De afweging voor het realiseren van een rotonde op het kruispunt is gebaseerd op verkeerskundig wetenschappelijke inzichten en vanuit Duurzaam Veilig dat rotondes op dit soort wegen, bij deze intensiteiten een veiligere kruispuntvorm betreft dan een VRI. Er zijn minder conflictpunten (zie figuur 4.1), er is een lagere snelheid van het wegverkeer en er is een kleinere impacthoek met langzaam verkeer ten opzichte van een conventioneel kruispunt (flank in plaats van frontaal). Op basis van landelijke ervaringscijfers is bekend dat op rotondes er 50% minder verkeersongevallen en 75% minder letsel en doden plaatsvindt. De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) heeft dit ook geconcludeerd, hetgeen door vele wegbeheerders de afgelopen jaren wordt overgenomen bij de aanpak van kruispunten. Tenslotte zijn de kosten voor beheer en onderhoud op een kruispunt met een rotonde gedurende de levensduur lager dan een kruispunt met een VRI.
Figuur 4.1 Het verschil in conflictpunten tussen rotondes en drie- en viertakskruispunten (bron: swov; wetenschappelijk onderzoek verkeersveiligheid)
Het wegverkeer op de N290 wordt met de rotonde gedwongen de rijsnelheid aan te passen. De huidige en toekomstige intensiteiten op de N290 zijn dusdanig dat het regelen van verkeer afgedaan kan worden door een rotonde in plaats van een kruispunt met verkeerslichten (verkeersregelinstallatie, VRI).
Aan de hand van tellingen en de capaciteitsbepaling (zie bijlage 2) is onderzoek gedaan naar de afwikkeling van het verkeer en de mogelijkheden voor een (enkelbaans) rotonde. De zogenaamde verzadigingsgraad is voor een acceptabele verkeersafwikkeling 0,8 en bepaalt het type rotonde. Bij een verzadigingsgraad die hoger ligt dan 0,8 heeft de rotonde niet genoeg capaciteit om fluctuaties in het verkeersaanbod op te vangen. De verzadigingsgraad voor de aan te leggen rotonde bedraagt in de ochtendspits 0,31 en in de avondspits 0,47. De capaciteit van een enkelstrooksrotonde is daarmee ruim voldoende.
Daarnaast draagt een rotonde bij aan de klimaatdoelstellingen die door Provincie Zeeland zijn opgesteld. Er is minder verharding nodig, het verkeer moet minder stoppen en optrekken. Het verkeer wat het kruispunt passeert wordt zo gedoseerd. Dit is gunstig voor fijnstof, de geluidbelasting en luchtkwaliteit.“ Tot slot is de realisatie van een enkelstrooksrotonde op deze locatie ruimtelijk goed inpasbaar is.
Toetsing en conclusie
Omdat het gaat om bestaande verkeersstromen leidt de realisatie van de rotonde niet tot verkeersaantrekkende werking. De enkelstrooksrotonde past goed in het wegbeeld en biedt op basis van de huidige intensiteiten een vlotte afwikkeling met voldoende restcapaciteit. De rotonde draagt bij aan de verkeersveiligheid door een eenduidige routestructuur waarbij de lay-out van de vergelijkbare kruispunten zoveel mogelijk op elkaar zijn afgestemd.
Toetsingskader
Wet natuurbescherming
Met de Wnb zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht tot één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn in de Nederlandse wetgeving.
Gebiedsbescherming
Bescherming van natuurgebieden wordt gewaarborgd door de Wet natuurbescherming (Wnb) en de Wet Ruimtelijke Ordening (Wro). Natura 2000-gebieden worden beschermd door de Wnb en het Natuurnetwerk Nederland (NNN) wordt beschermd door de Wro.
Natura-2000 gebieden
De Minister van Economische Zaken (EZ) wijst gebieden aan die deel uitmaken van het Europese netwerk van natuurgebieden: Natura 2000. Een dergelijk besluit bevat instandhoudingsdoelstellingen voor de leefgebieden van vogelsoorten (Vogelrichtlijn) en de instandhoudingsdoelstellingen voor de natuurlijke habitats en habitats van soorten (Habitatrichtlijn).
Een bestemmingsplan dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, kan uitsluitend vastgesteld worden indien uit een passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten. Indien deze zekerheid niet is verkregen, kan het plan worden vastgesteld, indien wordt voldaan aan de volgende drie voorwaarden:
De bescherming van deze gebieden heeft een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze gebieden plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Soortenbescherming
In het Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen:
De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, eieren en rustplaatsen van vogels bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn. Gedeputeerde Staten (hierna: GS) kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen Provinciale Staten (hierna: PS) vrijstelling verlenen van dit verbod. De voorwaarden waaraan voldoen moet worden om ontheffing of vrijstelling te kunnen verlenen zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Vogelrichtlijn. Verder is het verboden in het wild levende dieren van soorten, genoemd in bijlage IV, onderdeel a, bij de Habitatrichtlijn, bijlage II bij het Verdrag van Bern of bijlage I bij het Verdrag van Bonn, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te doden of te vangen of te verstoren. GS kunnen hiervan ontheffing verlenen en bij verordening kunnen PS vrijstelling verlenen van dit verbod. De gronden voor verlening van ontheffing of vrijstelling zijn opgenomen in de Wnb en vloeien direct voort uit de Habitatrichtlijn.
Ten slotte is een verbodsbepaling opgenomen voor overige soorten. Deze soorten zijn opgenomen in de bijlage onder de onderdelen A en B bij de Wnb. De provincie kan ontheffing verlenen van deze verboden. De noodzaak tot ontheffing of vrijstelling kan hierbij ook verband houden met handelingen in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden. Bij de voorbereiding van de ruimtelijke onderbouwing moet worden onderzocht of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning of ontheffing ingevolge de wet zal kunnen worden verkregen.
Uitwerking Verordening uitvoering Wet natuurbescherming Zeeland
In de provincie Zeeland worden in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden voor een aantal soorten vrijstellingen verleend.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
Natura2000/ Natuurbeschermingswet
Het plangebied maakt geen deel uit van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura-2000. De afstand tot het meest dichtbij gelegen Natura 2000-gebied 'Vogelkreek' bedraagt ongeveer 5,5 kilometer en tot 'Westerschelde & Saefthinge' ruim 8 kilometer (zie figuur 4.2). Er zal dus ook geen sprake zijn van areaalverlies of versnippering. Gezien de afstand tot Natura 2000 en de aard van de ontwikkeling zal ook geen sprake zijn van verstoring of verandering van de waterhuishouding. Wel leidt het plan mogelijk tot vermesting of verzuring van beschermde natuur als gevolg van stiktofdepositie. Om dit te onderzoeken is met Aerius een stikstofdepositieberekening uitgevoerd (bijlage 5). In de berekening is onderscheid gemaakt tussen de aanlegfase (bouwrijp maken en realiseren) en de gebruiksfase. Omdat de verkeersstromen niet wijzigen is enkel een stikstofdepositieberekening voor de aanlegfase benodigd. Uit de berekeningen blijkt dat er geen sprake is van een overschrijding.
Figuur 4.2 ligging van de planlocatie (rood omcirkeld) ten opzichte van Natura2000-gebieden (Bron: Provincie Zeeland)
Natuurnetwerk Zeeland
Het plangebied ligt niet in een gebied dat begrensd is in het kader van het Natuurnetwerk Zeeland (NNZ).
Figuur 4.3 ligging plangebied (rode cirkel) ten opzichte van Natuurnetwerk Zeeland (Bron: Provincie Zeeland)
Soortenbescherming
Voor de ontwikkeling is een quickscan flora en fauna uitgevoerd. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 3. De conclusies van deze quickscan worden hierna kort weergegeven per potentieel aanwezige beschermde soort.
Broedvogels
Binnen en buiten het plangebied kunnen enkele vogelsoorten tot broeden komen waarvan de nesten geen jaarronde bescherming genieten. Voorgesteld wordt de werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen (15 maart - 15 juli). Indien er sprake is van een broedgeval dan is deze altijd beschermd.
Veldspitsmuis
Op voorhand kan de aanwezigheid van de veldspitsmuis niet worden uitgesloten. Nader onderzoek naar de aanwezigheid van veldspitsmuizen in het plangebied is in het najaar van 2023 uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is opgenomen in bijlage 4. Tijdens het veldonderzoek zijn vijf veldspitsmuizen gevangen waardoor de aanwezigheid van de veldspitsmuis in het plangebied is vastgesteld.
Vanwege de mogelijk negatieve effecten op het leefgebied van de veldspitsmuizen dient een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming bij het bevoegd gezag, de provincie Zeeland te worden aangevraagd. Deze ontheffing wordt aangevraagd op basis van een activiteitenplan, waarin de werkzaamheden en mitigerende en compenserende maatregelen worden besproken.
Naast deze soorten en aan te houden adviezen geldt de zorgplicht, zoals opgenomen in artikel 1.11 Wnb. Deze zorgplicht houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht neemt voor beschermde gebieden, in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving.
Toetsing en conclusie
Soortenbescherming
De initiatiefnemer dient zich te houden aan de zorgplicht uit artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming die geldt voor alle plant- en diersoorten (ook de onbeschermde). Om verstoring van broedvogels te voorkomen wordt voorgesteld de werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen (15 maart - 15 juli).
Vanwege de aanwezigheid van de veldspitsmuizen in het gebied wordt een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming aangevraagd. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat deze ontheffing niet kan worden verleend.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een Natura 2000-gebied of NNZ-gebied. Verder ligt het gebied niet binnen een waterwin-, grondwaterbeschermings- of milieubeschermingsgebied. De ontwikkeling leidt niet tot negatieve effecten op beschermde gebieden. De Wnb en het beleid van de Provincie Zeeland staan de ontwikkeling niet in de weg.
Toetsingskader
Het plangebied ligt binnen het beheersgebied van het waterschap Scheldestromen, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Ten behoeve van de beoogde ontwikkelingen is het aanmeldformulier van het waterschap voor de watertoets ingevuld (zie bijlage 6). Dit aanmeldformulier wordt voorgelegd aan het waterschap.
Toetsing en conclusie
Hoewel de rotonde een groter ogend ruimtebeslag heeft dan het bestaande kruispunt blijft de oppervlakte aan verharding nagenoeg gelijk. Compensatie als gevolg van een toename van het verhard oppervlak is dan ook niet nodig.
De bestaande watergangen, zoals opgenomen in de waterschapslegger (zie figuur 4.4), voorzien momenteel in de waterhuishouding rondom de bestaande kruising.
Figuur 4.4 uitsnede legger waterschap Scheldestromen
De functie van de oppervlaktewaterlichamen blijft gelijk, ze worden enkel daar waar nodig verlegd. De benodigde diepte van de watergangen om optimaal te kunnen functioneren is afgestemd met Waterschap Scheldestromen. Extra waterberging of compensatie is niet nodig. In figuur 4.4 zijn in zwart de kunstwerken aangewezen. In dit geval zijn er twee duikers. Deze worden ook in het nieuwe plan verwerkt.
Toetsingskader
Op grond van het Bro dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening gehouden te worden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Ten behoeve van ruimtelijke plannen dient tenminste het eerste deel van het verkennend bodemonderzoek, het historisch onderzoek, te worden verricht. Indien uit het historisch onderzoek wordt geconcludeerd dat op de betreffende locatie sprake is geweest van activiteiten met een verhoogd risico op verontreiniging dient een volledig verkennend bodemonderzoek te worden uitgevoerd.
Toetsing en conclusie
De beoogde planwijziging maakt een functiewijziging mogelijk ten opzichte van de huidige situatie. Om aan te tonen dat de bodem geschikt is voor de nieuwe functie is door ABO-milieuconsult B.V. op 25 mei 2023 een vooronderzoek, verkennend (water)bodemonderzoek en indicatief dammenonderzoek uitgevoerd voor het plangebied. De resultaten van het onderzoek zijn opgenomen in bijlage 7.
Uit het onderzoek blijkt dat op het maaiveld van het agrarisch perceel diverse stukjes asbestverdacht materiaal aanwezig zijn. Daarnaast is in een boring een zwakke bijmenging van puin aangetroffen. Aanbevolen wordt om ter plaatse van deze boring en het agrarisch perceel aanvullend asbestonderzoek uit te voeren om aan te tonen dat er geen sprake is van een ernstige verontreiniging met asbest.
Nabij de landbouwdam is asbest aangetroffen en dient om die reden gesaneerd te worden. Voorafgaand aan de uitvoering van de sanering wordt een Plan van Aanpak opgesteld dat voor uitvoering wordt afgestemd met het bevoegd gezag. Voor de slootbodem geldt dat deze valt onder de kwaliteit 'industrie'. Dit betekent dat hier sanering moet plaats vinden voorafgaand aan de demping.
De overige onderzoeksresultaten van het uitgevoerde bodemonderzoek vormen geen belemmering voor de voorgenomen graafwerkzaamheden en grondverzet op de locatie. Op basis van deze onderzoeksresultaten is aanvullend bodemonderzoek niet noodzakelijk.
Aanbevolen wordt de reconstructiewerkzaamheden zoveel mogelijk uit te voeren met een gesloten grondbalans en indien dit niet mogelijk is, in overleg met de gemeente Hulst een bestemming te bepalen voor de overtollige grond.
Algemeen kan worden gesteld dat gelet op verwachte beperkte omvang van aangetroffen verontreinigingen en de aanbevelingen er geen concrete belemmeringen zijn voor realisatie van het plan. In overleg met de gemeente zullen de in de aanbevelingen genoemde zaken worden opgepakt en in overleg en goedkeuring worden uitgevoerd.
Toetsingskader
Bij cultuurhistorische waarden aangaande gebouwd erfgoed gaat het over de positieve waardering van bouwsporen, objecten, patronen, structuren die zichtbaar of niet zichtbaar onderdeel uitmaken van onze leefomgeving en een beeld geven van een historische situatie of ontwikkeling. In veel gevallen bepalen deze cultuurhistorische waarden de identiteit van een plek of gebied en bieden ze aanknopingspunten voor toekomstige ontwikkelingen. Deze cultuurhistorische elementen kan men niet allemaal als beschermd monument of gezicht aanwijzen, maar wel onderdeel van de manier waarop we ons land beleven, inrichten en gebruiken.
Toetsing en conclusie
De cultuurhistorische waardevolle objecten zijn door de provincie aangegeven op de cultuurhistorische waardenkaart. Op de uitsnede in figuur 4.5 is te zien dat de rotonde wordt gesitueerd op een cultuurhistorische van belang zijnde 'dijk en dammen'. Deze voormalig waterkerende dijk heeft zijn functie verloren maar is nog herkenbaar in het landschap.
Een aantal MIP objecten bevinden zich aan de Oude Zoutdijk. Deze route is een van oudsher aanwezige toegangsroute naar de stad Hulst.
De cultuurhistorisch waardevolle dijk heeft ook een bestemming in het bestemmingsplan Buitengebied gekregen. De nieuwe rotonde valt niet binnen deze bestemming waardoor op dit punt geen sprake is van een aanvullende motivatie.
Cultuurhistorische aspecten vragen geen bijzondere aandacht bij het opstellen van de bestemmingsregeling.
Figuur 4.5 Uitsnede Cultuurhistorische waardenkaart (ligging plangebied in rood aangegeven) (Bron: Provincie Zeeland)
Toetsingskader
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) zijn behoud en beheer van het bodemarchief integraal verankerd in de ruimtelijke werkprocessen van de gemeenten. Bij de vaststelling van een ruimtelijk plan moet met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten monumenten rekening worden gehouden. In het belang van de archeologische monumentenzorg kan bij een ruimtelijk plan door het bevoegd gezag (in dit geval de gemeente) worden bepaald dat de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen of voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport dient te overleggen, waarin de archeologische waarde van het terrein dat volgens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders voldoende is vastgesteld.
Toetsing en conclusie
Het archeologisch beleid van de gemeente Hulst is vastgelegd in het bestemmingsplan Archeologische & Aardkundige Waarden. Het archeologiebeleid van de gemeente Hulst omvat de volgende onderdelen:
In het archeologische beleid is een inventarisatie gemaakt van alle bodemlagen, inclusief het overstromingspakket met daarin geulen en kreken. Per geologische laag is de verwachting op archeologische waarden bekeken en ingedeeld in categorieën van archeologische verwachting op waarden in deze laag.
Voor een gedeelte van het plangebied geldt een 'hoge verwachting', dit is ook in het bestemmingsplan 'Archeologie & aardkundige Waarden' vastgelegd in de vorm van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Binnen deze bestemming geldt een voor verstoring dieper dan 40 centimeter beneden maaiveld en een oppervlakte groter dan 500m² dat een archeologisch onderzoek benodigd is.
Omdat op voorhand duidelijk is dat voor de uitvoering van het project de verstoringsdieptes en oppervlaktes zullen worden overschreden is eind mei 2023 door Artefact een archeologisch bureau- en veldonderzoek uitgevoerd (zie bijlage 8).
Uit het onderzoek blijkt dat het gebied is opgedeeld in twee verschillende middelhoge archeologische verwachtingswaarden, te weten 'Het Laagpakket van Wierden' aan de westzijde van de rotonde en de 'Late Middeleeuwen' aan de noordwestzijde.
Enkel voor het plangebied geldt dat in het noordoostelijk gedeelte, waar de watergangen worden gegraven, er mogelijk kans is op verstoring. De werkwijze is om de archeologische begeleiding te laten plaatsvinden tijdens de werkzaamheden, nadat vooraf een Programma van Eisen (PvE) is opgesteld. Dit PvE wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de gemeente. Het goedgekeurde PvE dient als onderdeel bij de aanvraag voor een omgevingsvergunning te worden gevoegd, zodat dit wordt betrokken in de besluitvorming. De gemeentelijk adviseur archeologie heeft een positief advies gegeven op deze werkwijze.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
Ten aanzien van deze aspecten moeten de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt.
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).
Risicovolle inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
Per 1 april 2015 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en de regeling Basisnet in werking getreden. Het Bevt vormt de wet- en regelgeving, en de concrete uitwerking volgt in het Basisnet. Het Basisnet beoogt voor de lange termijn (2020, met uitloop naar 2040) duidelijkheid te bieden over het maximale aantal transporten van, en de bijbehorende maximale risico's die het transport van gevaarlijke stoffen mag veroorzaken. Het Basisnet is onderverdeeld in drie onderdelen: Basisnet Spoor, Basisnet Weg en Basisnet Water. Het Bevt en het bijbehorende Basisnet maakt bij het PR onderscheid in bestaande en nieuwe situaties. Voor bestaande situaties geldt een grenswaarde voor het PR van 10-5 per jaar ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten en een streefwaarde van 10-6 per jaar. Voor nieuwe situaties geldt de 10-6 waarde als grenswaarde voor kwetsbare objecten, en als richtwaarde bij beperkt kwetsbare objecten. In het Basisnet Weg en het Basisnet Water zijn veiligheidsafstanden (PR 10-6 contour) opgenomen vanaf het midden van de transportroute.
Tevens worden in het Basisnet de plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes waarbinnen beperkingen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen gelden. Het Basisnet vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf de rand van het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik. Voor het groepsrisico geldt op grond van het Bevt slechts een oriënterende waarde en alleen in bepaalde gevallen is het doen van een verantwoording van een toename van het GR verplicht.
Toetsing en conclusie
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle inrichtingen aanwezig. Daarnaast maakt de noord zuidelijke verbinding van de N290 geen deel uit van een gemeentelijke routering of van het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen. In de gehele gemeente geldt een algemeen verbod voor vervoer van gevaarlijke stoffen, waarvan expliciet ontheffing kan worden aangevraagd. Dit is een aparte toetsing in het kader van de ontheffingverlening.
Aan de westelijke zijde, buiten het plangebied, bevindt zich een transportleiding voor gas (zie 4.6). Deze leiding is opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied'.
Figuur 4.6 ligging 'transportleiding - buisleiding' (bron: Atlasleefomgeving.nl)
Het plan gaat uit van een bestaand kruispunt welke wordt omgevormd naar een rotonde, waarbij het aantal voertuigbewegingen niet wijzigt ten opzichte van de bestaande situatie. De rotonde heeft geen verkeersaantrekkende werking tot gevolg. De werkzaamheden vinden op voldoende afstand van de gasleiding plaats, waardoor risico's zijn uitgesloten. De ontwikkeling voorziet niet in het toevoegen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van de weg. Het plan is dan ook niet in strijd met de uitgangspunten vanuit externe veiligheid.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals woningen.
Toetsing en conclusie
Met het plan worden geen bedrijven mogelijk gemaakt die effecten hebben op de omgeving. De ontwikkeling levert eveneens geen belemmeringen op voor omliggende bedrijven. Het aspect bedrijven en milieuzonering is geen belemmering voor de aanleg van de rotonde.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient het aspect luchtkwaliteit te worden onderzocht. De gevolgen voor de luchtkwaliteit worden beoordeeld op basis van de Wet ruimtelijke ordening, de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk), de AMvB 'Niet in betekenende mate' (het besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM.
Toetsing en conclusie
De beoogde ontwikkeling leidt niet tot een toename van verkeer en dus is toetsing aan de grenswaarden niet nodig. Een rotonde ten opzichte van een kruising met verkeerslichten leidt zelfs tot een (geringe) afname omdat iets langer wachten nauwelijks leidt tot meer emissie maar het aantal stops juist de uitstoot vergroot. Alleen als de rotonde overbelast raakt kan hierop sprake van een uitzondering zijn. Zoals in paragraaf 4.1 is gebleken blijft de nieuwe rotonde ruimschoots onder de verzadigingsgraad valt en dus is een overbelasting van de rotonde niet te verwachten.
De ontwikkeling leidt niet tot negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit.
Toetsingskader
Wettelijke zones langs wegen
Langs alle wegen, met uitzondering van 30 km-wegen en woonerven, bevinden zich op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) geluidzones waarbinnen de geluidhinder vanwege een weg aan bepaalde wettelijke normen dient te voldoen. De breedte van een geluidzone voor wegen is afhankelijk van het aantal rijstroken en van de binnen- of buitenstedelijke ligging. De breedte van een geluidzone van een weg is in tabel 4.1 weergegeven.
Tabel 4.1: schema zonebreedte aan weerszijden van de weg volgens artikel 74 Wgh
aantal rijstroken | breedte van de geluidzone [m] | |
buitenstedelijk gebied | stedelijk gebied | |
5 of meer | 600 | 350 |
3 of 4 | 400 | 350 |
1 of 2 | 250 | 200 |
De breedte van de geluidzone wordt hierbij gemeten vanaf de as van de weg en is gelegen aan de buitenste rand van de weg.
In artikel 1 van de Wgh zijn de definities opgenomen van stedelijk en buitenstedelijk gebied. Deze definities luiden:
Dosismaat Lden
De berekende geluidsniveaus wordt beoordeeld op basis van de Europese dosismaat Lden (Lday-evening-night). Deze dosismaat wordt weergegeven in dB. De berekende geluidwaarde in Lden vertegenwoordigt het gemiddelde geluidniveau over een etmaal.
Aftrek op basis van artikel 110g Wgh
De in de Wgh genoemde grenswaarden gelden inclusief de standaard aftrek op basis van artikel 110g van de Wgh. Dit artikel houdt in dat een aftrek mag worden gehanteerd welke anticipeert op het stiller worden van het verkeer in de toekomst door innovatieve maatregelen aan de voertuigen. Voor wegen met een representatief te achten snelheid lager dan 70 km/u geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een representatief te achten snelheid van 70 km/u of hoger geldt de volgende aftrek:
Reconstructies
Er is sprake van een reconstructie in de zin van artikel 1 van de Wet geluidhinder, indien er fysieke wijzigingen op of aan een bestaande weg optreden en waarbij als gevolg van deze veranderingen de geluidbelasting met 2 dB of meer toeneemt (waarbij opvulling tot Lden = 48 dB is toegestaan). Het dient hierbij te gaan om een wijziging in fysieke zin, bijvoorbeeld:
- wijziging van profiel, wegbreedte, hoogteligging of wegdek;
- wijziging van het aantal rijstroken;
- aanleg van kruispunten;
- aanleg van aansluitingen;
- verwijdering, plaatsing of wijziging van verkeerstekens.
In afwijking van art. 1 van Wgh wordt onder een wijziging op of aan een weg niet verstaan een wijziging die slechts bestaat uit:
- een snelheidsverlaging, of
- de vervanging van een wegdeklaag door een wegdeklaag met dezelfde of een grotere geluidsreducerende werking.
Als voorkeursgrenswaarde bij reconstructie dient de geluidsbelasting te worden aangehouden van de situatie één jaar voor reconstructie. Indien deze geluidbelasting lager is dan 48 dB, bedraagt de voorkeursgrenswaarde 48 dB. Wanneer een hogere waarde is vastgesteld, geldt de laagste van de volgende waarden als voorkeursgrenswaarde:
- de heersende geluidsbelasting;
- de eerder vastgestelde hogere waarde.
Reconstructiecriterium (2 dB toets)
De wijze waarop de toename als gevolg van de reconstructie moet worden bepaald, is wettelijk bepaald. Zo wordt voor deze toets de situatie 1 jaar voor de uitvoering van de reconstructie vergeleken met de situatie 10 jaar na de uitvoering van de reconstructie. Dit houdt in dat de ontwikkelingen in de verkeersintensiteiten, die geen verband hebben met de reconstructie zelf, toch bij deze toets worden meegenomen.
De afronding van de berekende geluidbelastingen gebeurt conform de reguliere ISO-afrondings-regels. Dat houdt in dat wordt afgerond naar het dichtstbijzijnde hele getal waarbij 1,49 dB naar 1 dB wordt afgerond en 1,50 dB naar 2 dB.
Toetsing en conclusie
Bij de aanleg van de rotonde N290-Parallelweg West-Oude Zoutdijk te Hulst wordt een bestaande kruising met VRI vervangen door een rotonde. De hoofdassen van de aansluitende wegen worden niet verlegd en het grondvlak van de rotonde komt grotendeels op het grondvlak van de bestaande kruising. Daarnaast wordt de Parallelweg West iets opgeschoven.
De meest nabijgelegen woning is gelegen aan de Oude Zoutdijk 6 op circa 100 meter afstand van de bestaande kruising. De geluidbelasting vanwege verkeer op de Oude Zoutdijk op deze woning verandert niet, omdat de wegas van de Zoutdijk niet wordt aangepast. De geluidbelasting vanwege de N290 wordt in de huidige situatie met name bepaald door het doorgaande gedeelte (een deel van het verkeer kan bij groen licht doorrijden). Door de aanleg van de rotonde zal al het doorgaande verkeer langzamer rijden en daarmee zal de geluidemissie en geluidbelasting verminderen. In het kader van het Reken- en meetvoorschrift geluid 2012 betekent dit dat de optrektoeslag komt te vervallen. De obstakeltoeslag is voor een rotonde niet van toepassing als er sprake is van een rotonde die zonder veel afremmen kan worden gepasseerd.
Al met al betekent dit dat het niet aannemelijk is dat de geluidbelasting vanwege wegverkeer zal toenemen, anders dan door de autonome groei. Omdat door de aanleg van de rotonde geen extra verkeer wordt verwacht kan er van worden uitgegaan dat er aan het reconstructiecriterium wordt voldaan omdat door bijvoorbeeld een autonome verkeersgroei van 1,5 % per jaar over 11 jaar (1 jaar voor reconstructie tot 10 jaar naar uitvoering) de totale verkeersgroei niet meer dan ca. 20% bedraagt, wat neerkomt op een toename van geluid van 0,7 dB en daarmee lager dan het reconstructiecriterium. Het aspect geluid is daarmee geen belemmering voor de aanleg van de rotonde.
In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is geregeld dat alle nieuwe ruimtelijke plannen, waaronder bestemmingsplannen, digitaal moeten worden vervaardigd, met inachtneming van de daartoe wettelijk verplicht gestelde ruimtelijke ordeningsstandaarden (thans SVBP2012, IMRO2012, STRI2012). Op die wijze zijn bestemmingsplannen onderling vergelijkbaar en ook digitaal uitwisselbaar.
Op de verbeelding wordt met bestemmingen en dubbelbestemmingen aangegeven welk gebruik is toegestaan en of er ten behoeve van die bestemmingen mag worden gebouwd. Naast enkelbestemmingen die met een kleur worden aangeduid, zijn er een dubbelbestemmingen en functieaanduidingen in het plan opgenomen. Op het bij de verbeelding horende renvooi zijn de onderdelen van de verbeelding toegelicht.
De regels zijn opgedeeld in hoofdstukken, volgens de bepalingen uit SBVP2012:
De artikelen in Bestemmingsregels zijn als volgt opgebouwd:
Niet ieder bestemmingsartikel hoeft al deze elementen te bevatten. Dat is afhankelijk van de aard van de bestemming. Alle bestemmingsartikelen bevatten in ieder geval een bestemmingsomschrijving en bouwregels. Voor de inhoudelijk regeling is aansluiting gezocht bij de regeling zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied'.
In deze paragraaf wordt een toelichting gegeven op de gehanteerde bestemmingen en wat binnen deze bestemmingen is toegestaan met betrekking tot bouwen en gebruik.
Voor het gehele plangebied is de bestemming 'Verkeer' opgenomen. De sloten, bermen en het straatmeubilair vallen ook binnen deze bestemming. De regeling sluit aan op de regeling zoals die nu in het bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Hulst is opgenomen.
Om de aanwezige archeologische waarden bij toekomstige bodemingrepen te waarborgen is de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' opgenomen. Bodemingrepen dieper dan 40 cm en groter dan 500 m² niet zijn toegestaan zonder dat is aangetoond dat er geen archeologische waarden worden verstoord. Deze regeling sluit aan op de regeling zoals die nu in het bestemmingsplan 'Archeologische en Aardkundige waarden' is opgenomen.
In het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro) is bepaald dat in de toelichting op het bestemmingsplan in ieder geval 'de inzichten over de uitvoerbaarheid van het plan' moeten zijn opgenomen. Dit volgt uit artikel 3.1.6 Bro. Het gaat daarbij over de financiële uitvoerbaarheid, waaronder de vraag of voldoende financiële middelen beschikbaar zijn om het plan te realiseren.
In afdeling 6.4 van de Wro is de grondexploitatiewet opgenomen. Deze afdeling regelt verplicht kostenverhaal door de gemeente. De gemeente legt dit kostenverhaal vast in een exploitatieplan. Van een exploitatieplan kan worden afgeweken door in het kostenverhaal anderszins te voorzien (overeenkomst met alle grondeigenaren in het plangebied of volledig grondeigendom). In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3. tot en met 6.2.5. Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt. Er is geen sprake van een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 Bro, dus het kostenverhaal is voor deze ontwikkeling niet aan de orde.
Op grond van artikel 3.1.6 Bro dient inzicht te worden gegeven in de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan. Het gaat daarbij zowel om de wijze waarop burgers en maatschappelijke organisaties bij de planvoorbereiding zijn betrokken alsook om de resultaten van het overleg ex artikel 3.1.1 Bro.
Het ontwerpbestemmingsplan Rotonde N290 - Oude Zoutdijk - Parallelweg West Hulst met planidentificatie NL.IMRO.0677.bphulrtndeoudeztdk-001V met bijbehorende onderliggende stukken zal voor iedereen ter inzage worden gelegd. Tijdens de termijn van terinzagelegging zijn twee zienswijzen op het bestemmingsplan ingediend. Deze zienswijzen hebben niet geleid tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan. De beantwoording van de zienswijzen is opgenomen in bijlage 9.
Overleg ex artikel 3.1.1. Bro
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg gepleegd te worden met besturen van gemeenten, met rijks- en provinciale diensten, etc. De resultaten worden t.z.t. in de toelichting toegevoegd.