Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
het bestemmingsplan ‘De Singel, Kloosterzande’ van de gemeente Hulst;
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0677.bpklzdesingel-001V met de bijbehorende regels en bijlagen;
1.3 aan- of uitbouw
een uit de gevel springend, in architectonisch opzicht ondergeschikt deel van een hoofdgebouw dat door haar indeling en inrichting is bestemd hoofdzakelijk te worden gebruikt ten behoeve van het hoofdgebouw;
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.5 aanduidingsgrens
een grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.6 aanduidingsvlak
een op de kaart aangegeven vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
1.7 aaneengebouwd:
blokken van meer dan twee aaneengebouwde hoofdgebouwen;
1.8 aan huis gebonden beroep:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend;
1.9 achtererf
gedeelte van het erf tussen de achtergevellijn en de aan de achterzijde van het gebouw gelegen erfgrens;
1.10 achtergevel van een hoofdgebouw
het meest achterwaarts gelegen deel van een hoofdgebouw;
1.11 afgewerkte bouwterrein:
de gemiddelde hoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond; bij hellende terreinen: het hoogste punt van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde omringende grond;
1.12 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.13 bebouwingspercentage
een op de kaart of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
1.14 bedrijfsmatig gebruik van een woning:
het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van ambachtelijke bedrijvigheid in tegenstelling tot een aan-huis-gebonden-beroep gericht op consumentenverzorging geheel of overwegend door middel van handwerk, waarvan de omvang zodanig is dat de woonfunctie behouden blijft en waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van het Inrichtingen- en of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt;
1.15 beroepsmatig gebruik van een woning
het gebruik van (een gedeelte van) een woning en/of daarbij behorende aanbouw of bijgebouw voor een beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig, ontwerptechnisch of hiermee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- of bijgebouw met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;
1.16 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.17 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.18 bijgebouw:
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw;
1.19 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
1.20 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.21 bouwperceelsgrens:
de grens van een perceel;
1.22 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
1.23 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.24 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, hieronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan diegenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.25 dienstverlening:
het bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten aan personen, zoals reisbureaus, kapsalons, wasserettes, autorijschool en videotheek;
1.26 erf:
al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, in functioneel opzicht ten dienste staat van, en in feitelijk opzicht direct aansluit aan een gebouw en dat, blijkens de kadastrale gegevens behoort tot het bouwperceel waarop dat gebouw is geplaatst;
1.28 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.29 gevellijn:
denkbeeldige dan wel op de kaart aangegeven lijn die strak loopt langs de gevel van een gebouw tot aan de bouwperceelsgrenzen;
1.30 hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
1.31 mantelzorg:
alle vormen van langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Bij de mogelijk hiervoor benodigde extra woonruimte dient er sprake te zijn van bewoning door één huishouden;
1.32 nutsvoorzieningen (voorzieningen ten behoeve van openbaar nut):
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, schakelhuisjes, duikers, gemaalgebouwtjes, bemalingsinstallaties, bergbezinkbassins, gasreduceerstations, telefooncellen, etc.
1.33 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en voorzien van maximaal 1 wand;
1.34 patio:
hoofdgebouw waarbij de binnenplaats aan alle zijden is omsloten door wanden;
1.35 peil:
- de kruin van de weg indien de afstand tussen het bouwwerk en de kant van de weg minder dan 5,00 m bedraagt;
- bij ligging in het water: het gemiddelde zomerpeil van het aangrenzende water;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte bouwterrein;
1.36 permanente bewoning:
bewoning van een ruimte als hoofdverblijf;
1.37 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.38 samenhangend straat- en bebouwingsbeeld:
- een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
- een goede hoogte-/breedteverhouding tussen de bebouwing onderling;
- een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
- de cultuurhistorische samenhang van de omgeving;
1.39 seksinrichting:
de voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotisch-massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
1.40 stedenbouwkundige:
een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige of commissie van deskundigen inzake stedenbouw;
1.41 straatprostitutie:
het zich op de openbare weg respectievelijk in openbare ruimten of in een zich op de openbare weg respectievelijk openbare ruimte bevindend voertuig beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
1.42 twee-aaneen:
blokken van twee aaneen gebouwde hoofdgebouwen die door middel van één gemeenschappelijke wand met elkaar zijn verbonden;
1.43 verbeelding:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0677.bpklzdesingel-001V;
1.44 voorgevel van een hoofdgebouw:
het meest naar de wegzijde gekeerde deel van een hoofdgebouw;
1.45 vrijstaand:
een hoofdgebouw zonder gemeenschappelijke wand met een ander hoofdgebouw;
1.46 weg:
voor het openbaar verkeer openstaande weg of pad inclusief de daarin liggende bruggen en duikers en de tot die weg behorende paden en bermen of zijkanten;
1.47 woning:
een hoofdgebouw dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
1.48 zijgevel:
een gevel van een gebouw, die niet een voorgevel of een achtergevel is.
Artikel 2 Wijze van meten
In deze regels wordt verstaan onder:
2.1 afstand:
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn; overstekken tot 0,50 meter worden hierbij niet meegerekend.
2.2 de afstand van een gebouw tot de zijdelingse bouwperceelsgrens:
vanaf het dichtst bij de bouwperceelsgrens gelegen punt van het gebouw en haaks op de bouwperceelsgrens;
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
2.4 goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot/de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.6 bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, kleine liftkokers en naar aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.7 breedte en diepte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van de scheidingsmuren, met dien verstande, dat wanneer de betreffende gevelvlakken niet evenwijdig lopen of verspringen, het gemiddelde wordt genomen van de kleinste en de grootste maat;
2.8 oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.9 vloeroppervlakte:
de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.
2.10 bebouwingspercentage
het bebouwingspercentage wordt per bouwperceel berekend van het vlak waar het percentage is ingeschreven;
2.11 ondergeschikte bouwonderdelen:
bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, portalen, balkons en overstekende daken, worden bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,00 m bedraagt.
3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor ‘groen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor plantsoenen, bermstroken, bermsloten, waterpartijen, taluds, oevers, bruggen, paden, verhardingen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, waterhuishoudkundige voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbaar nut, geluidwerende voorzieningen en andere tot de bestemming behorende groenvoorzieningen;
3.1.2 Nadere eisen
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in
lid 3.1 bedoelde bestemmingen worden gebouwd:
- gebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
De gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- de oppervlakte van de gebouwen bedraagt maximaal 15 m²;
- de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal voor:
- speelvoorzieningen: 3,00 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10,00 meter
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1,00 meter.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in
lid 3.2 sub c tot een bouwhoogte van maximaal 6,00 meter, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen
De voor ‘verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor straten, voet- en fietspaden, rabatten, parkeerterreinen, speelvoorzieningen, straatmeubilair, afvalverzamelvoorzieningen, geluidwerende voorzieningen, groenvoorzieningen, terrassen, waterhuishoudkundige voorzieningen, taluds, oevers, bruggen en voorzieningen ten behoeve van het openbare nut.
4.1.2 Nadere eisen
Op deze gronden mogen, met inachtneming van de op de kaart aangegeven aanduidingen, uitsluitend ten dienste van de in
lid 4.1.1 bedoelde bestemming worden gebouwd:
- gebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2 Bouwregels
De gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- de oppervlakte van de gebouwen bedraagt maximaal 15 m²;
- de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal voor:
- speelvoorzieningen: 3,00 meter;
- lichtmasten en overige masten: 10,00 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1,00 meter.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in
lid 4.2 sub c tot een bouwhoogte van maximaal 6,00 meter, mits de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken niet onevenredig worden aangetast.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Wonen’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- de huisvesting van personen;
- bij deze functie behorende voorzieningen zoals tuinen, erven, paden, verhardingen en parkeervoorzieningen;
5.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming en met inachtneming van de op de verbeelding aangegeven aanduidingen worden gebouwd:
- hoofdgebouwen;
- aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen.
5.2.2 Hoofdgebouwen
Hoofdgebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het op de kaart aangegeven bouwvlak worden opgericht;
- ter plaatse van de aanduiding ‘aaneengebouwd’ mogen hoofdgebouwen vrijstaand, twee-aaneen of aaneengebouwd, worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding ‘twee-aaneen’ mogen hoofdgebouwen vrijstaand of twee-aaneen worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding ‘vrijstaand’ mogen uitsluitend vrijstaande hoofdgebouwen worden gebouwd;
- ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding-aaneengebonden’ mogen uitsluitend aaneengebonden woningen worden opgericht;
- de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen bedragen maximaal de op de kaart aangeduide maat;
- de breedte van een hoofdgebouw – een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw niet meegerekend – bedraagt minimaal 5 meter;
- de afstand tussen het hoofdgebouw – een aan- of uitbouw en/of aangebouwd bijgebouw niet meegerekend – en de zijdelingse bouwperceelsgrens bedraagt minimaal:
- bij een vrijstaande woning: 3,00 meter (aan één zijde);
- bij een twee-aaneengebouwde woning: 3,00 meter (aan één zijde);
- bij een aaneengebouwde woning: niet nader bepaald;
- de diepte van een hoofdgebouw bedraagt maximaal 12 meter.
5.2.3 Overige bebouwing
Aan- en uitbouwen en bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde en overkappingen mogen in het bouwvlak worden opgericht;
- de totale bebouwde oppervlakte van het bouwperceel bedraagt maximaal 60%;
- de oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt ten hoogste 60 m²;
- de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 3,00 meter;
- de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bedraagt maximaal 7,00 meter;
- voor zover aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen niet in de perceelgrens worden gebouwd, bedraagt de afstand tot de bouwperceelsgrens minimaal 1,00 meter;
- aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen worden minimaal 3,00 meter achter (het verlengde van) de gevellijn worden gebouwd;
de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt ten hoogste:
- erf- en terreinafscheidingen tussen de voorgevel van hoofdgebouwen en de openbare weg 1,00 meter;
- erf- en terreinafscheidingen elders 2,00 meter;
- pergola's 2,75 meter;
- speelvoorzieningen 3,00 meter;
- lichtmasten en overige masten 10,00 meter;
- bewegwijzering en overig straatmeubilair 4,50 meter;
- overige bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde 1,00 meter;
- overkappingen 3,00 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Beroep en/of bedrijf aan huis zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- De woonfunctie blijft als primaire functie behouden en blijft herkenbaar;
Er wordt geen afbreuk gedaan aan het woonkarakter van de omgeving waarbij met name gelet wordt op:
- De ruimtelijke werking die het gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft;
- De hinder voor het woonmilieu, de invloed op de afwikkeling van verkeer en de verkeersaantrekkende werking en op de parkeerbalans;
- De ruimtelijke uitstraling die moet passen bij de functie van het pand of perceel;
- Er mag geen detailhandel plaatsvinden;
- Er mogen geen reclamevoorwerpen worden aangebracht.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Beroep en/of bedrijf aan huis
Beroep en/of bedrijf aan huis zijn toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- De woonfunctie blijft als primaire functie behouden en blijft herkenbaar;
Er wordt geen afbreuk gedaan aan het woonkarakter van de omgeving waarbij met name gelet wordt op:
- De ruimtelijke werking die het gebruik gezien zijn aard, omvang en intensiteit heeft;
- De hinder voor het woonmilieu, de invloed op de afwikkeling van verkeer en de verkeersaantrekkende werking en op de parkeerbalans;
- De ruimtelijke uitstraling die moet passen bij de functie van het pand of perceel;
- Er mag geen detailhandel plaatsvinden;
- Er mogen geen reclamevoorwerpen worden aangebracht.
5.4.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt gerekend:
- het inrichten en/of gebruiken van een aan- of uitbouw of een vrijstaand bijgebouw als zelfstandige woonruimte.
- zelfstandige kantoren;
- seksinrichtingen;
- prostitutie.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van het bepaalde in
lid 5.4 voor de uitoefening van kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten in de woning met inachtneming van de volgende bepalingen:
- de woonfunctie dient in overwegende mate behouden en herkenbaar te blijven;
- het vloeroppervlak in gebruik voor de bedrijfsmatige activiteiten mag ten hoogste 25 m2 van het vloeroppervlak van hoofdgebouwen en de daarbij behorende aan- en uitbouwen bedragen;
- de activiteit dient door de bewoner te worden uitgeoefend;
- het gebruik mag geen zodanige verkeersaantrekkende werking hebben dat deze kan leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
- er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop die verband houdt met de bedrijfsmatige activiteiten;
- de bevoegdheid tot afwijking wordt niet gebruikt voor het uitoefenen van bedrijvigheid die onder de werking van de Wet milieubeheer valt;
- de bevoegdheid tot afwijking wordt niet gebruikt indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
Artikel 6 Waarde - Archeologie
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Waarde - Archeologie’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 6.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 2 m;
ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag, met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels, uitsluitend worden gebouwd, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
het bepaalde in dit lid onder b.1 en b.2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op één of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
- vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
- een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 250 m2;
- een bouwwerk dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 0,40 meter beneden oorspronkelijk maaiveld en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst;
6.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.3.1 Uitvoeringsverbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met bestemming Waarde-Archeologie zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of de volgende werkzaakheden uit te voeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 0,40 m beneden oorspronkelijk maaiveld, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen en aanleggen van drainage;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
- het verlagen of verhogen van het waterpeil;
- het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.3.2 Uitzondering op het uitvoeringsverbod
Het verbod van lid 6.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:
- noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 6.2 in acht is genomen;
- een oppervlakte beslaan van ten hoogste 250 m2;
- reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
- ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.
6.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken en werkzaamheden, zoals in lid 6.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:
- de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
- de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologisch deskundige.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
6.4.1 Verwijderen bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen een of meer bestemmingsvlakken van de bestemming Waarde-Archeologie geheel of gedeeltelijk verwijderen, indien:
- uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
- het op grond van nader archeologisch onderzoek niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.
6.4.2 Wijzigen bestemming
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming Waarde-Archeologie wijzigen in een andere bestemming Waarde-Archeologie teneinde grotere of kleine oppervlaktes en/of dieptes toe te staan zoals genoemd onder 6.2, 6.3.1 en 6.3.2 teneinde de archeologische waarden op een andere wijze te beschermen en veiligstellen, indien uit nader archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse andere archeologische waarden aanwezig zijn.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Gronden die in aanmerking zijn genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene bouwregels
8.1 Algemene bepaling met betrekking tot ondergronds bouwen
8.1.1 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
8.1.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
- ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak tot een maximale diepte van 4 meter;
- het oppervlak aan ondergrondse bouwwerken mag niet meer bedragen dan het toegestane oppervlak aan bouwwerken boven peil vermeerderd met 15 m².
8.1.3 Afwijken van ondergronds bouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 8.1.2 sub a voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet wordt verstoord.
8.2 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, alle plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- cq. Bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.
8.3 Bestaande afstanden, hoogte-, inhouds- en oppervlakte maten en aantallen
- De bestaande afstanden, hoogte, inhouds- en oppervlakte maten en aantallen die meer bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
- De bestaande afstanden, hoogte, inhouds- en oppervlakte maten en aantallen die meer bedragen dan in het plan is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
- In geval van herbouw is het bepaalde in sub a en sub b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
Tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is, kunnen burgemeester en wethouders bij omgevingsvergunning afwijken van de regels in dit plan voor:
- het overschrijden van de naar de weg gekeerde bebouwingsgrens, alsmede van de ten opzichte van de zijdelingse bouwperceelsgrens bepaalde minimumafstand door:
- erkers, balkons en bordessen tot maximaal 1,00 meter;
- ingangspartijen tot maximaal 2,00 meter, mits de bebouwde oppervlakte maximaal 6,00 m² en de bouwhoogte maximaal 3,00 meter zal bedragen.
- het oprichten van antennes en masten tot een bouwhoogte van 15 meter;
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
- eenmalig kan in afwijking van sub a een omgevingsvergunning worden verleend voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
- het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregel van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
- het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, zoals bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
- indien het gebruik, zoals bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
- het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.
10.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels kunnen worden aangehaald onder de naam:
Regels van het bestemmingsplan ‘De Singel, Kloosterzande'.