direct naar inhoud van Regels
Plan: Tweede partiële herziening bp Noordoost, Zomerweg 1A-3
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0353.201602Zomerweg1A3-Vo01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Tweede partiële herziening bp Noordoost, Zomerweg 1A-3 met identificatienummer NL.IMRO.0353.201602Zomerweg1A3-Vo01 van de gemeente IJsselstein;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels;

1.3 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.4 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolgde deze regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 aan huis verbonden bedrijf

een bedrijf, uitgezonderd prostitutie, dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend en dat is gericht op het vervaardigen van producten en/of het leveren van diensten, door de gebruik(st)er van de woning, en dat niet krachtens een milieuwet omgevingsvergunningplichtig of meldingsplichtig is.

1.7 aan huis verbonden beroep

een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, uitgezonderd prostitutie, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruik(st)er, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.8 achtererf

gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen.

1.9 achtergevel

de gevel aan de achterzijde van het hoofdgebouw.

1.10 afhankelijke woonruimte

bebouwing bij een woning, welke qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.

1.11 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.12 bestaand
  • bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat en is gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.13 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.14 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.15 bevoegd gezag

bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

1.16 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.17 bijgebouw

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is van het hoofdgebouw.

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.21 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.22 bouwperceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.24 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.25 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.26 dienstverlening

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, zoals reis- en uitzendbureaus, kapsalons, pedicures, wasserettes, makelaarskantoren en bankfilialen.

1.27 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond.

1.28 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt.

1.29 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.30 gebruiken

het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.

1.31 hoofdgebouw

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.32 kelder

een (gedeelte van) een gebouw waarvan de diepte gemeten wordt vanaf de begane grondvloer waaronder wordt gebouwd en dat in hoofdzaak dient als bergruimte.

1.33 mantelzorg

het bieden van zorg in een woning aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.34 niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps of bedrijfsactiviteit

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publieksgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse.

1.35 onderbouw

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen.

1.36 overkapping

een bouwwerk op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren.

1.37 publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.

1.38 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.39 Staat van bedrijfsactiviteiten

een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.40 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.

1.41 uitvoeren

het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.

1.42 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.

1.43 wonen

het houden van verblijf, het huren of het gehuisvest zijn in een woning als bedoeld in 1.44;

1.44 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.

1.45 zijerf

gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 breedte, lengte en diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.

2.4 dakhelling

langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.

2.5 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.6 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.7 peil
  • voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
  • in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan.
2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 verticale diepte

de diepte, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer waaronder wordt gebouwd.

2.10 vloeroppervlakte

de gebruiksoppervlakte volgens NEN2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;
  • b. water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen niet worden gebouwd.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. zwembaden en/of overkappingen mogen niet gebouwd worden;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 1 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 2 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van pergola's achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 2,5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken erkers

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a voor het bouwen van erkers bij de hoofdgebouwen van de op de aangrenzende gronden gelegen woningen, mits:

  • a. de horizontale diepte maximaal 1,5 m bedraagt;
  • b. het oppervlakte maximaal 6 m² bedraagt;
  • c. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2 m bedraagt;
  • d. voor zover de erker wordt gebouwd tegen een gevel van het hoofdgebouw de breedte maximaal 2/3 van de breedte van die gevel bedraagt;
  • e. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m.

3.3.2 Afwijken aan- of uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1 onder a voor het bouwen van aan- of uitbouwen, bijgebouwen en/of overkappingen behorend bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen, mits:

  • a. het bepaalde in 3.3.1 onder a t/m e met betrekking tot de oppervlakte van toepassing is;
  • b. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, indien meer dan 3 m, + 0,25 m;
  • c. de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m bedraagt, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 4,5 m;
  • d. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden minimaal 2 m bedraagt.

3.3.3 Voorwaarden

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 3.3 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • c. parkeerplaatsen op eigen terrein, dan wel het gebruik hiervan, hiermee niet komen te vervallen.

Artikel 4 Wonen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen:
  • b. niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - categorie 1': een bedrijf in ten hoogste categorie 1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten - standaard, alsmede het bestaande bedrijf;
  • d. parkeren op eigen erf;
  • e. water en voorzieningen voor de waterhuishouding;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Hoofdgebouwen
  • a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' mogen uitsluitend twee-aaneen gebouwde woningen worden gebouwd;
  • c. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt bij woningen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' aan één zijde minimaal 3 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
  • d. de goothoogte mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte bedragen;
  • e. de dakhelling bedraagt maximaal 55º dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer bedraagt;
  • f. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 meter bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 meter bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 60% van het dakvlak bedraagt.

4.2.2 Aan- en bijgebouwen, bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen moeten worden gebouwd op het zij- en achtererf en minimaal 2 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
  • c. de diepte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag, gemeten uit de achtergevel van het hoofdgebouw, maximaal 4 m bedragen, dan wel de bestaande diepte indien deze meer is;
  • d. de breedte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen aan de achtergevel van het hoofdgebouw mag maximaal de breedte van de achtergevel van het hoofdgebouw bedragen;
  • e. de breedte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen aan de zijgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 60% van de oorspronkelijke breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw bedragen, dan wel de bestaande diepte indien deze meer is;
  • f. de afstand van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt bij woningen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' aan één zijde minimaal 1 m, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is;
  • g. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op het zij- en achtererf mag bij woningen ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' maximaal 50 m² bedragen, dan wel het bestaande oppervlak indien deze meer is;
  • h. het zij- en achtererf mag niet voor meer dan 50% worden bebouwd, dan wel het bestaande percentage indien deze meer is;
  • i. de goothoogte van aan- en uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen mag maximaal 3 m bedragen dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, indien meer dan 3 m, + 0,25 m, dan wel de bestaande goothoogte indien deze meer is;
  • j. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 2 m bedragen, waarbij geldt dat de bouwhoogte in ieder geval 3 m mag bedragen en maximaal 4,5 m, dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is;
  • k. de maximale goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bedraagt 3 m respectievelijk 4,5 m dan wel de bestaande bouwhoogte indien deze meer is.

4.2.3 Erkers aan de voorgevel

Voor het bouwen van erkers aan de voorgevel van de woning buiten het bouwvlak gelden de volgende regels:

  • a. de horizontale diepte mag maximaal 1,5 m bedragen;
  • b. de diepte van de overblijvende, niet met gebouwen bebouwde gronden bedraagt minimaal 2,5 m;
  • c. de breedte mag maximaal 2/3 van de breedte van de gevel waar aan gebouwd wordt bedragen;
  • d. de bouwhoogte mag maximaal 3 m bedragen dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m.

4.2.4 Kelders

Kelders mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de verticale diepte maximaal 3 m mag bedragen, het bepaalde in 4.2.2 lid a t/m f is van overeenkomstige toepassing.

4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 2 m bedragen. Indien de bestaande bouwhoogte meer bedraagt dan de toegestane bouwhoogte, dan geldt deze bestaande bouwhoogte als de maximaal toegestane bouwhoogte;
  • c. de bouwhoogte van pergola's achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 2,5 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van hekwerken op een balkon of dakterras mag niet meer bedragen dan 1,2 m gemeten vanaf de bovenkant van de vloer van het balkon of dakterras;
  • f. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen;
  • g. voor het bouwen van zwembaden gelden de volgende regels:
    • 1. de oppervlakte van een zwembad mag maximaal 25 m² bedragen;
    • 2. in afwijking van het bepaalde onder 1 mag de oppervlakte van een zwembad maximaal 50 m² bedragen, indien de oppervlakte van het bouwperceel meer bedraagt dan 250 m²;
    • 3. het zij- en achtererf mag voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
    • 4. de afstand van een zwembad tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 1 m.

4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. artikel 4.2.2 onder f voor bouwen van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen tot op de zijdelingse perceelsgrens;
  • b. artikel 4.2.2 onder g voor het vergroten van de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen met maximaal 20 m², uitsluitend in verband met het gebruik van voornoemde bouwwerken als afhankelijke woonruimte, mits een dergelijk gebruik noodzakelijk is uit het oogpunt van mantelzorg;
  • c. artikel 4.2.2 onder k voor het realiseren van een dakopbouw op een bestaande, aangebouwde garage met dien verstande dat:
    • 1. de bouwhoogte maximaal de bouwhoogte van het hoofdgebouw - 1,20 m bedraagt;
    • 2. de kaprichting gelijk is aan de kaprichting van het hoofdgebouw;
    • 3. de hellingshoek van de dakopbouw gelijk is aan de hellingshoek van het hoofdgebouw ± 5%.

4.3.2 Voorwaarden afwijken

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • c. parkeerplaatsen op eigen terrein, dan wel het gebruik hiervan, hiermee niet komen te vervallen.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Voorwaardelijke verplichting geluidwerende voorziening

Het gebruik van de gronden, zoals beschreven in deze bestemming, is pas toegestaan indien en zolang aan de volgende voorwaarden wordt voldaan::

  • a. In afwijking van het bepaalde in lid 4.2.5 ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - geluidscherm' dient binnen 12 maanden na het onherroepelijk worden van dit bestemmingsplan een gebouwde erfafscheiding met een bouwhoogte van minimaal 2 m te worden gerealiseerd en in stand gehouden te worden, met dien verstande dat:
    • 1. het scherm zonder kieren of gaten gerealiseerd moet worden, daar waar het scherm aansluit op bestaande gebouwen dit naadloos moet gebeuren en wordt opgebouwd uit materiaal met een minimale oppervlaktemassa van 10 kg/m2;
    • 2. burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen om de verplichting te laten vervallen, op het moment dat aangetoond kan worden dat het aangrenzende bedrijf zijn activiteiten zodanig heeft gestaakt of aangepast dat daardoor geen sprake meer is van geluidhinder.

4.4.2 Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning en/of de bijbehorende bouwwerken ten behoeve van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning, met inbegrip van bijbehorende bouwwerken, mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat dit nooit meer mag bedragen dan 50 m²;
  • b. degene die de activiteit in de woning of de bijbehorende bouwwerken zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. aan huis verbonden activiteiten die vallen onder categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging zijn toegestaan, voor zover ze voldoen aan de hiervoor genoemde criteria.

4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Afwijken publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 4.1, teneinde binnen een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen de uitoefening van een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria de worden voldaan:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van de bijbehorende bouwwerken, mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat dit nooit meer mag bedragen dan 50 m²;
  • b. degene die de activiteit in de woning of de bijbehorende bouwwerken zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
  • d. de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
  • e. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit, met een maximum van 15% van de omzet;
  • f. aan huis verbonden activiteiten die vallen onder categorie A van de Staat van bedrijfsactiviteiten - functiemenging zijn toegestaan, voor zover ze voldoen aan de hiervoor genoemde criteria.

4.5.2 Afwijking bedrijvigheid

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.1 sub b, c en d om andere bedrijven toe te staan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. het bedrijf qua aard en omvang en invloed op het milieu en de omgeving gelijk te stellen is met de toegestane bedrijfsactiviteiten (categorie 1 en het bestaande bedrijf). Over de vergelijkbaarheid van de invloed op het milieu en de omgeving wordt advies gevraagd aan een onafhankelijke ter zake deskundige;
  • b. het betreft geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen;
  • c. het gaat om kleinschalige, meest ambachtelijke bedrijvigheid;
  • d. productie en/of laad- en loswerkzaamheden vinden alleen in de dagperiode plaats;
  • e. de activiteiten (inclusief opslag) geschieden hoofdzakelijk inpandig.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:

  • a. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • b. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • c. het gebruik van gronden en wateren als permanente ligplaats voor woonboten of (woon-)schepen;
  • d. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Archeologisch waardevol gebied 3
  • a. ter plaatse van de aanduiding 'Archeologisch waardevol gebied 3' zijn de betreffende gronden tevens bestemd voor bescherming en veiligstelling van archeologische (verwachtings-) waarden;
  • b. het is verboden om of in deze gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning aanleg werken en werkzaamheden de volgende werkzaamheden of werken, niet zijnde bouwwerken uit te voeren:
    • 1. afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage op een grotere diepte dan 30 cm;
    • 2. heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
    • 3. verlagen of verhogen van het waterpeil;
    • 4. aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 5. aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 6. het aanbrengen of verwijderen van diepgewortelde beplantingen.
  • c. het verbod als bedoeld onder b is niet van toepassing, indien de werkzaamheden of werken:
    • 1. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 10 ha;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan;
    • 3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning of een ontgrondingvergunning; of,
    • 4. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd;
    • 5. als binnen een bouwvlak reeds bebouwing aanwezig is of als uitbreiding van een bouwvlak aan de achterzijde (vanaf de weg gezien) plaatsvindt.
  • d. de aanvrager van een omgevingsvergunning als bedoeld onder b die betrekking heeft op gronden, met de betreffende aanduiding, legt een rapport over waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, is vastgesteld;
  • e. het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning indien naar hun oordeel uit het rapport als bedoeld onder d genoegzaam blijkt dat:
    • 1. er geen archeologische waarden zijn te verwachten of kunnen worden geschaad;
    • 2. schade door de werkzaamheden of werken kan worden voorkomen of zoveel mogelijk kan worden beperkt door het in acht nemen van een omgevingsvergunning verbonden regels.
  • f. het bevoegd gezag kan de volgende regels aan de omgevingsvergunning verbinden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen; of
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.
  • g. indien het bepaalde onder f sub 2 en 3 van toepassing is, wordt in de regels geregeld wat de gevolgen zijn bij vondsten die worden gedaan tijdens de uitvoering van de werkzaamheden of werken;
  • h. burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de aanduiding geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien uit een archeologisch rapport blijkt dat zich in de gronden geen archeologische waarden bevinden.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Afwijken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.

8.2 Voorwaarden afwijken

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 10 Overgangsrecht

10.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van lid a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • c. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

10.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 11 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan 'Tweede partiële herziening bp Noordoost, Zomerweg 1A-3'.