5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Verruimen bouwvlak
Het bevoegd gezag kan middels een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a voor het verruimen en/of veranderen van het agrarisch bouwvlak, met dien verstande dat:
-
a. sprake is van een bestaand agrarisch bedrijf;
-
b. dit voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling noodzakelijk is;
-
c. na afwijking de maximum oppervlakte van ten hoogste 1,5 ha mag bedragen;
-
d. de bestaande bij het agrarisch bedrijf behorende bebouwing binnen de afwijkende grenzen van het bouwvlak gelegen blijft;
-
e. alvorens de omgevingsvergunning ter afwijking wordt verleend, kan het bevoegd gezag eerst schriftelijk advies vragen bij een landschapsdeskundige.
5.3.2 Verhogen goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouw
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 5.2.2 onder c en d voor het verhogen van de goot- en bouwhoogte van het bedrijfsgebouw met 15%, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling noodzakelijk is en met dien verstande dat:
-
a. de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden, waaronder ook die van de aangrenzende gronden;
-
b. ter bepaling van het bedoelde in dit lid onder a alvorens omgevingsvergunning wordt verleend kan het bevoegd gezag eerst schriftelijk advies inwinnen bij een natuur- en landschapsdeskundige met de vraag of de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
5.3.3 Verkleinen bouwafstand
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 5.2.2 onder d en e voor de bouw van gebouwen op ten minste 1,5 m afstand naar andere gebouwen of perceelsgrenzen, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling noodzakelijk is en met dien verstande dat:
-
a. de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden, waaronder ook die van de aangrenzende gronden;
-
b. ter bepaling van het bedoelde in dit lid onder a alvorens omgevingsvergunning wordt verleend kan het bevoegd gezag eerst schriftelijk advies inwinnen bij een natuur- en landschapsdeskundige met de vraag of de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
-
c. advies zoals bedoeld in dit lid onder b niet hoeft te worden ingewonnen, indien het bouwplan betrekking heeft op herbouw van door een calamiteit verwoeste gebouwen of silo's ter voortzetting van het betrokken bedrijf.
5.3.4 Verruimen inhoud en bouwhoogte mestbassins
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 5.2.3 onder c voor het vergroten een mestbassin tot een inhoud van ten hoogste 4.500 m3 en met een bouwhoogte van ten hoogste 6 m, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling noodzakelijk is en met dien verstande dat:
-
a. de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden, waaronder ook die van de aangrenzende gronden;
-
b. ter bepaling van het bedoelde in dit lid onder a alvorens omgevingsvergunning wordt verleend het bevoegd gezag eerst schriftelijk advies inwint bij een natuur- en landschapsdeskundige met de vraag of de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
-
c. alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend kan het bevoegd gezag eerst schriftelijk advies vragen bij een agrarische deskundige met de vraag:
-
1. of er sprake is van een volwaardig, dan wel reëel agrarisch bedrijf, zoals bedoeld in artikel 1;
-
2. of het verlenen van de afwijking voor een doelmatige bedrijfsvoering dan wel een doelmatige voortzetting van het bedrijf noodzakelijk is.
-
d. advies zoals bedoeld in dit lid onder c niet hoeft te worden ingewonnen, indien het bouwplan betrekking heeft op herbouw van door een calamiteit verwoeste gebouwen of silo's ter voortzetting van het betrokken bedrijf.
5.3.5 Verhogen bouwhoogte silo's en hooibergen
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 5.2.3 onder d en e voor het verhogen van de bouwhoogte van silo's en hooibergen naar ten hoogste 23 m, indien dit voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling noodzakelijk is en met dien verstande dat:
-
a. de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden, waaronder ook die van de aangrenzende gronden;
-
b. ter bepaling van het bedoelde in dit lid onder a alvorens omgevingsvergunning wordt verleend kan het bevoegd gezag eerst schriftelijk advies inwinnen bij een natuur- en landschapsdeskundige met de vraag of de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast;
-
c. alvorens de omgevingsvergunning wordt verleend kan het bevoegd gezag eerst schriftelijk advies vragen bij een agrarische deskundige met de vraag:
-
1. of er sprake is van een volwaardig, dan wel reëel agrarisch bedrijf, zoals bedoeld in artikel 1;
-
2. of het verlenen van de afwijking voor een doelmatige bedrijfsvoering dan wel een doelmatige voortzetting van het bedrijf noodzakelijk is.
-
d. advies zoals bedoeld in dit lid onder c niet hoeft te worden ingewonnen, indien het bouwplan betrekking heeft op herbouw van door een calamiteit verwoeste gebouwen of silo's ter voortzetting van het betrokken bedrijf.
5.3.6 Splitsing bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 5.2.4 onder a voor de splitsing in 2 woningen, indien sprake is van een bedrijfswoning met de aanduiding 'cultuurhistorische waarden', met dien verstande dat:
-
a. sprake is van een agrarische bedrijfswoning met inpandig bedrijfsgedeelte;
-
b. de bestaande bouwmassa niet wordt vergroot;
-
c. de karakteristieke verschijningsvorm gehandhaafd blijft;
-
d. de wijze waarop de woningen aaneen zijn gebouwd niet wordt gewijzigd;
-
e. de nieuwe wooneenheid is gerelateerd aan het agrarisch bedrijf werkzame personen;
-
f. omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering belemmerd mogen worden;
-
g. afwijking niet mogelijk is indien voor de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan woningsplitsing reeds heeft plaatsgevonden.
5.3.7 Verruimen inhoud bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 5.2.4 onder c voor uitbreiding van de bestaande bedrijfswoning met 250 m3 voor een tweede wooneenheid voor de "rustende boer", met dien verstande dat:
-
a. het betrokken bedrijf nog niet over een tweede agrarische bedrijfswoning beschikt of heeft beschikt;
-
b. deze uitbreiding vanwege persoonlijke omstandigheden noodzakelijk is;
-
c. de tweede wooneenheid wordt aangebouwd aan de bestaande bedrijfswoning;
-
d. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief de tweede wooneenheid gezamenlijk ten hoogste 800 m3 bedraagt;
-
e. omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering belemmerd mogen worden;
-
f. de tweede wooneenheid, na het beëindigen van de functie ten behoeve van de 'rustende boer', geen zelfstandige wooneenheid mag gaan vormen.
5.3.8 Verhogen goot- en bouwhoogte bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 5.2.4 onder f en g voor het verhogen van de goot- en bouwhoogte van de bedrijfswoning met 15%, met dien verstande dat:
-
a. de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige landschappelijke waarden, waaronder ook die van de aangrenzende gronden;
-
b. ter bepaling van het bedoelde in dit lid onder a alvorens omgevingsvergunning wordt verleend kan het bevoegd gezag eerst schriftelijk advies inwinnen bij een natuur- en landschapsdeskundige met de vraag of de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
5.3.9 Vergroten inhoud bedrijfswoning
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 5.2.4 onder c voor het verruimen van de inhoud van de bedrijfswoning met 15%, met dien verstande dat
-
a. de bouw geen onevenredige afbreuk doet aan de ter plaatse aanwezige landschappelijk waarden, waaronder ook die van de aangrenzende gronden;
-
b. ter bepaling van het bedoelde in dit lid onder a alvorens omgevingsvergunning wordt verleend, kan het bevoegd gezag eerst schriftelijk advies vragen bij een natuur- en landschapsdeskundige met de vraag of de landschappelijke waarden niet onevenredig worden aangetast.
5.3.10 Lichtmasten bij paardenbakken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen ter afwijking van het bepaalde in lid 5.2.6 voor de realisatie van lichtmasten aan of nabij paardenbakken met dien verstande dat:
-
a. de maximale hoogte van de lichtmasten is 4 meter;
-
b. maximaal 6 lichtmasten per paardenbak zijn toegestaan;
-
c. de masten worden direct aan of bij de paardenbak geplaatst;
-
d. maximaal 60 LUX/m² gemeten 1 meter boven de bodem van de bak;
-
e. de lichtbundel wordt door middel van een afscherming gericht op de paardenbak;
-
f. verlichting mag gebruikt worden van 7.00 uur 's ochtends tot 22.00 uur 's avonds.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten aanzien van het verruimen en/of veranderen van het agrarisch bouwvlak, tot een maximum van oppervlakte van 2,5 ha, met dien verstande dat:
-
a. sprake is van een bestaande grondgebonden veehouderij;
-
b. verruiming of verandering noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering en/of bedrijfsontwikkeling;
-
c. wijziging pas is toegestaan, nadat schriftelijk advies is ingewonnen bij een landschapsdeskundige;
-
d. wijziging mag plaatsvinden tot een maximum oppervlakte van 2,5 ha, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
-
1. de uitbreiding is ruimtelijk aanvaardbaar;
-
2. waarde uitbreiding plaatsvindt in waterbeschermingsgebieden, mag het belang van de waterwinning niet aangetast worden;
-
3. voorzien wordt in een goede landschappelijke inpassing;
-
4. de uitbreiding draagt bij aan verbetering van het dierenwelzijn;
-
5. de uitbreiding draagt bij aan vermindering van de milieubelasting;
-
6. de uitbreiding draagt bij aan verbetering van de volksgezondheid.