direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Kerkdreef 5, Vogelwaarde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0677.bpvogelwkerkdreef5-001V

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Aan de Kerkdreef 5 te Vogelwaarde staat een agrarische bedrijfswoning. De bedrijfswoning hoort bij de naastgelegen witlofkwekerij (Kerkdreef 5a), maar is circa 10 jaar geleden reeds kadastraal afgesplitst van het bedrijf. De initiatiefnemer heeft de wens deze woning uit te breiden en aan te passen tot een levensloopbestendige woning en de woning als burgerwoning te gebruiken. Het gebruiken van de woning als burgerwoning is niet toegestaan binnen de bestemming 'Agrarisch'. Daarnaast mag een bedrijfswoning een maximale oppervlakte hebben van 1.000m³. Met de gewenste uitbreiding wordt deze oppervlakte overschreden, waardoor de uitbreiding op basis van de huidige bouwregels niet mogelijk is. In verband met de naastgelegen witlofkwekerij, is het milieutechnisch niet mogelijk de gronden te bestemming als 'Wonen'. Daarom is er voor gekozen de woning te bestemmen als 'plattelandswoning'. Een plattelandswoning is een voormalige agrarische bedrijfswoning die bewoond wordt door een derde die geen functionele binding heeft met het bedrijf. Omdat de milieueisen voor een plattelandswoning niet anders beoordeeld worden dan een agrarische bedrijfswoning, is het toch mogelijk de woning te bewonen als burgerwoning. Dit bestemmingsplan maakt de voorgenomen ontwikkeling planologisch mogelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpvogelwkerkdreef5-001V_0001.png"

Figuur 1 | Het plangebied (bron: Geoloket Zeeland, bewerking Juust BV)

1.2 Plangebied

Het plangebied aan de Kerkdreef 5 ligt aan de zuidkant van de kern Vogelwaarde. Het betreft het perceel kadastraal bekend, gemeente Hontenisse, sectie O, nummer 1269. Het perceel wordt aan de westkant begrensd door de Kerkdreef, aan de noordkant door het perceel nummer 1252, aan de oostkant door een deel van het perceel Kerkdreef 5a (witlofkwekerij) en aan de zuid- en oostkant door het erf met bedrijfsbebouwing van de witlofkwekerij.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpvogelwkerkdreef5-001V_0002.png"

Figuur 2 | Situering plangebied (bron: geoinfo.scheldestromen.nl, bewerking Juust BV)

1.3 Doel

Doel van dit bestemmingsplan is het bestaande gebruik van de (voormalige) bedrijfswoning als reguliere woning mogelijk te maken. Daarnaast is het doel de uitbreiding van de woning planologisch mogelijk te maken. Het vaststellen van dit bestemmingsplan vormt de basis om met één of meer omgevingsvergunningen de uitvoering van het project mogelijk te maken.

1.4 Leeswijzer

Dit bestemmingsplan bestaat uit deze toelichting, regels en een verbeelding. Deze toelichting bestaat naast dit inleidende hoofdstuk uit vier hoofdstukken. In hoofdstuk 2 wordt het initiatief toegelicht met de bijbehorende juridische regeling. Hoofdstuk 3 beschrijft het geldende beleidskader. Vervolgens worden in hoofdstuk 4 de verschillende milieuaspecten beoordeeld. In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid beschreven.

Hoofdstuk 2 Het project

2.1 Beschrijving project

Een tiental jaar geleden is de voormalige bedrijfswoning gesplitst van de witlofkwekerij. Sindsdien wordt de woning particulier bewoond. Omdat de woning is bestemd als bedrijfswoning, is dit planologisch in beginsel niet mogelijk.

In 2013 is de Wet Plattelandswoning in werking getreden. Deze wet maakt omzetting van een (voormalige) agrarische bedrijfswoning naar een plattelandswoning mogelijk, zonder dat het agrarische bedrijf waar de woning toe behoorde wordt belemmerd in de bedrijfsvoering. De plattelandswoning mag door derden worden bewoond. Bij het toestaan van een plattelandswoning moet worden beoordeeld of ter plaatse van de woning sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In dat kader wordt in paragraaf 4.3 van deze toelichting nader ingegaan op de aspecten geluid en geur en in paragraaf 4.9 op het aspect luchtkwaliteit. Het feitelijk gebruik van de woning wijzigt niet. Daarom zijn de overige aspecten zoals bodemkwaliteit en externe veiligheid, niet relevant voor dit plan.

Omdat de eigenaar de wens heeft de woning uit te breiden is het nodig dat er een bestemmingswijziging plaatsvindt. De woning kan vervolgens levensloopbestendig worden gemaakt.

2.1.1 Huidige situatie

In het geldende bestemmingsplan is de woning een agrarische bedrijfswoning, behorend bij de naastgelegen witlofkwekerij (zie figuur 3). De woning is in de jaren '60 gebouwd. De witlofkwekerij grenst aan het erf van de bedrijfswoning, de loods van de witlofkwekerij ligt op een afstand van circa 30 meter. De woning heeft een eigen oprit.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpvogelwkerkdreef5-001V_0003.png"

Figuur 3 | Huidige situatie (bron: Geoloket Zeeland, bewerking Juust BV)

In het meest westelijke deel van de bedrijfsgebouwen zijn zeven kweekcellen aanwezig en drie koelcellen. Ook is hier een inzetruimte, oogstruimte en een kantoor met kantine en sanitair aanwezig. Het middelste bedrijfsgebouw bestaat uit een grote koeling. Ten noorden van deze koeling is een dieselopslagtank aanwezig. In het meest oostelijke deel van het bedrijfsgebouw is een wortelverpakruimte, wortelbunder en koelcel aanwezig. Achter de bedrijfsgebouwen is een waterbassin aanwezig.

2.1.2 Toekomstige situatie

De initiatiefnemer heeft de wens de woning te bewonen als burgerwoning en aan te passen tot een levensloopbestendige woning. Omdat er inpandig geen ruimte is om de juiste aanpassingen te realiseren, heeft de initiatiefnemer de wens de woning uit te breiden. De uitbreiding vindt plaats aan de noordkant van de woning (zie figuur 4).

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpvogelwkerkdreef5-001V_0004.png"

Figuur 4 | Toekomstige situatie (bron: Geoloket Zeeland, bewerking Juust BV)

Daarnaast wil de initiatiefnemer aan de oostkant van de woning in de toekomst een kapschuur bouwen met een oppervlakte van circa 70 m².

2.2 Juridische regeling

2.2.1 Geldend bestemmingsplan

Ter plaatse van het plangebied is het bestemmingsplan 'Kernen' van toepassing (zie figuur 6) vastgesteld op 7 juni 2018. Voor het plangebied geldt de bestemming 'Agrarisch-Kwekerij' met functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch-witlofkwekerij'. Daar is tevens een bouwvlak van toepassing. Verder geldt de bestemming 'Agrarisch-Kernrandzone' en de bestemming 'Groen'. De woning heeft de aanduiding 'Bedrijfswoning'. Binnen deze bestemming is het niet mogelijk een woning als burgerwoning te gebruiken. Daarnaast ligt de voorgenomen uitbreiding buiten de functieaanduiding 'Bedrijfswoning'. Een bedrijfswoning mag een maximale inhoud hebben van 1000 m³. Het bouwvlak mag voor 50% bebouwd worden. Dit bouwvlak beslaat meer gronden dan in dit bestemmingsplan worden meegenomen en omvat het volledige agrarisch bouwvlak van de kwekerij. Dit bouwvlak heeft een oppervlakte van 1,3 ha. Op dit moment is 4564 m² bebouwd. In de huidige situatie staat er 4252 m² bebouwing op het perceel. De kapschuur past daarom wel binnen de bouwregels maar niet binnen de gebruiksregels.

Ter plaatste van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Paragraaf 4.2 gaat hier verder op in.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpvogelwkerkdreef5-001V_0005.png" Figuur 6 | Uitsnede geldend bestemmingsplan 'Kernen' (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

2.2.2 Planuitwerking

De gronden van het plangebied krijgen met dit nieuwe bestemmingsplan de bestemming 'Agrarisch-Kwekerij' met de functie aanduiding 'specifieke vorm van wonen - plattelandswoning'. De bestemmingsplangrens volgt de perceelsgrens van de afgesplitste woning. Het bouwvlak ligt rondom de bestaande woning inclusief de uitbreiding. De kapschuur is een bijgebouw en mag buiten het bouwvlak gebouwd worden, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' wordt overgenomen uit het van toepassing zijnde bestemmingsplan 'Archeologische en aardkundige waarden'.

2.2.3 Juridische planbeschrijving

In de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening heeft het bestemmingsplan een belangrijke rol als normstellend instrument voor het ruimtelijk beleid van de gemeenten, provincies en het rijk. In de ministeriële 'Regeling standaarden ruimtelijke ordening' hierna (Rsro) is vastgelegd dat de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (hierna SVBP 2012) de norm is voor de vergelijkbaarheid van bestemmingsplannen, die tot doel heeft om te komen tot een geüniformeerde en gestandaardiseerde opzet van bestemmingsplannen in Nederland. Deze methodiek is onverkort gevolgd. Het bestemmingsplan is daarbij tevens digitaal vervaardigd en is daarom ook digitaal raadpleegbaar via internet.

Naast het feit dat de bestemmingen, aanduidingen en weergave van de verbeelding gestandaardiseerd zijn, vloeit de redactie van de regels ten aanzien van het overgangsrecht en de anti dubbeltelbepaling rechtstreeks voort uit het Besluit ruimtelijke ordening. Ook de algemene gebruiksbepaling is vastgelegd in de Wet ruimtelijke ordening en hoeft daarom niet meer in het bestemmingsplan te worden opgenomen, evenmin als de daaraan gekoppelde strafbepaling. De beleidsmatige inhoud van het bestemmingsplan is niet gestandaardiseerd. De gemeente behoudt haar vrijheid ten aanzien van de inhoud en vormgeving aangaande de toelichting.

Verbeelding

De verbeelding geeft de bestemmingen weer. Binnen de bestemmingsvlakken kunnen bouwvlakken, bouw-, gebieds-, functie-, en maatvoeringsaanduidingen aangegeven worden, waarbinnen een aantal specifieke bouwvoorschriften en functies kunnen worden aangegeven. Deze hebben juridische betekenis, omdat daar in de regels naar wordt verwezen. Tenslotte kunnen er figuren en verklaringen op de verbeelding staan. Deze hebben geen juridische betekenis, maar zijn uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid, bijv. de topografische gegevens.

Op de verbeelding van het onderhavige plan volgt de plangrens de perceelsgrens (zie figuur 7). Op de verbeelding is binnen het bouwvlak de maximum goothoogte van 4 meter aangegeven. Het bouwvlak is toegespitst op de aanwezige woning met gewenste uitbreiding. De aanduiding 'specifieke vorm van wonen-plattelandswoning' is voor het gehele plangebied opgenomen. Voor een deel van het perceel is de aanduiding 'bijgebouwen'(bg) opgenomen. Hier mogen bijgebouwen gebouwd worden met een maximum goothoogte van 3 meter en een bouwhoogte van 6 meter. De bestemming 'Groen' die in het geldende bestemmingsplan 'Kernen' is opgenomen voor een strook grond aan de noordkant van het plangebied, wordt niet overgenomen in dit nieuwe bestemmingsplan. Deze gronden worden al jarenlang als tuin gebruikt. In dit nieuwe bestemmingsplan krijgen de gronden de bestemming 'Agrarisch' zonder bouwmogelijkheden. Daarmee blijft het groene karakter van de grond behouden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpvogelwkerkdreef5-001V_0006.png"

Figuur 7 | Nieuwe verbeelding

Regels

Algemeen

De regels bevatten bepalingen over het gebruik van de gronden, over de toegelaten bebouwing en bepalingen betreffende het gebruik van op te richten bouwwerken. De regels zijn, conform de wettelijk verplicht gestelde SVBP 2012, onderverdeeld in vier hoofdstukken:

- Hoofdstuk 1 Inleidende regels

- Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

- Hoofdstuk 3 Algemene regels

- Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Inleidende regels

Begrippen en wijze van meten

De inleidende regels omvatten de begripsbepalingen en de bepalingen omtrent de wijze van meten. De begripsbepalingen geven de definities over de in de regels gehanteerde begrippen met betrekking tot bouwen en functies. De wijze van meten geeft uitsluitsel over de wijze waarop afstanden, hoogtes, oppervlakte etc. moeten worden gemeten.

Bestemmingsregels

Agrarisch-Kwekerij

De bestemming 'Agrarisch-Kwekerij' geldt voor het gehele plangebied. Met de bouw- en gebruiksregels is aangesloten op de bestemming 'Wonen-vrijstaand' van het nieuwe bestemmingsplan 'Kernen' omdat de woning door de opgenomen functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen- plattelandswoning' qua gebruik in feite een burgerwoning betreft. Binnen deze bestemming geldt een maximum goothoogte van 4 meter en een maximum nokhoogte van 8 meter. Binnen de aanduiding 'bijgebouwen' mogen bijgebouwen gebouwd worden met een maximum bouwhoogte van 6 meter en een goothoogte van 3 meter.

Waarde-archeologie 3

Deze bestemming regelt de bescherming van archeologische waarden die in de grond aanwezig kunnen zijn. Voor deze gronden geldt een vrijstellingsdiepte van 40 centimeter onder maaiveld mits het te verstoren oppervlakte niet groter is dan 1000 m2. De vrijstellingsdiepte is aangegeven op de vrijstellingskaart in bijlage 1 van de regels. Deze kaart (bijlage 2 bij de regels) wordt in eerste instantie vastgesteld met het bestemmingsplan, maar kan tussentijds door het College van B&W worden gewijzigd en geactualiseerd. Het betreft dan een actualisatie op grond van gegevens uit nieuw onderzoek. Hiermee wordt het mogelijk om op een betrekkelijk eenvoudige manier meer buitengebied op verantwoorde wijze vrij te geven voor grondbewerkingen op grotere diepte. Voor een wijziging van deze kaart wordt advies gevraagd bij de adviseur archeologie van de gemeente Hulst.

Normaal agrarisch gebruik

Ten aanzien van normaal agrarisch gebruik: Voor het hele grondgebied van Hulst geldt een algemene vrijstellingsdiepte van 0,40 meter beneden het huidige maaiveld. Deze diepte is ruim voldoende om met de gangbare technieken de nodige grondbewerkingen uit te voeren, waaronder ook kerende grondbewerking (ploegen). Daarnaast is het ook geen bezwaar om de aanleg van ontwateringsdrainage d.m.v. sleufloze drainagetechniek (b.v. met een V-ploeg) vrij toe te staan op landbouwpercelen. Het te verwachten verstorende effect van deze drainagetechniek op eventueel aanwezige archeologische waarde in de ondergrond wordt als zeer gering ingeschat.

De aanleg van drainage door middel van kettingtechnieken kan niet worden vrijgesteld. De toepassingen van deze techniek zijn in de praktijk divers en de verstoring dient per geval te worden bekeken. Voor aanleg van drainage met kettingtechniek op landbouwpercelen is een vergunningsaanvraag noodzakelijk, tenzij de werkzaamheden niet dieper reiken dan de vrijgestelde diepte of de verstoring blijft onder het maximaal te verstoren oppervlak onder deze diepte.

In de praktijk zal voor de meeste gevallen zonder vergunning mogelijk zal blijven om diepdrainage t.b.v. beregening aan te kunnen leggen, omdat dit slechts een enkele drain betreft op een landbouwperceel en hiermee de eventuele verstoring binnen het vrijstellingsoppervlak in het buitengebied blijft (verstorend oppervlak onder 0,40 m-mv kleiner dat 500 m2 of 1000 m2). Ook het tijdelijk ophogen met of tijdelijk opslaan van (aardappel)sorteergrond -met de bedoeling deze te verspreiden op het betreffend perceel- wordt tot normaal agrarisch gebruik gerekend.

Grondbewerkingen als diepploegen en diepwoelen worden in beginsel als te verstorend gezien voor eventueel aanwezige archeologische waarden in de ondergrond.

Algemene bepalingen

In dit hoofdstuk zijn onderstaande regels opgenomen:


Antidubbeltelregel
Deze bepaling is ingevolge artikel 3.2.4 van het Besluit ruimtelijke ordening vast voorgeschreven. Doel van deze bepaling is te voorkomen, dat er meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogd, bijv. ingeval (onderdelen van) percelen van eigenaar wisselen.

Algemene bouwregels
Dit artikel bevat een aantal algemene bepalingen ten aanzien van het overschrijden van de bouwgrenzen van verschillende bij gebouwen horende elementen zoals galerijen, afdaken en erkers. Daarnaast zijn er bepalingen opgenomen ten aanzien van het aantal toegestane woningen en ondergronds bouwen.

Algemene gebruiksregels

In deze regels staan regels ten aanzien van het gebruik van de woning.

Algemene afwijkingsregels
In deze regels wordt aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid gegeven om bij omgevingsvergunning af te wijken van voorgeschreven maten voor zover dit voor een praktische uitvoering van het plan noodzakelijk is.

Algemene wijzigingsregels

De algemene wijzigingsregels geven burgemeester en wethouders de mogelijkheid de in het plan opgenomen bestemming te wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, indien dit nodig is voor betere technische realisering van bijvoorbeeld bouwwerken. Daarnaast is er een algemene wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de vrijstellingskaart voor archeologie te wijzigen.

Overige regels
In dit artikel is opgenomen dat het wettelijk kader van het plan wordt bepaald door de regelingen zoals die luiden op het moment van vaststelling van het plan. Daarnaast is in dit artikel een parkeerregeling opgenomen ten aanzien van het voorzien van voldoende parkeergelegenheid.

Overgangs- en slotregels

In deze regels is het overgangsrecht vastgelegd in de vorm zoals in het Besluit ruimtelijke ordening is voorgeschreven. Als laatste is de slotbepaling opgenomen, welke de titel van de regels bevat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Rijksbeleid

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte vastgesteld (SVIR). Het Rijk streeft naar een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland. Hiernaar wordt gestreefd middels een krachtige aanpak die gaat voor een excellent internationaal vestigingsklimaat, ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt.

Het onderhavige plan betreft een kleinschalige ontwikkeling. In de SVIR zijn voor een dergelijke ontwikkeling geen regels opgenomen. Derhalve staat dit beleid het plan niet in de weg.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsplan Zeeland 2012-2018 (inclusief herziening)

Op 28 september 2012 heeft het college van Gedeputeerde Staten het Omgevingsplan 2012-2018 vastgesteld. Dit Omgevingsplan is deels herzien op 11 maart 2016. Het Omgevingsplan geeft de provinciale visie en provinciale belangen op Zeeland weer. Ingezet wordt op ruimte voor economische ontwikkeling, een gezonde en veilige woonomgeving en goede kwaliteit van bodem, water, natuur en landschap.

De provincie zet in op een goed woonklimaat en een goed werkende woningmarkt in steden, dorpen en op het platteland met voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. Hierbij staan bundeling en zorgvuldig ruimtegebruik voorop. Door de bestaande bedrijfswoning als 'plattelandswoning' te bestemmen, wordt er een woning aan de reguliere woningmarkt toegevoegd zonder dat er ruimte verloren gaat. Het Omgevingsplan van de Provincie Zeeland staat het voorgenomen plan niet in de weg.

Ontwerp Omgevingsplan 2018

Op dit moment is het Omgevingsplan 2018 in de maak en heeft als ontwerp ter inzage gelegen. Dit Omgevingsplan vervangt het hierboven genoemde Omgevingsplan Zeeland 2012-2018. Het Omgevingsplan 2018 loopt waarschijnlijk tot 2021, waarna het plan in het kader van de nieuwe Omgevingswet vervangen wordt door een Omgevingsvisie.

Ook in dit nieuwe Omgevingsplan zet de Provincie in op een goed werkende woningmarkt. De burger en zijn of haar woonwensen staan hierbij centraal. De transitie op het gebied van klimaat en demografie zorgt ervoor dat de woningvoorraad moet worden aangepast. Een demografische trend is de vergrijzing van de bevolking. Juist door dit nieuwe bestemmingsplan wordt het mogelijk gemaakt een woning levensloopbestendig en wordt aangesloten bij een provinciale demografische verandering. Hiermee sluit de ontwikkeling aan bij het beleid van de Provincie.

Verordening Ruimte Provincie Zeeland

Het Omgevingsplan gaat uit van samenwerking tussen de provincie, andere overheden en maatschappelijke organisaties, maar een aantal uitgangspunten uit het plan vindt de provincie van zo'n groot belang dat ze worden opgenomen in een verordening die bindend is voor gemeenten, de Verordening ruimte provincie Zeeland. Hierin zijn onder andere regels voor uitbreiding van bedrijventerreinen en woonwijken, bescherming van natuurgebieden en regionale waterkeringen opgenomen. Er zijn in de verordening geen specifieke regels opgenomen voor het onderhavige plan. De verordening vormt geen belemmering.

Ontwerp omgevingsverordening 2018
Tijdens het opstellen van dit plan is er tevens getoetst aan de ontwerpomgevingsverordening 2018. Ten opzichte van de huidige verordening zijn er geen essentiële wijzigingen van toepassing welke invloed hebben op dit plan.

3.3 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Hulst

Op 15 mei 2012 heeft de gemeenteraad van Hulst de Structuurvisie Hulst 2012-2025 vastgesteld. De structuurvisie geeft de richting aan de gewenste ruimtelijke inrichting van het gemeentelijk grondgebied waardoor voor een ieder in algemene zin duidelijk is of bepaalde initiatieven daarbinnen passen. Voor het gemeentebestuur is de structuurvisie een belangrijk kader voor de afweging van concrete ruimtelijk beslissingen.

In de structuurvisie ligt het plangebied binnen de categorie 'behouden'. Hiervoor geldt dat de gemeente tevreden is over de huidige situatie en kwaliteit. Kleinschalige aanpassingen in het gebied zijn toegestaan, deze dienen ter versterking te zijn van de huidige situatie en de kwaliteit. De gemeente Hulst zet er op in dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig en in hun eigen omgeving kunnen wonen. Dit beleid ondersteunt het voorgenomen plan omdat door de woning als plattelandswoning te bestemmen, de eigenaar langer in zijn omgeving kan blijven wonen. Daarnaast is het mogelijk langer zelfstandig te wonen door de woning uit te breiden en levensloopbestendig te maken.

Hoofdstuk 4 Kwaliteit van de leefomgeving

4.1 Inleiding

Er bestaat een duidelijke relatie tussen milieubeleid en ruimtelijke ordening. De laatste decennia groeien deze beleidsvelden dan ook naar elkaar toe. De milieukwaliteit vormt een belangrijke afweging bij de ontwikkelingsmogelijkheden van ruimtelijke functies. Bij de besluitvorming over het al dan niet toelaten van een bepaalde ruimtelijke ontwikkeling wordt dan ook onderzocht welke milieuaspecten daarbij een rol (kunnen) spelen. Het is van belang om milieubelastende functies (zoals bepaalde bedrijfsactiviteiten) ruimtelijk te scheiden ten opzichte van milieugevoelige functies zoals woningen. Andersom moet in de ruimtelijke ordening nadrukkelijk rekening gehouden worden met de gevolgen van ruimtelijke ingrepen voor het milieu. Milieubelastende situaties moeten voorkomen worden.

4.2 Archeologie en cultuurhistorie

Voor de beoordeling van het aspect archeologie en cultuurhistorie geldt als kader het verdrag van Malta, de Erfgoedwet en het bestemmingsplan 'Archeologische en Aardkundige Waarden' van de gemeente Hulst.

Ter plaatse van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 3'. Hiervoor geldt dat archeologisch onderzoek nodig is wanneer de bodem op 40 centimeter onder het maaiveld of dieper met een oppervlakte van 1.000 m² of meer verstoord wordt. De uitbreiding van de woning heeft een oppervlakte van circa 57 m². Hiermee wordt ruim onder de oppervlakte van 1.000 m2 gebleven. Daarom is archeologisch onderzoek niet nodig. Dit aspect vormt geen belemmering voor het voorgenomen plan. Wel wordt de dubbelbestemming 'Waarde -Archeologie -3' in het plan opgenomen.

Cultuurhistorie

Het plangebied ligt in het zuidwestelijke nieuwe zeekleigebied. Zeeuws Vlaanderen bestaat voor het grootste gedeelte uit dit gebied. Vanaf het midden van de 13e eeuw werden dijken niet meer zozeer aangelegd om bestaand land te verdedigen, maar ook om nieuw land aan te winnen. Kenmerken van dit gebied zijn open agrarische polders, rationele verkaveling en inrichting met rechte beplante dijken, inlagen en karrevelden, welen en kreken. Het voorgenomen plan heeft geen nadelige invloed op het cultuurhistorische karakter van dit gebied.

4.3 Bedrijven en milieuzonering

Een goede ruimtelijke ordening voorziet in het voorkomen van voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten. Sommige activiteiten die planologisch mogelijk worden gemaakt, veroorzaken milieubelasting voor de omgeving. Andere (gevoelige) functies moeten juist beschermd worden tegen milieubelastende activiteiten. Door bij nieuwe ontwikkelingen voldoende afstand in acht te nemen tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en gevoelige functies (zoals woningen) worden hinder en gevaar voorkomen en wordt het bedrijven mogelijk gemaakt zich binnen aanvaardbare voorwaarden te vestigen. Het doel van milieuzonering is om te komen tot een optimale kwaliteit van de leefomgeving.

Woon- en leefklimaat plattelandswoning

De woning maakt formeel nog onderdeel uit van de naastgelegen witlofkwekerij. Het erf van de kwekerij grenst aan de woning. De richtafstanden zoals bedoeld in de VNG brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' gelden tussen de grens van woningen en bedrijfsbestemmingen. Formeel hoeft daar in dit geval dus niet aan getoetst te worden. Desalniettemin kan er voor een beoordeling van het woon- en leefklimaat bij aangesloten worden. De aspecten geluid en geur zijn voor een witlofkwekerij maatgevend. Voor beide aspecten geldt een richtafstand van 30 meter in een rustige woonwijk. Het bedrijf is ingeschaald in categorie 2. In de paragrafen 4.6 en 4.7 wordt hier nader op ingegaan.

Doordat de woning als plattelandswoning wordt bestemd, wordt deze niet anders beoordeeld dan een reguliere bedrijfswoning. Voor de witlofkwekerij zijn er vanwege 'Bedrijven en milieuzonering' daardoor geen beperkingen ten aanzien van de bedrijfsvoering vanwege de plattelandswoning.

4.4 Bodem

Om het risico uit te sluiten, dat mensen gezondheidsproblemen krijgen als gevolg van een langdurig verblijf op verontreinigde grond, kan de gemeente in het kader van een aanvraag voor een omgevingsvergunning eisen dat er onderzoek wordt uitgevoerd naar de kwaliteit van de bodem.

Er wordt in het onderhavige plan geen nieuwe gevoeligere functie mogelijk gemaakt. Een plattelandswoning wordt niet anders beoordeeld dan een agrarische bedrijfswoning. Voor de volledigheid is wel de boomgaardenkaart en de bodemkwaliteitskaart geraadpleegd om na te gaan of in het verleden bodemverontreinigde activiteiten (bestrijdingsmiddelen) hebben plaatsgevonden.

Boomgaardenkaart

Vroeger werden in boomgaarden de bestrijdingsmiddelen DDD, DDE en DDT gebruikt welke nog steeds in bodem aanwezig kunnen zijn op plaatsen waar boomgaarden hebben gestaan. Op basis van de boomgaardenkaart van de Provincie Zeeland is vastgesteld dat op het perceel geen boomgaard aanwezig is geweest. De kans dat de bestrijdingsmiddelen DDD, DDE en DDT in de bodem aanwezig zijn, is klein.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpvogelwkerkdreef5-001V_0007.png"

Figuur 8 | Boomgaardenkaart (bron: Zeeuws Bodemvenster)

Bodemkwaliteitskaart

Op de bodemkwaliteitskaart van de Provincie Zeeland valt het perceel binnen de categorie 'achtergrondwaarde'. Dit betekend dat de grond onverdacht is en geschikt is voor de functie wonen. De bodemkwaliteitskaart is opgesteld aan de hand van historische gegevens en bestaande onderzoeken. Aan de hand van ingedeelde zones is per zone gekeken naar statische kengetallen voor verschillende stoffen en of deze toelaatbare percentages overschrijden.
afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpvogelwkerkdreef5-001V_0008.png"

Figuur 9 | Bodemkwaliteitskaart (bron: Zeeuws Bodemvenster)

Op grond van de bodemkwaliteitskaart en de boomgaardenkaart kan gesteld worden dat de bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor het voorgenomen plan.

4.5 Externe veiligheid

De doelstelling van het externe veiligheidsbeleid is het realiseren van een veilige woon- en leefomgeving door het beheersen van risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen (zoals het gebruik, de opslag, de productie en het transport). Het beleid is erop gericht te voorkomen dat er dichtbij gevoelige bestemmingen activiteiten met gevaarlijke stoffen plaatsvinden. Nieuwe (ruimtelijke) ontwikkelingen in de nabijheid van risicobronnen dienen te worden getoetst aan de genoemde regelgeving.

Volgens de risicokaart liggen er geen gevaarlijke bedrijven in de omgeving. Ook liggen er geen routes van het basisnet in de omgeving van het plangebied. In en in de nabijheid van het plangebied liggen geen buisleidingen voor het transport van gevaarlijke stoffen. Het aspect externe veiligheid is geen belemmering voor het voorgenomen plan.

4.6 Geluid

Geluid kan hinderlijk en schadelijk voor de gezondheid zijn. Zo kunnen hoge geluidniveaus het gehoor beschadigen. Maar ook verstoring van de slaap kan op de lange duur slecht zijn voor de gezondheid. In Nederland zijn afspraken gemaakt over wat acceptabele geluidniveaus zijn en wat niet (de geluidnormen). Bij ruimtelijke plannen kan akoestisch onderzoek nodig zijn om geluidhinder bij geluidgevoelige objecten (scholen, woningen, etc.) te voorkomen van door het aanhouden van voldoende afstand ten opzichte van geluidproducenten (industrie, wegverkeer etc.) of het treffen van andere maatregelen. De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai, industrielawaai en luchtvaartlawaai.

Het betreft de wijziging van een bedrijfswoning naar een plattelandswoning. In het kader van de Wet geluidhinder is er geen sprake van een nieuw gevoelig object. Op basis van de Wet geluidhinder is het uitvoeren van akoestisch onderzoek dan ook niet benodigd.

Goed woon- en leefklimaat

Het verkeer bestaat uit de auto's van de mensen die op het bedrijf werkzaam zijn of het bedrijf bezoeken. Dit betreft hooguit tien autobewegingen per dag. Daarnaast vinden er laad-losbewegingen plaats door vrachtwagens. Deze vrachtwagens maken hoofdzakelijk gebruik van de uitrit aan de zuidkant van het bedrijf vanaf de Schoolstraat. De vrachtwagens voor het afvoeren van de restanten agrarische afvalproducten mogen conform de maatwerkvoorschriften uitsluitend gebruik maken van de uitrit aan de zuidzijde van de inrichting en komen daardoor niet langs of in de directe nabijheid van de bedrijfswoning. Ten slotte vinden er interne verkeersbewegingen plaats voor onder andere het verplaatsen van kisten/witloftrekbakken.

Gezien het bovenstaande blijft het aantal verkeersbewegingen beperkt. De woning ligt bovendien aan een eenrichtingsstraat zonder doorgaand karakter. De straat wordt hoofdzakelijk gebruikt door bestemmingsverkeer. Op de gevels van de woning vindt nauwelijks geluidbelasting plaats als gevolg van wegverkeer. De verkeersbewegingen op het terrein zelf vinden hoofdzakelijk overdag plaats. 's Avonds en 's nachts vinden geen of nauwelijks verkeersbewegingen plaats, waardoor er sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ten aanzien van geluidbelasting afkomstig van wegverkeer.

Ten behoeve van de teelt van de witlof in de schuren, zijn koelcellen aanwezig met ventilatoren en een verdamper. De koelcellen in het meest westelijk deel van het bedrijfsgebouw zijn aan de zuidkant gelegen. De ventilatoren van deze koelcellen zijn aan de westzijde gelegen en zijn daarmee op een afstand van circa 37 meter van de bedrijfswoning gelegen. De verdamper is aan de noordzijde van het gebouw aanwezig op een hoogte van 6 meter en op een afstand van circa 30 meter tot de bedrijfswoning. Met de gewenste uitbreiding van de woning zal de slaapkamer aan de noordzijde van de woning komen te liggen. De ruimten die het dichtstbij het gebouw met de koeling zijn gelegen betreft de bijkeuken en de fitnessruimte. Daarmee zal tussen de koeling (ventilatoren en verdamper) en de slaapkamer bebouwing aanwezig zijn met een geluidafschermende werking. Het wonen is volledig georiënteerd op de noordkant van het woonperceel, van het agrarisch bedrijf af. Daarmee is ter plaatse van de plattelandswoning ten aanzien van het aspect geluid afkomstig van het bedrijf sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.7 Geur

De teelt van de witlof vindt voornamelijk inpandig plaats. Dit veroorzaakt geen geuroverlast. Eventuele geuroverlast is afkomstig van de opslag van agrarische afvalstoffen. Op grond van artikel 3.46 eerste lid van het Activiteitenbesluit milieubeheer dient een opslag van agrarische bedrijfsstoffen (waar grond en restanten wortels en witlof onder vallen) te worden opgeslagen op een afstand van minimaal 100 meter van een geurgevoelig object. Omdat er woningen van derden op korte afstand van het bedrijf zijn gelegen, zijn er maatwerkvoorschriften aan de inrichting verbonden. Met deze maatwerkvoorschriften wordt de geuroverlast tot een minimum beperkt. In de maatwerkvoorschriften is onder andere aangegeven, dat de restanten van witlofpennen en -blad niet anders mag geschieden dan in een gekoelde ruimte. De restanten mogen niet langer dan 2 uur voor afvoer buiten de koeling worden geplaatst op het achtererf. De restanten agrarische afvalproducten mogen niet langer dan 1 week binnen de inrichting worden bewaard. De afvoer van de restanten agrarisch afvalproduct mag alleen geschieden via de uitrit gelegen aan de zuidzijde van de inrichting. Daarnaast is aangegeven, dat met betrekking tot de opslag van agrarische bedrijfsstoffen ten allen tijde dient te worden voorkomen dat er voor de omgeving sprake is van stankoverlast dan wel vliegenoverlast.

De maatwerkvoorschriften voorzien in het minimaliseren van de mogelijke geuroverlast op woningen van derden, waaronder Kerkdreef 5. Deze woning staat op korte afstand (circa 10 meter) van het bedrijfsperceel en de bedrijfsgebouwen. De voormalige bedrijfswoning staat op een afstand van circa 30 meter van de bedrijfsgebouwen. Door de maatwerkvoorschriften wordt de geuroverlast tot een minimum beperkt.

Ten aanzien van geur is dan ook voor de plattelandswoning sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4.8 Kabels en leidingen

Bij een ontwikkeling moeten de belangen van planologisch relevante kabels en/of leidingen (ook hoogspanningsverbindingen) gewaarborgd worden. Daarom moet beoordeeld worden of in en/of in de directe omgeving van het plangebied, planologisch relevante kabels en/of leidingen aanwezig zijn.

Er liggen geen planologisch relevante kabels en/of leidingen in of in de nabijheid van het plangebied.

4.9 Luchtkwaliteit

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient rekening te worden gehouden met luchtkwaliteit. Als het een ruimtelijk project of (te vergunnen) activiteit betreft, waarvan de bijdrage aan de luchtverontreiniging klein is, is geen toetsing aan de grenswaarden luchtkwaliteit nodig. Beoordeeld moet worden of de ontwikkeling 'Niet In Betekende Mate' (NIBM) bijdraagt aan de concentraties van diverse verontreinigende stoffen, waaronder stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) in de buitenlucht.

Als een project tot een toename voor NO2 en PM10 leidt die lager is dan de NIBM grens van 1,2 µg/m3 hoeft het project niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Vanzelfsprekend moet er wel sprake zijn van een goede ruimtelijke ordening.

In de Regeling Niet In Betekenende Mate (NIBM) zijn een aantal subcategorieën van landbouwinrichtingen opgenomen waarvan de inrichtingen NIBM zijn, ongeacht de omvang van het bedrijf. Eén van deze subcategorieën is 'inrichtingen die alleen of in hoofdzaak bestemd zijn voor witloftrek of teelt van eetbare paddestoelen of andere gewassen in een gebouw'. Daarmee draagt de witlofkwekerij NIBM bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en heeft dit geen invloed op het woon- en leefklimaat ter plaatse van de plattelandswoning. Ter onderbouwing is de NIBM tool ingevuld (zie figuur 10). Omdat het exacte aantal voertuigen en het aandeel vrachtverkeer niet bekend is, is berekend wat de maximale hoeveelheid voertuigen is tot dat de kwekerij NIBM bijdraagt. Voor de witlofkwekerij is dit 260 voertuigbewegingen met een aandeel vrachtwagenverkeer van 50%. Gesteld kan worden dat dit aantal voertuigbewegingen fors hoger ligt dan het daadwerkelijke aantal voertuigbewegingen van de witlofkwekerij. In werkelijkheid zal het aantal voertuigbewegingen nog minder zijn dan een tiende hiervan, uitgaande van circa 10 medewerkers en maximaal 5 vrachtwagens per dag. Daaruit blijkt dat de kwekerij NIBM bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Uit kaarten met de achtergrondconcentraties blijkt ook dat de achtergrondconcentratie ter plaatse van het perceel ver onder de norm van 40 µg/m3 blijft voor zowel fijn stof als stikstof.

afbeelding "i_NL.IMRO.0677.bpvogelwkerkdreef5-001V_0009.png"

Figuur 10 | NIBM tool

Ten aanzien van luchtkwaliteit is sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de plattelandswoning.

4.10 Natuur

De Wet natuurbescherming zorgt voor bescherming van gebieden, diersoorten, plantensoorten en bossen. De beschermde flora en fauna mogen niet worden verstoord, verjaagd of gedood. Voorafgaand aan een ontwikkeling moet dus vastgesteld worden of er beschermde dier- of plantsoorten in het plangebied leven.

Soortenbescherming

De locatie van de uitbreiding van de woning is in gebruik als tuin en bestaat uit bestrating en gras. Er hebben zich hier geen beschermde flora en fauna kunnen vestigen, in de zin van een rust- en/of verblijfplaats.

Gebiedsbescherming
Het dichtstbijzijnde natuurgebied ligt op een afstand van circa 600 meter. Dit gebied is een onderdeel van het Natuur Netwerk Zeeland, voorheen Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Indien een natuurgebied binnen 100 meter van het plangebied ligt, moet er een nadere afweging plaatsvinden. Het dichtstbijzijnde natuurgebied ligt niet binnen deze 100 meter. Ook liggen er geen Natura 2000 gebieden in de nabije omgeving. Een nader onderzoek is niet nodig.
Het aspect natuur vormt geen belemmering voor de uitvoering van het plan.

4.11 Verkeer en parkeren

Het is belangrijk dat bij ontwikkelingen de nieuwe verkeers- en parkeerdruk wordt beoordeeld. Daarnaast moet worden beoordeeld of op eigen terrein genoeg ruimte is om de extra benodigde parkeerruimte te realiseren, of dat er in de omgeving gezocht moet worden naar extra parkeerplaatsen.

De woning heeft een eigen oprit, er hoeft geen gebruik gemaakt te worden van de oprit van de witlofkwekerij. De functiewijziging van bedrijfswoning naar plattelandswoning heeft geen effect op de verkeersaantrekkende werking. Op het erf is voldoende ruimte om te parkeren.

4.12 Water

Per 1 november 2003 is door een wijziging van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) een watertoets in ruimtelijke plannen verplicht geworden. Beschreven moet worden op welke wijze in het plangebied met water en watergerelateerde aspecten wordt omgegaan. Voorkomen moet worden dat ontwikkelingen in het ruimtegebruik ongewenste effecten hebben op de waterhuishouding. Een goede afstemming tussen beiden is derhalve noodzakelijk om problemen, zoals wateroverlast, slechte waterkwaliteit, verdroging, etc., te voorkomen.

Doel van het watertoetsproces is dat waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar en evenwichtig worden meegenomen bij ruimtelijke plannen of besluiten. De watertoetstabel ondersteunt de onderbouwing van de wateraspecten in een ruimtelijk plan.

Thema en water(beheer)doelstelling   Uitwerking  
Veiligheid waterkeringen
Waarborgen van het veiligheidsniveau en rekening houden met de daarvoor benodigde ruimte.  
De voorgenomen ontwikkeling heeft geen negatief effect op waterveiligheid.  
Voorkomen overlast door oppervlaktewater Het plan biedt voldoende ruimte voor het
vasthouden, bergen en afvoeren van water.
Waarborgen van voldoende bouwpeil om
overstroming vanuit oppervlaktewater in
maatgevende situaties te voorkomen. Rekening houden met de gevolgen van klimaatverandering en de kans op extreme weersituaties.  
Omdat de bouwmogelijkheden in het onderhavige plan kleiner zijn dan in het geldende plan is er geen noodzaak voor compensatie.

 
Voorkomen overlast door hemel- en afvalwater
Waarborgen optimale werking van de zuiveringen/ RWZI's en van de (gemeentelijke) rioleringen.
Afkoppelen van (schone) verharde oppervlakken in verband met de reductie van hydraulische belasting van de RWZI, het transportsysteem en het beperken van overstorten.  
De hemelwaterafvoer van de uitbreiding wordt aangesloten op de bestaande hemelwaterafvoer.
 
Grondwaterkwaliteit
Behoud of realisatie van een goede grondwaterkwaliteit. Denk aan grondwaterbeschermingsgebieden.  
De grondwaterkwaliteit zal behouden worden. De uitbreiding van de woning heeft hier geen invloed op.  
Oppervlaktewaterkwaliteit
Behoud of realisatie van goede oppervlaktewaterkwaliteit. Vergroten van de veerkracht van het watersysteem. Toepassing van de trits schoonhouden, scheiden, zuiveren.  
De oppervlaktewaterkwaliteit zal behouden worden. De uitbreiding van de woning heeft hier geen invloed op.  
Volksgezondheid
Minimaliseren risico watergerelateerde ziekten en plagen. Voorkomen van verdrinkingsgevaar/-risico's via o.a. de daarvoor benodigde ruimte.  
Niet van toepassing.  
Bodemdaling
Voorkomen van maatregelen die (extra)
maaiveldsdalingen in zettinggevoelige gebieden kunnen veroorzaken.  
Niet van toepassing.  
Natte natuur
Ontwikkeling/bescherming van een rijke gevarieerde en natuurlijk karakteristieke aquatische natuur.  
Niet van toepassing.  
Onderhoud oppervlaktewater
Oppervlaktewater moet adequaat onderhouden worden. Rekening houden met obstakelvrije
onderhoudsstroken vrij van bebouwing en opgaande (hout)beplanting.  
De uitbreiding van de woning en de functiewijziging naar 'Plattelandswoning' heeft geen gevolg voor het onderhoud van bestaande sloten. Deze liggen op voldoende afstand.  
Andere belangen waterbeheerder(s)  
Relatie met eigendom waterbeheerder
Ruimtelijke ontwikkelingen mogen de
werking van objecten (terreinen, milieuzonering)
van de waterbeheerder niet belemmeren.  
Er liggen geen sloten naast de uitbreiding van de woning.  
Scheepvaart en/of wegbeheer
Goede bereikbaarheid en in stand houden van veilige vaarwegen en wegen in beheer en onderhoud bij Rijkswaterstaat, de provincie en/of het waterschap.  
Het plan heeft geen nadelig effect op de omliggende wegen.  
   

4.13 Conclusie

Ter plaatse van de bedrijfswoning op het perceel Kerkdreef 5 is ondanks de nabijheid van de witlofkwekerij sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Er zijn geen belemmeringen om de bedrijfswoning als plattelandswoning te bestemmen en de gewenste uitbreiding van de woning mogelijk te maken.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Financiële uitvoerbaarheid

Voor bouwplannen zoals die zijn aangewezen in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het uitgangspunt dat de gemeenteraad een exploitatieplan vaststelt. Van de verplichting een exploitatieplan vast te stellen kan onder andere worden afgeweken als het verhaal van kosten van de grondexploitatie anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door een anterieure overeenkomst of doordat de verplicht te verhalen kosten zijn verdisconteerd in de grondprijs. In het onderhavige plan is geen sprake van een dergelijk bouwplan. Er hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

De kosten die gemaakt worden bij de uitvoering van de ontwikkeling zijn voor rekening van de initiatiefnemers. Eventuele planschade wordt op de initiatiefnemer verhaald. Hiervoor is een planschade overeenkomst opgesteld. De ontwikkeling heeft voor de gemeente geen negatieve financiële gevolgen.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Vooroverleg

Vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening is ook voor dit postzegelplan van toepassing. In het kader van dit bestuurlijke vooroverleg is het plan toegezonden aan de provincie, Veiligheidsregio Zeeland (VRZ) en het waterschap . Dit heeft geleid tot de volgende reactie(s)/niet geleid tot reacties.

Ter inzage legging ontwerpbesluit

Het ontwerpbestemmingsplan heeft met ingang van 20 september tot en met 30 oktober 2018 zes weken ter inzage gelegen. Gedurende de termijn van ter inzagelegging is 1 zienswijze ingediend. Deze zienswijze heeft aanleiding gegeven om de toelichting op een aantal punten aan te passen en om in de regels een koppeling met het oorspronkelijke agrarisch bedrijf (de witlofkwekerij) toe te voegen. De zienswijze is samengevat en beantwoord in de bijgevoegde Notitie beantwoording zienswijze.