Plan: | Stationsplein 13 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0677.bphulstatpl13-001O |
Aan de noordwestzijde van het Stationsplein (huisnummer 28) in Hulst is momenteel een ALDI-supermarkt gevestigd. ALDI wenst deze supermarkt te verplaatsen naar de zuidoostzijde van het Stationsplein en daar ook een groter winkeloppervlak te realiseren.
Voor deze ontwikkeling worden een magazijngebouw (onderdeel van Stationsplein 9) en de (bedrijfs)woning (Stationsplein 11) van de Honda-autogarage gesloopt. Aan de oostzijde wordt een nieuw magazijn voor de autogarage gebouwd. De benodigde parkeerplaatsen voor de supermarkt worden aangelegd ter plaatse van de genoemde bedrijfswoning en aansluitend aan het parkeerterrein van Albert Heijn. Hierdoor ontstaat één aaneengesloten parkeerterrein.
De beoogde ontwikkeling past niet binnen het geldende bestemmingsplan 'De Statie' (zie paragraaf 1.3). Om de ontwikkeling mogelijk te maken, is het voorliggende bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied ligt aan de zuidwestzijde van de stad Hulst. In figuur 1.1 is globale ligging van de huidige en nieuwe supermarkt aangeduid.
Figuur 1.1: Globale ligging plangebied (GoogleMaps, 2014)
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan 'De Statie', dat is vastgesteld op 18 december 2008.
Bestaande locatie ALDI
De bestaande locatie heeft de bestemming 'Gemengd 3'. Binnen deze bestemming zijn onder andere een bouwmarkt, een tuincentrum, type II (minimum omvang 1.000 m² per detailhandelsvestiging) toegestaan en supermarkten die ten tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig waren, met een maximaal winkelverkoopvloeroppervlak (wvo) van 1.500 m² per detailhandelsvestiging. De locatie heeft een oppervlakte van circa 1.100 m2 (bruto = netto). Binnen deze regeling is het nu al niet meer mogelijk is ter plaatse een nieuwe supermarkt te vestigen. Het is dan ook niet noodzakelijk de bestaande locatie in dit bestemmingsplan op te nemen.
Nieuwe locatie ALDI
De nieuwe locatie heeft de bestemming 'Bedrijf' en voor een heel klein deel 'Verkeer'. Op de gronden met de bestemming Bedrijf mogen bedrijven of bedrijfsmatige activiteiten worden uitgeoefend die vallen binnen categorie 1 en 2 van de Lijst van bedrijven. Deze lijst is opgenomen in bijlage 1 van de voorschriften. Binnen de bestemming is ook ondergeschikte detailhandel (max. 25 m2 winkel vloeroppervlak) toegestaan, met uitzondering van voedings- en genotmiddelen.
Naast deze bestemming gelden voor delen nog de aanduidingen (bw) 'bedrijfswoning' en (sdh-au) 'specifieke vorm van detailhandel - detailhandel in auto's'. Dit houdt in dat er binnen de aangewezen aanduidingen één bedrijfswoning per bedrijf per bouwperceel is toegestaan en dat er detailhandel in auto's mag plaatsvinden.
Ten slotte ligt de wijzigingsbevoegdheid 'WRO-zone - wijzigingsgebied 1' over het gehele terrein. Dit houdt in dat burgemeester en wethouders de aanduiding kunnen wijzigen in een andere aanduiding perifere detailhandel, mits het voldoet aan de eisen zoals genoemd in artikel 3, lid 3.6.1 van de voorschriften. Detailhandel in dagelijkse goederen (foodsector) wordt niet aangemerkt als perifere detailhandel. Dat betekent dat de beoogde supermarkt niet met toepassing van de wijzigingsbevoegdheid mogelijk kan worden gemaakt. Dat kan alleen met een omgevingsvergunning ingevolge de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voor afwijken van het geldende bestemmingsplan of met een nieuw bestemmingsplan. Gekozen is voor het laatste.
Figuur 1.2: Geldend bestemmingsplan 'De Statie' (Gemeente Hulst, 2008)
De locatie voor de nieuwe supermarkt ligt ten zuiden van het Stationsplein. Het plangebied wordt ontsloten vanaf deze weg.
Het plangebied is grotendeels onverhard. Aan de noordzijde van het plangebied is een bedrijfswoning met bijbehorende opstallen aanwezig. Aan de oostzijde staat een magazijn van de naastgelegen Honda-autogarage.
In de omgeving van de locatie bevinden zich verschillende functies. Aan de oostzijde is een Brasserie 'De halve maan' met een speeltuin aanwezig. Aan zowel de oost-, west en noordwestzijde bevinden zich parkeerterreinen. Aan de zuidzijde grenst de locatie aan de lintbebouwing van de Absdaalseweg. Aan de noordzijde van het Stationsplein, tegenover de nieuwe supermarktlocatie, zijn diverse detailhandelsvestigingen gehuisvest in een gebouw, onder andere een EM-TÉ supermarkt. Op iets grotere afstand, aan de westzijde van het Stationsplein, is een Albert Heijn en Jumbo gevestigd.
Verder ligt langs de weg Stationsplein verschillende ondergrondse infrastructuur (zie ook paragraaf 4.11). Voor het initiatief om aan de zuidzijde van deze weg een nieuwe ALDI-supermarkt te bouwen, zijn vooral een ondergrondse gasleiding, twee rioolleidingen (vrij verval en onder duk) en daarmee samenhangend een rioolput van belang.
Figuur 2.1: Locatie plangebied (GoogleMaps, 2014)
Figuur 2.2: Zijaanzicht vanaf het Stationsplein richting het oosten/het plangebied, (GoogleMaps, 2014, datum foto 2009).
Figuur 2.3: Bedrijfswoning aan het Stationsplein aan noordzijde plangebied (GoogleMaps, 2014).
In bijlage 1 zijn ontwerptekeningen van de beoogde ontwikkeling opgenomen. Bij deze ontwerptekeningen wordt het volgende opgemerkt.
De nieuwe supermarkt van de ALDI wordt gebouwd ten zuiden van de Honda-autodealer. De bedrijfswoning met bijbehorende erfbebouwing en het magazijn van de autogarage worden hiervoor gesloopt. Aan de oostzijde wordt het nieuwe winkelpand gebouwd tegen de autogarage/-showroom. Het totale oppervlak van het plangebied bedraagt circa 5.300 m2.
Figuur 2.4: Nieuw gebouw ALDI (Den Hollander, oktober 2016)
De ingang van de supermarkt komt aan de westzijde van het nieuwe pand. Bij deze entree, onder de luifel, komen de winkelwagentjes te staan. Het magazijn komt aan de zuidzijde. Hier vinden ook het laden en lossen en het parkeren door het personeel plaats. Het gebouw wordt gebouwd in één bouwlaag met een hoogte van circa 5,5 meter. De hoogte blijft daarmee ruim binnen de maximum hoogtematen die in het bestemmingsplan De Statie zijn vastgelegd. Het bruto vloeroppervlak (bvo) van de nieuwe supermarkt bedraagt circa 1.600 m2 en het winkelvloeroppervlak (wvo) circa 1.200 m2.
De westzijde van het plangebied en de locatie van de hiervoor vermelde bedrijfswoning wordt ingericht als parkeerterrein voor bezoekers van de supermarkt. In totaal worden er 96 parkeerplaatsen gerealiseerd, waarvan 4 voor minder valide personen. Per parkeervak wordt een oppervlak aangehouden van 25 m2 (inclusief manoeuvreerruimte). In paragraaf 4.2 is berekend dat dit aantal voldoende is om in de behoefte / de parkeernorm te kunnen voldoen.
Dit grote nieuwe parkeerterrein sluit aan op het huidige parkeerterrein van Albert Heijn, waarbij de inrichting wordt afgestemd op de inrichting van het parkeerterrein van Albert Heijn, de interne ontsluitingswegen lopen door. Dit nieuwe integrale parkeerterrein wordt ontsloten vanaf het Stationsplein.
Tegen de noordgevel van het gebouw, onder de luifel van het gebouw, is ruimte gereserveerd voor de stalling van fietsen, zowel voor bezoekers als voor het personeel.
In de bocht van het Stationsplein, in lijn met de voorgevel, wordt een reclamezuil gebouwd met een hoogte van 5,5 meter.
Enkele parkeerplaatsen, de entree met de luifel van het gebouw en de reclamezuil komen op gemeentegrond te staan. Hierover worden nog afspraken gemaakt. Dit geldt ook voor de verplaatsing van de eerder genoemde ondergrondse gasleiding en mogelijk ook voor andere kabels en leidingen, waaronder de rioolput (zie ook paragraaf 4.11.2).
Aan de oostzijde van de supermarkt is een nieuw magazijn voorzien voor de Honda-garage. Dit nieuwe magazijn maakt geen deel uit van het plangebied.
Omdat het gebouw wordt gebouwd tegen het bestaande gebouw van de autodealer is er sprake van een verhoogd risico tot brandoverslag. Nooduitgangen en de route van de nooduitgangen zijn voorzien in noordelijke en in zuidelijke richting. Aan de noordzijde wordt daarvoor een strook vrij gehouden van bebouwing en wordt een recht van overpad gevestigd. Aan de zuidzijde loopt de vluchtroute over eigen terrein.
De verplaatsing en uitbreiding van de ALDI-supermarkt naar de zuidzijde van het Stationsplein past binnen het ruimtelijk-economisch ontwikkelingsperspectief voor het gebied rondom het Stationsplein. De beoogde ontwikkeling zorgt voor een stedenbouwkundige afronding van het Stationsplein en past daarmee in de visie voor dit deelgebied. De bestaande en vrijkomende locatie kan worden benut voor perifere en grootschalige detailhandel. Dit is in overeenstemming met het beleid voor het deelgebied aan de noordzijde van het Stationsplein. De ontwikkeling voldoet aan de criteria van de ladder voor duurzame verstedelijking.
Uit het ruimtelijk-economisch onderzoek dat ten behoeve van de verplaatsing is uitgevoerd (zie paragraaf 5.1 en bijlage 2), komt naar voren dat de uitbreiding van ALDI past binnen de marktomstandigheden in de sector dagelijkse goederen in deze regio. Het behoud van de discountvoorziening voor de regio Hulst draagt bij aan het woon- en leefklimaat in dit gebied.
Vanuit sectoraal beleid en wetgeving op het gebied van milieu bestaan geen belemmeringen tegen het voornemen. De financiële uitvoerbaarheid is afdoende aangetoond.
In deze paragraaf wordt beschreven op welke wijze de verplaatsing en de uitbreiding van de ALDI-supermarkt aan het Stationsplein planologisch-juridisch is geregeld in onderhavig bestemmingsplan. Eerst wordt echter ingegaan op de eisen die de wet stelt aan bestemmingsplannen.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (per 1 juli 2013: SVBP2012) bindende afspraken waaraan het bestemmingsplan moet voldoen. De SVBP2012 kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de regels en het renvooi. Het voorliggende bestemmingsplan voldoet aan de wettelijke vereisten en is dus raadpleegbaar en uitwisselbaar. De gemeente publiceert het bestemmingsplan vanaf het ontwerp op www.ruimtelijkeplannen.nl.
Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan op het beeldscherm verschijnt via de verbeelding (kaart). De kleuren geven aan welke bestemmingen zijn gelegd. Bouwvlakken markeren de ruimte voor situering van bedrijfsgebouwen.
In de digitale omgeving is een systeem nagestreefd zodanig, dat vanaf het beeldscherm een doorverwijzing naar de regels en ook naar de specifieke passage van de toelichting en bijlagen mogelijk is.
Bestemmingen en aanduidingen
Op de verbeelding is in de ondergrond de bestaande situatie (bebouwing en kadastrale eigendomsgrenzen) weergegeven. Op deze ondergrond zijn vlakken getekend waarin is aangegeven welke bestemming ter plaatse zal gaan gelden. In dit bestemmingsplan zijn drie bestemmingen opgenomen, namelijk de bestemming Gemengd, Verkeer en Leiding - Gas. Door middel van de aanduiding bouwvlak is de situering van de gebouwen vastgelegd.
De regels zijn uit oogpunt van uniformiteit van bestemmingsplannen zoveel mogelijk afgestemd op de regels van het bestemmingsplan De Statie, met dien verstande dat rekening is gehouden met wetswijzigingen en actuele inzichten.
Toelichting op de inleidende regels
Conform SVBP bevat hoofdstuk Inleidende regels artikelen met de Begrippen en de Wijze van meten.
Toelichting op de bestemmingsregels
In hoofdstuk Bestemmingsregels zijn de bestemmingen opgenomen met de daarbij behorende bestemmingsomschrijving en bouwregels.
In navolging van de bestemmingen aan de noordzijde van het Stationsplein is voor de nieuwe supermarktlocatie gekozen voor een bestemming 'Gemengd'. Binnen deze bestemming zijn gewone bedrijven toegestaan, zoals deze nu al mogelijk zijn, en ten hoogste één supermarkt. Omdat er sprake is van een groot bouwvlak dat volledig mag worden bebouwd, is de oppervlakte van de supermarkt begrensd. Indirect geldt er nog een begrenzing. Een omgevingsvergunning voor het bouwen kan namelijk uitsluitend worden verleend indien binnen het plangebied voldoende parkeerplaatsen zijn of worden aangelegd en in stand gehouden. Dat kan op eigen terrein zijn of op korte afstand daarvan.
De beoogde reclamezuil in de bocht van het Stationsplein is opgenomen als enclave in het plangebied. De bouw ervan past namelijk niet binnen het geldende bestemmingsplan De Statie. Voor de enclave is geen bouwvlak opgenomen omdat een reclamezuil geen gebouw is. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde kunnen ook buiten het bouwvlak worden gebouwd. De bouwhoogte van de reclamezuil (5,5 meter) valt binnen de algemeen toelaatbare hoogte voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde (6 meter).
Voor de eerder vermelde aardgasleiding is de een bestemming Leiding - Gas in het bestemmingsplan opgenomen. De regeling is vrijwel een op een overgenomen uit het geldende bestemmingsplan 'De Statie', met dien verstande dat in de bocht van het Stationsplein een zone is opgenomen voor een nieuw tracé van de gasleiding. De gasleiding moet namelijk vanwege het bouwplan worden verplaatst. Voor meer informatie wordt verwezen naar paragraaf 4.11.
De ruimte tussen het bouwplan en het Stationsplein, waar het nieuwe leidingentracé wordt opgenomen, is overeenkomstige het bestemmingsplan De Statie bestemd tot Verkeer.
Toelichting op de algemene regels
In hoofdstuk Algemene regels zijn de antidubbeltelregel, de algemene bouwregels en algemene afwijkingsregels opgenomen. Ook is een bepaling voor de werking van de wettelijke regelingen opgenomen, waarnaar elders in de regels wordt verwezen.
Het artikel met de antidubbeltelregel is verplicht voorgeschreven in artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het doel van dit artikel is te voorkomen dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijvoorbeeld ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.
Toelichting op de overgangs- en slotregels
In artikel 3.2.1 van het Bro zijn standaardregels opgenomen met betrekking tot het overgangsrecht voor bouwwerken en gebruik. Deze maken onderdeel uit van dit bestemmingsplan.
In de slotregel is aangegeven onder welke naam de regels kunnen worden aangeduid.
In dit hoofdstuk wordt het initiatief getoetst aan het rijks-, provinciaal en gemeentelijk ruimtelijk beleid. Een volledig overzicht van de beleidsplannen en regelgeving dat voor het plangebied mogelijk van toepassing is, is te vinden op de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Een aantal daarvan is relevant voor de beoordeling van de beoogde ontwikkeling:
Na de vaststelling van het bestemmingsplan De Statie zijn de Wet ruimtelijke ordening vastgesteld en het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening aanpast.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
Analyse
Met de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) kiest het Rijk voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Uitwerking vindt veelal plaats in wetgeving zoals Waterwet, Deltawet en de toekomstige Omgevingswet.
Toetsing en conclusie
Een van de nationale belangen die relevant is voor het voorliggende bestemmingsplan is een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming. Hier wordt aan voldaan.
Voor het overige is in de SVIR geen concreet beleid op nationaal niveau geformuleerd dat van belang is voor het voorliggend bestemmingsplan. De SVIR genoemde nationale belangen worden door de voorgenomen ontwikkelingen niet geschaad.
Besluit ruimtelijke ordening en de ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) is geregeld dat voor stedelijke ontwikkelingen - waaronder de verplaatsing en uitbreiding van detailhandel - een onderbouwing in het bestemmingsplan noodzakelijk is (artikel 3.1.6. van het Bro). Deze onderbouwing is opgenomen in paragraaf 5.1.
In de toelichting van een bestemmingsplan dat een stedelijke uitbreiding mogelijk maakt, moet een onderbouwing worden opgenomen volgens de 'Ladder voor duurzame verstedelijking'. Met deze ladder stimuleert het Rijk de herstructurering van bestaand stedelijk gebied om de ontwikkeling van nieuwe terreinen te verminderen. Dit draagt bij aan economische dynamiek, zorgvuldig gebruik van ruimte en infrastructuur en behoud van de leefbaarheid van het stedelijk en landelijk gebied.
De drie stappen van de ladder voor duurzame verstedelijking zijn:
De toetsing van de voorgenomen ontwikkeling aan de ladder is opgenomen in het ruimtelijk-economisch onderzoek dat is opgesteld en dat is opgenomen in bijlage 2. Daaruit blijkt dat:
In het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 en de Verordening Ruimte is aangegeven dat een duidelijke scheiding van woonkernen (dorpen en steden) en landelijk gebied wordt nagestreefd. Hoofddoelstellingen van provinciaal beleid zijn: zorgvuldig ruimtegebruik, herstructurering van bebouwde terreinen / gebieden en bundeling van functies. Het plangebied van dit bestemmingsplan ligt binnen de 'begrenzing bebouwd gebied', waarbinnen stedelijke ontwikkelingen worden toegestaan.
Ruimtelijk-economisch beleid
In de toelichting van het bestemmingsplan De Statie is een ruimtelijk-economisch ontwikkelingsperspectief geschetst voor onder andere het gebied rondom het Stationsplein. Dit beleid is nog steeds actueel. De relevante passages uit de toelichting zijn hierna integraal overgenomen.
"Ten aanzien van de supermarktaanbod streeft de gemeente naar een heldere herkenbare ruimtelijke structuur in de hoofdkern Hulst. Evenwicht tussen het bieden van een acceptabel voorzieningenniveau op het niveau van de kernen en de wijken, het invullen van de regionale verzorgingsfunctie van het centrumaanbod en tenslotte het bieden van voldoende marktperspectieven voor ondernemerschap van de supermarktaanbieders, is hierbij van groot belang.
Om de gemeentelijke en regionale markt goed te kunnen bedienen is het noodzakelijk dat concentratie van aanbieders plaatsvindt, waarbij een krachtig en divers supermarktaanbod tot ontwikkeling komt. In onderhavig bestemmingsplan is de supermarktvisie vertaald naar concrete planologische mogelijkheden tot clustering van supermarkten rondom het Stationsplein (het zogenaamde BACK-terrein). De gemeente Hulst wil op deze locatie de ruimte bieden om het aantal vestigingen uit te breiden tot maximaal vijf supermarkten. Het gaat daarbij niet om het toevoegen van nieuwe, nog niet in Hulst gevestigde aanbieders, maar om het verplaatsen en versterken van bestaand aanbod of bestaande claims voor vestiging in Hulst. Dit omdat de gemeente het niet wenselijk acht dat op de betreffende locatie een ongelimiteerde ontwikkeling plaats vindt, die de kansen voor het ondernemerschap in de kleine kernen of in de noordelijke woonwijk van de gemeente Hulst, ondermijnt."
Hieruit blijkt dat verplaatsing en uitbreiding van de ALDI-supermarkt naar de voorgenomen locatie past binnen het ruimtelijk-economisch ontwikkelingsperspectief voor het gebied rondom het Stationsplein.
Binnen het gebied ten noorden van de Absdaalseweg zijn verschillende deelgebieden onderscheiden. Relevant zijn de deelgebieden 9 en 11. De visie voor deze deelgebieden is hieronder samengevat:
9. Gemengde zone aan weerszijden van nieuwe ontsluitingsweg naar Havenfort/ Stationsplein
De gemeente Hulst wil het gebied direct ten noorden en direct ten zuiden van de nieuwe ontsluitingsweg naar Havenfort/Stationsplein graag inrichten als gemengde zone, waarbij ruimte is voor nieuwvestiging van bedrijven in milieucategorie 1 en 2, (bedrijfs)woningen (met vrijstelling) en functies op het gebied van ontspanning en vermaak (bijvoorbeeld fitnesscentrum). De uitbreiding moet vooral gezien worden als stedenbouwkundige afronding van het bestaande gemengde gebied aan het Havenfort/Stationsplein. De goothoogte van de nieuw toe te voegen bebouwing sluit aan op de belendende gebouwen en bedraagt 6 meter.
11. Bestaande winkelstrip Havenfort/Stationsplein
De winkelstrip ligt ten noordwesten van het Stationsplein en is bestemd (in het bestemmingsplan De Statie) als grootschalig detailhandelscentrum. De gemeente Hulst wil dit gehele gebied handhaven als locatie voor detailhandel in tuin-, bouwmaterialen- en foodsector. Op het Stationsplein zijn parkeerplaatsen aanwezig die de parkeerbehoefte van deze voorzieningen kan opvangen.
De verplaatsing en uitbreiding van de ALDI-supermarkt naar de voorgenomen locatie zorgt voor een stedenbouwkundige afronding van het Stationsplein en past daarmee in de visie voor deelgebied 9. De bestaande en vrijkomende locatie kan worden benut voor perifere en grootschalige detailhandel. Dit is in overeenstemming met het beleid voor deelgebied 11.
Structuurvisie Hulst
In de Structuurvisie Hulst zijn gebieden aangeduid waarvoor de strategie van behoud geldt. In figuur 3.1 zijn dit de donker gearceerde gebieden. De strategie van behoud is gekozen voor de delen van de gemeente waar binnen de looptijd van de structuurvisie geen of zeer beperkte veranderingen zijn te verwachten. Voor de gemeente is er geen aanleiding om hier actief plannen of projecten te initiëren. Kleinschalige aanpassingen aan de ruimtelijke structuur of ontwikkelingen die passen binnen de functionele omgeving zijn mogelijk, waarbij de nadruk ligt op de kwaliteit van het leefklimaat. De verplaatsing van de ALDI-supermarkt, zoals nu aan de orde, worden onder de strategie behouden geschaard.
Figuur 3.1 Fragment Structuurvisie Hulst met aanduiding plangebied
Nota Ruimtelijke Kwaliteit
Het welstandsbeleid van de gemeente Hulst is vastgelegd in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit (1 oktober 2015). In deze nota is het welstandsbeleid versoepeld. Zo zijn er bijvoorbeeld meer bouwwerken welstandsvrij. Ook het aantal welstandsvrije gebieden is verruimd. Verder is geconstateerd dat bepaalde gebieden vragen meer betrokkenheid van de gemeente dan andere. In verband hiermee zijn er 4 gebieden of objecten onderscheiden met verschillende beoordelingsniveau's:
Het plangebied van het bestemmingsplan ligt in een gebied met een soepel beoordelingsniveau. Bij gebieden of objecten met een soepel niveau ligt de nadruk op het bieden van ruimte voor uitbreiding of verbouwing. Beoordeling van bouwplannen blijft beperkt tot de hoofdkenmerken van die bouwwerken die vanaf het openbaar toegankelijke gebied direct zichtbaar zijn. Alle bouwactiviteiten op een achtererf worden niet preventief beoordeeld. Hiervoor wordt uitgegaan van de definiëring van het achtererf zoals omschreven in hoofdstuk 2. Daarnaast worden bouwplannen uitsluitend beoordeeld aan de hand van de hoofdkenmerken, zoals massa, hoofdvorm, samenhang, gevelaanzicht, tenzij er sprake is van een monument of andere bijzondere situatie.
Figuur 3.2.
Op 9 juni 2015 heeft de welstandscommissie ingestemd met de in het principeverzoek opgenomen gevelbeelden.
In dit hoofdstuk worden de relevante sectorale aspecten behandeld. Hiermee zal worden aangetoond dat er vanuit sectorale wetgeving geen belemmeringen zijn voor de beoogde ontwikkeling en dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.
Een harddiscounter als ALDI moet – net als iedere supermarkt – goed bereikbaar zijn voor haar klanten en een comfortabele parkeergelegenheid bieden. In deze paragraaf wordt op deze aspecten ingegaan.
Verkeersgeneratie en - afwikkeling
Een ligging aan een doorgaande N-weg (nationale weg of genummerde niet-autosnelweg) of uitvalsweg is voor de ALDI van primair belang, bij voorkeur aan de rand van kernen. Aan de laatste voorwaarde wordt voldaan.
De ontwikkelingen in het gebied van bestemmingsplan ‘De Statie’ hebben invloed op de verkeerssituatie. In het kader van genoemd bestemmingsplan is voor de verschillende voorzieningen en toekomstige functies een berekening gemaakt van de verkeersintensiteiten. Hierbij is uitgegaan van de maximale omvang en verkeersaantrekkende werking die binnen het bestemmingsplan mogelijk is. Op basis daarvan zijn inschattingen gemaakt voor het jaar 2015 van de verkeersintensiteiten op een aantal wegvakken. Op het Stationsplein nabij de aansluiting op de Absdaalseweg is een verkeersintensiteit berekend van circa 6.100 motorvoertuigen per etmaal (mtv/etm) en nabij de aansluiting op het Scharnier circa 4.200 mtv/etm.
Als gevolg van de verplaatsing en uitbreiding van de ALDI neemt het oppervlak aan (discount)supermarkt toe met (1.600-1.100=) 500 m2 bvo. De verplaatsing zorgt ervoor dat 1.100 m2 bvo beschikbaar komt voor nieuwe perifere en grootschalige detailhandelsvestigingen (PDV/GDV). Voor de berekening van de verkeersgeneratie van deze uitbreidingen wordt gebruik gemaakt van de publicatie 317 van het CROW (Kencijfers parkeren en verkeergeneratie) uit 2012. In die publicatie zijn verschillende woonmilieutypes en verstedelijkingsgraden onderscheiden. Het plangebied ligt in een 'restgebied van de bebouwde kom' en een 'matig stedelijk gebied'. Voor discountsupermarkten in een dergelijk gebied geldt gemiddelde verkeersgeneratie van (afgerond) 120 mtv per 100 m² bvo. Voor PDV/GDV is dit (afgerond) 60 mtv per 100 m² bvo. 1 De totale extra verkeersgeneratie komt daarmee op (600 + 660 =) 1.260 mtv. Een werkdag met koopavond en een zaterdag zijn dagen met de grootste verkeersgeneratie.
Door de ontwikkeling van ALDI wordt een oppervlak van 5.300 m2 bvo niet ontwikkeld als 'gewoon' bedrijventerrein. De verkeersproductie van een hectare bedrijventerrein is bepaald op 20 mtv voor een zaterdag en 190 voor een werkdag. Dat betekent een vermindering van 11 tot 100 mtv.
Het verkeer kan in twee richtingen aankomen en vertrekken: in westelijke richting via de Spoorweg en de Absdaalseweg en in oostelijke richting via het 'Scharnier', het plein waar de Stationsweg en de Van der Maelstedeweg samenkomen met de Absdaalseweg. De Absdaalseweg is de belangrijkste ontsluitingsweg aan de oostzijde van Hulst, komende van de N290. De Stationsweg en de Van der Maelstedeweg vormen een ontsluitingsroute voor verschillende (woon)wijken binnen de kern Hulst. Enige jaren geleden is de verkeerssituatie rond ‘Het Scharnier’ aangepast waardoor de verkeersafwikkeling is verbeterd.
In bijlage 1 van de toelichting op het bestemmingsplan ‘De Statie’ is vermeld dat het verkeer uit de Gemengde Zone (het gebied waar Albert Heijn en het toekomstig parkeerterrein van de nieuwe ALDI toe behoren) voor 75% in westelijke richting rijdt en voor 25% in oostelijke richting. Omdat de ALDI is georiënteerd op het Stationsplein, wordt deze verdeling overgenomen in dit bestemmingsplan.
Verkeersverdeling van het verkeer van en naar de winkels aan de noordzijde van het Stationsplein is 50% -50%.
Op basis van vorenstaande cijfers veroorzaakt de voorgenomen ontwikkeling de volgende verkeerstoename.
Tabel 4.1. verkeersgeneratie voorgenomen ontwikkelingen (afgeronde aantallen)
Richting | ALDI | PDV/GDV | verrekening 'bedrijf' | Totaal |
west | 450 | 330 | -/- 65 | 715 |
oost | 150 | 330 | -/- 20 | 460 |
totaal | 600 | 660 | -/- 85 | 1.175 |
Gezien de inrichting van deze wegen kunnen deze aantallen verkeersveilig worden afgewikkeld.
Om te kunnen beoordelen of de verwachte verkeergeneratie kan leiden tot problemen in de verkeersafwikkeling in de omgeving is onderzoek gedaan naar de effecten op drie voorranggeregelde kruispunten in de omgeving van het plangebied. Het onderzoek is opgenomen in bijlage 5. Daarin is geconcludeerd dat als gevolg van de geplande ontwikkelingen de intensiteiten licht toenemen. Voor de kruisingen Absdaalseweg - Spoorweg en Absdaalseweg - Havenfort levert de toename geen problemen op. De berekende wachttijden op deze kruisingen blijven ver onder de grenswaarde van 20 seconden, wat maakt dat maatregelen op dit kruispunt niet noodzakelijk zijn.
De afwikkeling op het kruispunt Absdaalseweg - Van der Maelstedeweg is in de huidige situatie kritisch. De wachttijd is na ontwikkeling nog acceptabel, echter de restcapaciteit van het kruispunt is beperkt.
Parkeren
Om een indicatie te krijgen van de parkeerbehoefte van een discountsupermarkt zijn CROW-kencijfers beschikbaar. Voor discountsupermarkten in matig stedelijk gebied en het restgebied van de bebouwde kom geldt een bandbreedte 5,5 - 7,5 parkeerplaatsen per 100 m² bvo. In het bestemmingsplan 'De Statie' is voor supermarkten een parkeernorm vastgesteld van 6 parkeerplaatsen per 100 m2 bvo; binnen de hiervoor vermelde bandbreedte.
Op basis van het beoogde oppervlak van 1.600 m2 bvo dienen 96 parkeerplaatsen beschikbaar te zijn.
De benodigde parkeerplaatsen voor de supermarkt worden aangelegd ter plaatse van de te slopen (bedrijfs)woning en aansluitend aan het parkeerterrein van Albert Heijn. In totaal worden op eigen terrein 96 parkeerplaatsen aangelegd. Een afbeelding met compleet overzicht van de alle parkeerplaatsen is opgenomen in bijlage 1.
Dat betekent dat dus op eigen terrein voldoende parkeerplaatsen beschikbaar zullen zijn. Daarnaast is in de directe omgeving een groot aanbod aan parkeerplaatsen.
Aan de zuidzijde van de hoofdrijbaan grenst het parkeerterrein van de nieuwe ALDI supermarkt aan een van de parkeerterreinen van de Albert Heijn vestiging (het parkeerterrein aan de oostzijde van de supermarkt, op het Stationsplein). Hierdoor ontstaat één aaneengesloten parkeerterrein, zijnde het parkeerterrein voor de ALDI supermarkt en het parkeerterrein voor Albert Heijn. Om combinatiegebruik mogelijk te maken, zullen de meest oostelijke parkeerplaatsen op het parkeerterrein voor Albert Heijn worden gedraaid en de rijbanen doorgetrokken. Hierdoor gaan 9 parkeerplaatsen verloren.
Albert Heijn is recent uitgebreid tot een oppervlakte van 3.136 m2 bvo. Op basis van de hiervoor vermelde parkeernorm voor supermarkten zijn voor die supermarkt 189 parkeerplaatsen nodig. Albert Heijn beschikt over twee parkeerterreinen met - na de hiervoor vermelde afname van het aantal parkeerplaatsen een totale capaciteit van 224 parkeerplaatsen. Dat betekent dat ook deze supermarkt ruimschoots blijft voldoen aan de gestelde parkeernorm.
Verkeerscirculatie op het terrein
Tussen de bestaande Albert Heijn-vestiging en de nieuwe ALDI-vestiging ontstaat aldus één aaneengesloten parkeerterrein. Dit parkeerterrein krijgt 2 ingangen en 1 uitgang. De toegangswegen lopen voorlangs de entrees van beide supermarkten. De uitgang bevindt zich globaal in het midden. Door middel van wegbelijning wordt de gewenste verkeerscirculatie tussen de parkeerstroken aangegeven (zie bijlage 1). Dat wil niet zeggen dat er sprake is van eenrichtingsverkeer tussen de stroken. Dit zou het zoeken naar een beschikbare parkeerplaats te veel belemmeren en zorgen voor veel onnodige verkeersbewegingen over het Stationsplein.
Het bevoorradingsverkeer maakt gebruik van dezelfde in- en uitgang van het perceel. Het laden en lossen wordt echter gescheiden van het bezoekersparkeren. Langs de zuidgevel van het gebouw wordt namelijk een aparte expeditiestrook met een verdiept laad- en losperron aangelegd.
Oostelijk daarvan zijn 10 parkeerplaatsen gedacht. Deze worden ontsloten vanaf het oostelijk gelegen Stationsplein.
Conclusie
De beoogde locatie aan het Stationsplein 13 voldoet aan de eisen ten aanzien van bereikbaarheid en ontsluiting.
Toetsingskader
Goede ruimtelijke ordening betekent dat er een integrale afweging plaatsvindt van alle belangen die effect hebben op de kwaliteit van de ruimte. Een van die belangen is de cultuurhistorie. Per 1 januari 2012 is in het kader van de modernisering van de monumentenzorg (MOMO) in het Besluit ruimtelijke ordening van het rijk opgenomen dat gemeenten bij het maken van bestemmingsplannen rekening moeten houden met cultuurhistorische waarden.
Onderzoek en conclusie
De bedrijfsgebouwen die worden gesloopt, zijn niet cultuurhistorisch waardevol (bron: provincie Zeeland) en dus niet behoudenswaardig.
Toetsingskader
In het Verdrag van Valletta is op Europees niveau de integrale bescherming van archeologisch erfgoed vastgelegd. Dit verdrag is geïmplementeerd in de Nederlandse wetgeving met de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz). Hiervoor zijn in deze wet de Monumentenwet 1988 en enkele andere wetten gewijzigd. De Monumentenwet 1988 regelt sindsdien onder andere de bescherming van archeologisch erfgoed in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de 'verstoorder betaalt'.
Op provinciaal niveau is het beschermen van archeologische waarden en cultuurhistorische elementen meegenomen in het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018. In het verlengde daarvan en van de Wamz heeft de gemeente Hulst in 2011 eigen archeologiebeleid vastgesteld (Beleidsnota Archeologie met archeologische beleidskaarten). In dit beleid is een regeling opgenomen die voorziet in een effectieve en doelmatige omgang met bekende en te verwachte archeologische waarden (onderzoekseisen en ontheffingen). Daarin is ook aangegeven dat de ruimtelijke consequenties van het gemeentelijk archeologiebeleid juridisch-planologisch worden verankerd in bestemmingsplannen waardoor het voor alle partijen van meet af aan duidelijk is welke eisen de gemeente stelt aan bodemingrepen in specifieke zones/terreinen.
In het bestemmingsplan 'De Statie' is een regeling opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed. Voor de nieuwe locatie van de ALDI-supermarkt is echter geen dubbelbestemming Waarde - Archeologie opgenomen. Dat betekent dat geen vervolgonderzoek nodig is.
Op 2 januari 2013 heeft het college de beleidsregel "Handleiding gemeentelijke toets archeologiebeleid, aanvulling op archeologiebeleid" vastgesteld. Deze beleidsregel vormt een handleiding om archeologische waarden te toetsen, en is een praktische uitwerking c.q. een aanvulling op het gemeentelijk archeologiebeleid. Op grond van deze beleidsregel wordt de bescherming niet meer in bestemmingsplannen geregeld, maar wordt het aspect 'archeologie' bij de toets van een omgevingsvergunningaanvraag meegenomen.
Voor het gehele gemeentelijk grondgebied geldt een ontheffing van archeologisch onderzoek voor bodemingrepen tot een diepte van 40 cm beneden maaiveld en die binnen een bepaalde oppervlakte blijven. Algemene ontheffing tot een diepte van 40 cm beneden maaiveld is altijd van toepassing.
Toetsing
Voor de nieuwe locatie van de ALDI geldt geen archeologische verwachting. In het bestemmingsplan De Statie is dan ook terecht geen regeling opgenomen ter bescherming van het archeologische erfgoed. Dat betekent dat geen vervolgonderzoek nodig is. Er geldt alleen de algemene meldplicht ten aanzien van vondsten.
Conclusie
Voor de nieuwe locatie van de ALDI geldt geen archeologische verwachting. Het aspect archeologie vormt geen belemmering om voor de nieuwe supermarkt omgevingsvergunningen voor het bouwen te kunnen verlenen.
Toetsingskader
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening dient de bodemkwaliteit ter plaatse te worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. In de Wet bodembescherming is bepaald dat, indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt voor de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd.
Onderzoek
Voor de locatie zijn drie bodemonderzoeken uitgevoerd. De rapportages hiervan zijn:
De eerste drie rapportages zijn opgenomen in bijlage 3. Uit de onderzoeken blijkt het volgende:
Perceel voormalige autogarage
Noordelijk deel van het parkeerterrein
Agrarisch perceel tussen de voormalige autogarage en de bebouwing aan de Absdaalseweg
Absdaalseweg 32 (zuidelijk deel van het toekomstig parkeerterrein)
Conclusie
Er zijn voldoende gegevens beschikbaar voor beoordeling en afweging van de bodemkwaliteit in het kader van het bestemmingsplan. De bodemkwaliteit is geschikt voor de beoogde functies en vormt geen belemmering voor realisatie. In verband met aanwezige lichte tot matige verontreinigingen in de grond gelden voor daadwerkelijke uitvoering van grondwerk bij realisatie beperkingen. De bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor vaststelling van onderhavig bestemmingsplan.
Toetsingskader
Ten behoeve van een ruimtelijke ontwikkeling dient een watertoets met het waterschap overlegd te worden. Bij de watertoets gaat het om allerlei waterhuishoudkundige aspecten, waaronder veiligheid, wateroverlast, watertekort, waterkwaliteit en verdroging, en om alle wateren: rijkswateren, regionale wateren en grondwater. Het is niet een toets achteraf, maar een proces dat de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan en de waterbeheerder in een zo vroeg mogelijk stadium met elkaar in gesprek brengt. Bij het tot stand komen van deze paragraaf wordt overleg gevoerd met de waterbeheerder. De opmerkingen van de waterbeheerder worden vervolgens verwerkt in deze waterparagraaf.
Onderzoek
In het kader van de totstandkoming van het bestemmingsplan De Statie is uitgebreid aandacht besteed aan de huidige en toekomstige waterhuishouding in het gebied ten noorden van de Absdaalseweg. Voor het opstellen van deze paragraaf is gebruik gemaakt van die informatie.
Voor de watertoets is door het waterschap Scheldestromen een watertoetstabel beschikbaar gesteld. De tabel is hieronder opgenomen. De verplaatsing van de supermarkt is getoetst aan de daarin opgenomen waterthema's en water(beheer)doelstellingen.
Tabel 4.2 Watertoetstabel
Thema en water(beheer)doelstelling | Uitwerking |
Waterveiligheid
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte. |
De ontwikkeling ligt niet in de kern-/beschermingszone van een regionale waterkering en is dan ook niet van invloed op de stabiliteit, het profiel en/of de veiligheid. Er hoeft in het kader van de waterveiligheid dan ook geen vergunning op basis van de Keur te worden aangevraagd. |
Wateroverlast (vanuit oppervlaktewater) Het plan biedt voldoende ruimte voor het vasthouden, bergen en afvoeren van water. Waarborgen van voldoende hoog bouwpeil om inundatie vanuit oppervlaktewater in maatgevende situaties te voorkomen. Waterberging voldoet aan de capaciteit om 75 liter per m2 verhard oppervlak te kunnen bergen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties. |
Aan het begin van deze eeuw is ten westen van de Vaart van Hulst en de noordzijde van het bedrijventerrein een buffervoorziening aangelegd. Ook is extra waterberging gerealiseerd in de sloten aan de westzijde. In de huidige situatie is er geen wateroverlast. Wel is in de toelichting op het bestemmingsplan De Statie aangegeven dat door alle plannen in het gebied, waaronder de nu voorziene ontwikkeling, extra verhard oppervlak ontstaat. Als gevolg hiervan is in het gebied ten noorden van de Absdaalseweg een waterbergingsopgave van 2.800 m3. Deze opgave is nog niet gerealiseerd. In het ontwerp van de riolering is rekening gehouden met de standaardbuien. Het gebied is nog niet onderzocht op de gevolgen van de klimaatontwikkelingen. Dit zal op termijn plaats vinden. In verband hiermee wordt aandacht gevraagd voor het voldoende hoog zijn van het vloerpeil van de winkel en het vol lopen van de laad- en loskuilen. |
Grondwaterkwantiteit en verdroging
Tegengaan / verhelpen van grondwateroverlast en -tekort. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering. Beschermen van infiltratiegebieden en benutten van infiltratie-mogelijkheden. |
De ontwikkeling voorziet niet in het onttrekken van grondwater. In de toelichting op het bestemmingsplan De Statie is aangegeven dat infiltratie in de bodem mogelijk is. Indien er niet wordt geïnfiltreerd, dan moet er extra ruimte voor water worden gemaakt. In het plan voor de verplaatsing van de ALDI is niet voorzien in infiltratie. |
Hemel- en afvalwater
(inclusief water op straat / overlast) Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen. Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten. |
Het gebied is conform de Leidraad Riolering en het waterschapsbeleid voorzien van een gescheiden rioleringsstelsel zodat schoon hemelwater niet bij een rioolzuiveringsinstallatie terecht komt. Afvalwater wordt aangesloten op de bestaande gemeentelijke riolering. |
Volksgezondheid
(water gerelateerd) Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte. |
De ontwikkeling heeft geen effect op de volksgezondheid. |
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra) maaivelddalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken. |
De bodem ter plaatse van het plangebied is weinig zettingsgevoelig. |
Oppervlakte- en grondwaterkwaliteit
Behoud / realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden en zuiveren. |
Ter voorkoming van diffuse verontreinigingen van het oppervlakte- en grondwater worden duurzame, niet-uitloogbare materialen gebruikt, zowel gedurende de bouw- als de gebruiksfase. |
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur. |
De Vaart van Hulst op ongeveer 100 tot 200 meter afstand van het plangebied is onderdeel van een natte ecologische verbindingszone. Afvoer van afvloeiend hemelwater naar dit water moet met de nodige zorg geschieden. Afvoer van water vanuit het plangebied geschiedt via het HWA-stelsel en de hiervoor vermelde buffervoorziening aan de noordzijde van het bedrijventerrein en daarna via een overloop op de Vaart van Hulst. |
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting. |
In het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. |
Andere belangen waterbeheerder(s) | |
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de werking van objecten (terreinen, milieuzonering) van de waterbeheerder niet belemmeren. |
Er zijn geen waterschapsobjecten aanwezig en waarmee rekening moet worden gehouden. |
Scheepvaart en/of wegbeheer
Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap. |
Het plangebied ligt niet in de directe omgeving van een vaarweg. |
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een ruimtelijk plan uit het oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens rekening gehouden met de luchtkwaliteit.
Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door hoofdstuk 5, titel 5.2 van de Wet milieubeheer (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). Dit onderdeel van de Wet milieubeheer (Wm) bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in de tabel 4.3. weergegeven.
Tabel 4.3 Grenswaarden maatgevende stoffen Wm
stof | toetsing van | grenswaarde | |
stikstofdioxide (NO2)) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
fijn stof (PM10) | jaargemiddelde concentratie | 40 µg/m³ | |
24-uurgemiddelde concentratie | max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³ | ||
Fijn stof (PM2,5) | jaargemiddelde concentratie | 25 µg/m³ |
Op grond van artikel 5.16 van de Wm kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit onder andere uitoefenen indien de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden of de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht.
Besluit niet in betekenende mate (Besluit nibm)
In dit Besluit is bepaald in welke gevallen een project vanwege de gevolgen voor de luchtkwaliteit niet aan de grenswaarden hoeft te worden getoetst. Hierbij worden 2 situaties onderscheiden:
Onderzoek
In paragraaf 4.2 is berekend dat de verkeersgeneratie op een werkdag met koopavond of een weekeinde circa 1.175 mtv/etm bedraagt.
Omdat het gaat om een verplaatsing van een functie en om nieuwe mogelijkheden voor PDV/GDV (kenmerk: laag frequente aankopen) zal de omvang van het vrachtverkeer nauwelijks toenemen. De extra verkeersgeneratie is daarmee dusdanig beperkt dat het effect op de luchtkwaliteit in geen geval meer dan 3% bedraagt van de jaargemiddelde grenswaarden voor PM10 en NO2.
Figuur 4.1. Bijdrage verkeer op luchtkwaliteit
Op het plan is daarom het Besluit nibm van toepassing. nader onderzoek is dan ook niet nodig.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is een indicatie van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied gegeven. Dit is gedaan aan de hand van de monitoringstool (http://www.nsl-monitoring.nl/viewer/) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort. Hieruit blijkt dat voldaan wordt aan de voor dit jaar geldende normen uit de Wet Milieubeheer zoals weergegeven in tabel 4.3. De dichtstbij gelegen wegen waarvoor informatie beschikbaar is, bevinden zich nabij de kern Terneuzen.
Het maximale gehalte stikstofdioxide bedraagt 20,9 µg/m³, voor fijnstof bedraagt dit maximaal 22,3 µg/m³ en het maximaal aantal overschrijdingsdagen van het 24-uurs gemiddelde voor fijnstof bedraagt 10,5 dagen. In figuur 4.2 zijn de rekenpunten weergegeven.
Figuur 4.2. Luchtkwaliteit o.b.v. NSL-monitoringstool
Conclusie
Vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar leefklimaat. Het aspect luchtkwaliteit staat de functiewijziging niet in de weg.
Toetsingskader
Bij realisering van nieuwe milieuhinderlijke functies moet rekening worden gehouden met eventuele milieugevoelige functies in de omgeving. Uitgangspunt is dat ter plaatse van woningen een goed woon- en verblijfsklimaat is gewaarborgd.
Afstemming van bestaande en nieuwe functies gebeurt door het aanhouden van zogenaamde richtafstanden. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' van de van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG, editie 2009). In deze publicatie zijn voor elke bedrijfsactiviteit voor de ruimtelijke relevante milieuaspecten een richtafstand ten opzichte van een 'rustige woonwijk' vermeld. Naarmate de milieubelasting van de activiteiten groter is, wordt uitgegaan van een grotere richtafstand. In geval van een omgevingstype 'gemengd gebied' mag worden uitgegaan van een kleinere richtafstand. Alleen voor het aspect gevaar is het reduceren van de richtafstand met één afstandsstap voor niet zondermeer mogelijk.
Het hanteren van kleinere richtafstanden is eveneens aanvaardbaar, indien uit onderzoek blijkt dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening waarbij milieuhinder wordt voorkomen.
Het gaat hierbij uitdrukkelijk om indicatieve afstanden. In een concrete situatie dient de werkelijk aan te houden afstand nader te worden bepaald. De richtafstanden worden gemeten van de bestemmingsgrens van de milieuhinderlijke inrichting ten opzichte van de gevels van de woningen van derden.
Onderzoek
In de VNG-publicatie is voor supermarkten het volgende vermeld:
Geluid en gevaar zijn de maatgevende milieuaspecten. Op grond van beide milieuaspecten geldt een richtafstand van 10 meter ten opzichte van een rustige woonwijk. Gezien de ligging van de nieuwe supermarktlocatie in een gebied met veel bedrijven en met hoofdinfrastructuur kan het gebied worden aangemerkt als een gemengd gebied. Dat betekent dat voor het aspect geluid geen richtafstand behoeft te worden aangehouden en is voor dit bestemmingsplan akoestisch onderzoek naar inrichtingslawaai evenmin noodzakelijk. Voor het aspect gevaar wordt vastgehouden aan een richtafstand van 10 m.
Akoestisch onderzoek inrichtingslawaai
Ook al is op grond van de richtafstand voor het aspect geluid geen akoestisch onderzoek nodig, de gemeente heeft aangegeven toch een akoestisch onderzoek naar de toekomstige geluidbelasting op de omliggende woningen te verlangen. Op het terrein van de nieuwe supermarkt zullen namelijk diverse activiteiten worden uitgeoefend, waarvan het geluid van invloed kan zijn op het woongenot in de nabijgelegen woningen aan de Absdaalseweg. Daarbij moet worden gedacht aan laad- en losactiviteiten, technische installaties en contactgeluiden. Bijzondere aandacht vragen het gebruik van de laad- en losplaats, die op minder dan 25 meter van de achtergevel van de dichtstbijzijnde bestaande woning is geprojecteerd en het tijdstip van de activiteiten. De laad- en losactiviteiten en ook de winkeltijden vinden niet alleen in de dagperiode plaats, maar ook naar verwachting 's avonds en wellicht laden lossen ook in de nachtperiode (zeer vroeg in de ochtend).
Om te kunnen beoordelen of in de representatieve bedrijfssituatie op de gevel van bestaande woningen in de omgeving wordt voldaan aan de maximaal toegestane geluidbelasting is akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen in bijlage 4. De geluidniveaus zijn daarin getoetst aan de in het Activiteitenbesluit opgenomen geluidvoorschriften. Ook wordt getoetst aan een goede ruimtelijke ordening.
Uit het onderzoek komt naar voren dat ten gevolge van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus de grenswaarde op twee woningen (Absdaalseweg 30 en 32) wordt overschreden. De overschrijding bedraagt maximaal 4 dB(A). Ten gevolge van de maximale geluidniveaus zijn geen overschrijdingen geconstateerd.
Omdat er een overschrijding is geconstateerd is van het langtijdgemiddelde, dienen maatregelen overwogen te worden. Bronmaatregelen kunnen niet getroffen worden, daar de overschrijding wordt veroorzaakt door de personenauto's van bezoekers. Dat bekent dat afschermende maatregelen moeten worden onderzocht. Uit het onderzoek blijkt dat een afscherming van 2 meter hoogte, aansluitend op de bestaande afscherming, zal voldoen.
Aspect gevaar
De dichtstbijzijnde woningen liggen aan de Absdaalseweg op een afstand van 18 meter of meer van de locatie. Dat betekent dat ook voor het aspect gevaar aan de richtafstand wordt voldaan.
Aspect parkeren
In de publicatie is het verkeersaspect parkeren als aandachtspunt vermeld. In de toekomstige situatie liggen de parkeerplaatsen op een afstand van meer dan 10 meter. Ook de ontsluiting ligt op grotere afstand. Van een onaanvaardbare geluidbelasting als gevolg van het parkeren (rijden, slaan van portieren en menselijk stemgeluid) is geen sprake.
Conclusie
In de omgeving van het plangebied zijn geen milieugevoelige functies aanwezig die een belemmering kunnen zijn voor de beoogde verplaatsing en uitbreiding van de supermarkt. Omgekeerd is een goed woon- en leefmilieu ter plaatse van de dichtstbijzijnde woningen geborgd. Aan de geldende richtafstanden kan worden voldaan. Het aspect milieuhinder vormt hierdoor geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Toetsingskader
Industrielawaai/grote lawaaimakers
De locatie maakt geen deel uit van een terrein dat op grond van de Wet geluidhinder (Wgh) is gezoneerd en valt evenmin binnen de geluidzone van een gezoneerd bedrijventerrein. Bovendien is geen sprake van een geluidgevoelige functie. Het aspect industrielawaai is daarmee niet relevant.
Activiteitenbesluit/inrichtingsgeluid
De nieuwe supermarkt is een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer (Wm). De toetsing aan het activiteitenbesluit is opgenomen in paragraaf 4.7.
Wegverkeerslawaai
De supermarkt is geen geluidgevoelige functie op grond van de Wet geluidhinder en de Wet milieubeheer. In zoverre is het aspect wegverkeerslawaai niet relevant.
Wel dient uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening te worden beoordeeld of de beoogde ontwikkelingen zorgen voor een hoorbare toename van de geluidbelasting op de gevel van woningen langs omliggende wegen. Daarvan is sprake indien de geluidbelasting met 2 dB toeneemt. Een dergelijke toename zal zich pas voor kunnen doen indien de verkeersintensiteiten op deze wegen met 25% of meer toenemen. In dat geval is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai (uitstralingseffecten) noodzakelijk.
Beoordeling/onderzoek
Uit paragraaf 4.2 kan worden afgeleid dat er geen hoorbare uitstralingseffecten zijn vanwege de toename van het verkeersintensiteiten. De relatieve toename op omliggende wegen, afgezet tegen de geprognotiseerde intensiteiten voor 2015, bedraagt namelijk:
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Toetsingskader
Bij ruimtelijke plannen wordt ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten gekeken, namelijk:
In het externe veiligheidsbeleid wordt onderscheid gemaakt in het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. Het GR drukt de kans per jaar uit dat een groep mensen van minimaal een bepaalde omvang overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen. Voor het GR geldt een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.
Risicorelevante inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Het doel van het besluit is de risico's waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle inrichtingen tot een aanvaardbaar minimum te beperken. Op basis van het Bevi geldt voor het PR een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Beide liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan deze normen worden voldaan, ongeacht of het een bestaande of nieuwe situatie betreft.
Het Bevi bevat geen norm voor het GR; wel geldt op basis van het Bevi een verantwoordingsplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied van de inrichting. De in het externe veiligheidsbeleid gehanteerde norm voor het GR geldt daarbij als oriëntatiewaarde.
Vervoer van gevaarlijke stoffen
In de circulaire Risiconormering Vervoer Gevaarlijke Stoffen is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR of een toename van het GR een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.
Vooruitlopend op de vaststelling van het Besluit Externe Veiligheid Transportroutes is de circulaire RVGS per 1 januari 2010 gewijzigd. Met deze wijziging zijn de veiligheidsafstanden uit het Basisnet Weg en het Basisnet Water opgenomen in de circulaire. In het BEVT worden tevens plasbrandaandachtsgebieden benoemd voor transportroutes. Vooruitlopend op de vaststelling van het BEVT wordt, aan de hand van de Basisnetten, al geanticipeerd op de beperkingen voor ruimtelijke ontwikkelingen die samenhangen met deze plasbrandaandachtsgebieden.
Buisleidingen
Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) in werking getreden. In dat Besluit wordt aangesloten bij de risicobenadering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) zodat ook voor buisleidingen normen voor het PR en het GR gelden. Op advies van de minister wordt bij de toetsing van externe veiligheidsrisico's van buisleidingen al enkele jaren rekening gehouden met deze risicobenadering. Op grond van het Bevb dient zowel bij consoliderende bestemmingsplannen als bij ontwikkelingen inzicht te worden gegeven in de afstand tot het plaatsgebonden risico en de hoogte van het groepsrisico als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.
Onderzoek
Uit informatie van de professionele risicokaart van de Nederlandse overheid (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de omgeving van het plangebied geen Bevi-inrichtingen als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van het besluit externe veiligheid inrichtingen aanwezig zijn die van invloed kunnen zijn op de planontwikkeling. Daarnaast vindt in de directe omgeving van het plangebied geen vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor of over het water plaats. De dichtstbijzijnde transportroutes van gevaarlijke stoffen zijn de N258 (Absdale) en de gehele N290 (Terhole-Zaamslag).
Op een afstand van ten minste 700 meter van de locatie een industriële gasleiding. Vanwege de grote afstand tot deze transportroute vormt deze geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling. Langs de weg Stationsplein ligt een kleine gasleiding van DELTA Infra B.V. (zie ook paragrafen 1.3 en 4.11.2).Deze leiding is uit oogpunt van externe veiligheid evenmin een belemmering.
Figuur 4.3. Gasleiding ten opzichte van plangebied (links) en fragment risicokaart met veiligheidsafstanden (rechts)
Op grote afstand ten zuidoost van het plangebied is zwembad "de driehoek" aanwezig. Het zwembad beschikt over een chloorbleekloogtank. Deze chloorbleekloogtank is aanwezig in verband met het openluchtzwembad. Het maatgevende rampenscenario betreft een gifwolk met chloorgas. Het invloedsgebied (1% letaliteit) voor deze toxische wolk waarbij gewonden vallen, is 880 meter. De locatie ligt net binnen deze effectafstand.
De ontwikkeling heeft geen (significant) effect op de hoogte van het groepsrisico. Omdat het groepsrisico nauwelijks toeneemt, is het niet noodzakelijk een verantwoording van het groepsrisico op te stellen.
In geval van een calamiteit zal worden gecommuniceerd met de omgeving. De locatie is goed te ontvluchten in tegenovergestelde richting.
Conclusie
Het aspect 'externe veiligheid' staat de beoogde ontwikkeling niet in de weg.
Inleiding
Bij de voorbereiding van het bestemmingsplan moet worden onderzocht of de natuurwetgeving de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en in de bescherming van dier- en plantensoorten. Voor gebiedsbescherming zijn de Natuurbeschermingswet 1998 en de ecologische hoofdstructuur relevant en voor de soortbescherming de Flora- en faunawet (hierna Ffw). Hierna wordt nader ingegaan de aspecten gebieds- en soortbescherming.
Gebiedsbescherming
Natuurbeschermingswet 1998
In de Natuurbeschermingswet 1998 (verder: Nb-wet) is de bescherming van specifieke gebieden geregeld. De bepalingen uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Nb-wet verwerkt.
Voor de Natura 2000-gebieden gelden instandhoudingsdoelen: bepaalde habitattypes die daar voorkomen moeten in stand worden gehouden. Onder andere hiervoor is het een vereiste dat de neerslag van stikstof - de stikstofdepositie - wordt teruggedrongen. Elke toename aan stikstof op Natura 2000-gebieden wordt daarom getoetst in het kader van de Nb-wet.
De Natura 2000-gebieden hebben een externe werking, zodat ook ingrepen die buiten deze zones plaatsvinden verstoring kunnen veroorzaken en moeten worden getoetst op het effect van de ingreep op soorten en habitats.
Ecologische hoofdstructuur
Binnen de door het Rijk gestelde kaders begrenzen, beschermen en onderhouden de provincies een natuurnetwerk met de juiste ruimtelijke, water- en milieucondities voor kenmerkende ecosystemen van (inter)nationaal belang. Dit provincie- en landsgrensoverschrijdende netwerk is de (herijkte) nationale Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De begrenzing van de EHS is in Zeeland door Gedeputeerde Staten vastgesteld in het Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 en het Natuurbeheerplan Zeeland. In het Omgevingsplan staan ook de spelregels hoe om te gaan met de EHS. Binnen de EHS liggen onder ander ook de Natura 2000-gebieden.
Soortenbescherming: Flora- en faunawet
De Ffw is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Ffw bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfplaatsen. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen 'licht' en 'zwaar' beschermde soorten. Indien sprake is van bestendig beheer, onderhoud of gebruik, gelden voor sommige, met name genoemde soorten, de verbodsbepalingen van de Ffw niet. Er is dan sprake van vrijstelling op grond van de wet. Voor zover deze vrijstelling niet van toepassing is, bestaat de mogelijkheid om van de verbodsbepalingen ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van EL&I. Voor de zwaar beschermde soorten wordt deze ontheffing slechts verleend, indien:
Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient in het geval van zwaar beschermde soorten of broedende vogels overtreding van de Ffw voorkomen te worden door het treffen van maatregelen, aangezien voor dergelijke situaties geen ontheffing kan worden verleend. Uiterlijk bij het nemen van een besluit dat ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk maakt, zal daarom zekerheid moeten zijn verkregen dat overtredingen van de Ffw niet optreden. Het bestemmingsplan is een dergelijk besluit.
Het Ministerie van EL&I beperkt de verbodsbepalingen bij vogels tot alleen de plaatsen waar wordt gebroed, inclusief de functionele omgeving om het broeden succesvol te doen zijn, én slechts gedurende de periode dat er wordt gebroed. Er zijn hierop echter verschillende uitzonderingen.
Gebiedsbescherming
Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals Natura 2000. Het plangebied maakt ook geen deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Het dichtstbijzijnde EHS-gebied is de Oude Vaart op ongeveer 100 tot 200 meter afstand van het plangebied en wordt niet beïnvloed door de beoogde ontwikkeling (zie ook paragraaf 4.5).
De dichtstbijzijnde Natura 2000-gebieden zijn de Vogelkreek bij Hengstdijk (afstand ruim 7 km) en de Westerschelde & Saefthinghe (op 8,8 km of meer van het plangebied).
In het Verdronken land van Saeftinghe komen stikstofgevoelige habitattypen en -soorten voor, maar het plangebied ligt op te grote afstand en de verkeersgeneratie van de beoogde ontwikkeling is te klein om daarop effecten te hebben. De Natuurbeschermingswet 1998 en het beleid van de provincie staan de uitvoering van het plan dan ook niet in de weg.
Soortenbescherming
Huidige ecologische waarden
De huidige ecologische waarden zijn door ir. J.J. van den Berg vastgesteld aan de hand van foto's , algemene ecologische kennis en verspreidingsatlassen/gegevens (onder andere www.ravon.nl en www.waarneming.nl) en de toelichting op het geldende bestemmingsplan De Statie. Circa de helft van het terrein wordt ingenomen door gebouwen, waaronder een woonhuis met een kleine tuin en verharding. Het overige deel is begroeid en wordt de laatste jaren redelijk intensief onderhouden. Er is een lage vegetatie aanwezig met enige struweel
Vaatplanten
Gezien het huidige gebruik zijn geen beschermde soorten waargenomen of te verwachten.
Vogels
De beplanting in de tuin is geschikt voor vogels van de urbane omgeving zoals merel en heggemus. Ook het struweel op het onbebouwd gedeelte is geschikt als nestplaats voor diverse soorten broedvogels. Het zijn soorten zonder vaste nestplaats. In het plangebied zijn geen permanente nesten aanwezig. De woning is niet geschikt als nestplaats voor gierzwaluwen (te lage dakgoot). Het voorkomen van huismus is hier niet te verwachten.
Zoogdieren
Het plangebied biedt geschikt leefgebied aan algemeen voorkomende, licht beschermde soorten als mol, hermelijn, wezel, konijn en diverse algemene muizensoorten.
De weg Stationsplein vormt, zoals bleek uit eerdere onderzoeken, een vliegroute voor vleermuizen. Dit ondanks dat er geen beplanting aanwezig is. Het betreft hier een foerageerfunctie. De te slopen bebouwing is niet geschikt als verblijfsplaats voor vleermuizen. In het huis zijn geen open stootvoegen aanwezig en weinig uitvliegruimte.
Amfibieën
De korte grasvegetatie is ongeschikt als landbiotoop voor algemene amfibieën. Zwaarder beschermde soorten bijvoorbeeld rugstreepppad komen hier naar verwachting ook niet voor. In het plangebied komt geen open water (poelen) voor.
Vissen
Deze diersoort is niet van belang omdat er geen open water wordt gedempt of aangetast.
Overige soorten
Er zijn, gezien de voorkomende biotopen, geen beschermde reptielen/of bijzondere insecten of overige soorten te verwachten op de planlocatie. Deze soorten stellen hoge eisen aan hun leefgebied; het plangebied voldoet hier niet aan.
In tabel 4.4 is aangegeven welke beschermde soorten er binnen het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.
Tabel 4.4 Beschermingsregime Flora en faunawet en toetsing mogelijk voorkomende beschermde soorten binnen het plangebied
nader onderzoek nodig bij toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen | ||||
vrijstellings- regeling Ffw | tabel 1 | mol en diverse soorten muizen | nee | |
ontheffings- regeling Ffw | tabel 2 | geen | nee | |
tabel 3 | bijlage 1 AMvB | geen | nee | |
bijlage IV HR | vleermuizen | nee | ||
vogels | cat. 1 t/m 4 | Broedvogels van struweel | nee |
Toetsing
Beoogde werkzaamheden
Om de voorgenomen ontwikkelingen mogelijk te maken, worden de volgende werkzaamheden uitgevoerd:
Beoordeling
Bij de voorgenomen ontwikkeling dient rekening te worden gehouden met beschermde soorten.
De Flora- en faunawet staat de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg, mits tijdens sloop-en bouwwerkzaamheden rekening wordt gehouden met het broedseizoen.
De Natuurbeschermingswet 1998, het provinciale EHS-beleid en de Flora- en faunawet vormen geen belemmering voor de beoogde ontwikkeling.
Planologische relevante kabels en leidingen
Voor hoofdtransportleidingen en hoogspanningsverbindingen geldt dat deze in een (bestemmings)plan moeten worden geregeld. Deze leidingen hebben namelijk gevolgen voor het gebruik van gronden in de directe omgeving en zijn dus planologisch relevant.
Hoofdtransportleidingen zijn buisleidingen waarmee de volgende producten worden vervoerd:
Overige leidingen kunnen planologisch relevant zijn als deze een onmisbare functie vervullen voor een groot gebied of voor kwetsbare functies of bedrijfsprocessen of als deze een veiligheidscontour hebben. Niet-planologisch relevante leidingen behoeven geen bescherming c.q. regeling in het bestemmingsplan. Deze leidingen kunnen dan ook zonder planologische regeling worden aangelegd.
Grondroeringsregeling
De Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (WION) verplicht gravers (ook wel grondroerders genoemd) tot het melden van elke ‘mechanische grondroering’ bij het Kadaster. Doel van de wet is gevaar of economische schade door beschadiging van ondergrondse kabels of leidingen (water-, elektriciteit- en gasleidingen, telefoonlijnen en olie- en gasleidingen) te voorkomen. De wet heeft de (vrijblijvende) zelfregulering zoals die bestond in de vorm van het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC) vervangen.
Uit informatie van de provincie Zeeland (bron: geoloket) en de professionele risicokaart Nederland zijn in en nabij het plangebied geen planologisch relevante leidingen, hoogspanningslijnen aanwezig.
Niettemin is in het bestemmingsplan 'De Statie' wel een gasleiding bestemd (zie figuur 1.2 in paragraaf 1.3). Het betreft een gasleiding van Enduris B.V. met een maximale werkdruk van 4 Bar en een diameter van 160 mm. Het tracé van deze leiding loopt globaal vanaf het Stationsplein in westelijke richting, parallel aan het voormalig spoortracé en direct langs en gedeeltelijk over het perceel. In figuur 4.4. is de exacte ligging weergegeven. Hoewel deze leiding planologisch niet relevant is (geen hoofdtransportleiding en ook geen onmisbaar belang), is ervoor gekozen om de gasleiding toch in onderhavig bestemmingsplan op te nemen.
Uit de figuur blijkt dat er ook een rioolleiding (onder vrij verval en onder druk) met een pompput ligt. Deze leiding is evenmin planologisch relevant. Dat betekent dat in het bestemmingsplan geen rekening hoeft te worden gehouden met deze leiding. Dat geldt ook voor eventueel andere niet-relevante leidingen in of nabij het plangebied, zoals telecomkabels, drainageleidingen.
In de onderste afbeelding van figuur 4.4. is een fragment van het bouwplan weergegeven. Hieruit blijkt dat de noordwesthoek van het gebouw heel dicht komt te staan op de bestaande gasleiding. Het gebouw wordt zelfs gedeeltelijk gebouwd binnen de geldende leidingbestemming en ook net binnen de (iets kleinere) vrijwaringszone die door de leidingbeheerder wordt gehanteerd. Ook wordt over de gasleiding een toegangsweg tot het nieuwe parkeerterrein aangelegd. Naar aanleiding van deze constateringen heeft overleg plaatsgevonden tussen de initiatiefnemer en Delta Infra B.V./ Delta Netwerkgroep als operationeel beheerder van de netbeheerder Enduris B.V.
In dit overleg is geconcludeerd dat de gasleiding vanwege het bouwplan moet worden verplaatst. De afdekking van de leiding door de nieuwe toegangsweg (asfalt, een gesloten verharding) is geen probleem omdat aan weerzijden van de weg open verharding aanwezig zal zijn waarlangs gas eventueel weg kan lekken.
Hiervoor wordt door middel van een proefsleuvenonderzoek nader onderzoek gedaan naar de daadwerkelijke ligging van de bestaande gasleiding en de andere ondergrondse infrastructuur, in het bijzonder de gemeentelijke rioolpersleiding en pompput. Op basis hiervan wordt met alle betrokken leidingbeheerders en de gemeente een nieuw tracé bepaald en worden afspraken gemaakt hoe de verplaatsing kan worden georganiseerd. Omdat een definitieve oplossing naar verwachting pas na de vaststelling van dit bestemmingsplan wordt verwacht, wordt in het onderhavige bestemmingsplan een strook opgenomen met een voldoende breed profiel waarin de hogedrukgasleiding kan worden aangelegd. Verplaatsing van de gemeentelijke riolering en pompput kan hiervoor nodig zijn. De initiatiefnemer heeft verklaard kosten voor de verplaatsing van ondergrondse infrastructuur voor zijn rekening te nemen. Daarmee is de uitvoerbaarheid van het plan geborgd.
Figuur 4.4. Aanwezige leidingen (boven) en bestaande gasleiding geprojecteerd over bouwplan (onder)
Indien aan de orde, zal voor deze leidingen nog wel een melding bij het kadaster worden gedaan.
Het aspect kabels en leidingen vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.
Inleiding
Voor de verplaatsing en uitbreiding van de ALDI-supermarkt aan het Stationsplein in Hulst is door Rho-adviseurs ruimtelijk economisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is een afzonderlijke rapportage en is opgenomen in bijlage 2.
Het ruimtelijk-economisch onderzoek gaat in op de volgende aspecten:
Met de resultaten van het ruimtelijk-economisch onderzoek is onderbouwd dat kan worden voldaan aan de eisen uit de ladder voor duurzame verstedelijking (art. 3.1.6. Bro).
Conclusies uit het onderzoek
De ontwikkeling sluit aan bij de eisen die worden gesteld in de ladder voor duurzame verstedelijking. Met betrekking tot de eerste stap van de ladder is geconstateerd dat er in de regio voldoende draagvlak is voor een harddiscounter. Uit de actuele economische analyse komt naar voren dat de uitbreiding van ALDI past binnen de marktomstandigheden in de sector dagelijkse goederen in deze regio.
Het behoud van de discountvoorziening voor de regio Hulst draagt bij aan het woon- en leefklimaat in dit gebied. Het bieden van passende ruimte aan ondernemers om te groeien is positief voor het ondernemersklimaat.
De huidige leegstand in Hulst biedt onvoldoende ruimte voor inpassing van de beoogde ontwikkeling. Ook is uitbreiding en modernisering op de huidige locatie niet mogelijk, omdat de fysieke ruimte ontbreekt voor een groter winkelpand en de bijbehorende uitbreiding van het parkeren.
De beoogde locatie aan het Stationsplein 13 in Hulst bevindt zich binnen het bestaand stedelijk gebied, sluit aan bij de huidige winkelstructuur aan het Stationsplein en voldoet aan alle vestigingseisen van een discountsupermarkt: gelegen nabij een N-weg en met voldoende ruimte voor parkeren, bevoorrading en de gewenste winkeloppervlakte. Daarbij maakt de geografische ligging van de locatie een goede bereikbaarheid voor autobezoekers vanuit de relevante regio mogelijk.
Er is om de volgende redenen geen sprake van onaanvaardbare effecten op het woon-, leef- en ondernemersklimaat door realisatie van de beoogde ontwikkeling:
Bij vestiging van de discountsupermarkt aan het Stationsplein 13 in Hulst zullen de consumenten in de regio dan ook (net als voorheen) de reguliere supermarkten en de speciaalzaken blijven bezoeken voor de aanschaf van het grootste deel van hun boodschappen.
Uit het voorgaande volgt dat er als gevolg van de beoogde ontwikkeling van de harddiscounter geen winkels hoeven te sluiten. De inwoners van de gemeente Hulst kunnen daarom op aanvaardbare afstand blijven voorzien in hun eerste levensbehoeften. Er is dan ook geen sprake van een duurzame ontwrichting van de voorzieningenstructuur.
Ook wordt voldaan aan trede 2 en 3 van de ladder voor duurzame verstedelijking. De beoogde ontwikkeling voorziet in herontwikkeling van bestaande (stedelijke) gronden nabij de vertreklocatie aan het Stationsplein in Hulst. Trede 3 is niet van toepassing, omdat de ontwikkeling plaatsvindt binnen bestaand stedelijk gebied.
In de Wet ruimtelijke ordening zijn regels opgenomen over de grondexploitatie. Deze regels verplichten tot een kostenverhaal indien nieuwe bouwplannen rechtstreeks mogelijk worden gemaakt door middel van een bestemmingsplan en er voor de gemeente sprake is van verhaalbare kosten (kostensoortenlijst Besluit ruimtelijke ordening (Bro)). In geval van kostenverhaal is een exploitatieplan niet vereist wanneer het kostenverhaal anderszins is verzekerd (bijvoorbeeld door het sluiten van overeenkomsten van grondexploitatie met alle eigenaren in het exploitatiegebied, waar bouwmogelijkheden gerealiseerd kunnen worden of volledig grondeigendom).
In een bestemmingsplan is sprake van kostenverhaal (6.2.3. tot en met 6.2.5. Bro) als een bouwplan (6.2.1 Bro) wordt mogelijk gemaakt. De wetgever heeft de volgende verschillende bouwplannen vastgelegd:
Toetsing
In het voorliggende bestemmingsplan wordt een ontwikkeling die wordt aangemerkt als bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Bro mogelijk gemaakt. Voor deze ontwikkeling zal de gemeente met de grondeigenaar (de ontwikkelende partij) een zogeheten "anterieure" overeenkomst sluiten.
Daarmee is verzekerd dat kosten van de kostensoortenlijst uit het Bro en alle projectgebonden kosten worden verhaald op de initiatiefnemer. Dit betekent dat voor dit bestemmingsplan geen exploitatieplan behoeft te worden vastgesteld.
P.M. Wacht op resultaten overleg met instanties
In het principebesluit van 26 juni 2015 is geadviseerd om in contact te treden met omwonenden en met hen afspraken te maken over bijvoorbeeld een deugdelijke erfafscheiding en geluidreducerende maatregelen. Naar aanleiding hiervan heeft de projectcoördinator van de Aldi in het voorjaar gesproken met de bewoners van de aangrenzende woningen aan de Absdaalseweg, met uitzondering van de percelen 22-24 omdat die te koop stond.
Van belang is dat uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de bestaande schanskorven ter plaatse van het terrein Aldi dienen te worden verhoogd. Verderop langs de gezamenlijke perceelsgrens worden nieuwe erfafscheidingen geplaatst. Hiermee worden de belangen van de aangrenzende woningen zo veel mogelijk gerespecteerd.
Voor de ontwikkelingen die thans rechtstreeks planologisch-juridisch mogelijk worden gemaakt zal de initiatiefnemer gegevens overleggen aan de gemeente waaruit blijkt dat deze de investeringen financieel kan dragen. Deze ontwikkeling wordt volledig voor rekening en risico van Aldi Vastgoed B.V. geïnitieerd en gerealiseerd. Aldi Vastgoed B.V. is dan ook contractpartij met de gemeente Hulst. Gelet op het vertrouwelijke karakter zijn de financiële gegevens niet in deze paragraaf opgenomen. De gemeente zal inzicht krijgen in de financiële gegevens.