Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Herziening Grote Putting
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0677.buitengroteputting-001O

Regels

 
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
  
1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Buitengebied Hulst' van de gemeente Hulst;
  
1.2 aan- of uitbouw:
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw of een deel van een hoofdgebouw, in functioneel en bouwkundig opzicht zodanig met het hoofdgebouw verbonden, dat het daarmee één geheel vormt, terwijl het in bouwkundig opzicht wel herkenbaar blijft als een ondergeschikte aanvulling op het hoofdgebouw;
  
1.3 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
  
1.4 aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
  
1.5 aanduidingsvlak:
een vlak, door aanduidingsgrenzen van andere vlakken gescheiden;
  
1.6 aan huis gebonden beroep:
het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, (para)medisch, therapeutisch of daarmee gelijk te stellen gebied, dat door zijn beperkte omvang in een ondergeschikt gedeelte van een woning met daarbij behorende bebouwing, met behoud van de woonfunctie, wordt uitgeoefend;
  
1.7 afdekfolie:
folie die op de bodem wordt aangebracht ter verbetering van de microklimatologische omstandigheden om de groei van gewassen onder de folie te bevorderen;
  
1.8 agrarisch bedrijf:
een bedrijf gericht op het voortbrengen van agrarische producten door middel van het telen of veredelen van gewassen en/of het houden of fokken van vee, pluimvee of pelsdieren, nader te onderscheiden in:
  1. grondgebonden bedrijf: een bedrijf dat geheel of nagenoeg afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel en waar geheel of nagenoeg gebruik wordt gemaakt van open grond of plat glas dan wel een ander lichtdoorlatend materiaal met een hoogte van maximaal 1 meter, te onderscheiden in:
    1. akker- en vollegrondstuinbouw:
      • de teelt van gewassen op open grond, daaronder niet begrepen bosbouw, sier- en fruitteelt;
    2. fruitteelt:
      • de teelt van fruit op open grond;
    3. sierteelt:
      • de teelt van siergewassen al dan niet met behulp van kassen en al dan niet gecombineerd met de handel in boomkwekerijgewassen en vaste planten;
    4. bollenteelt:
      • de teelt van bloembollen in samenhang met de teelt bolbloemen;
    5. bosbouw:
      • de teelt van bomen voor de houtproductie;
    6. boomkwekerij:
      • een bedrijf gericht op het telen van bomen al dan niet gecombineerd met de verhandeling daarvan;
    7. veeteelt:
      • het houden van melkvee en/of ander vee, niet zijnde een intensieve veehouderij;
  2. glastuinbouw: een bedrijf gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van kassen;
  3. aquacultuur: de kweek van schaal- en schelpdieren, vis, zouttolerante gewassen andere aquatische producten en aquatische orgamismen;
  4. niet grond-gebonden bedrijf: een bedrijf dat (nagenoeg) niet afhankelijk is van agrarische grond als productiemiddel en waar (nagenoeg) geen gebruik wordt gemaakt van daglicht, waaronder begrepen:
    1. intensieve veehouderij:
      • een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf of bedrijfsonderdeel dat zich toelegt op het houden of mesten van melkvee en/of slacht-, fok-, leg- of pelsdieren, waarbij de teelt plaatsvindt zonder of nagenoeg zonder weidegang. Voorbeelden zijn: kalvermesterij, kippenfarm, varkensfokkerij en varkensmesterij;
    2. intensieve tuinbouw in gebouwen:
      • een niet aan de grond gebonden agrarisch bedrijf als hiervoor bedoeld, gericht op de teelt of veredeling van gewassen (nagenoeg) geheel met behulp van gebouwen;
    3. intensieve kwekerij:
      • de teelt van gewassen of dieren, anders dan bij wijze van intensieve veehouderij, in met name gebouwen (nagenoeg) zonder gebruik te maken van daglicht.
 
1.9 agrarisch hulp- en nevenbedrijf:
een bedrijf gerelateerd aan de agrarische sector, nader te onderscheiden in:
  1. een niet-industrieel bedrijf, dat is gericht op het opslaan en leveren van goederen aan agrarische bedrijven en/of het opslaan en verwerken van producten, die afkomstig zijn van agrarische bedrijven, waaronder begrepen mestverzamelsilo's met een regionale functie;
  2. een niet-industrieel bedrijf, dat - voornamelijk met behulp van verplaatsbare werktuigen - uitsluitend of overwegend diensten verleent aan agrarische bedrijven, hetzij in verband met de bodemcultuur hetzij ter uitvoering van grondwerkzaamheden op agrarische cultuurgronden (zoals loon- en grondverzetbedrijf);
 
1.10 agrarisch deskundige:
de agrarische adviescommissie Zeeland van de Vereniging van Zeeuwse Gemeenten dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van land- en tuinbouw;
  
1.11 antenne-installatie:
installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbijbehorende bevestigingsconstructie;
  
1.12 anti-hagelkanon:
bouwwerken, waarin een machine / generator is geplaatst voor het produceren van schokgolven, die de vorming van hagelstenen moeten voorkomen ten behoeve van bescherming van voorkoming van hagelschade aan fruitteelt;
  
1.13 archeologisch deskundige:
de provinciale archeoloog van de provincie Zeeland dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of afhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van archeologie;
  
1.14 archeologisch onderzoek:
onderzoek verricht door of namens de gemeente, door een dienst, bedrijf of instelling erkend door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en werkend volgens de kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA);
  
1.15 archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische sporen en relicten;
  
1.16 assimilatiebelichting:
kunstmatige belichting van gewassen, gericht op de beïnvloeding van het groeiproces van gewassen, waarvan het elektrische vermogen op enig moment meer bedraagt dan 20 W/m²;
  
1.17 aquacultuur:
de kweek van schaal- en schelpdieren, vis, zouttolerante gewassen andere aquatische producten en aquatische orgamismen;
  
1.18 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  
1.19 bebouwingspercentage:
een in dit plan aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in dit plan anders is bepaald;
  
1.20 bed & breakfast:
een voorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt als toeristisch recreatieve activiteit, die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming. Onder een bed & breakfast wordt niet verstaan: overnachting, die noodzakelijk is in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
  
1.21 bedrijf:
een onderneming die gericht is op het vervaardigen, bewerken, installeren en verhandelen van goederen dan wel op het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als niet zelfstandig onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop of levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
  
1.22 bedrijfsvloeroppervlakte:
de gezamenlijke oppervlakte van vloeren die kunnen of worden gebruikt voor bedrijfsactviteiten, waaronder niet begrepen mestopslagruimten zoals mestkelders, en verharde oppervlakten zoals toegangswegen, reinigingsplaatsen en erfverhardingen;
  
1.23 bedrijfswoning:
één woning in of bij een gebouw of op een terrein, dat kennelijk slechts is bestemd voor de bewoning door (het huishouden van) één persoon of gezin, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein, noodzakelijk is;
  
1.24 beperkt kwetsbaar object
onder een beperkt kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden verstaan:
  1. verspreid liggende woningen, woonschepen en woonwagens van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen, woonschepen of woonwagens per hectare, en;
  2. dienst- en bedrijfswoningen van derden;
  3. kantoorgebouwen;
  4. hotels en restaurants;
  5. winkels;
  6. sporthallen, sportterreinen, zwembaden en speeltuinen;
  7. kampeerterreinen en andere terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden;
  8. bedrijfsgebouwen;
  9. objecten die met de onder a tot en met f en h genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voorzover die objecten geen kwetsbare objecten zijn, en;
  10. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voorzover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
 
1.25 bergbezinkbassin:
ondergrondse voorziening om rioolwater te laten bezinken;
  
1.26 bestaande situatie:
t.a.v. bebouwing
  • bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de terinzagelegging van onderhavig ontwerpbestemmingsplan, dan wel de bebouwing die mag worden gebouwd krachtens een vóór het tijdstip van terinzagelegging aangevraagde vergunning;
t.a.v. gebruik
  • het gebruik van grond en opstallen zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
 
1.27 bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
  
1.28 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met bijbehorende regels als vervat in het GML-bestand: NL.IMRO.0677.bpbuitengebied-001V;
  
1.29 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
  
1.30 Bevi-inrichtingen:
bedrijven zoals bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  
1.31 bevoegd gezag:
het bevoegd gezag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo);
  
1.32 bewoonbare vloeroppervlakte:
de oppervlakte van de ruimten in de woning, gemeten binnen de afgewerkte omtrekwanden (in voorkomende gevallen binnen de balustrade) onder aftrek van de in de ruimte uitspringende onderdelen van het gebouw zoals schoorsteenstoelen, kanalen en kasten, doch zonder aftrek van plinten en vast meubilair zoals aanrechten en verwarmingslichamen. Vloeroppervlakte waarboven minder dan 1,50 meter hoogte aanwezig is wordt hierbij buiten beschouwing gelaten;
  
1.33 bijbehorend bouwwerk:
een bij een (bedrijfs)woning behorende bouwwerk in de vorm van aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  
1.34 bijgebouw:
een vrijstaand of aangebouwd, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig opzicht te onderscheiden gebouw;
  
1.35 boog- en tunnelkassen:
al dan niet verplaatsbare gebouwen overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruit of siergewassen, waaronder begrepen folie- en gaaskassen;
  
1.36 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
  
1.37 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
  
1.38 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
  
1.39 bouwperceelsgrens:
de grens van een bouwperceel;
  
1.40 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
  
1.41 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
  
1.42 containerveld:
al dan niet verharde of met worteldoek afgedekte percelen ten behoeve van de teelt van planten in potten;
  
1.43 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde in verband met ouderdom en gaafheid;
  
1.44 cultuurhistorische waardevolle gebouwen en monumenten
de in bijlage 3 opgenomen cultuurhistorische waardevolle gebouwen en monumenten;
  
1.45 dagrecreatie:
vorm van recreatie waarbij het ruimtegebruik een kortstondig karakter heeft en gericht is op de beleving van en/of kennismaking met natuur, landschap en cultuur van het platteland, wandelend, per fiets, of te paard dan wel geconcentreerd is ter plaatse van een attractie;
  
1.46 dagrecreatieve voorzieningen:
het ontplooien van recreatieve activiteiten zoals kleinschalige recreatieve activiteiten in de vorm van bijvoorbeeld excursieruimten, huifkarverhuur, theetuinen en boerengolf;
  
1.47 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  
1.48 detailhandel in aanvullend assortiment:
detailhandel, als onderdeel van een tuincentrum, in dierenbenodigdheden, barbecue-artikelen, cadeau- en kerstartikelen;
  
1.49 ecologische waarden:
de aan een gebied toegekende waarden die verband houden met de samenhang van dieren en planten en hun leefomgeving en/of tussen dieren en planten onderling;
  
1.50 erf:
al dan niet omheind stuk grond dat in ruimtelijk opzicht direct behoort bij, functioneel ten dienste staat van en feitelijk direct aansluit aan een gebouw en dat blijkens kadastrale gegevens behoort tot het perceel waarop dat gebouw is geplaatst;
  
1.51 evenement:
het geheel van al dan niet incidentele dan wel al dan niet kortdurende, maar wel tijdelijke activiteiten, dat plaatsvindt bij een voor publiek toegankelijke gebeurtenis, zoals een feest, kermis, optocht, braderie, wedstrijd of andere bijeenkomst tot ontspanning of vermaak, of een vertoning, voorstelling of herdenking, waarbij het schenken van alcoholische dranken is toegestaan.
  
1.52 gebouw:
elk bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
  
1.53 geluidszoneringsplichtige inrichtingen:
een inrichting, waarbij op grond van artikel 40 van de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;
  
1.54 geluidsgevoelige objecten:
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder;
  
1.55 hartlijn:
het midden van de leiding;
  
1.56 hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk is aan te merken;
  
1.57 horeca:
het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen en bereiden van voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccomodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.
  
Horeca, categorie 1 "lichte horeca"
 
horecabedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden
 
1a. Aan de detailhandel verwante horeca, zoals:
  • automatiek
  • broodjeszaak
  • cafetaria
  • croissanterie
  • koffiebar
  • lunchroom
  • ijssalon
  • snackbar
  • tearoom
  • traiteur
 
1b. Overige lichte horeca, zoals:
  • bistro
  • restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice)
  • hotel
 
1c. Horecabedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking, zoals:
  • horecabedrijven genoemd onder 1a en 1b met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250 m²;
  • restaurant met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, drive-in restaurant).
 
Horeca, categorie 2 "middelzware horeca"
 
horecabedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken, zoals:
  • bierhuis
  • biljartcentrum
  • café
  • proeflokaal
  • shoarma/grillroom
  • zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
 
Horeca, categorie 3 "zware horeca"
 
horecabedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen, zoals:
  • dancing
  • discotheek
  • nachtclub
  • partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen).
 
1.58 huishouden:
Een aantal, aan elkaar door familieband of anderszins gerelateerde, personen, die gezamenlijk één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van één woning;
  
1.59 kampeermiddel:
  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan;
  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voorzover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf en waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben;
  
1.60 kamperplaats:
een door het bevoegd gezag aangewezen openbare parkeerplaats, waar voor maximaal 24 uur een kampeerauto kan worden gestald ten behoeve van overnachting;
  
1.61 kantoor:
het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;
  
1.62 kas:
bouwwerken van glas of ander lichtdoorlatend materiaal ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering met een hoogte van 1,50 meter of meer;
  
1.63 kernrandzone:
overgangsgebied, gelegen langs het bestaand stedelijk gebied met daarin relatief veel bebouwing op korte afstand tot elkaar en met een ondergeschikte of afnemende agrarische functie;
  
1.64 kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten:
het op beroepsmatig wijze uitoefenen van activiteiten anders dan een aan-huis-gebonden beroep en/of het op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- of Vergunningenbesluit milieubeheer geldt en die door de beperkte omvang in een gedeelte van een woning en de daarbij behorende bebouwing worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft;
  
1.65 kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen:
voorzieningen ten behoeve van activiteiten zoals wandelen, fietsen, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van bijvoorbeeld aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken;
  
1.66 kleinschalig kamperen:
verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen bij wijze van minicamping of met gebruikmaking van pensions of kampeerboerderijen;
  
1.67 kunstwerken:
een civieltechnische constructie of -installatie in de infrastructuur die één of meer functies vervult zoals onderdoorgangen, duikers, overkluizingen;
  
1.68 kwetsbaar object
onder een kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) worden verstaan:
  1. woningen, woonschepen en woonwagens, niet zijnde beperkt kwetsbare objecten;
  2. gebouwen bestemd voor verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen, of;
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
    4. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
      • kantoorgebouwen en hotels met een brutovloeroppervlakte van meer dan 1.500 m²;
      • complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk brutovloeroppervlakte meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal brutovloeroppervlakte van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd, en;
      • kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
 
1.69 landgoed:
functionele eenheid, bestaande uit bos en overige natuur al dan niet in combinatie met agrarische bedrijfsgronden, waarop één of meer wooneenheden met een karakteristieke verschijningsvorm van allure zijn gesitueerd;
  
1.70 landschappelijke inpassing:
het optimaal op elkaar afstemmen van bebouwing en beplanting, rekening houdend met de ter plaatse voorkomende landschappelijke en cultuurhistorische waarden om zo te komen tot een landschappelijke inpassing van nieuwe bebouwing die recht doet aan de kwaliteit en de beleving van het landschap. Landschappelijke inpassing bestaat uit een beplantingsstrook met een dichte struik- en boomlaag van voornamelijk streekeigen soorten, met een gemiddelde breedte van minimaal 5 meter.
  
1.71 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van de onderlinge samenhang en beïnvloeding van niet-levende en levende natuur;
  
1.72 landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige:
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van landschap en natuur;
  
1.73 maatschappelijke voorzieningen:
voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs en daarmee gelijk te stellen sectoren;
  
1.74 manege:
een bedrijf (mensgericht) dat gericht is op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met één of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: het in pension houden van paarden en pony's, horeca (kantine, foyer en dergelijke), logies- en/of verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen;
  
1.75 mestopslagruimten:
een ruimte, zijnde een gebouw of bouwwerk, geen gebouwen zijnde, zoals mestbassins en mestverzamelsilo's, of een ander ruimte, geen bouwwerk zijnde, zoals mestbassins en mestzakken;
  
1.76 milieudeskundige:
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of onafhankelijke commissie van deskundigen op het gebied van milieu;
  
1.77 molendeskundige:
de Vereniging De Zeeuwse Molen dan wel een andere door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake molens;
  
1.78 natuurkampeerterrein:
kampeerterrein met een sober voorzieningenniveau, zonder vaste standplaatsen, gelegen in of nabij een natuurgebied of cultuurlandschap;
  
1.79 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna;
  
1.80 neventak:
een bedrijfsonderdeel dat qua omvang, arbeidsinzet en gelet op de inkomsten die daaruit redelijkerwijs kunnen worden verworven niet als hoofdtak kan worden aangemerkt of een activiteit waaruit de betrokkene niet het hoofdinkomen verwerft;
  
1.81 nevenactiviteit:
activiteiten waarvoor een gedeelte van de vloeroppervlakte van de bedrijfsgebouwen als zodanig mag worden gebruikt en die uitgevoerd worden naast het eigenlijke beroep of de hoofdactiviteit. Deze activiteiten zijn ondergeschikt aan de primair toegekende functie;
  
1.82 niet-permanente verblijfsrecreatie:
verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik van voorbijgaande aard is, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein niet langer dan een zomerseizoen;
  
1.83 Nieuwe Economische Drager:
een nevenactiviteit die bij een agrarisch bedrijf, of als zelfstandige activiteit bij een voormalig agrarisch bedrijf, mag worden ondernomen;
  
1.84 opslag:
het bedrijfsmatig opslaan en verpakken en verhandelen van goederen voor zover voortvloeiende uit het opslaan en verpakken van goederen, niet zijnde detailhandel;
  
1.85 overkapping:
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
  
1.86 overkappingsconstructies als teeltondersteunende voorzieningen:
bouwwerken zonder wanden, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas ten behoeve van de bescherming van tuinbouwgewassen tegen neerslag of zonlicht, zoals hagelnetten;
  
1.87 paalkamperen
vorm van kamperen, die alleen is toegestaan binnen een straal van 10 meter rondom een speciaal hiervoor door Staatsbosbeheer geplaatste paal, waarbij een tent niet langer dan 72 uur aanwezig mag zijn en waarbij een maximum geldt van 3 trekkerstentjes per paalkampeerplaats;
  
1.88 paardenbak:
een niet overdekt en al dan niet omsloten terrein, voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem, voor het africhten, trainen en berijden van paarden en het anderszins beoefenen van de paardensport;
  
1.89 paardenfokkerij:
een agrarisch bedrijf dat uitsluitend is gericht op het fokken van paarden, de verkoop van gefokte paarden en het houden van paarden ten behoeve de fokkerij;
  
1.90 paardenhouderij:
een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen en/of africhten van paarden, alsmede de handel in paarden, niet zijnde een manege;
  
1.91 peil:
  1. voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst; de hoogte van de kruin van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
    1. voor gebouwen in het talud van de dijk; de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld ter plaatse van de van de dijk afgekeerde zijde van het gebouw;
    2. bij ligging in het water: de gemiddelde hoogte van de aangrenzende oevers;
    3. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het bestaande aansluitende afgewerkte maaiveld;
 
1.92 perceelgrens:
een grenslijn tussen (bouw)percelen onderling;
  
1.93 permanente verblijfsrecreatie:
verblijfsrecreatie door middel van kampeermiddelen, waarvan het ruimtegebruik een bestendig karakter draagt, waaronder wordt verstaan het innemen van een standplaats op hetzelfde terrein voor langer dan een zomerseizoen;
  
1.94 praktijkruimte:
een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of daarmee naar aard gelijk te stellen gebied;
  
1.95 prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen betaling;
  
1.96 recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;
  
1.97 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
  
1.98 slopen:
het al dan niet geheel afbreken van gebouwen en andere bouwwerken;
  
1.99 Staat van Bedrijfsactiviteiten:
de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels onderdeel uitmaakt;
  
1.100 stacaravan:
een kampeermiddel in de vorm van een caravan of soortgelijk onderkomen op wielen, dat mede gelet op de afmetingen, kennelijk niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen en dat in het kader van deze regels als een gebouw wordt aangemerkt;
  
1.101 standplaats (toeristisch):
een gedeelte van een terrein bestemd voor de plaatsing van ten hoogste één kampeermiddel, inclusief bij dat kampeermiddel behorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten;
  
1.102 streekeigen producten:
ambachtelijke of geteelde producten die kenmerkend zijn voor de regio;
  
1.103 stelling:
bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waarop planten worden geteeld ten behoeve van fruitteelt en de teelt van andere tuinbouwgewassen;
  
1.104 teeltondersteunende voorzieningen:
bouwwerken, ten behoeve van de bescherming van teeltgewassen en / of de voorkweek van ten behoeve van het eigen bedrijf benodigd plantmateriaal en / of de voorkoming van de verspreiding van gewasbeschermingsmiddelen, ten behoeve van grondgebonden teelten, nader te onderscheiden in:
  1. boog- en tunnelkassen;
  2. (tijdelijke) afdekfolie;
  3. containervelden;
  4. overkappingsconstructies;
  5. stellingen.
Een anti-hagelkanon valt niet onder het begrip 'teeltondersteunende voorzieningen';
  
1.105 tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen:
teeltondersteunende voorzieningen die slechts gedurende 6 maanden op de landbouwgronden aanwezig zijn;
  
1.106 tijdelijke afdekfolie:
folie die op de bodem wordt aangebracht ter verbetering van de microklimatologische omstandigheden om de groei van gewassen onder de folie te bevorderen en een beperkte periode wordt aangebracht. De periode is afhankelijk van de teelt;
  
1.107 tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten:
het tijdelijk bedrijfsmatig verblijf en/of nachtverblijf aanbieden aan arbeidsmigranten, waarbij de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft, waarbij geen sprake is van continuïteit in de samenstelling ervan en onderlinge verbondenheid, ongeacht of arbeidsmigranten hetzelfde werk verrichten, dezelfde nationaliteit delen en gezamenlijk de huishouding doen;
  
1.108 tuin:
de gronden van een bouwperceel behorende bij een (bedrijfs)woning;
  
1.109 tuincentrum:
detailhandel met een al dan niet geheel overdekte verkoopvloeroppervlak waarop artikelen voor de inrichting en het onderhoud van tuinen en de daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen worden aangeboden, waaronder voornamelijk worden verstaan tuinhuisjes, tuingereedschappen en tuinmeststoffen, bouwmaterialen voor de tuin waaronder tuinhuisjes, serres en hobbyschuurtjes, tuinmeubelen en tuinverlichting alsmede daarmee vergelijkbare onderhouds- en inrichtingsmaterialen, en voorts de verkoop van kamerplanten, snijbloemen, plantenbakken, potten en vazen, een en ander met uitzondering van detailhandel in aanvullend assortiment;
  
1.110 verbeelding:
de verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied Hulst";
  
1.111 verblijfsrecreatie:
vormen van recreatie die hoofdzakelijk gericht zijn op verstrekken van nachtverblijf;
  
1.112 volwaardig agrarisch bedrijf:
een agrarisch bedrijf dat op grond van een toetsing aan de volgende elementen als volwaardig kan worden aangemerkt:
  1. de aard en omvang van het bedrijf;
  2. de arbeidsbehoefte die het agrarische hoofdberoepsbedrijf vergt;
  3. de mate waarin het bedrijf in het hoofdinkomen voorziet;
  4. de mate waarin de continuïteit van het bedrijf ook op de langere termijn is verzekerd;
  5. de outillage van het bedrijf;
  6. eventueel voorziene investeringen;
  7. de opleiding/ervaring van het bedrijfshoofd;
  8. de intensieve veehouderijen: het beschikken over voldoende mestproductierechten;
 
1.113 voorgevel:
een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw of woning;
  
1.114 voorgevellijn:
denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen;
  
1.115 voorzieningen van algemeen nut:
voorzieningen ten behoeve van het op het openbare net aangesloten nutsvoorziening, het telecommunicatieverkeer, het openbaar vervoer, de riolering, een oplaadpunt en / of het wegverkeer.
  
1.116 waterberging:
gebieden die integraal onderdeel uitmaken van het watersysteem en die periodiek vanuit het oppervlaktewatersysteem kunnen overstromen;
  
1.117 waterwingebied:
gebied waar waterwinning plaatsvindt ten behoeve van de openbare watervoorziening door onttrekking van grondwater;
  
1.118 wet- en regelgeving:
indien en voorzover in deze regels wordt verwezen naar wettelijke regelingen c.q. verordeningen e.d., dienen deze regelingen te worden gelezen zoals deze luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan, tenzij anders bepaald;
  
1.119 woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
  
1.120 woonunit:
een te verplaatsen / verwijderen bouwwerk bestaande uit één bouwlaag, geschikt en ingericht voor het woon-, dag-, of nachtverblijf van één of meer personen;
  
1.121 woonzorgproject:
huisvesting bieden aan bewoners met een zorgindicatie en zorgverlening;
  
1.122 zomerseizoen:
de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
  
1.123 zorgboerderij:
een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal medische opvang van personen gecombineerd wordt met agrarische activiteiten of het meewerken bij het kleinschalig houden van dieren.
  
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
  
2.1 afstanden:
afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;
  
2.2 de breedte, lengte of diepte van een gebouw:
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;
  
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van onderschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
  
2.4 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
  
2.5 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel. Indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte (op de achterzijde van een gebouw meer dan 70%), wordt de goot, de duiplijn, het boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel als goothoogte aangemerkt;
  
2.6 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
  
2.7 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk:
vanaf het bouwkundig peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
  
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
  
2.9 relatie:
daar waar twee of meer bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken door middel van de aanduiding 'relatie' met elkaar zijn verbonden, gelden die bestemmingsvlakken dan wel bouwvlakken bij de toepassing van deze regels als één bestemmingsvlak respectievelijk één bouwvlak.
  
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
3.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;
  2. agrarisch grondgebruik;
  3. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'intensieve veehouderij', tevens een volwaardige intensieve veehouderij is toegestaan;
    2. 'specifieke vorm van agrarisch - kwekerij', tevens een kwekerij is toegestaan;
  4. ondergeschikt aan een grondgebonden agrarisch bedrijf is ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij', intensieve veehouderij als neventak toegestaan;
  5. kleinschalig kamperen tot maximaal 15 standplaatsen, als nevenactiviteit;
  6. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  7. verkoop van zelf voortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximaal 200 m2 vloeroppervlakte;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'aquacultuur', tevens aquacultuur;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'hovenier', tevens ondergeschikt een hoveniersbedrijf;
  10. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', tevens een kampeerterrein met maximaal 15 kampeerplaatsen, 3 blokhutten en 320 stacaravans;
  11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vulstation', tevens een vulstation ten behoeve van gasflessen tot 150 liter;
  12. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen', uitsluitend een molen;
  13. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - natuurkampeerterrein', tevens een kampeerterrein met maximaal 50 natuurkampeerplaatsen;
 
met de daarbij behorende:
  1. voorzieningen van algemeen nut;
  2. infrastructurele voorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groen- en speelvoorzieningen;
  5. tuinen en erven;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
 
3.2 Bouwregels
3.2.1 Binnen het bouwvlak
3.2.1.1 Algemeen
Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende algemene regels:
  1. gebouwen, overkappingen en (sleuf)silo's mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  2. het bebouwingspercentage van het bouwvlak voor gebouwen en overkappingen, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, bedraagt maximaal 50%, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%) het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen als aangegeven op de verbeelding;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  4. de bouwhoogte mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld in sub c;
  5. de bouwhoogte van een silo, niet zijnde een mestverzamelsilo, bedraagt maximaal 10 meter;
  6. de bouwhoogte van een mestverzamelsilo bedraagt maximaal 5 meter, met dien verstande dat de gezamenlijke inhoud van mestverzamelsilo's per bouwvlak maximaal 2.500 m³ bedraagt;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - molen' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, toegestaan;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en opslagruimten zijnde, toegestaan.
 
3.2.1.2 Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen ten behoeve van bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende specifieke regels:
  1. per agrarisch bedrijf is één bedrijfswoning binnen het bouwvlak toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  2. de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 1.000 m³.
 
3.2.1.3 Intensieve veehouderij
Voor het bouwen ten behoeve van intensieve veehouderij gelden de volgende specifieke regels:
  1. ter plaats van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mag de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van gebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij als hoofdactiviteit niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' mag de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van gebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij als neventak niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding.
 
3.2.1.4 Teeltondersteunende voorzieningen
Voor het bouwen van boog- en tunnelkassen, hagelnetten en regenkappen als teeltondersteunende voorzieningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende specifieke regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    1. voor boog- en tunnelkassen: 3,5 meter;
    2. voor hagelnetten: 6 meter;
    3. voor regenkappen: 3 meter.
 
3.2.1.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende specifieke regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  2. per agrarisch bedrijf, waar een bedrijfswoning aanwezig is, is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
    3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
    4. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.
 
3.2.2 Buiten het bouwvlak
Bouwen buiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
  1. schuilgelegenheden en melkstallen mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    1. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. de gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 50 m² bedraagt;
  2. schuren uitsluitend ten behoeve van een fruitteeltbedrijf mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    1. de goothoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    2. de gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 100 m² bedraagt;
  3. sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    1. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. de gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 50 m² bedraagt;
  4. tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mogen worden opgericht, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal 1 meter bedraagt;
  5. (sleuf)silo's en kuilvoerplaten mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. de (sleuf)silo's en kuilvoerplaten aansluitend aan het agrarisch bouwvlak worden opgericht;
    3. de gezamenlijke oppervlakte van het agrarisch bouwvlak en de (sleuf)silo's en kuilvoerplaten buiten het bouwvlak maximaal 2 hectare bedraagt;
  6. bouwwerken, geen gebouwen en mestopslagruimten zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal bedraagt:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 meter.
 
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Algemeen
3.3.1.1 Toepassing
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 3 lid 2.1 lid a sub c, ten behoeve van het overschrijden van de maximale goothoogte tot 8 meter voor de opslag van agrarische producten;
  2. artikel 3 lid 2.1 lid a sub c, ten behoeve van het overschrijden van de maximale goothoogte met ten hoogste 20%;
  3. artikel 3 lid 2.1 lid a sub e, ten behoeve van het overschrijden van de maximale bouwhoogte tot 15 meter voor de bouw van een silo;
  4. artikel 3 lid 2.1 lid a sub f, ten behoeve van het overschrijden van de maximale bouwhoogte van een mestverzamelsilo, uitsluitend ten behoeve van de afdekking door middel van een kap.
 
3.3.1.2 Voorwaarden
Verlening van de omgevingsvergunning voor de in lid a genoemde gevallen is uitsluitend toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarde: afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
  
3.3.2 Maximale oppervlakte gebouwen buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 lid a sub 2, lid b sub 2 en/of lid c sub 2 ten behoeve van het vergroten van de maximale oppervlakte van de in deze leden genoemde gebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf tot maximaal 50 m²;
  2. aangetoond moet worden dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Het bevoegd gezag omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies inwint bij de agrarisch deskundige. Het inwinnen van schriftelijk advies geldt niet indien het een gebouw ten behoeve van een sanitaire voorziening bij kleinschalig kamperen betreft;
  3. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  4. afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
 
3.3.3 Teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 ten behoeve van het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boog- en tunnelkassen, regenkappen of hagelnetten buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. aangetoond wordt dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  2. afwijking is uitsluitend toegestaan ten behoeve teeltondersteunende voorzieningen die grenzen aan een agrarisch bouwvlak. Deze voorwaarde geldt niet voor regenkappen en hagelnetten;
  3. de hoogte van de teeltondersteunende voorzieningen en de maximale oppervlakte per bedrijf mag niet meer bedragen dan:
    1. voor boog- en tunnelkassen: 3,5 meter en 1 hectare;
    2. regenkappen: 3 meter en 3 hectare;
    3. hagelnetten: 6 meter en 5 hectare;
  4. afwijking is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  5. afwijking voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  6. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  7. afwijking mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden;
    3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij het waterschap.
 
3.3.4 Anti-hagelkanon buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.2 ten behoeve van het oprichten van anti-hagelkanonnen buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. aangetoond wordt dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  2. de oppervlakte van een anti-hagelkanon bedraagt maximaal 25 m²;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter, met daarboven een pijp waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 5 meter hoger dan de bouwhoogte;
  4. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 2 anti-hagelkanonnen toegestaan;
  5. afwijking is uitsluitend toegestaan ten behoeve van fruitteelt en andere bijzondere teelten die kwetsbaar zijn voor hagelschade;
  6. afwijking is uitsluitend toegestaan indien de afstand tot een andere anti-hagelkanon minimaal 1.000 meter bedraagt;
  7. afwijking is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  8. afwijking voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  9. afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies, met name inzake geluidseffecten. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde advies in bij de milieudeskundige.
 
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:
  1. gebruiksgerichte paardenhouderijen;
  2. het geven van lessen en/of het verzorgen van instructies dan wel het exploiteren van een manege;
  3. lichtmasten bij een paardenbak;
  4. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  5. detailhandel, behoudens het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 3 lid 1;
  6. horeca;
  7. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  8. seksinrichtingen;
  9. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak, behoudens tijdelijke opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering ten behoeve van voer en mest;
  10. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting en cyclische belichting in boog- en gaaskassen;
  11. het aanbrengen van fruitboomgaarden binnen een afstand van 50 meter tot gronden met de bestemming 'Wonen', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Recreatie - Dagrecreatie' is niet toegestaan;
  12. het aanleggen van teeltondersteunende voorzieningen is op gronden met de aanduiding 'natuurontwikkelingsgebied' niet toegestaan;
  13. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  14. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  15. bed and breakfast;
  16. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten.
 
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 4 sub n ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in de woning met bijbehorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  2. het uitoefenen van de activiteiten niet tot gevolg heeft dat het uiterlijk aanzien van de woning zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen dat wordt gebruikt voor de activiteiten maximaal 25 m² bedraagt;
  4. het uitoefenen van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan;
  5. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitvoert tevens gebruiker/bewoner van de woning is;
  6. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  7. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.
 
3.5.2 Bed and Breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 4 sub o ten behoeve van de uitoefening van een bed and breakfast als ondergeschikte nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het oprichten van een bed and breakfastvoorziening is toegestaan indien:
    1. het hoofdgebouw een minimale inhoud van 500 m³ heeft, met een maximale afwijking van 15%;
    2. de bijbehorende bouwwerken minimaal 75 m² en maximaal 100 m² aan oppervlakte hebben en/of,
    3. het een cultuurhistorisch waardevol gebouw dan wel monument betreft, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  2. de hoofdfunctie van de gronden waarop een bed and breakfastvoorziening wordt gevestigd, agrarisch blijft;
  3. een bed and breakfastvoorziening dient binnen de bestaande bebouwing te worden opgericht;
  4. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfastvoorziening gebruik mag maken bedraagt maximaal 6;
  5. een bed and breakfastvoorziening mag niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  6. permanente bewoning is niet toegestaan;
  7. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  8. afwijking mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en architectonische waarden van het perceel dan wel het gebouw.
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning of indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld.
  
3.5.3 Tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 4 sub p ten behoeve van het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. aangetoond wordt dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het betreffende agrarisch bedrijf en structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting in het stedelijk gebied ontbreken. Het bevoegd gezag wint omtrent de voorwaarde inzake de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het betreffende agrarische bedrijf advies in bij de agrarisch deskundige;
  2. de huisvesting is uitsluitend toegestaan ten behoeve van arbeidsmigranten die werkzaam zijn binnen het agrarisch bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest;
  3. de huisvesting bedraagt maximaal 3 maanden per kalenderjaar;
  4. de huisvesting vindt plaats binnen het bouwvlak gebouwde bebouwing of in kampeermiddelen en/of woonunits, met dien verstande dat:
    1. de gezamenlijke oppervlakte van een inpandige voorziening maximaal 250 m² bedraagt;
    2. maximaal 25 kampeermiddelen en/of woonunits zijn toegestaan binnen of aansluitend aan het bouwvlak, waarbij sanitaire voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 100 m²;
  5. de bouwhoogte van kampeermiddelen en/of woonunits bedraagt maximaal 3,5 meter;
  6. de afstand tussen kampeermiddelen en/of woonunits onderling bedraagt minimaal 5 meter;
  7. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  8. de huisvesting is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  9. afwijking mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning of indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld.
  
3.5.4 Kleinschalig kamperen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 ten behoeve van grootschaliger kleinschalig kamperen bij een agrarisch bedrijf op en / of in aansluiting op een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. per agrarisch bedrijf bedraagt het aantal standplaatsen maximaal 25;
  2. kleinschalig kamperen vindt uitsluitend plaats in het zomerseizoen;
  3. de standplaatsen zijn gesitueerd op of binnen een afstand van 25 meter van het bouwvlak;
  4. permanente bewoning van kampeermiddelen is niet toegestaan;
  5. de bouwhoogte van kampeermiddelen bedraagt maximaal 3,5 meter;
  6. sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat buiten het bouwvlak de oppervlakte van gebouwen maximaal 50 m² bedraagt;
  7. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  8. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt minimaal 25 meter;
  9. ter plaatse van de standplaatsen mag de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai niet meer bedragen dan 48 dB;
  10. afwijking voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  11. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  12. afwijking mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
 
3.5.5 Aquacultuur
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 in samenhang gelezen met het bepaalde in artikel 3 lid 4 ten behoeve van aquacultuur in bassins bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. aangetoond wordt dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  2. aquacultuur uitsluitend plaatsvindt in bassins op en/of aansluitend aan het bouwvlak van een bestaand agrarisch bedrijf;
  3. de gezamenlijke oppervlakte van de bassins bedraagt per agrarisch bedrijf maximaal 3 hectare;
  4. toegestaan zijn vlakke netten, waarvan de bouwhoogte maximaal 1 meter boven het maaiveld bedraagt;
  5. de afstand tussen bassins onderling bedraagt minimaal 100 meter;
  6. afwijking is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  7. afwijking voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  8. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  9. afwijking mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
    3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
3.5.6 Nieuwe Economische Dragers als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 in samenhang gelezen met het bepaalde in artikel 3 lid 4 ten behoeve een nieuwe economische drager als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. er dient sprake te zijn van een functie die voorkomt in de lijst Nieuwe Economische Dragers zoals opgenomen in bijlage 2, waarbij is aangegeven dat via afwijking van de gebruiksregels de functie is toegestaan, dan wel overige bedrijfsfuncties, die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in bijlage 2 opgenomen functies;
  2. de agrarisch-verwante of niet-agrarische activiteiten dienen plaats te vinden in bestaande gebouwen binnen een bouwvlak, met inachtneming van de maximale bedrijfsvloeroppervlaktemaat, zoals opgenomen in bijlage 2. In afwijking hiervan geldt voor een cultuurhistorisch waardevol gebouw en/of monument, zoals opgenomen in bijlage 3, geen maximale bedrijfsvloeroppervlaktemaat;
  3. het gebruiken van de onbebouwde gronden voor opslag en productie ten behoeve van de nieuwe functie is niet toegestaan;
  4. het bouwen van nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtbakken en lichtmasten daaronder begrepen, ten behoeve van reclame-doeleinden is niet toegestaan;
  5. nieuwe functies behorende bij een agrarisch bedrijf zijn uitsluitend toelaatbaar tot en met ten hoogste categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat een bedrijfsactiviteit tot en met ten hoogste categorie 3 uit de Staat van Bedrijfsactiviteit eveneens is toegestaan, mits is aangetoond dat:
    1. het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving en gelet op de desbetreffende milieuaspecten geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2, of;
    2. het betrokken bedrijf een landbouwverwant bedrijf betreft als bedoeld in bijlage 2;
  6. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  7. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  8. er wordt voorzien in ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- en natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting dan wel uitstraling van het erf en/of gebouwen; het voorgaande dient vooraf in een privaatrechtelijke overeenkomst te worden vastgelegd;
  9. afwijking mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte: hierover wordt vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de wegbeheerder;
    3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Verhogen bebouwingspercentage
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van het verhogen van het bebouwingspercentage, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het bebouwingspercentage bedraagt na wijziging maximaal 100%;
  2. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  3. in aanvulling op het bepaalde in lid b geldt dat wijziging eveneens is toegestaan indien toepassing noodzakelijk is voor instandhouding van een cultuurhistorisch waardevol gebouw of een monument, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  4. verhoging mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
3.6.2 Vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van vormverandering van een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. bij vormverandering mag de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot; voor vergroting van het bouwvlak dient de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3 lid 6.3 te worden toegepast;
  2. na vormverandering mag het bouwvlak voor maximaal 50% worden bebouwd;
  3. aangetoond wordt dat vormverandering noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  4. in aanvulling op het bepaalde in lid c geldt dat wijziging eveneens is toegestaan indien toepassing noodzakelijk is voor instandhouding van een cultuurhistorisch waardevol gebouw of een monument, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  5. vormverandering is niet toegestaan voor een intensieve veehouderij;
  6. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  7. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  8. vormverandering mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden.
 
3.6.3 Vergroting bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van vergroting van een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak per agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan:
    1. voor een grondgebonden bedrijf: 2 hectare;
    2. voor een niet-grondgebonden bedrijf: 1 hectare;
  2. na vergroting mag het bouwvlak voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat gebouwen, overkappingen en sleufsilo's binnen het bouwvlak dienen te worden gesitueerd;
  3. aangetoond wordt dat vergroting noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  4. in aanvulling op het bepaalde in lid c geldt dat wijziging eveneens is toegestaan indien toepassing noodzakelijk is voor instandhouding van een cultuurhistorisch waardevol gebouw of een monument, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  5. vergroting is niet toegestaan voor een intensieve veehouderij;
  6. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  7. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  8. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  9. vergroting mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
    3. onevenredige aantasting aan infrastructuur. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    4. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
3.6.4 Vergroten bedrijfsvloeroppervlakte neventak intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de maximale bedrijfsvloeroppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de maximale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een neventak intensieve veehouderij na vergroting niet meer bedraagt dan 2.100 m², met dien verstande vergroting van het bouwvlak niet is toegestaan;
  2. aangetoond wordt dat vergroting noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf dan wel vanuit een toepassing van milieuvoorschriften en/of andere wettelijke bepalingen. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  3. na vergroting dient nog wel sprake te zijn van een neventak intensieve veehouderij;
  4. de vergroting is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  5. vergroting mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
3.6.5 Vergroten bedrijfsvloeroppervlakte hoofdtak intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de maximale bedrijfsvloeroppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. een omgevingsvergunning voor het vergroten van de maximale bedrijfsvloeroppervlakte mag ten hoogste éénmaal worden verleend;
  2. het vergroten van de maximale bedrijfsvloeroppervlakte mag met ten hoogste het volgende percentage:
    1. voor een intensieve veehouderij met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 5.000 m²: 10%;
    2. voor een intensieve veehouderij met een bedrijfsvloeroppervlakte van minder dan 5.000 m²: 20%,
met dien verstande dat vergroting van het bouwvlak niet is toegestaan.
  1. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf dan wel vanuit een toepassing van milieuvoorschriften en/of andere wettelijke bepalingen. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  2. de vergroting is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  3. vergroting mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
3.6.6 Verwijderen aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen door één of meerdere van de volgende op de verbeelding opgenomen aanduidingen te verwijderen:
  1. 'intensieve veehouderij';
  2. 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij';
met dien verstande dat:
  • de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
  • de geldende milieuvergunning voor deze activiteiten wordt ingetrokken.
 
3.6.7 Wijzigen naar bestemming 'Wonen'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van de bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);
  2. het aantal woningen dan wel wooneenheden moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dan wel wooneenheden dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;
  3. het bouwvolume van gebouwen mag niet worden vergroot en de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet worden gewijzigd;
  4. de inhoud van de woning maximaal 750 m³ en de bewoonbare vloeroppervlakte maximaal 225 m² bedraagt of, indien de inhoud dan de bewoonbare vloeroppervlakte van de op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³ of 225 m², de inhoud dan wel bewoonbare vloeroppervlakte van de aanwezige woning;
  5. bestaande nieuwe economische dragers als vervolgactiviteit zijn uitsluitend toegestaan, indien deze in bijlage 2 is opgenomen;
  6. cultuurhistorische waardevolle bebouwing en/of monumenten zoals opgenomen in bijlage 3 dient te worden behouden;
  7. de wijziging is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  8. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
 
3.6.8 Wijzigen naar bestemming 'Maatschappelijk'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk' ten behoeve van het bieden van mogelijkheden voor (woon)zorgprojecten al dan niet in combinatie met een toename van aantal wooneenheden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en/of monumenten, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  2. wijziging is uitsluitend toegestaan voor bestaande gebouwen, met dien verstande dat uitbreiding bij woonzorgprojecten is toegestaan indien de zorgfunctie dit vereist op de volgende voorwaarden:
    1. uitbreiding beperkt blijft tot maximaal 25% van het gebouw;
    2. een schriftelijk advies van een onafhankelijk deskundige met betrekking tot zorgindicatie waarin de noodzaak hiervoor wordt aangetoond;
    3. de uitbreiding aansluit op de karakteristiek van het gebouw;
  3. het aantal wooneenheden bedraagt maximaal 5 per gebouw;
  4. de wijziging is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  5. wijziging mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de infrastructuur: Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
3.6.9 Wijzigen naar bestemming 'Natuur' en/of 'Water'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' te wijzigen in de bestemmingen 'Natuur' en/of 'Water' al dan niet in combinatie met de aanduiding 'bos' ten behoeve van de ontwikkeling van natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de agrarische functie van de gronden is komen te vervallen;
  2. aangetoond is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan;
  3. aangetoond is dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden;
  4. de regels van de bestemmingen 'Natuur' en/of 'Water' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
  
Artikel 4 Agrarisch - Paardenhouderij
4.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Agrarisch - Paardenhouderij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een gebruiksgerichte paardenhouderij;
  2. kleinschalig kamperen tot maximaal 10 standplaatsen, als nevenactiviteit;
  3. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
 
met de daarbijbehorende:
  1. voorzieningen van algemeen nut;
  2. infrastructurele voorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groen- en speelvoorzieningen;
  5. tuinen en erven;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
 
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:
  1. gebouwen, overkappingen en (sleuf)silo's mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  2. het bebouwingspercentage van het bouwvlak voor gebouwen en overkappingen, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, bedraagt maximaal 50%,
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  4. de bouwhoogte mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld in sub c;
  5. in afwijking van het bepaalde onder c en onder d mag ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de maximale goothoogte en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  6. de bouwhoogte van een silo, niet zijnde een mestverzamelsilo, bedraagt maximaal 10 meter.
 
4.2.2 Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen ten behoeve van bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende specifieke regels:
  1. per paardenhouderij is maximaal één bedrijfswoning binnen het bouwvlak toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt
  2. de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 1.000 m³.
 
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende specifieke regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  2. meerdere paardenbakken zijn binnen het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat:
    1. de paardenbakken worden gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 1.200 m² bedraagt;
    3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
    4. per paardenbak maximaal 6 lichtmasten worden geplaatst waarvan de bouwhoogte maximaal 8 meter bedraagt;
    5. de afstand van een paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.
 
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:
  1. publieksaantrekkende activiteiten, zoals het houden van evenementen;
  2. het geven van lessen en/of het verzorgen van instructies dan wel het exploiteren van een manege;
  3. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  4. detailhandel;
  5. horeca;
  6. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  7. seksinrichtingen;
  8. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  9. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  10. bed and breakfast;
  11. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten.
 
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 3 sub i ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in de woning met bijbehorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  2. het uitoefenen van de activiteiten niet tot gevolg heeft dat het uiterlijk aanzien van de woning zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen dat wordt gebruikt voor de activiteiten maximaal 25 m² bedraagt;
  4. het uitoefenen van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan;
  5. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitvoert tevens gebruiker/bewoner van de woning is;
  6. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  7. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf.
 
4.4.2 Bed and Breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 3 sub j ten behoeve van de uitoefening van een bed and breakfast als ondergeschikte nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het oprichten van een bed and breakfastvoorziening is toegestaan indien:
    1. het hoofdgebouw een minimale inhoud van 500 m³ heeft, met een maximale afwijking van 15%;
    2. de bijbehorende bouwwerken minimaal 75 m² en maximaal 100 m² aan oppervlakte hebben en/of,
    3. het een cultuurhistorisch waardevol gebouw dan wel monument betreft, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  2. de hoofdfunctie van de gronden waarop een bed and breakfastvoorziening wordt gevestigd, agrarisch blijft;
  3. een bed and breakfastvoorziening dient binnen de bestaande bebouwing te worden opgericht;
  4. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfastvoorziening gebruik mag maken bedraagt maximaal 6;
  5. een bed and breakfastvoorziening mag niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  6. permanente bewoning is niet toegestaan;
  7. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  8. afwijking mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en architectonische waarden van het perceel dan wel het gebouw.
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning of indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld.
  
4.4.3 Kleinschalig kamperen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 in samenhang gelezen met het bepaalde in artikel 4 lid 3 ten behoeve van grootschaliger kleinschalig kamperen bij een agrarisch bedrijf op en / of in aansluiting op een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. per paardenhouderij bedraagt het aantal standplaatsen maximaal 25;
  2. kleinschalig kamperen vindt uitsluitend plaats in het zomerseizoen;
  3. de standplaatsen zijn gesitueerd op of binnen een afstand van 25 meter van het bouwvlak;
  4. permanente bewoning van kampeermiddelen is niet toegestaan;
  5. de bouwhoogte van kampeermiddelen bedraagt maximaal 3,5 meter;
  6. sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat buiten het bouwvlak de oppervlakte van gebouwen maximaal 50 m² bedraagt;
  7. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  8. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt minimaal 25 meter;
  9. ter plaatse van de standplaatsen mag de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai niet meer bedragen dan 48 dB;
  10. afwijking voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  11. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  12. afwijking mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
 
4.4.4 Nieuwe Economische Dragers als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 1 in samenhang gelezen met het bepaalde in artikel 4 lid 3 ten behoeve een nieuwe economische drager als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. er dient sprake te zijn van een functie die voorkomt in de lijst Nieuwe Economische Dragers zoals opgenomen in bijlage 2, waarbij is aangegeven dat via afwijking van de gebruiksregels de functie is toegestaan, dan wel overige bedrijfsfuncties, die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in bijlage 2 opgenomen functies;
  2. de agrarisch-verwante of niet-agrarische activiteiten dienen plaats te vinden in bestaande gebouwen binnen een bouwvlak, met inachtneming van de maximale bedrijfsvloeroppervlaktemaat, zoals opgenomen in bijlage 2. In afwijking hiervan geldt voor een cultuurhistorisch waardevol gebouw en/of monument, zoals opgenomen in bijlage 3, geen maximale bedrijfsvloeroppervlaktemaat;
  3. het gebruiken van de onbebouwde gronden voor opslag en productie ten behoeve van de nieuwe functie is niet toegestaan;
  4. het bouwen van nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtbakken en lichtmasten daaronder begrepen, ten behoeve van reclame-doeleinden is niet toegestaan;
  5. nieuwe functies behorende bij een agrarisch bedrijf zijn uitsluitend toelaatbaar tot en met ten hoogste categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat een bedrijfsactiviteit tot en met ten hoogste categorie 3 uit de Staat van Bedrijfsactiviteit eveneens is toegestaan, mits is aangetoond dat:
    1. het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving en gelet op de desbetreffende milieuaspecten geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2, of;
    2. het betrokken bedrijf een landbouwverwant bedrijf betreft als bedoeld in bijlage 2;
  6. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  7. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  8. er wordt voorzien in ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- en natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting dan wel uitstraling van het erf en/of gebouwen; het voorgaande dient vooraf in een privaatrechtelijke overeenkomst te worden vastgelegd;
  9. afwijking mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte: hierover wordt vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de wegbeheerder;
    3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
4.5 Wijzigingsbevoegdheden
4.5.1 Verhogen bebouwingspercentage
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' te wijzigen ten behoeve van het verhogen van het bebouwingspercentage, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het bebouwingspercentage bedraagt na wijziging maximaal 100%;
  2. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  3. in aanvulling op het bepaalde in lid b geldt dat wijziging eveneens is toegestaan indien toepassing noodzakelijk is voor instandhouding van een cultuurhistorisch waardevol gebouw of een monument, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  4. verhoging mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
4.5.2 Vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' te wijzigen ten behoeve van vormverandering van een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. bij vormverandering mag de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot; na vormverandering mag het bouwvlak voor maximaal 50% worden bebouwd;
  2. aangetoond wordt dat vormverandering noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  3. in aanvulling op het bepaalde in lid b geldt dat wijziging eveneens is toegestaan indien toepassing noodzakelijk is voor instandhouding van een cultuurhistorisch waardevol gebouw of een monument, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  4. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  5. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  6. vormverandering mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
    3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
4.5.3 Wijzigen naar bestemming 'Agrarisch'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemmingen 'Agrarisch' dan wel 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak per agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan:
    1. voor een grondgebonden bedrijf: 2 hectare;
    2. voor een niet-grondgebonden bedrijf: 1 hectare;
  3. na wijziging mag het bouwvlak voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat gebouwen, overkappingen en (sleuf)silo's binnen het bouwvlak dienen te worden gesitueerd;
  4. aangetoond wordt dat na wijziging sprake is van een reeël dan wel volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  5. indien het perceel wordt toegevoegd aan een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch' dan wel 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak', mag de wijziging niet leiden tot een toename van het aantal agrarische bedrijfswoningen dat ter plaatse van het agrarisch bouwvlak reeds aanwezig is;
  6. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  7. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  8. cultuurhistorische waardevolle bebouwing en/of monumenten zoals opgenomen in bijlage 3 dient te worden behouden;
  9. de wijziging is milieuhygiënisch uitvoerbaar;
  10. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  11. wijziging mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de infrastructuur. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    3. onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij een landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
 
4.5.4 Wijzigen naar bestemming 'Wonen'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch' met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van de bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);
  2. het aantal woningen dan wel wooneenheden moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dan wel wooneenheden dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;
  3. het bouwvolume van gebouwen mag niet worden vergroot en de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet worden gewijzigd;
  4. de inhoud van de woning maximaal 750 m³ en de bewoonbare vloeroppervlakte maximaal 225 m² bedraagt of, indien de inhoud dan de bewoonbare vloeroppervlakte van de op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³ of 225 m², de inhoud dan wel bewoonbare vloeroppervlakte van de aanwezige woning;
  5. bestaande nieuwe economische dragers als vervolgactiviteit zijn uitsluitend toegestaan, indien deze in bijlage 2 is opgenomen;
  6. cultuurhistorische waardevolle bebouwing en/of monumenten zoals opgenomen in bijlage 3 dient te worden behouden;
  7. de wijziging is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  8. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
 
4.5.5 Wijzigen naar bestemming 'Maatschappelijk'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk' ten behoeve van het bieden van mogelijkheden voor (woon)zorgprojecten al dan niet in combinatie met een toename van aantal wooneenheden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en/of monumenten, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  2. wijziging is uitsluitend toegestaan voor bestaande gebouwen, met dien verstande dat uitbreiding bij woonzorgprojecten is toegestaan indien de zorgfunctie dit vereist op de volgende voorwaarden:
    1. uitbreiding beperkt blijft tot maximaal 25% van het gebouw;
    2. een schriftelijk advies van een onafhankelijk deskundige met betrekking tot zorgindicatie waarin de noodzaak hiervoor wordt aangetoond;
    3. de uitbreiding aansluit op de karakteristiek van het gebouw;
  3. het aantal wooneenheden bedraagt maximaal 5 per gebouw;
  4. de wijziging is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  5. wijziging mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de infrastructuur: Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    3. onevenredige aantasting van de waterkwaliteit. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.
 
4.5.6 Wijzigen naar bestemming 'Natuur' en/of 'Water'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch - Paardenhouderij' te wijzigen in de bestemmingen 'Natuur' en/of 'Water' al dan niet in combinatie met de aanduiding 'bos' ten behoeve van de ontwikkeling van natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de agrarische functie van de gronden is komen te vervallen;
  2. aangetoond is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan;
  3. aangetoond is dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden;
  4. de regels van de bestemmingen 'Natuur' en/of 'Water' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
 
Artikel 5 Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden
5.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. een duurzame agrarische bedrijfsuitoefening;
  2. agrarisch grondgebruik;
  3. het behoud en / of herstel van landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden en kenmerken;
  4. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'intensieve veehouderij', tevens een volwaardige intensieve veehouderij is toegestaan;
  5. ondergeschikt aan een grondgebonden agrarisch bedrijf is ter plaatse van de aanduiding:
    1. 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij', intensieve veehouderij als neventak toegestaan;
  6. kleinschalig kamperen tot maximaal 15 standplaatsen, als nevenactiviteit;
  7. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  8. verkoop van zelf voortgebrachte of streekeigen producten als ondergeschikte nevenactiviteit tot maximaal 200 m2 vloeroppervlakte;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf', tevens een agrarisch hulp- en nevenbedrijf;
 
met de daarbij behorende:
  1. voorzieningen van algemeen nut;
  2. infrastructurele voorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groen- en speelvoorzieningen;
  5. tuinen en erven;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
 
5.2 Bouwregels
5.2.1 Binnen het bouwvlak
5.2.1.1 Algemeen
Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende algemene regels:
  1. gebouwen, overkappingen en (sleuf)silo's mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  2. het bebouwingspercentage van het bouwvlak voor gebouwen en overkappingen, niet zijnde teeltondersteunende voorzieningen, bedraagt maximaal 50%, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - camping' de gezamenlijke oppervlakte aan gebouwen maximaal 400 m² per bouwvlak bedraagt;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  4. de bouwhoogte mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld in sub c;
  5. in afwijking van het bepaalde onder c en onder d mag ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de maximale goothoogte en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  6. de bouwhoogte van een silo, niet zijnde een mestverzamelsilo, bedraagt maximaal 10 meter;
  7. de bouwhoogte van een mestverzamelsilo bedraagt maximaal 5 meter, met dien verstande dat de gezamenlijke inhoud van mestverzamelsilo's per bouwvlak maximaal 2.500 m³ bedraagt.
 
5.2.1.2 Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen ten behoeve van bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende specifieke regels:
  1. per agrarisch bedrijf is maximaal één bedrijfswoning binnen het bouwvlak toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt
  2. de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 1.000 m³.
 
5.2.1.3 Intensieve veehouderij
Voor het bouwen ten behoeve van intensieve veehouderij gelden de volgende specifieke regels:
  1. ter plaats van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mag de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van gebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij als hoofdactiviteit niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij' mag de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte van gebouwen ten behoeve van de intensieve veehouderij als neventak niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding.
 
5.2.1.4 Teeltondersteunende voorzieningen
Voor het bouwen van boog- en tunnelkassen, hagelnetten en regenkappen als teeltondersteunende voorzieningen en overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, als teeltondersteunende voorzieningen geldt de volgende specifieke regel: de bouwhoogte bedraagt maximaal:
  1. voor boog- en tunnelkassen: 3,5 meter;
  2. voor hagelnetten: 6 meter;
  3. voor regenkappen: 3 meter.
 
5.2.1.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende specifieke regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  2. per agrarisch bedrijf, waar een bedrijfswoning aanwezig is, is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
    3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
    4. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.
 
5.2.2 Buiten het bouwvlak
Bouwen buiten het bouwvlak is uitsluitend toegestaan met inachtneming van de volgende regels:
  1. schuilgelegenheden en melkstallen mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    1. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. de gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 50 m² bedraagt;
  2. schuren uitsluitend ten behoeve van een fruitteeltbedrijf mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    1. de goothoogte maximaal 4 meter bedraagt;
    2. de gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 100 m² bedraagt;
  3. sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    1. de goothoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. de gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf maximaal 50 m² bedraagt;
  4. (sleuf)silo's en kuilvoerplaten mogen worden opgericht, met dien verstande dat:
    1. de bouwhoogte maximaal 3 meter bedraagt;
    2. de (sleuf)silo's en kuilvoerplaten aansluitend aan het agrarisch bouwvlak worden opgericht;
    3. de gezamenlijke oppervlakte van het agrarisch bouwvlak en de (sleuf)silo's en kuilvoerplaten buiten het bouwvlak maximaal 2 hectare bedraagt;
  5. bouwwerken, geen gebouwen en mestopslagruimten zijnde, met dien verstande dat de bouwhoogte maximaal bedraagt:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 meter.
 
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Algemeen
5.3.1.1 Toepassing
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 5 lid 2.1 lid a sub c, ten behoeve van het overschrijden van de maximale goothoogte tot 8 meter voor de opslag van agrarische producten;
  2. artikel 5 lid 2.1 lid a sub c, ten behoeve van het overschrijden van de maximale goothoogte met ten hoogste 20%;
  3. artikel 5 lid 2.1 lid a sub f, ten behoeve van het overschrijden van de maximale bouwhoogte tot 15 meter voor de bouw van een silo;
  4. artikel 5 lid 2.1 lid a sub g, ten behoeve van het overschrijden van de maximale bouwhoogte van een mestverzamelsilo, uitsluitend ten behoeve van de afdekking door middel van een kap.
 
5.3.1.2 Voorwaarden
Verlening van de omgevingsvergunning voor de in lid a genoemde gevallen is uitsluitend toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarde: afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies.
  
5.3.2 Maximale oppervlakte gebouwen buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 lid a sub 2, lid b sub 2 en/of lid c sub 2 ten behoeve van het vergroten van de maximale oppervlakte van de in deze leden genoemde gebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte per agrarisch bedrijf tot maximaal 50 m²;
  2. aangetoond moet worden dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering. Het bevoegd gezag omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies inwint bij de agrarisch deskundige. Het inwinnen van schriftelijk advies geldt niet indien het een gebouw ten behoeve van een sanitaire voorziening bij kleinschalig kamperen betreft;
  3. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  4. afwijking mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
    3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
5.3.3 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 1 meter bedragen;
  2. de teeltondersteunende voorzieningen maximaal 6 maanden op de landbouwgronden aanwezig zijn;
  3. afwijking is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  4. afwijking voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
 
5.3.4 Teeltondersteunende voorzieningen (niet zijnde tijdelijk)
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 ten behoeve van het oprichten van teeltondersteunende voorzieningen in de vorm van boog- en tunnelkassen, regenkappen of hagelnetten buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. aangetoond wordt dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  2. afwijking is uitsluitend toegestaan ten behoeve teeltondersteunende voorzieningen die grenzen aan een agrarisch bouwvlak. Deze voorwaarde geldt niet voor regenkappen en hagelnetten;
  3. de hoogte van de teeltondersteunende voorzieningen en de maximale oppervlakte per bedrijf mag niet meer bedragen dan:
    1. voor boog- en tunnelkassen: 3,5 meter en 1 hectare;
    2. regenkappen: 3 meter en 3 hectare;
    3. hagelnetten: 6 meter en 5 hectare;
  4. afwijking is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  5. afwijking voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  6. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  7. afwijking mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige verstening en versnippering van de agrarische gronden;
    3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij het waterschap;
    4. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij een landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
 
5.3.5 Anti-hagelkanon buiten het bouwvlak
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2.2 ten behoeve van het oprichten van anti-hagelkanonnen buiten het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. aangetoond wordt dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  2. de oppervlakte van een anti-hagelkanon bedraagt maximaal 25 m²;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 meter, met daarboven een pijp waarvan de hoogte niet meer bedraagt dan 5 meter hoger dan de bouwhoogte;
  4. per agrarisch bedrijf zijn maximaal 2 anti-hagelkanonnen toegestaan;
  5. afwijking is uitsluitend toegestaan ten behoeve van fruitteelt en andere bijzondere teelten die kwetsbaar zijn voor hagelschade;
  6. afwijking is uitsluitend toegestaan indien de afstand tot een andere anti-hagelkanon minimaal 1.000 meter bedraagt;
  7. afwijking is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  8. afwijking voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  9. afwijking mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies, met name inzake geluidseffecten. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde advies in bij de milieudeskundige;
    2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
 
5.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:
  1. gebruiksgerichte paardenhouderijen;
  2. het geven van lessen en/of het verzorgen van instructies dan wel het exploiteren van een manege;
  3. lichtmasten bij een paardenbak;
  4. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  5. detailhandel, behoudens het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 5 lid 1;
  6. horeca;
  7. een verkooppunt voor motorbrandstoffen (incl. LPG);
  8. seksinrichtingen;
  9. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak, behoudens tijdelijke opslag die geschiedt in het kader van de normale agrarische bedrijfsvoering ten behoeve van voer en mest;
  10. het gebruik van groeibevorderende of conditionerende belichting, zoals assimilatiebelichting en cyclische belichting in boog- en gaaskassen;
  11. het aanleggen van fruitboomgaarden binnen een afstand van 50 meter tot gronden met de bestemming 'Wonen', 'Recreatie - Dagrecreatie' en 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' is niet toegestaan;
  12. het aanbrengen van teeltondersteunende voorzieningen is op gronden met de aanduiding 'natuurontwikkelingsgebied' niet toegestaan;
  13. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  14. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  15. bed and breakfast;
  16. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten.
 
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 4 sub o ten behoeve van de uitoefening van kleinschalige beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in de woning met bijbehorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  2. het uitoefenen van de activiteiten niet tot gevolg heeft dat het uiterlijk aanzien van de woning zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning en bijbehorende aan- en uitbouwen dat wordt gebruikt voor de activiteiten maximaal 25 m² bedraagt;
  4. het uitoefenen van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan;
  5. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende aan- en uitbouwen uitvoert tevens gebruiker/bewoner van de woning is;
  6. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  7. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf;
  8. afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en architectonische waarden van het perceel dan wel het gebouw.
 
5.5.2 Bed and Breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 4 sub p ten behoeve van de uitoefening van een bed and breakfast als ondergeschikte nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het oprichten van een bed and breakfastvoorziening is toegestaan indien:
    1. het hoofdgebouw een minimale inhoud van 500 m³ heeft, met een maximale afwijking van 15%;
    2. de bijbehorende bouwwerken minimaal 75 m² en maximaal 100 m² aan oppervlakte hebben en/of,
    3. het een cultuurhistorisch waardevol gebouw dan wel monument betreft, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  2. de hoofdfunctie van de gronden waarop een bed and breakfastvoorziening wordt gevestigd, agrarisch blijft;
  3. een bed and breakfastvoorziening dient binnen de bestaande bebouwing te worden opgericht;
  4. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfastvoorziening gebruik mag maken bedraagt maximaal 6;
  5. een bed and breakfastvoorziening mag niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  6. permanente bewoning is niet toegestaan;
  7. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  8. afwijking mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en architectonische waarden van het perceel dan wel het gebouw.
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning of indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld.
  
5.5.3 Tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 4 sub q ten behoeve van het tijdelijk huisvesten van arbeidsmigranten, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. aangetoond wordt dat afwijking noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering vanuit het oogpunt van de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het betreffende agrarisch bedrijf en structurele voorzieningen ten behoeve van tijdelijke huisvesting in het stedelijk gebied ontbreken. Het bevoegd gezag wint omtrent de voorwaarde inzake de tijdelijke grote arbeidsbehoefte op het betreffende agrarische bedrijf advies in bij de agrarisch deskundige;
  2. de huisvesting is uitsluitend toegestaan ten behoeve van arbeidsmigranten die werkzaam zijn binnen het agrarisch bedrijf waar ze tijdelijk zijn gehuisvest;
  3. de huisvesting bedraagt maximaal 3 maanden per kalenderjaar;
  4. de huisvesting vindt plaats binnen het bouwvlak gebouwde bebouwing of in kampeermiddelen en/of woonunits, met dien verstande dat:
    1. de gezamenlijke oppervlakte van een inpandige voorziening maximaal 250 m² bedraagt;
    2. maximaal 25 kampeermiddelen en/of woonunits zijn toegestaan binnen of aansluitend aan het bouwvlak, waarbij sanitaire voorzieningen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak met een maximale oppervlakte van 100 m²;
  5. de bouwhoogte van kampeermiddelen en/of woonunits bedraagt maximaal 3,5 meter;
  6. de afstand tussen kampeermiddelen en/of woonunits onderling bedraagt minimaal 5 meter;
  7. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  8. de huisvesting is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  9. afwijking mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning of indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld.
  
5.5.4 Kleinschalig kamperen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 1 ten behoeve van grootschaliger kleinschalig kamperen bij een agrarisch bedrijf op en / of in aansluiting op een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. per agrarisch bedrijf bedraagt het aantal standplaatsen maximaal 25;
  2. kleinschalig kamperen vindt uitsluitend plaats in het zomerseizoen;
  3. de standplaatsen zijn gesitueerd op of binnen een afstand van 25 meter van het bouwvlak;
  4. permanente bewoning van kampeermiddelen is niet toegestaan;
  5. de bouwhoogte van kampeermiddelen bedraagt maximaal 3,5 meter;
  6. sanitaire voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zijn zowel binnen als buiten het bouwvlak toegestaan, met dien verstande dat buiten het bouwvlak de oppervlakte van gebouwen maximaal 50 m² bedraagt;
  7. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  8. de afstand tussen de minicamping en de meest nabij gelegen woning van derden bedraagt minimaal 25 meter;
  9. ter plaatse van de standplaatsen mag de geluidsbelasting als gevolg van wegverkeerslawaai niet meer bedragen dan 48 dB;
  10. afwijking voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  11. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  12. afwijking mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte.
 
5.5.5 Nieuwe Economische Dragers als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 1 in samenhang gelezen met het bepaalde in artikel 5 lid 4 ten behoeve een nieuwe economische drager als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. er dient sprake te zijn van een functie die voorkomt in de lijst Nieuwe Economische Dragers zoals opgenomen in bijlage 2, waarbij is aangegeven dat via afwijking van de gebruiksregels de functie is toegestaan, dan wel overige bedrijfsfuncties, die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in bijlage 2 opgenomen functies;
  2. de agrarisch-verwante of niet-agrarische activiteiten dienen plaats te vinden in bestaande gebouwen binnen een bouwvlak, met inachtneming van de maximale bedrijfsvloeroppervlaktemaat, zoals opgenomen in bijlage 2. In afwijking hiervan geldt voor een cultuurhistorisch waardevol gebouw en/of monument, zoals opgenomen in bijlage 3, geen maximale bedrijfsvloeroppervlaktemaat;
  3. het gebruiken van de onbebouwde gronden voor opslag en productie ten behoeve van de nieuwe functie is niet toegestaan;
  4. het bouwen van nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtbakken en lichtmasten daaronder begrepen, ten behoeve van reclame-doeleinden is niet toegestaan;
  5. nieuwe functies behorende bij een agrarisch bedrijf zijn uitsluitend toelaatbaar tot en met ten hoogste categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat een bedrijfsactiviteit tot en met ten hoogste categorie 3 uit de Staat van Bedrijfsactiviteit eveneens is toegestaan, mits is aangetoond dat:
    1. het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving en gelet op de desbetreffende milieuaspecten geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2, of;
    2. het betrokken bedrijf een landbouwverwant bedrijf betreft als bedoeld in bijlage 2;
  6. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  7. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  8. er wordt voorzien in ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- en natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting dan wel uitstraling van het erf en/of gebouwen; het voorgaande dient vooraf in een privaatrechtelijke overeenkomst te worden vastgelegd;
  9. afwijking mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte: hierover wordt vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de wegbeheerder;
    3. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
    4. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
5.6 Wijzigingsbevoegdheden
5.6.1 Verhogen bebouwingspercentage
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaardenAgrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen ten behoeve van het verhogen van het bebouwingspercentage, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het bebouwingspercentage bedraagt na wijziging maximaal 100%;
  2. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  3. in aanvulling op het bepaalde in lid b geldt dat wijziging eveneens is toegestaan indien toepassing noodzakelijk is voor instandhouding van een cultuurhistorisch waardevol gebouw of een monument, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  4. verhoging mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
    3. onevenredige aantasting van de waterkwaliteit. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de waterbeheerder.
 
5.6.2 Vormverandering bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaardenAgrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen ten behoeve van vormverandering van een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. bij vormverandering mag de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak niet worden vergroot; voor vergroting van het bouwvlak dient de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3 lid 6.3 te worden toegepast;
  2. na vormverandering mag het bouwvlak voor maximaal 50% worden bebouwd;
  3. aangetoond wordt dat vormverandering noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  4. in aanvulling op het bepaalde in lid c geldt dat wijziging eveneens is toegestaan indien toepassing noodzakelijk is voor instandhouding van een cultuurhistorisch waardevol gebouw of een monument, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  5. vormverandering is niet toegestaan voor een intensieve veehouderij;
  6. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  7. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  8. vormverandering mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
    3. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
    4. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
5.6.3 Vergroting bouwvlak
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaardenAgrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen ten behoeve van vergroting van een bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak per agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan:
    1. voor een grondgebonden bedrijf: 2 hectare;
    2. voor een niet-grondgebonden bedrijf: 1 hectare;
  2. na vergroting mag het bouwvlak voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat gebouwen, overkappingen en sleufsilo's binnen het bouwvlak dienen te worden gesitueerd;
  3. aangetoond wordt dat vergroting noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  4. in aanvulling op het bepaalde in lid c geldt dat wijziging eveneens is toegestaan indien toepassing noodzakelijk is voor instandhouding van een cultuurhistorisch waardevol gebouw of een monument, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  5. vergroting is niet toegestaan voor een intensieve veehouderij;
  6. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  7. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  8. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  9. vergroting mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige verstening, verglazing en versnippering van de agrarische gronden;
    3. onevenredige aantasting aan infrastructuur. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    4. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
    5. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
5.6.4 Vergroten bedrijfsvloeroppervlakte neventak intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaardenAgrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de maximale bedrijfsvloeroppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de maximale bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een neventak intensieve veehouderij na vergroting niet meer bedraagt dan 2.100 m², met dien verstande vergroting van het bouwvlak niet is toegestaan;
  2. aangetoond wordt dat vergroting noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf dan wel vanuit een toepassing van milieuvoorschriften en/of andere wettelijke bepalingen. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  3. na vergroting dient nog wel sprake te zijn van een neventak intensieve veehouderij;
  4. de vergroting is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  5. vergroting mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
    3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
5.6.5 Vergroten bedrijfsvloeroppervlakte hoofdtak intensieve veehouderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaardenAgrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen ten behoeve van het vergroten van de maximale bedrijfsvloeroppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. een omgevingsvergunning voor het vergroten van de maximale bedrijfsvloeroppervlakte mag ten hoogste éénmaal worden verleend;
  2. het vergroten van de maximale bedrijfsvloeroppervlakte mag met ten hoogste het volgende percentage:
    1. voor een intensieve veehouderij met een bedrijfsvloeroppervlakte van meer dan 5.000 m²: 10%;
    2. voor een intensieve veehouderij met een bedrijfsvloeroppervlakte van minder dan 5.000 m²: 20%,
met dien verstande dat vergroting van het bouwvlak niet is toegestaan.
  1. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het volwaardig agrarisch bedrijf dan wel vanuit een toepassing van milieuvoorschriften en/of andere wettelijke bepalingen. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  2. de vergroting is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  3. vergroting mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
    3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
5.6.6 Verwijderen aanduidingen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaardenAgrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen door één of meerdere van de volgende op de verbeelding opgenomen aanduidingen te verwijderen:
  1. 'intensieve veehouderij';
  2. 'specifieke vorm van agrarisch - neventak intensieve veehouderij';
met dien verstande dat:
  • de betreffende functie ter plaatse is beëindigd;
  • de geldende milieuvergunning voor deze activiteiten wordt ingetrokken.
 
5.6.7 Wijzigen naar bestemming 'Wonen'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Wonen' met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. voor bewoning mag worden gebruikt de ten tijde van de bedrijfsbeëindiging bestaande bedrijfswoning(en);
  2. het aantal woningen dan wel wooneenheden moet beperkt blijven tot het bestaande aantal woningen dan wel wooneenheden dat op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezig is;
  3. het bouwvolume van gebouwen mag niet worden vergroot en de maximale goot- en bouwhoogte van gebouwen mag niet worden gewijzigd;
  4. de inhoud van de woning maximaal 750 m³ en de bewoonbare vloeroppervlakte maximaal 225 m² bedraagt of, indien de inhoud dan de bewoonbare vloeroppervlakte van de op het moment van het nemen van het wijzigingsbesluit aanwezige woning meer bedraagt dan 750 m³ of 225 m², de inhoud dan wel bewoonbare vloeroppervlakte van de aanwezige woning;
  5. bestaande nieuwe economische dragers als vervolgactiviteit zijn uitsluitend toegestaan, indien deze in bijlage 2 is opgenomen;
  6. cultuurhistorische waardevolle bebouwing en/of monumenten zoals opgenomen in bijlage 3 dient te worden behouden;
  7. de wijziging is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  8. wijziging mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
 
5.6.8 Wijzigen naar bestemming 'Maatschappelijk'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemming 'Maatschappelijk' ten behoeve van het bieden van mogelijkheden voor (woon)zorgprojecten al dan niet in combinatie met een toename van aantal wooneenheden, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van het behoud van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing en/of monumenten, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  2. wijziging is uitsluitend toegestaan voor bestaande gebouwen, met dien verstande dat uitbreiding bij woonzorgprojecten is toegestaan indien de zorgfunctie dit vereist op de volgende voorwaarden:
    1. uitbreiding beperkt blijft tot maximaal 25% van het gebouw;
    2. een schriftelijk advies van een onafhankelijk deskundige met betrekking tot zorgindicatie waarin de noodzaak hiervoor wordt aangetoond;
    3. de uitbreiding aansluit op de karakteristiek van het gebouw;
  3. het aantal wooneenheden bedraagt maximaal 5 per gebouw;
  4. de wijziging is uit milieuhygiënisch oogpunt uitvoerbaar;
  5. wijziging mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de infrastructuur: Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    3. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
    4. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
5.6.9 Wijzigen naar de bestemming 'Natuur' en/of 'Water'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om bij de beëindiging van een agrarisch bedrijf de bestemming 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' te wijzigen in de bestemmingen 'Natuur' en/of 'Water' al dan niet in combinatie met de aanduiding 'bos' ten behoeve van de ontwikkeling van natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de agrarische functie van de gronden is komen te vervallen;
  2. aangetoond is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan;
  3. aangetoond is dat de aangrenzende/omringende gronden, met een blijvende agrarische bodemexploitatie, doelmatig als zodanig geëxploiteerd kunnen blijven worden;
  4. de regels van de bestemmingen 'Natuur' en/of 'Water' worden van overeenkomstige toepassing verklaard.
  
Artikel 6 Bedrijf
6.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. bedrijven van milieucategorie 1 en/of 2 van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen bijlagen bij de regels
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', uitsluitend een bedrijfswoning;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'opslag', tevens voor statische opslag;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemingsbedrijf', tevens een aannemersbedrijf;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf', tevens een agrarisch hulp- en nevenbedrijf;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - autohandel (met LPG)', tevens een autohandel met een LPG- en benzinevulpunt;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - composteringsbedrijf', tevens een composteringsbedrijf;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf', tevens een garagebedrijf;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - op- en overslagbedrijf', tevens een op- en overslagbedrijf;.
  10. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - puinbrekerij', tevens een puinbrekerij met opslag van materialen;
  11. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - vlasbedrijf', tevens een vlasbedrijf;
  12. ter plaatse van de aanduiding 'tuin', uitsluitend tuinen en erven;
  13. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg', een tankstation met lpg;
  14. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
 
met de daarbijbehorende:
  1. voorzieningen van algemeen nut;
  2. infrastructurele voorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groen- en speelvoorzieningen;
  5. tuinen en erven;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
 
6.2 Bouwregels
6.2.1 Binnen het bouwvlak
6.2.1.1 Algemeen
Voor het bouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende algemene regels:
  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  4. de bouwhoogte mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld in sub c;
  5. indien gebouwen niet aanéén worden gebouwd dient de afstand minimaal 1 meter te bedragen.
 
6.2.1.2 Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen ten behoeve van bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende specifieke regels:
  1. binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  2. de bewoonbare vloeroppervlakte van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 225 m²;
  3. de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³.
 
6.2.1.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende specifieke regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  2. per bedrijf, waar een bedrijfswoning aanwezig is, is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
    3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
    4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    5. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.
 
6.2.2 Buiten het bouwvlak
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 2 meter.
 
6.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:
  1. bedrijfsmatige activiteiten ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  2. lichtmasten bij een paardenbak;
  3. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  4. detailhandel, behoudens het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 6 lid 1;
  5. seksinrichtingen;
  6. zelfstandige kantoren;
  7. horeca;
  8. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  9. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  10. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  11. bed and breakfast;
  12. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  13. kamperen.
 
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
6.4.1 Vergroten maximum bebouwd oppervlak (m2)
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Bedrijf' met de op de verbeelding opgenomen aanduidingen 'bouwvlak' en 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' te wijzigen door het vergroten van de maximale gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel al dan niet in combinatie met - indien noodzakelijk - vergroting van het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het vergroten van de maximale gezamenlijke oppervlakte mag per bouwvlak met ten hoogste 20%;
  2. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit een doelmatige bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het bedrijf door het overleggen van het ondernemersplan;
  3. aangetoond wordt dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is en het bedrijf gebonden is aan de locatie;
  4. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  5. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  6. wijziging is niet toegestaan ten behoeve van Nieuwe Economische Dragers;
  7. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  8. wijziging mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
    3. onevenredige aantasting van de infrastructuur. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    4. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap;
    5. een toename van hinder op grond van de in de bijlagen bij deze regels opgenomen bijlagen bij de regels bijlage 1 
6.4.2 Wijzigen naar bestemming 'Agrarisch'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Bedrijf' met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemmingen 'Agrarisch' dan wel 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaardenAgrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak per agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan:
    1. voor een grondgebonden bedrijf: 2 hectare;
    2. voor een niet-grondgebonden bedrijf: 1 hectare;
  3. na wijziging mag het bouwvlak voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat gebouwen, overkappingen en (sleuf)silo's binnen het bouwvlak dienen te worden gesitueerd;
  4. aangetoond wordt dat na wijziging sprake is van een reeël dan wel volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  5. indien het perceel wordt toegevoegd aan een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch' dan wel 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak', mag de wijziging niet leiden tot een toename van het aantal bedrijfswoningen dat ter plaatse van de bouwvlakken reeds aanwezig zijn;
  6. cultuurhistorische waardevolle bebouwing en/of monumenten zoals opgenomen in bijlage 3 dient te worden behouden;
  7. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  8. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  9. de wijziging is milieuhygiënisch uitvoerbaar;
  10. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  11. wijziging mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de infrastructuur. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    3. onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij een landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
 
Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorziening
7.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Bedrijf - Nutsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. voorzieningen van algemeen nut;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal', tevens een gemaal;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - afsluiterschema', tevens een afsluiterschema;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bergbezinkbassin', tevens een bergbezinkbassin;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - pompstation', tevens een pompstation;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rioolwaterzuivering', tevens een rioolwaterzuivering;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - waterleidingbedrijf', tevens een waterleidingbedrijf;
 
met de daarbijbehorende:
  1. infrastructurele voorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groen- en speelvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
 
7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen binnen het bouwvlak gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  2. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  4. de bouwhoogte mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld in sub c.
 
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
 
7.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  2. seksinrichtingen;
  3. kamperen;
  4. horeca;
  5. zelfstandige kantoren;
  6. wonen;
  7. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak; opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  8. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
  
Artikel 8 Beschermde dijk
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Beschermde dijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen;
  2. voet- en fietspaden;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. het behoud van dijken en het behoud en /of herstel van de daarmee samenhangende aanwezige en potentiële landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
 
met daaraan ondergeschikt:
  1. extensief recreatief medegebruik met bijbehorende voorzieningen;
  2. agrarisch gebruik gericht op natuurbeheer;
  3. bruggen en paden;
 
met daarbij behorende:
  1. groen- en speelvoorzieningen;
  2. straatmeubilair;
  3. voorzieningen van algemeen nut;
  4. kunstwerken;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
 
8.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 8 lid 1 genoemde functies worden opgericht, waarvoor de volgende regels gelden:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    3. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    4. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
 
8.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. kamperen, met uitzondering van specifiek door het bevoegd gezag daarvoor aangewezen kampeerplaatsen.
 
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Beschermde dijk' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  3. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  4. het vellen of rooien van houtgewas;
  5. het bebossen of beplanten van gronden;
  6. het graven of afdammen van sloten of greppels met een bodemdiepte van meer dan 0,50 meter beneden het maaiveld, het aanbrengen van drainage dan wel diepploegen;
  7. het blijvend omzetten van grasland in bouwland.
 
8.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 8 lid 4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
  1. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
 
8.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 8 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor niet de landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwaarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
  
8.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Beschermde dijk' te wijzigen in de bestemming 'Waterstaatswerken', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor zover het dijken betreft die een waterstaatkundige functie krijgen, overeenkomstig het nieuwe stelsel van binnendijken;
  2. een en ander dient te zijn vastgelegd in het kader van besluitvorming door het waterschap.
  
Artikel 9 Cultuur en Ontspanning
9.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Cultuur en Ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. cultuur en ontspanning;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'atelier', tevens een atelier';
  3. ter plaatse van de aanduiding 'sauna', tevens een sauna- en beautycentrum;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting', tevens een seksinrichting;
  5. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
 
met de daarbijbehorende:
  1. infrastructurele voorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groen- en speelvoorzieningen;
  4. tuinen en erven;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
 
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:
  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  4. de bouwhoogte mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld in sub c;
  5. indien gebouwen niet aanéén worden gebouwd dient de afstand minimaal 1 meter te bedragen.
 
9.2.2 Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen ten behoeve van bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende specifieke regels:
  1. binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  2. de bewoonbare vloeroppervlakte van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 225 m²;
  3. de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³.
 
9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende specifieke regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  2. per bedrijf, waar een bedrijfswoning aanwezig is, is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
    3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
    4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    5. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.
 
9.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:
  1. lichtmasten bij een paardenbak;
  2. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  3. detailhandel;
  4. seksinrichtingen, behoudens het toegestane gebruik op grond van het bepaalde in artikel 9 lid 1;
  5. zelfstandige kantoren;
  6. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  7. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  8. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  9. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  10. kamperen.
 
9.4 Wijzigingsbevoegdheid
9.4.1 Vergroten maximum bebouwd oppervlak (m2)
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Cultuur en Ontspanning' met de op de verbeelding opgenomen aanduidingen 'bouwvlak' en 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' te wijzigen door het vergroten van de maximale gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel al dan niet in combinatie met - indien noodzakelijk - vergroting van het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het vergroten van de maximale gezamenlijke oppervlakte mag per bouwvlak met ten hoogste 20%;
  2. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit een doelmatige bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het bedrijf door het overleggen van het ondernemersplan;
  3. aangetoond wordt dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is en het bedrijf gebonden is aan de locatie;
  4. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  5. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  6. wijziging is niet toegestaan ten behoeve van Nieuwe Economische Dragers;
  7. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  8. vergroting mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
    3. onevenredige aantasting van de infrastructuur. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    4. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
Artikel 10 Detailhandel
10.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. detailhandel;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum', tevens een tuincentrum met detailhandel in aanvullend assortiment tot een maximum van 20% van de totale verkoopvloeroppervlakte;
  3. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
 
met de daarbijbehorende:
  1. infrastructurele voorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groen- en speelvoorzieningen;
  4. tuinen en erven;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
 
10.2 Bouwregels
10.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:
  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  3. in afwijking van het bepaalde onder b geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen als aangegeven op de verbeelding;
  4. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  5. de bouwhoogte mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld in sub c;
  6. indien gebouwen niet aanéén worden gebouwd dient de afstand minimaal 1 meter te bedragen.
 
10.2.2 Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen ten behoeve van bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende specifieke regels:
  1. binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  2. de bewoonbare vloeroppervlakte van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 225 m²;
  3. de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³.
 
10.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende specifieke regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  2. per bedrijf, waar een bedrijfswoning aanwezig is, is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
    3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
    4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    5. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.
 
10.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:
  1. lichtmasten bij een paardenbak;
  2. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  3. seksinrichtingen;
  4. zelfstandige kantoren;
  5. horeca;
  6. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  7. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  8. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  9. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  10. kamperen.
 
Artikel 11 Groen
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. groen- en speelvoorzieningen;
  2. bermen en beplanting;
  3. speelvoorzieningen;
  4. hondenuitlaatplaatsen;
  5. paden;
  6. kunstwerken;
  7. waterlopen en waterpartijen;
  8. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
 
met de daarbijbehorende:
  1. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
 
11.2 Bouwregels
11.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 11 lid 1 genoemde functies worden opgericht, waarvoor de volgende regels gelden:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
 
11.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. kamperen.
 
Artikel 12 Horeca
12.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. horecabedrijven behorende tot categorie 1 en 2;
  2. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'feestzaal', tevens een restaurant met feestzalen,
 
met de daarbijbehorende:
  1. infrastructurele voorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groen- en speelvoorzieningen;
  4. tuinen en erven;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
 
12.2 Bouwregels
12.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:
  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  4. de bouwhoogte mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld in sub c;
  5. indien gebouwen niet aanéén worden gebouwd dient de afstand minimaal 1 meter te bedragen.
 
12.2.2 Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen ten behoeve van bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende specifieke regels:
  1. binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  2. de bewoonbare vloeroppervlakte van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 225 m²;
  3. de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³.
 
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende specifieke regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  2. per bedrijf, waar een bedrijfswoning aanwezig is, is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
    3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
    4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    5. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.
 
12.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:
  1. lichtmasten bij een paardenbak;
  2. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  3. detailhandel;
  4. seksinrichtingen;
  5. zelfstandige kantoren;
  6. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  7. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  8. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  9. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  10. kamperen.
 
12.4 Wijzigingsbevoegdheid
12.4.1 Vergroten maximum bebouwd oppervlak (m2)
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Horeca' met de op de verbeelding opgenomen aanduidingen 'bouwvlak' en 'maximum bebouwd oppervlak (m2)' te wijzigen door het vergroten van de maximale gezamenlijke oppervlakte per bouwperceel al dan niet in combinatie met - indien noodzakelijk - vergroting van het bouwvlak, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het vergroten van de maximale gezamenlijke oppervlakte mag per bouwvlak met ten hoogste 20%;
  2. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is vanuit een doelmatige bedrijfsvoering en voor de continuïteit van het bedrijf door het overleggen van het ondernemersplan;
  3. aangetoond wordt dat verplaatsing naar een bedrijventerrein niet mogelijk is en het bedrijf gebonden is aan de locatie;
  4. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  5. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  6. wijziging is niet toegestaan ten behoeve van Nieuwe Economische Dragers;
  7. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  8. vergroting mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige;
    3. onevenredige aantasting van de infrastructuur. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    4. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
Artikel 13 Maatschappelijk
13.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. maatschappelijke voorzieningen;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - scoutingterrein', tevens een scoutingterrein;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - natuureducatie', tevens natuureducatie;
 
met de daarbijbehorende:
  1. infrastructurele voorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groen- en speelvoorzieningen;
  4. tuinen en erven;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. evenementen;
  7. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
 
13.2 Bouwregels
13.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:
  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  4. de bouwhoogte mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld in sub c;
  5. indien gebouwen niet aanéén worden gebouwd dient de afstand minimaal 1 meter te bedragen;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - gebouwen uitgesloten' zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en opslagruimten zijnde, toegestaan.
 
13.2.2 Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen ten behoeve van bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende specifieke regels:
  1. binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  2. de bewoonbare vloeroppervlakte van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 225 m²;
  3. de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³.
 
13.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende specifieke regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  2. per bedrijf dan wel instelling, waar een bedrijfswoning aanwezig is, is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
    3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
    4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    5. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.
 
13.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:
  1. lichtmasten bij een paardenbak;
  2. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  3. detailhandel;
  4. seksinrichtingen;
  5. zelfstandige kantoren;
  6. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  7. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  8. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  9. (tijdelijke) huisvesting van arbeidsmigranten;
  10. kamperen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - scoutingterrein' kamperen ten behoeve van scouting wel is toegestaan.
 
Artikel 14 Natuur
14.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Natuur' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het behoud en / of herstel en / of de ontwikkeling van aanwezige en potentiële landschappelijke, cultuurhistorische en natuurwaarden;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'bos', de aanleg en instandhouding van bos;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bijenkweekstation', tevens een bijenkweekstation;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landgoed', tevens een landgoed;
 
met daaraan ondergeschikt:
  1. ter plaatse 'specifieke vorm van recreatie - paalkampeerterrein', tevens maximaal één paalkampeerterrein;
  2. extensief recreatief medegebruik;
  3. natuurbeheer;
  4. bruggen en paden;
 
met de daarbij behorende:
  1. groen- en speelvoorzieningen;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
 
14.2 Bouwregels
14.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 14 lid 1 genoemde functies worden opgericht, waarvoor de volgende regels gelden:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
 
14.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. kamperen, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paalkampeerterrein' paalkamperen is toegestaan.
 
14.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
14.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Natuur' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  3. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  4. het vellen of rooien van houtgewas;
  5. het bebossen of beplanten van gronden;
  6. het graven of afdammen van sloten of greppels met een bodemdiepte van meer dan 0,50 meter beneden het maaiveld, het aanbrengen van drainage dan wel diepploegen;
  7. het blijvend omzetten van grasland in bouwland;
  8. het aanbrengen van overbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen.
In afwijking van het voorgaande is ter plaatse van de aanduiding 'bos' geen omgevingsvergunning vereist voor het verbod zoals omschreven in artikel 14 lid 4.1 onder e.
  
14.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 14 lid 4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
  1. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
 
14.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 14 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de in artikel 14 lid 1 genoemde waarden en wezenlijke kenmerken van de gronden:
  1. niet worden aangetast;
  2. niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zodanig compenserende maatregelen worden getroffen.
Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
  
Artikel 15 Recreatie - Dagrecreatie
15.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. dagrecreatieve voorzieningen;
  2. horecavoorzieningen die ten dienste staan van en ondergeschikt zijn aan de doeleinden als genoemd in sub a;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - bezoekerscentrum', tevens een bezoekerscentrum ten behoeve van Land van Saeftinge;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - paardenbak', tevens een paardenbak ten behoeve van dagrecreatie;
 
met de daarbijbehorende:
  1. infrastructurele voorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groen- en speelvoorzieningen;
  4. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  5. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen;
  6. kampeerplaatsen.
 
15.2 Bouwregels
15.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:
  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  4. de bouwhoogte mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld in sub c;
  5. het oprichten van bedrijfswoningen is niet toegestaan;
  6. indien gebouwen niet aanéén worden gebouwd dient de afstand minimaal 1 meter te bedragen.
 
15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende specifieke regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
 
15.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:
  1. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  2. seksinrichtingen;
  3. detailhandel;
  4. zelfstandige kantoren;
  5. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  6. wonen.
 
Artikel 16 Recreatie - Verblijfsrecreatie
16.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein', tevens een bedrijfsmatig geëxploiteerd kampeerterrein voor niet-permanente verblijfsrecreatie in kampeermiddelen met bijbehorende voorzieningen ten behoeve van dienstverlening en beheer;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiebedrijf', tevens een recreatiebedrijf met maximaal 16 blokhutten en bijbehorende paardenrijbak en een stal ten behoeve van het houden van paarden;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ruiterpad', tevens een ruiterpad;
  4. wonen in een bedrijfswoning binnen het bouwvlak met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
 
met de daarbijbehorende:
  1. tuinen en erven;
  2. infrastructurele voorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groen- en speelvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
 
16.2 Bouwregels
16.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:
  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  3. de bouwhoogte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 4 meter.
 
16.2.2 Bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen ten behoeve van bedrijfswoningen met bijbehorende bouwwerken gelden de volgende specifieke regels:
  1. binnen het bouwvlak is één bedrijfswoning toegestaan, tenzij op de verbeelding is aangeduid dat het maximum aantal wooneenheden '0' of '2' bedraagt;
  2. de bewoonbare vloeroppervlakte van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 225 m²;
  3. de inhoud van een bedrijfswoning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³;
  4. de goothoogte en bouwhoogte van een bedrijfswoning bedragen respectievelijk maximaal 6 en 10 meter.
 
16.2.3 Standplaatsen
Voor het plaatsen en bouwen van kampeermiddelen ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' gelden de volgende specifieke regels:
  1. het maximum aantal standplaatsen mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  2. per standplaats is maximaal één berging toegestaan;
  3. de oppervlakte van een berging bedraagt maximaal 10 m²;
  4. de bouwhoogte van een berging bedraagt maximaal 4 meter.
 
16.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende specifieke regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  2. per bedrijf, waar een bedrijfswoning aanwezig is, is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
    3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
    4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    5. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.
 
16.2.5 Aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiebedrijf'
In aanvulling op het bepaalde in artikel 16 lid 2.1 tot en met artikel 16 lid 2.4 gelden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - recreatiebedrijf' de volgende specifieke regels:
  1. maximaal één stal is toegestaan met een goothoogte van maximaal 6 meter en een bouwhoogte van maximaal 10 meter;
  2. maximaal één overkapte paardenbak met een oppervlakte van maximaal 800 m² is toegestaan, waarvan de goothoogte maximaal 5 meter bedraagt en de bouwhoogte van maximaal 8 meter;
  3. maximaal 16 blokhutten zijn toegestaan, met een goothoogte van maximaal 4 meter en een bouwhoogte van maximaal 8 meter;
  4. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 4 meter.
 
16.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:
  1. permanente bewoning;
  2. lichtmasten bij een paardenbak;
  3. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  4. detailhandel;
  5. seksinrichtingen;
  6. zelfstandige kantoren;
  7. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  8. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  9. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  10. het gebruik van gebouwen, behoudens de bedrijfswoning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten.
 
Artikel 17 Sport
17.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het uitoefenen van sportactiviteiten;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - hondensportterrein', tevens een hondensportterrein;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - schietterrein', tevens een schietterrein;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - vliegsport', tevens vliegsport;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'sportveld', tevens een sportveld;
 
met de daarbijbehorende:
  1. voorzieningen van algemeen nut;
  2. infrastructurele voorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groen- en speelvoorzieningen;
  5. tuinen en erven;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. evenementen;
  8. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
 
17.2 Bouwregels
17.2.1 Algemeen
Voor het bouwen gelden de volgende algemene regels:
  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag per bouwperceel niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  4. de bouwhoogte mag maximaal 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld in sub c;
  5. het oprichten van bedrijfswoningen is niet toegestaan;
  6. indien gebouwen niet aanéén worden gebouwd dient de afstand minimaal 1 meter te bedragen.
 
17.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende specifieke regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
 
17.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:
  1. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  2. seksinrichtingen;
  3. detailhandel;
  4. kamperen, met dien verstande dat indien sprake van een evenement kamperen wel is toegestaan;
  5. zelfstandige kantoren;
  6. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  7. wonen.
 
Artikel 18 Verkeer
18.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wegen en straten;
  2. voet- en fietspaden;
  3. parkeervoorzieningen;
 
met daarbij behorende:
  1. groen- en speelvoorzieningen;
  2. straatmeubilair;
  3. geluidswerende voorzieningen;
  4. voorzieningen van algemeen nut;
  5. kunstwerken;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
 
18.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 18 lid 1 genoemde functies worden opgericht, waarvoor de volgende regels gelden:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    3. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    4. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter.
 
18.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  3. kamperen, met uitzondering van specifiek door het bevoegd gezag daarvoor aangewezen kampeerplaatsen.
 
18.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Verkeer' te wijzigen in de bestemming Waterstaatswerken, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor zover het dijken betreft die een waterstaatkundige functie krijgen, overeenkomstig het nieuwe stelsel van binnendijken;
  2. een en ander dient te zijn vastgelegd in het kader van besluitvorming door het waterschap.
  
Artikel 19 Water
19.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterberging;
  2. waterlopen en daarbij behorende oevervoorzieningen;
  3. vaarwegen ten behoeve van de beroeps- en recreatievaart;
  4. extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;
  5. wateraanvoer en waterafvoer;
  6. kruisingen en overbruggingen ten behoeve van verkeersdoeleinden;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landgoed', tevens een landgoed;
 
met de daarbij behorende:
  1. kunstwerken;
  2. beheer- en onderhoudspaden;
  3. voorzieningen van algemeen nut;
  4. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
 
19.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 19 lid 1 genoemde functies worden opgericht, waarvoor de volgende regels gelden:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
 
19.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:
  1. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  2. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond.
 
19.4 Wijzigingsbevoegdheid
19.4.1 Wijzigen naar bestemming 'Groen' of 'Verkeer'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Water te wijzigen in de bestemmingen Groen of Verkeer, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. aangetoond wordt dat wijziging noodzakelijk is voor de realisering van het gemeentelijk beleid inzake groenstructuur, verkeersstructuur en / of de aanpassing van de ondergrondse infrastructuur alsmede voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit van de openbare ruimte;
  2. wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
19.4.2 Wijzigen naar bestemming 'Natuur'
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming Water te wijzigen in de bestemmingen Natuur, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarde: aangetoond is dat een aaneengesloten natuurgebied van voldoende omvang en zodanige begrenzing kan ontstaan.
  
Artikel 20 Water - Deltawater
20.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Water - Deltawater' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. het behoud en / of herstel en / of de ontwikkeling van de aanwezige natuurwaarden samenhangend met het deltawater;
  2. waterberging;
  3. wateraanvoer en waterafvoer;
  4. estuarium;
  5. natuur;
  6. vaarwegen ten behoeve van de beroeps- en recreatievaart;
  7. extensieve dagrecreatie met bijbehorende voorzieningen;
 
met daaraan ondergeschikt:
  1. voorzieningen van algemeen nut;
  2. vaarwegen ten behoeve van de beroeps- en recreatievaart;
  3. extensieve dagrecreatie met bijbehorende kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
 
20.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 20 lid 1 genoemde functies worden opgericht, waarvoor de volgende regels gelden:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
 
20.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
20.3.1 Verbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Water - Deltawater' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van dijken of andere taluds en het vergraven of ontgraven van reeds aanwezige dijken of taluds;
  2. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, egaliseren en ophogen van bij eb droogvallende gronden;
  3. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden en aanlegplaatsen;
  4. het verwijderen van oevervegetaties.
 
20.3.2 Uitzonderingen op het verbod
Het verbod als bedoeld in artikel 20 lid 3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
  1. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
 
20.3.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 20 lid 3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor niet de landschappelijke, cultuurhistorische en/of natuurwaarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
  
Artikel 21 Wonen
21.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen met daaraan ondergeschikt een beroep aan huis met een maximale vloeroppervlakte van 25 m², met dien verstande dat de activiteiten in de woning worden uitgeoefend en de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'atelier', tevens voor een atelier;
  3. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor': tevens voor een kantoor;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - beeldhouwatelier', tevens een beeldhouwatelier;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - dierenpension', tevens een dierenpension;
  6. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - lasbedrijf', tevens een lasbedrijf;
  7. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - statische opslag', tevens statische opslag;
  8. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - voormalig agrarisch bedrijf', tevens een voormalig agrarisch bedrijf;
  9. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuizen', tevens een landhuis;
  10. ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats', uitsluitend een woonwagenstandplaats;
  11. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij', tevens een zorgboerderij;
 
met de daarbijbehorende:
  1. infrastructurele voorzieningen;
  2. parkeervoorzieningen;
  3. groen- en speelvoorzieningen;
  4. tuinen en erven;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. kleinschalige natuurgerichte / dagrecreatieve voorzieningen.
 
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. gebouwen en overkappingen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het maximum aantal woningen geldt zoals aangegeven op de verbeelding;
  3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangeduid, met dien verstande dat de goothoogte van aan- en uitbouwen maximaal 4 meter bedraagt;
  4. de bouwhoogte mag ten hoogste 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld onder c;
  5. in afwijking van het bepaalde onder c en onder d mag ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' de maximale goothoogte en bouwhoogte niet meer bedragen dan is aangeduid op de verbeelding;
  6. de bewoonbare vloeroppervlakte van een woning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 225 m²;
  7. de inhoud van een woning met bijbehorende aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 750 m³;
  8. de afstand van een bestaand hoofdgebouw ten opzichte van de weg mag worden vergroot met maximaal 5 meter.
 
21.2.2 Bijgebouwen
Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:
  1. de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning mag maximaal 60 m2 bedragen;
  2. de goothoogte van bijgebouwen mag maximaal 3 meter bedragen;
  3. de bouwhoogte van bijgebouwen mag ten hoogste 4 meter meer bedragen dan de maximale goothoogte als bedoeld onder b;
  4. de afstand tussen een vrijstaand bijgebouw en een woning mag niet minder dan 1 meter bedragen.
 
21.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende specifieke regels:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevellijn: 2 meter;
    3. voor erf- en terreinafscheidingen voor de voorgevellijn: 1 meter;
    4. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    5. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    6. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 3 meter;
  2. per woning is maximaal één niet overkapte paardenbak toegestaan, met dien verstande dat:
    1. de paardenbak wordt gesitueerd achter de voorgevellijn van de dichtst bij de openbare weg gelegen gevel;
    2. de oppervlakte van een paardenbak maximaal 800 m² bedraagt;
    3. de bouwhoogte van de omheining maximaal 2 meter bedraagt;
    4. lichtmasten niet zijn toegestaan;
    5. de afstand van de paardenbak tot het bestemmingsvlak van woningen van derden minimaal 50 meter bedraagt.
 
21.2.4 Landhuizen
Voor het bouwen van landhuizen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landhuizen' gelden de volgende regels:
  1. bebouwing is toelaatbaar indien de oppervlakte van een bouwperceel minimaal 2 hectare bedraagt en hiervan minimaal 50% met opgaand hout is beplant;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen en overkappingen mag niet meer dan 5% van de totale oppervlakte van het bouwperceel bedragen;
  3. de inhoud van een landhuis mag niet meer dan 750 m³ bedragen;
  4. de afstand van een landhuis tot de perceelsgrens mag niet minder dan 25 meter bedragen;
  5. de afstand van aan- en bijgebouwen tot de perceelgrens mag niet minder dan 10 meter bedragen;
  6. de goothoogte van aan- en bijgebouwen mag niet meer dan 4 meter bedragen.
 
21.2.5 Woonwagens
Voor het plaatsen en/of bouwen van woonwagens ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' gelden de volgende regels:
  1. het aantal geplaatste woonwagens mag ter plaatse van de aanduidingen 'woonwagenstandplaats' niet meer dan twee bedragen;
  2. in afwijking van het bepaalde in artikel 21 lid 2.2 mag de oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'woonwagenstandplaats' niet meer dan 20 m² bedragen.
 
21.3 Afwijken van de bouwregels
21.3.1 Vergroten maximale oppervlakte bijgebouwen (stalling van dieren)
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21 lid 2.2 onder a ten behoeve het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen voor de stalling van dieren, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het betreft uitsluitend de bouw van een bijgebouw ten behoeve van de stalling van dieren op het woonperceel;
  2. de gezamenlijke oppervlakte van een bijgebouw met overkappingen als bedoeld in sub a mag niet meer dan 60 m² bedragen;
  3. aangetoond dient te worden dat de overige op het woonperceel aanwezige gebouwen niet ten behoeve van de stalling van dieren kunnen worden gebruikt;
  4. de oppervlakte van het woonperceel mag niet minder dan 0,5 hectare bedragen en duurzaam als één perceel in gebruik te zijn of worden genomen;
  5. per perceel mag maximaal één omgevingsvergunning ten behoeve van dit onderdeel worden verleend.
 
21.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken voor:
  1. lichtmasten bij een paardenbak;
  2. geluidszoneringsplichtige en Bevi-inrichtingen;
  3. detailhandel;
  4. horeca;
  5. seksinrichtingen;
  6. zelfstandige kantoren;
  7. opslag van goederen en materialen buiten het bouwvlak;
  8. het bewonen van de bedrijfswoning als burgerwoning;
  9. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  10. bed and breakfast;
  11. het gebruik van gebouwen, behoudens de woning(en), voor permanente of tijdelijke bewoning en direct daarmee verband houdend gebruik van voorzieningen zoals gemeenschappelijke verblijfsruimte, sanitair, kook- en wasgelegenheid, waaronder tevens wordt verstaan tijdelijke huisvesting van arbeidsmigranten;
  12. kamperen.
 
21.5 Afwijken van de gebruiksregels
21.5.1 Kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21 lid 4 sub i ten behoeve van de uitoefening van beroeps- en/of bedrijfsmatige activiteiten in de woning met bijbehorende aan- of uitbouwen en bijgebouwen, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het gebruik een kleinschalig karakter heeft en zal behouden en naar aard met het woonkarakter van de omgeving in overeenstemming is;
  2. het uitoefenen van de activiteiten niet tot gevolg heeft dat het uiterlijk aanzien van de woning zodanig verandert, dat de woning het karakter van een woning geheel of gedeeltelijk verliest;
  3. de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woning met bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen dat wordt gebruikt voor de activiteiten maximaal 25 m² bedraagt;
  4. het uitoefenen van activiteiten die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op grond van de Wet milieubeheer of andere milieuwetgeving niet is toegestaan;
  5. degene die de activiteiten in de woning en/of bijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen uitvoert tevens gebruiker van de woning is;
  6. het niet betreft zodanige verkeersaantrekkende activiteiten die kunnen leiden tot een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte;
  7. de uitoefening van detailhandel niet is toegestaan, uitgezonderd als ondergeschikte nevenactiviteit gerelateerd aan het desbetreffende bedrijf;
  8. afwijking mag niet leiden tot onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en architectionische waarden van het perceel dan wel het gebouw.
 
21.5.2 Bed and Breakfast
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 21 lid 4 sub j ten behoeve van de uitoefening van een bed and breakfast bij een woning, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. het oprichten van een bed and breakfastvoorziening is toegestaan indien:
    1. het hoofdgebouw een minimale inhoud van 500 m³ heeft, met een maximale afwijking van 15%;
    2. de bijbehorende bouwwerken minimaal 75 m² en maximaal 100 m² aan oppervlakte hebben en/of,
    3. het een cultuurhistorisch waardevol gebouw dan wel monument betreft, zoals opgenomen in bijlage 3 van deze regels;
  2. de hoofdfunctie van de gronden waarop een bed and breakfastvoorziening wordt gevestigd, wonen blijft;
  3. een bed and breakfastvoorziening dient binnen de bestaande bebouwing te worden opgericht;
  4. het aantal personen dat tegelijkertijd van een bed and breakfastvoorziening gebruik mag maken bedraagt maximaal 6;
  5. een bed and breakfastvoorziening mag niet als zelfstandige wooneenheid functioneren;
  6. permanente bewoning is niet toegestaan;
  7. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  8. afwijking mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de landschappelijke, cultuurhistorische en architectonische waarden van het perceel dan wel het gebouw.
Het bevoegd gezag trekt de omgevingsvergunning in wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden voor verlening van de omgevingsvergunning of indien in strijd met de omgevingsvergunning wordt gehandeld.
  
21.5.3 Nieuwe Economische Dragers
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 in samenhang gelezen met het bepaalde in artikel 3 lid 4 ten behoeve een nieuwe economische drager als vervolgactiviteit bij een voormalig agrarisch bedrijf, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. er dient sprake te zijn van een functie die voorkomt in de lijst Nieuwe Economische Dragers zoals opgenomen in bijlage 2, waarbij is aangegeven dat via afwijking van de gebruiksregels de functie is toegestaan, dan wel overige bedrijfsfuncties, die naar aard en omvang gelijk te stellen zijn met de in bijlage 2 opgenomen functies;
  2. de activiteiten ten behoeve van een nieuwe economische drager dienen plaats te vinden in bestaande gebouwen binnen een bouwvlak, met inachtneming van de maximale bedrijfsvloeroppervlaktemaat, zoals opgenomen in bijlage 2. In afwijking hiervan geldt voor een cultuurhistorisch waardevolle gebouw en/of monument, zoals opgenomen in bijlage 3, geen maximale bedrijfsvloeroppervlaktemaat;
  3. het gebruiken van de onbebouwde gronden voor opslag en productie ten behoeve van de nieuwe functie is niet toegestaan;
  4. het bouwen van nieuwe bouwwerken, geen gebouwen zijnde, lichtbakken en lichtmasten daaronder begrepen, ten behoeve van reclame-doeleinden is niet toegestaan;
  5. nieuwe functies als vervolgactiviteit bij een voormalig agrarisch bedrijf zijn uitsluitend toelaatbaar tot en met ten hoogste categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande dat een bedrijfsactiviteit tot en met ten hoogste categorie 3 uit de Staat van Bedrijfsactiviteit eveneens is toegestaan, mits is aangetoond dat:
    1. het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving en gelet op de desbetreffende milieuaspecten geacht kan worden te behoren tot de categorieën 1 en 2;
  6. parkeren dient plaats te vinden op eigen terrein binnen het bestaande bouwvlak;
  7. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  8. er wordt voorzien in ruimtelijke kwaliteitswinst in de vorm van landschaps- en natuurontwikkeling of het verbeteren van de inrichting dan wel uitstraling van het erf en/of gebouwen; het voorgaande dient vooraf in een privaatrechtelijke overeenkomst te worden vastgelegd;
  9. afwijking mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. een nadelige beïnvloeding van de normale afwikkeling van het verkeer dan wel tot een onevenredige parkeerdruk op de openbare ruimte: hierover wordt vooraf door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij de wegbeheerder;
    3. onevenredige aantasting van de waterhuishouding van het gebied: vooraf wordt hierover door het bevoegd gezag schriftelijk advies ingewonnen bij het waterschap.
 
21.6 Wijzigingsbevoegdheid
21.6.1 Wijziging naar Agrarisch
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om de bestemming 'Wonen' met de op de verbeelding opgenomen aanduiding 'bouwvlak' te wijzigen in de bestemmingen 'Agrarisch' dan wel 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaardenAgrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. wijziging is uitsluitend toegestaan ten behoeve van een grondgebonden agrarisch bedrijf;
  1. de gezamenlijke oppervlakte van het bouwvlak per agrarisch bedrijf niet meer bedraagt dan:
    1. voor een grondgebonden bedrijf: 2 hectare;
    2. voor een niet-grondgebonden bedrijf: 1 hectare;
  2. na wijziging mag het bouwvlak voor maximaal 50% worden bebouwd, met dien verstande dat gebouwen, overkapppingen en (sleuf)silo's binnen het bouwvlak dienen te worden gesitueerd;
  3. aangetoond wordt dat na wijziging sprake is van een reeël dan wel volwaardig agrarisch bedrijf. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarden schriftelijk advies in bij de agrarisch deskundige;
  4. indien het perceel wordt toegevoegd aan een bestemmingsvlak met de bestemming 'Agrarisch' dan wel 'Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden' met de aanduiding 'bouwvlak', mag de wijziging niet leiden tot een toename van het aantal agrarische bedrijfswoningen dat ter plaatse van het agrarisch bouwvlak reeds aanwezig is;
  5. wijziging is niet toegestaan voor gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis', 'kernrandzone' en 'natuurontwikkelingsgebied';
  6. wijziging voor gronden gelegen binnen een afstand van 100 meter van de bestemming 'Natuur' is uitsluitend toegestaan indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de wezenlijke kenmerken en waarden van het nabij gelegen natuurgebied;
  7. cultuurhistorische waardevolle bebouwing en/of monumenten zoals opgenomen in bijlage 3 dient te worden behouden;
  8. de wijziging is milieuhygiënisch uitvoerbaar;
  9. er wordt voorzien in een goede landschappelijke inpassing, wat in ieder geval inhoudt dat de aanleg, het beheer en het onderhoud van de landschappelijke inpassing voorafgaand aan verlening van de omgevingsvergunning in een privaatrechtelijke overeenkomst worden vastgelegd;
  10. wijziging mag niet leiden tot:
    1. onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
    2. onevenredige aantasting van de infrastructuur. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de wegbeheerder;
    3. onevenredige aantasting van in de omgeving aanwezige landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij een landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
 
Artikel 22 Leiding - Ethyleen
22.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Ethyleen' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse leiding voor het transport van ethyleen met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
  
22.2 Bouwregels
22.2.1 Voorrangsregeling
Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Leiding - Ethyleen' .
  
22.2.2 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming worden opricht, waarvoor de volgende regels gelden:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
 
22.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 22 lid 2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en van de belangen van de leiding(en);
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding(en) omtrent de onder a genoemde voorwaarde;
  3. de bij de andere bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  4. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten.
 
22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
22.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Ethyleen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het verlagen, afgraven of ophogen van de bodem;
  3. het bebossen of beplanten van gronden met houtgewassen;
  4. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
 
22.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 22 lid 4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
  1. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
 
22.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 22 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de leiding(en). Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding(en).
  
Artikel 23 Leiding - Gas
23.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse leiding voor het transport van aardgas met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
  
23.2 Bouwregels
23.2.1 Voorrangsregeling
Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Leiding - Gas'.
  
23.2.2 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming worden opricht, waarvoor de volgende regels gelden:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
 
23.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 23 lid 2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
  1. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding(en) omtrent de onder a genoemde voorwaarde;
  2. de bij de andere bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen;
  3. de veiligheid met betrekking tot de in de belemmeringenstrook gelegen buisleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbaar object wordt toegelaten.
 
23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
23.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Gas' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het verlagen, afgraven of ophogen van de bodem;
  3. het bebossen of beplanten van gronden met houtgewassen;
  4. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
 
23.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 23 lid 4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
  1. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
 
23.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 23 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de leiding(en). Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding(en).
  
Artikel 24 Leiding - Riool
24.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Riool' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse rioolleiding met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
  
24.2 Bouwregels
24.2.1 Voorrangsregeling
Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Leiding - Riool'.
  
24.2.2 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming worden opricht, waarvoor de volgende regels gelden:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
 
24.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 24 lid 2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en van de belangen van de leiding(en);
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding(en) omtrent de onder a genoemde voorwaarde;
  3. de bij de andere bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen.
 
24.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
24.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Riool' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het verlagen, afgraven of ophogen van de bodem;
  3. het bebossen of beplanten van gronden met houtgewassen;
  4. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
 
24.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 24 lid 4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
  1. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
 
24.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 24 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de leiding(en). Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding(en).
  
Artikel 25 Leiding - Water
25.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse leiding voor het transport van water met de daarbij behorende belemmeringenstrook.
  
25.2 Bouwregels
25.2.1 Voorrangsregeling
Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Leiding - Water'.
  
25.2.2 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming worden opricht, waarvoor de volgende regels gelden:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
 
25.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 25 lid 2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en van de belangen van de leiding(en);
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de leiding(en) omtrent de onder a genoemde voorwaarde;
  3. de bij de andere bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen.
 
25.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
25.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Leiding - Water' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het verlagen, afgraven of ophogen van de bodem;
  3. het bebossen of beplanten van gronden met houtgewassen;
  4. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
 
25.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 25 lid 4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
  1. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
 
25.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 25 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de leiding(en). Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de beheerder van de leiding(en).
  
Artikel 26 Waarde - Beschermd stadsgezicht
26.1 Bestemmingsomschrijving
26.1.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor behoud en/of herstel van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht.
  
26.1.2 Voorrangsregeling
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
  
26.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
26.2.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen, het wegnemen van stoepen alsmede het wijzigen van de wegindeling;
  2. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  3. het dempen van aanwezige waterlopen;
  4. het geheel of gedeeltelijk schilderen of pleisteren van muurvlakken;
  5. het beplanten van gronden met houtgewassen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  6. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere opgaande beplanting.
 
26.2.2 Uitzonderingen
Het verbod, zoals in lid artikel 26 lid 2.1 bedoeld is niet van toepassing op:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden;
  2. bij het van toepassing zijn van de Monumentenwet;
  3. voor het aanbrengen van maximaal 20 m² verharding per bouwperceel.
 
26.2.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden, zoals bedoeld in lid artikel 26 lid 2.1, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht aan, dan wel herstel is verzekerd van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht en nadat de Monumentencommissie in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.
  
26.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
26.3.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:
  1. een hoofdgebouw te slopen anders dan ter uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend en onherroepelijk geworden.
 
26.3.2 Toelaatbaarheid
Het slopen, zoals bedoeld in het eerste lid, is slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht aan, dan wel herstel is verzekerd van het historische en ruimtelijk karakter van het Beschermd stadsgezicht en nadat de Monumentencommissie in de gelegenheid is gesteld advies uit te brengen.
  
Artikel 27 Waarde - Cultuurhistorie
27.1 Bestemmingsomschrijving
27.1.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming en behoud van de cultuurhistorisch waardevolle forten en linies.
  
27.1.2 Voorrangsregeling
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
  
27.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd.
  
27.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
27.3.1 Verbod
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Cultuurhistorie' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden, het aanbrengen van andere oppervlakte verhardingen;
  2. het bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  3. het dempen van aanwezige waterlopen;
  4. het beplanten van gronden met houtgewassen ter plaatse waar de gronden op het tijdstip van het van kracht worden van het plan niet reeds met houtgewassen waren beplant;
  5. het verwijderen, kappen, rooien of beschadigen van bomen of andere opgaande beplanting.
 
27.3.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 27 lid 3.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
  1. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
 
27.3.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden, zoals bedoeld in lid artikel 27 lid 3.1, zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige schade wordt toegebracht aan de cultuurhistorische waardevolle forten en linies. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
   
Artikel 28 Waarde - Natura 2000
28.1 Bestemmingsomschrijving
28.1.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Natura 2000' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en instandhouding van de op en/of in deze gronden voorkomende ecologische waarden.
  
28.1.2 Voorrangsregeling
Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.
  
28.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd.
  
28.3 Afwijking van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 28 lid 2 en toestaan dat ten behoeve van de andere bestemming(en) kan worden gebouwd, mits:
  1. geen onevenredige aantasting ontstaat of kan ontstaan van de beoogde bescherming van de ecologische waarden van het Natura 2000-gebied.
 
28.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Natura 2000' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, aan te leggen, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van verhardingen en het aanleggen van paden;
  2. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen;
  3. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem;
  4. het graven, verbreden, dempen van sloten en het aanleggen van drainage;
  5. het verwijderen (vellen, rooien) dan wel aanbrengen van (diepwortelende) beplanting dan wel bomen;
  6. het verandering van perceelsindeling;
  7. de aanleg van teeltondersteunende voorzieningen.
  8. het diepploegen (meer dan 40 cm).
 
28.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 28 lid 4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
  1. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
 
28.4.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 28 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor niet de ecologische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
  
Artikel 29 Waterstaat - Waterkering
29.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat – Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van de waterstaatkundige functie van een waterkering.
  
29.2 Bouwregels
29.2.1 Voorrangsregeling
Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de waterkering als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming 'Waterstaat - Waterkering'.
  
29.2.2 Algemeen
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming worden opricht, waarvoor de volgende regels gelden:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 meter.
 
29.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 29 lid 2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en van de belangen van de waterkering;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering omtrent de onder a genoemde voorwaarde;
  3. de bij de andere bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen.
 
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waterstaat - Waterkering' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van paden, wegen en parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  2. het verlagen, afgraven of ophogen van de bodem;
  3. het bebossen of beplanten van gronden met houtgewassen;
  4. het indrijven van voorwerpen in de bodem.
 
29.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 29 lid 4.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
  1. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
 
29.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 29 lid 4.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren en de belangen van de waterkering. Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de beheerder van de waterkering.
  
Artikel 30 Waterstaatswerken
30.1 Bestemmingsomschrijving
De op de verbeelding voor 'Waterstaatswerken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. waterstaatkundige voorzieningen ten behoeve van de waterkering en waterbeheersing, waaronder dijken, sluizen, bruggen en duikers;
  2. wegen, indien dit uit oogpunt van de waterstaatsbelangen toelaatbaar is;
  3. voet- en fietspaden;
  4. ter plaatse van de aanduiding 'natuur', natuur;
 
met daarbij behorende:
  1. voorzieningen van algemeen nut;
  2. infrastructurele voorzieningen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groen- en speelvoorzieningen;
  5. kunstwerken;
  6. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  7. kampeerplaatsen.
 
30.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de in artikel 30 lid 1 genoemde functies worden opgericht, waarvoor de volgende regels gelden:
  1. de bouwhoogte bedraagt maximaal:
    1. voor vrijstaande antennes: 10 meter;
    2. voor lichtmasten en overige masten: 10 meter;
    3. voor bewegwijzering en overig straatmeubilair: 4,50 meter;
    4. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 1 meter.
 
30.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming 'Waterstaatswerken' te wijzigen in de bestemming 'Verkeer' en / of de bestemming 'Beschermde dijk', mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. de wijzigingsbevoegdheid wordt uitsluitend toegepast voor zover het dijken betreft waarvan de waterstaatkundige functie , overeenkomstig het nieuwe stelsel van binnendijken, is komen te vervallen;
  2. een en ander dient te zijn vastgelegd in het kader van besluitvorming door het waterschap;
  3. indien het een cultuurhistorisch of landschappelijk waardevolle dijk betreft is uitsluitend wijziging naar de bestemming 'Beschermde dijk' mogelijk.
  
3 Algemene regels
 
Artikel 31 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
  
Artikel 32 Algemene bouwregels
32.1 Algemene bepaling
Op de gronden mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht ten dienste van de in regels hoofdstuk 2 per artikel genoemde functies.
  
32.2 Voorgevellijn
Gebouwen mogen uitsluitend achter de voorgevellijn worden gebouwd.
  
32.3 Afstand ten opzichte van bestemming 'Verkeer'
32.3.1 Bouwregels
De afstand van gebouwen en overkappingen bedraagt tot de bestemming 'Verkeer' minimaal 40 meter bij de volgende provinciale wegen:
  1. N258;
  2. N290;
  3. N690;
  4. N689.
 
32.3.2 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 32 lid 3.1 voor het bouwen van gebouwen en overkappen binnen een afstand van 40 meter, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. afwijking niet leidt tot een verkeersonveilige situatie;
  2. afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de verkeersplanologische functie van de weg.
 
32.4 Overschrijding bouwgrenzen
De bestemmings- en/of bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding en regels hoofdstuk 2 uitsluitend worden overschreden door:
  1. tot gebouwen behorende stoep, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer dan 2,50 meter en oppervlakte niet meer dan 6 m² bedraagt;
  2. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding niet meer dan 2,00 meter bedraagt;
  3. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, zoals plinten, pilasters, gevel- en kroonlijsten en luifels, mits de overschrijding niet meer dan 1,50 meter bedraagt.
 
32.5 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij het verlenen van een omgevingsvergunning, met inachtneming van de regels vervat in regels hoofdstuk 2, nadere eisen te stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:
  1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  2. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  3. ter waarborging van de milieukwaliteit;
  4. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  5. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  6. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding;
  7. ter waarborging van het woon- en leefklimaat.
 
32.6 Algemene bepaling over bestaande afstanden en andere maten
32.6.1 Maximale afstand
Indien afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan meer bedragen dan op grond van hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als maximaal toelaatbaar worden aangehouden.
  
32.6.2 Minimale afstand
In die gevallen dat afstanden tot, en bouwhoogten, inhoud, aantallen en/of oppervlakten van bestaande bouwwerken, die gebouwd zijn met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet, op het tijdstip van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen deze maten en hoeveelheden als minimaal toelaatbaar worden aangehouden.
  
Artikel 33 Algemene aanduidingsregels
33.1 Agrarisch gebied met ecologische betekenis
33.1.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud van de ecologische waarden.
  
33.1.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.1.2.1 Verbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'agrarisch gebied met ecologische betekenis' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van verhardingen en het aanleggen van paden;
  2. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen;
  3. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem
  4. het graven, verbreden, dempen van sloten en het aanleggen van drainage;
  5. het omzetten van grasland in bouwland;
  6. het beplanten van gronden met fruitbomen;
  7. het diepploegen (meer dan 40 cm).
 
33.1.2.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 33 lid 1.2 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
  1. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  4. herplant van boomteelt en fruitbomen.
 
33.1.2.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 33 lid 1.2 onder a zijn slechts toelaatbaar, indien de ecologische waarden van deze gronden:
  1. niet worden aangetast;
  2. niet significant worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van de waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind en indien mitigerende en zonodig compenserende maatregelen worden getroffen.
Het bevoegd gezag wint omtrent deze voorwaarde vooraf schriftelijk advies in bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige.
  
33.2 Kernrandzone
33.2.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'kernrandzone' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het behoud en / of herstel van het karakter van de zone rondom de kernen.
  
33.2.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
33.2.2.1 Verbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'kernrandzone' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het beplanten van gronden met fruitbomen.
  
33.2.2.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 33 lid 2.2 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
  1. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  4. herplant van boomteelt en fruitbomen.
 
33.2.2.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 33 lid 2.2 onder a zijn slechts toelaatbaar, indien:
  1. geen onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de milieudeskundige omtrent de in sub a genoemde voorwaarde.
 
33.3 Natuurontwikkelingsgebied
33.3.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'natuurontwikkelingsgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het beschermen van natuurbelangen en / of het ontwikkelen van nieuwe natuur.
  
33.3.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.3.2.1 Verbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'natuurontwikkelingsgebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van verhardingen en het aanleggen van paden;
  2. het aanbrengen van boven- en ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen;
  3. het ontginnen, verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de bodem
  4. het graven, verbreden, dempen van sloten en het aanleggen van drainage;
  5. het omzetten van grasland in bouwland;
  6. het beplanten van gronden met fruitbomen;
  7. het diepploegen (meer dan 40 cm).
 
33.3.2.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 33 lid 3.2 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
  1. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  4. herplant van boomteelt en fruitbomen.
 
33.3.2.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 33 lid 3.2 onder a zijn slechts toelaatbaar, indien:
  1. hierdoor niet de natuurlijke, landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden van de gronden onevenredig worden of kunnen worden aangetast.
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de landschaps- en natuurbeschermingsdeskundige omtrent de in sub a genoemde voorwaarde.
 
33.4 Geluidzone - industrie
33.4.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone – industrie' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidsbelasting op nieuwe geluidgevoelige bebouwing als gevolg van het industrielawaai.
  
33.4.2 Verbod
Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' mogen, ongeacht het bepaalde in de afzonderlijke bestemmingen, geen geluidsgevoelige bebouwing worden opgericht, dan wel het gebruik van niet geluidsgevoelige bebouwing om te zetten in het gebruik van geluidgevoelige bebouwing, tenzij de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevel van het geluidsgevoelige object de geldende voorkeursgrenswaarde ingevolge de Wet geluidhinder dan wel de verleende hogere grenswaarde niet wordt overschreden.
  
33.4.3 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor:
  1. het verplaatsen of verkleinen van het aanduidingsvlak 'geluidzone - industrie' in verband met het verkleinen van de geluidzone, met dien verstande dat het woon- en leefmilieu van de aangrenzende gronden niet verslechtert;
  2. het verwijderen van de aanduiding 'geluidzone – industrie', met dien verstande dat het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van industrielawaai wordt beëindigd.
 
33.5 Milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied
33.5.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone – grondwaterbeschermingsgebied' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor waterwinning.
  
33.5.2 Bouwregels
Voor bouwen op deze gronden gelden de volgende regels:
  1. in afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze aanduiding;
  2. er mogen uitsluitend gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de waterwinning.
 
33.5.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 33 lid 5.2 en toestaan dat in de andere bestemming gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van het grondwaterbeschermingsgebied;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder omtrent de in sub a genoemde voorwaarde.
 
33.5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.5.4.1 Verbod zonder omgevingsvergunning
Het is verboden op of in de gronden met de aanduiding 'milieuzone - grondwaterbeschermingsgebied' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanleggen van ondergrondse transportleidingen voor gassen en vloeibare stoffen;
  2. het aanleggen van andere ondergrondse constructies, installaties, leidingen of apparatuur;
  3. de aanleg van bestratingen of andere oppervlakteverhardingen;
  4. egalisatie of andere vormen van ophoging of afgraving van gronden;
  5. het aanleggen van foliemestbassins;
  6. het uitvoeren van grondboringen;
  7. het storten van voor de drinkwatervoorziening schadelijke stoffen.
 
33.5.4.2 Uitzonderingen
Het verbod als bedoeld in artikel 33 lid 5.4 onder a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden:
  1. die betrekking hebben op het normaal onderhoud en beheer van de gronden dan wel de bescherming van de waterwinning betreffen;
  2. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het bestemmingsplan;
  3. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
 
33.5.4.3 Toelaatbaarheid
De werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 33 lid 5.4 onder a zijn slechts toelaatbaar, mits:
  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van het grondwaterbeschermingsgebied;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de milieudeskundige omtrent de in sub a genoemde voorwaarde.
 
33.6 Vrijwaringszone - molenbiotoop
33.6.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming, tevens bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.
  
33.6.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen Agrarisch tot en met Wonen) gelden de volgende bepalingen:
  1. binnen een straal van 100 meter, gerekend vanuit het middelpunt van de molen, mag geen nieuwe bebouwing of beplanting worden opgericht hoger dan het laagste punt van de verticale staande wiek van de molen;
  2. binnen een straal van 100 tot 400 meter, gerekend vanaf het middelpunt van de molen, geen bebouwing of beplanting mag worden opgericht met een grotere hoogte dan 1/30 van de afstand, gemeten tussen de bebouwing of beplanting en het laagste punt van de verticaal staande wiek van de molen.
 
33.6.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid artikel 33 lid 6.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:
  1. het functioneren en de zichtbaarheid van de molen niet in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast;
  2. advies is verkregen van de eigenaar en beheerder van de molen.
 
33.6.4 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
33.6.4.1 Omgevingsvergunningvereiste
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  1. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties of apparatuur;
  2. het ophogen van gronden;
  3. het beplanten van bomen, heesters en andere opgaande beplanting;
met dien verstande dat de hoogte meer bedraagt dan is toegestaan op grond van artikel 33 lid 6.2.
  
33.6.4.2 Uitzonderingsregel
Het in lid artikel 33 lid 6.4 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:
  1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
 
33.6.4.3 Voorwaarden
Een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden als bedoeld in artikel 33 lid 6.4 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend nadat schriftelijk advies is verkregen van een molendeskundige instantie omtrent de mogelijke gevolgen voor de windvang van de molen.
  
33.7 Vrijwaringszone - radar
33.7.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming van het radarverstoringsgebied van Vliegbasis Woensdrecht teneinde de verstoring van het radarbeeld te voorkomen.
  
33.7.2 Bouwregels
In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (artikelen Agrarisch tot en met Wonen) mogen geen bouwwerken worden opgericht met een hoogte van 63 meter ten opzichte van NAP en meer.
  
33.7.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan door middel van omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid artikel 33 lid 7.2 voor het bouwen overeenkomstig het bepaalde in de andere bestemmingen, met dien verstande dat:
  1. het functioneren van de radar niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen van de Minister van Defensie, DGW&T, directie Brabant.
  
Artikel 34 Algemene afwijkingsregels
34.1 Algemeen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het volgende:
  1. de in de regels voorgeschreven maatvoering met maximaal 15%;
  2. overschrijding van bouw- en bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3,00 meter bedragen en geen vergroting van bestemmings- en bouwvlakken inhouden anders dan bedoeld onder a;
  3. de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienst van nutsvoorzieningen, mits deze voorzieningen van geringe horizontale en verticale afmetingen zijn; de bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie mag niet meer dan 25,00 meter bedragen;
  4. de in de regels voorgeschreven toegestane bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor de bouw van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, met een bouwhoogte die maximaal gelijk is aan de in een bouwvlak bepaalde toelaatbare bouwhoogte voor gebouwen;
  5. voor de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde gebouwtjes ten dienste van nutsvoorzieningen; de inhoud van deze gebouwtjes mag ten hoogste 50 m³ en de bouwhoogte ten hoogste 3,00 meter bedragen;
  6. voor de bouw van ondergrondse nutsvoorzieningen, zoals bergbezinkbassins; de inhoud van deze voorzieningen mag niet meer dan 250 m³ bedragen,
met dien verstande dat afwijking uitsluitend is toegestaan indien de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
  
Artikel 35 Algemene wijzigingsregels
35.1 Algemene wijziging
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de in het plan opgenomen bestemmingen te wijzigen ten behoeve van:
  1. overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover dit van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover dit noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  2. overschrijding van bestemmingsgrenzen en toestaan dat het beloop van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of –intensiteit daartoe aanleiding geeft. De overschrijding mag echter niet meer bedragen dan 3 meter en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  3. het aanpassen van opgenomen bepalingen in de voorafgaande artikelen, waarbij verwezen wordt naar bepalingen in wettelijke regelingen, indien deze wettelijke regelingen na het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerpplan worden gewijzigd;
  4. ten behoeve van de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, met dien verstande dat:
    1. de hoogte niet meer mag bedragen dan strikt noodzakelijk en in ieder geval niet meer dan 40 meter;
    2. aangetoond dient te zijn dat het niet mogelijk is gebruik te maken van bestaande zend-, ontvang- en/of sirenemasten;
    3. de afstand tot de Westerschelde en de tot de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaardenAgrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden dient minimaal 400 meter te bedragen;
    4. zend-, ontvang- en/of sirenemasten zijn niet toegestaan ter plaatse van de bestemming Agrarisch met waarden - Natuur- en landschapswaarden;
    5. zendmasten zijn uitsluitend toegestaan:
      • langs een rijksweg bij een viaduct of vergelijkbaar knooppunt van wegen of andere infrastructuur met de bestemming Verkeer;
      • op windturbines en/of hoogspanningsleidingen.
 
Artikel 36 Algemene procedureregels
36.1 Afwijken van het bestemmingsplan
Bij een afwijking van het bestemmingsplan, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
  
36.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Bij het verlenen van een omgevingsvergunning, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is de procedure als vervat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing.
  
36.3 Wijzigingsbevoegdheid
Bij toepassing van de algemene wijzigingsbevoegdheid, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4. van de Algemene wet bestuursrecht, van toepassing.
  
36.4 Nadere eisen
Bij toepassing van de nadere eisen regeling, die onderdeel uitmaakt van dit plan, is op de voorbereiding van het besluit de procedure als bedoeld in de afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
   
Artikel 37 Overige regels
37.1 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
37.1.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag over te gaan tot het geheel of gedeeltelijk slopen van de in bijlage 3 aangegeven panden met cultuurhistorische waarden.
  
37.1.2 Toelaatbaarheid
Het geheel of gedeeltelijk slopen van de in artikel 37 lid 1 bedoelde bouwwerken is slechts toelaatbaar indien de ruimtelijke en visuele karakteristiek van de gronden en de gebouwde omgeving en de bouwkundige staat van de bouwwerken niet in onevenredige mate wordt aangetast.
  
4 Overgangs- en slotregels
 
Artikel 38 Overgangsrecht
38.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  3. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
38.2 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
 
38.3 Hardheidsclausule
Voor zover toepassing van het overgangsrecht gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard voor een of meer natuurlijke personen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan grond en opstallen gebruiken in strijd met het voordien geldende bestemmingsplan kan het bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
   
Artikel 39 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Buitengebied Hulst'.
  
Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van
………………………
De voorzitter,De griffier,
……….………