direct naar inhoud van Regels
Plan: Stationsplein 13
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0677.bphulststatpln13-001V

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Stationsplein 13 met identificatienummer NL.IMRO.0677.bphulststatpln13-001V van de gemeente Hulst.

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waar gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 brutovloeroppervlak (bvo)

de totale vloeroppervlakte van alle bouwlagen van een (bedrijfs)gebouw(en) met inbegrip van alle daartoe behorende ruimten, gemeten (op alle bouwlagen) op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, of tot het hart van de desbetreffende scheidingsconstructie, indien de binnenruimte van het gebouw grenst aan de binnenruimte van een ander gebouw.

1.7 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, vanwege de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.8 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 Bevi-inrichting

een bedrijf zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.12 bevoegd gezag

bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.20 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.23 hoofdgebouw

gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.24 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.25 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een dak.

1.26 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld, op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
1.27 perifere detailhandel, algemeen

detailhandel op terreinen of locaties binnen de bebouwde kom die niet binnen een bestaand winkel(concentratie)gebied of het onmiddellijk daaraan grenzende gebied liggen c.q. gevestigd kunnen worden);

1.28 perifere detailhandel, branchegericht (volumineus)

perifere detailhandel in goederen, waarvoor vanwege de aard en de omvang van het gevoerde assortiment en de dagelijkse bevoorrading, een groot bedrijfsvloeroppervlak nodig is, zoals auto’s boten, caravans, tenten, vakantie, recreatie, sport-, outdoor- en kampeerartikelen, bouwmarkten, tuincentra, woninginrichting, keukens en sanitair;

1.29 supermarkt

een zelfbedieningszaak in goederen met hoofdzakelijk een grote verscheidenheid aan levens- en genotsmiddelen.

1.30 Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein'

de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein' die van deze regels deel uitmaakt.

1.31 Wgh-inrichting

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3 van het Besluit omgevingsrecht, die in belangrijke mate geluidhinder kunnen veroorzaken.

1.32 winkelvloeroppervlak (wvo)

de totale in een winkel voorkomende vloeroppervlakte van alle bouwlagen van ruimten welke rechtstreeks toebedeeld en ten dienste staan voor de uitstalling en verkoop van detailhandelsartikelen (en voor het publiek zichtbaar en toegankelijk zijn, inclusief de vloeroppervlakte van de etalage, vitrine, toonbank- en kassaruimte (plus de loopruimte voor het personeel daarachter), schappen, paskamers, ruimten voor winkelwagentjes en lege dozen evenals de vloeroppervlakte van entresols (met voor klanten voldoende hoogte).


Hieronder wordt niet begrepen de uitsluitend voor het personeel bedoelde (dienst)ruimten en de ruimten die betrekking hebbend op bedrijfskantoor, portiek, ambacht, en reparatie activiteiten, verwerken van bestellingen, opslag, verwerking van bestellingen, magazijn, sanitair, keuken en distributieruimten;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.5 dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 goot(- of boeibord)hoogte van een bouwwerk:
  • a. vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
  • b. bij meerdere/verschillende (hellende) dakvlakken met verschillende goot- en/of boeibordhoogten wordt de goot- en/of boeiboordhoogten gemeten bij dat dakvlak, waarvan de verticale projectie meer bedraagt dan 50% van het grondoppervlak van een gebouw;
  • c. bij een asymmetrische dakvorm met één hellend dakvlak dat loopt over de volledige breedte, of diepte van een gebouw, wordt de goot- en/of boeibordhoogte gemeten op het hoogste snijpunt van het dakvlak met de daaronder gelegen gevel; onder de gevel wordt ook verstaan het hart van de scheidsmuren met een gebouw op een aangrenzend bouwperceel;
2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd - 9

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 9' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ten hoogste één supermarkt met een maximaal winkelvloeroppervlak (wvo) van 1.200 m² en een maximum brutovloeroppervlak (bvo) van 1.555 m2, met dien verstande dat voldaan wordt aan 3.4.1 onder a;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidscherm' is een geluidscherm toegestaan;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, toegangswegen en parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.
3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Algemeen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen kan uitsluitend worden verleend indien binnen het plangebied voldoende parkeerplaatsen zijn of worden aangelegd en in stand gehouden. Hierbij geldende de volgende normen:
    • 1. voor een supermarkt: ten minste 6 parkeerplaatsen per 100 m2 brutovloeroppervlak (bvo);
    • 2. voor andere toegestane functies dan supermarkt: de normen zoals opgenomen in de 'Publicatie 317: Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte CROW;
  • b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd met dien verstande dat de maximale oppervlakten zoals opgenomen in artikel 3.1 onder b niet worden overschreden.

3.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. Gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak.
  • b. Overkappingen zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan;
  • c. De bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven maximum bouwhoogte.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan erf- en terreinafscheidingen, verlichtings- en reclameobjecten en vlaggenmasten;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidscherm' is tevens een geluidscherm toegestaan waarvan de hoogte maximaal 2 meter mag bedragen;
  • c. buiten het bouwvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 2 meter, behoudens:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van gebouwen, waarvan de hoogte maximaal 1 meter mag bedragen;
    • 2. vlaggenmasten en verlichtings- en reclameobjecten waarvan de hoogte maximaal 6 meter mag bedragen;
  • d. binnen het bouwvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken van parkeernorm
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder artikel 3.2.1 onder a voor wat betreft de eis dat alle parkeerplaatsen binnen het plangebied aanwezig moeten zijn of worden aangelegd, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
    • 1. het tekort aan parkeerplaatsen wordt op het aangrenzende parkeerterrein ten zuiden van de rijbaan Stationsplein opgelost;
    • 2. verlening van de omgevingsvergunning leidt niet tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van naastgelegen percelen;
    • 3. de omgevingsvergunning wordt slechts verleend als over de aspecten zoals genoemd onder 1 en 2 een schriftelijke overeenkomst met de aanvrager van een omgevingsvergunning wordt gesloten.

3.3.2 Maten en bouwgrenzen

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van de regels voor:

  • a. de maximale bouwhoogte van gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers en lichtkappen, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10 % van het betreffende bouwvlak bedraagt;
    • 2. de hoogte ten hoogste 1,25 maal de maximale toelaatbare bouwhoogte bedraagt.
  • b. een andere situering en/of begrenzing van de bouwvlakken, bouwgrenzen en/of andere aangeduide zones, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken, dat de verschuivingen in verband met de ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, mits de afwijking ten hoogste 1 meter bedraagt en de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd;
  • c. De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Aanvulling op de bestemmingsomschrijving

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. ter plaatse is uitsluitend een supermarkt toegestaan indien:
    • 1. het totaal aantal supermarkten aan het Stationsplein het aantal van 5 niet overschrijdt;
    • 2. voor het overige wordt voldaan aan de ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan geldende retailvisie van de gemeente Hulst;
  • b. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • c. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • d. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • e. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • f. detailhandel anders dan een supermarkt is niet toegestaan;
  • g. een bedrijfswoning is niet toegestaan.
  • h. opslag van goederen in buiten gebouwen is niet toegestaan.

3.4.2 Voorwaardelijke verplichting - gebruik

De gebouwen en gronden binnen het plangebied mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de in artikel 3.1 onder b genoemde supermarkt, indien ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - geluidscherm', in overeenstemming met het akoestisch onderzoek dat ten behoeve van dit bestemmingsplan is uitgevoerd, een 2 m hoge geluidsafscherming wordt gerealiseerd en in stand gehouden.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 3.1 genoemd.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen in die zin dat er een nadere aanduiding perifere detailhandel (detailhandel perifeer) wordt opgenomen, met inachtneming van de navolgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend is toegestaan de vestiging en uitoefening van perifere detailhandel, branchegericht (volumineus) in de branches:
    • 1. auto's;
    • 2. boten;
    • 3. caravans;
    • 4. landbouwwerktuigen;
    • 5. bouwmarkt ;
    • 6. grove bouwmaterialen;
    • 7. tuincentrum type II;
  • b. uitdrukkelijk niet toegestaan is de vestiging en uitoefening van perifere detailhandel, branchegericht (volumineus) in de branches:
    • 1. woninginrichting;
    • 2. sportartikelen;
    • 3. outdoor- en kampeerartikelen;
    • 4. keukens en sanitair;
    • 5. brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen;
    • 6. alsmede
    • 7. perifere detailhandel, omvanggericht (grootschalig);
  • c. ruimtelijk dient aangetoond te worden dat het te vestigen detailhandelsbedrijf past binnen de locatie;
  • d. aangetoond dient te worden, dat:
    • 1. het te vestigen detailhandelsbedrijf dient te passen in de aard, schaal en functie van de gemeente Hulst;
    • 2. dient aan te sluiten op en/of complementair te zijn aan het aanwezige detailhandelsaanbod binnen de gemeente Hulst;
    • 3. geen onevenredige afbreuk optreedt (duurzame structurele ontwrichting) aan het doelmatig functioneren van de bestaande winkelvoorzieningenstructuur (voorzieningenpatroon) binnen de gemeente Hulst in zijn algemeenheid en het detailhandelsaanbod als opgenomen binnen de bestemmingen 'Gemengd 2' en 'Gemengd 3' van het bestemmingsplan 'De Statie' zoals dat gold op het tijdstip van de terinzagelegging van onderhavig bestemmingsplan in het bijzonder;
  • e. burgemeester en wethouders winnen een schriftelijk advies in omtrent de vestigingsaanvraag bij een (branche) adviescommissie detailhandel of een economisch deskundige;
  • f. voldaan dient te worden aan een verantwoorde verkeersafwikkeling ten aanzien van bevoorrading en bezoek;
  • g. bij het bouwen van nieuwe gebouwen dient tegelijkertijd voorzien te worden in parkeergelegenheid, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid voor werknemers in, op of onder de gebouwde voorziening;
    • 2. daarnaast moet voorzien worden in voldoende parkeergelegenheid voor bezoekers van de bedrijven en voorzieningen, met dien verstande dat daarin mag worden voorzien op, in en/of onder het bij het gebouw behorende terrein (eigen terrein); en/of door het aanleggen van parkeergelegenheid op, in en/of onder het openbaar gebied;
    • 3. voor de omvang/het aantal van de aan te leggen parkeervoorzieningen worden de parkeernormen gehanteerd volgens de parkeernormen als opgenomen in bijlage 2 behorende bij de voorschriften van het bestemmingsplan 'De Statie' zoals dat gold op het tijdstip van de terinzagelegging van onderhavig bestemmingsplan.

Artikel 4 Gemengd - 10

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 10' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. perifere detailhandel, branchegericht (volumineus) met een winkelvloeroppervlak (wvo) van ten minste 1.000 m² per detailhandelsvestiging; in de branches:
    • 1. bouwmarkt;
    • 2. tuincentrum, type II;
    • 3. woninginrichting en (tuin)meubelen;
  • b. een supermarkt met een maximaal winkelvloeroppervlak (wvo) van 1.500 m² per detailhandelsvestiging met dien verstande dat voldaan wordt aan artikel 4.4.1 onder b;
  • c. bedrijven tot en met categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein';
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, toegangswegen en parkeervoorzieningen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen en nutsvoorzieningen.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Algemeen
  • a. Een omgevingsvergunning voor het bouwen kan uitsluitend worden verleend indien binnen het plangebied voldoende parkeerplaatsen zijn of worden aangelegd en in stand gehouden. Hierbij geldende de volgende normen:
    • 1. voor de toegestane functies: de normen zoals opgenomen in de 'Publicatie 317: Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' van het nationale kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte CROW.
  • b. Het bouwvlak mag volledig worden bebouwd.

4.2.2 Gebouwen en overkappingen
  • a. Gebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak.
  • b. De bouwhoogte van gebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven maximum bouwhoogte.

4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:

  • a. buiten het bouwvlak zijn uitsluitend toegestaan erf- en terreinafscheidingen, verlichtings- en reclameobjecten en vlaggenmasten;
  • b. buiten het bouwvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste 2 meter, behoudens:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel van gebouwen, waarvan de hoogte maximaal 1 meter mag bedragen;
    • 2. vlaggenmasten en verlichtings- en reclameobjecten waarvan de hoogte maximaal 6 meter mag bedragen;
  • c. binnen het bouwvlak bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten hoogste de met de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken van parkeernorm

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder 4.2.1 onder a voor wat betreft de eis dat alle parkeerplaatsen binnen het plangebied aanwezig moeten zijn of worden aangelegd, indien is aangetoond dat er geheel of gedeeltelijk in de parkeerbehoefte kan worden voorzien:

  • a. door het aanleggen van parkeergelegenheid op, in en/of onder het openbaar gebied;
  • b. doordat is aangetoond dat voldoende parkeergelegenheid aanwezig is in het omliggende openbaar gebied.
4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Aanvulling op de bestemmingsomschrijving

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. detailhandelsvestigingen anders dan aangegeven in artikel 4.1 onder a en b zijn niet toegestaan;
  • b. een supermarkt is uitsluitend toegestaan indien:
    • 1. er sprake is van het verplaatsen van een bestaande supermarkt binnen de kern Hulst;
    • 2. het totaal aantal supermarkten aan het Stationsplein het aantal van 5 niet overschrijdt;
    • 3. voor het overige wordt voldaan aan de ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan geldende retailvisie van de gemeente Hulst;
  • c. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • e. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • f. seksinrichtingen zijn niet toegestaan;
  • g. zelfstandige kantoren zijn niet toegestaan;
  • h. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • i. een bedrijfswoning is niet toegestaan.
  • j. opslag van goederen buiten gebouwen is niet toegestaan.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van artikel 4.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste twee categorieën hoger dan in artikel 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 4.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'Bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in artikel 4.1 genoemd.
4.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming van de gronden wijzigen in die zin dat er een nadere aanduiding perifere detailhandel (detailhandel perifeer) wordt opgenomen, met inachtneming van de navolgende voorwaarden:

  • a. uitsluitend is toegestaan de vestiging en uitoefening van perifere detailhandel, branchegericht (volumineus) in de branches:
    • 1. auto's;
    • 2. boten;
    • 3. caravans;
    • 4. landbouwwerktuigen;
    • 5. grove bouwmaterialen;
  • b. uitdrukkelijk niet toegestaan is de vestiging en uitoefening van perifere detailhandel, branchegericht (volumineus) in de branches:
    • 1. sportartikelen;
    • 2. outdoor- en kampeerartikelen;
    • 3. keukens en sanitair;
    • 4. brand- en/of explosiegevaarlijke stoffen;

alsmede

    • 1. perifere detailhandel, omvanggericht (grootschalig);
  • c. ruimtelijk dient aangetoond te worden dat het te vestigen detailhandelsbedrijf past binnen de locatie;
  • d. aangetoond dient te worden, dat:
    • 1. het te vestigen detailhandelsbedrijf dient te passen in de aard, schaal en functie van de gemeente Hulst;
    • 2. dient aan te sluiten op en/of complementair te zijn aan het aanwezige detailhandelsaanbod binnen de gemeente Hulst;
    • 3. geen onevenredige afbreuk optreedt (duurzame structurele ontwrichting) aan het doelmatig functioneren van de bestaande winkelvoorzieningenstructuur (voorzieningenpatroon) binnen de gemeente Hulst in zijn algemeenheid en het detailhandelsaanbod als opgenomen binnen de bestemmingen 'Gemengd 2' en 'Gemengd 3' van het bestemmingsplan 'De Statie' zoals dat gold op het tijdstip van de terinzagelegging van onderhavig bestemmingsplan in het bijzonder;
  • e. burgemeester en wethouders winnen een schriftelijk advies in omtrent de vestigingsaanvraag bij een (branche) adviescommissie detailhandel of een economisch deskundige;
  • f. voldaan dient te worden aan een verantwoorde verkeersafwikkeling ten aanzien van bevoorrading en bezoek;
  • g. bij het bouwen van nieuwe gebouwen dient tegelijkertijd voorzien te worden in parkeergelegenheid, met inachtneming van de volgende bepalingen:
    • 1. voorzien moet worden in voldoende parkeergelegenheid voor werknemers in, op of onder de gebouwde voorziening;
    • 2. daarnaast moet voorzien worden in voldoende parkeergelegenheid voor bezoekers van de bedrijven en voorzieningen, met dien verstande dat daarin mag worden voorzien op, in en/of onder het bij het gebouw behorende terrein (eigen terrein); en/of door het aanleggen van parkeergelegenheid op, in en/of onder het openbaar gebied;
    • 3. voor de omvang/het aantal van de aan te leggen parkeervoorzieningen worden de parkeernormen gehanteerd volgens de parkeernormen als opgenomen in bijlage 2 behorende bij de voorschriften van het bestemmingsplan 'De Statie' zoals dat gold op het tijdstip van de terinzagelegging van onderhavig bestemmingsplan.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, reclame-uitingen en water.
5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, waaronder erf- en terreinafscheidingen, verlichtings- en reclameobjecten en vlaggenmasten.
  • b. de bouwhoogte van een reclameobject bedraagt ten hoogste 6 meter;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 2 meter.

Artikel 6 Leiding - Gas

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de aanleg, het herstel en de instandhouding van een aardgastransportleiding.

6.2 Bouwregels

Op deze gronden mag niet worden gebouwd met uitzondering van:

  • a. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, welke noodzakelijk zijn voor het beheer en onderhoud van de leidingen, met een maximale bouwhoogte van 2,5 meter;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, van zeer beperkte omvang, zoals erf- en terreinafscheidingen, met een maximale bouwhoogte van 2 meter.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en) (lid 6.2 onder b) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

6.4 Specifieke gebruiksregels

Het opslaan van goederen, met uitzondering van het opslaan van goederen ten behoeve van inspectie en onderhoud van de gastransportleiding, is niet toegestaan, tenzij hiervoor toestemming is gegeven door de leidingbeheerder.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.5.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen of paden banen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het veranderen van het huidige maaiveldniveau door ontginnen, bodemverlagen,
  • c. egaliseren, afgraven of ophogen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • e. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • f. diepploegen;
  • g. het aanleggen van andere kabels en leidingen dan in lid 6.1 aangegeven, en daarmee verband houdende constructies;
  • h. het aanleggen van watergangen.

6.5.2 Uitzonderingen op het uitvoeringsverbod

Het verbod van lid 6.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals in lid 6.3 bedoeld;
  • b. normaal onderhoud en beheer ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan.
  • d. Noodzakelijk zijn, of verband houden met het verplaatsen van de in lid 6.1 genoemde aardgastransportleiding. Voor zover er sprake is van het verplaatsen van overige kabels en leidingen, dienen de nieuwe liggingen van de kabels en leidingen in overeenstemming te zijn met een inrichtings- of bestektekening waarmee de betrokken leidingbeheerders vooraf hebben ingestemd.

6.5.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.5.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien het leidingbelang daardoor niet onevenredig wordt geschaad.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene bouwregels

8.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingen, aanduidingsgrenzen en regels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt en oppervlakte niet meer dan 6 m² bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
8.2 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:

    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • d. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • e. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

Artikel 9 Overige regels

9.1 Werking wettelijke regelingen

De wettelijke regelingen waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van vaststelling van het plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%.
  • c. Dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: 'Regels van het bestemmingsplan Stationsplein 13'.