Plan: | Achtersloot 61 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0353.Asloot61-On01 |
Op het perceel aan de Achtersloot 61 te IJsselstein is een monumentale boerderij aanwezig. In 2010 is een deel van deze boerderij afgebrand. Het voorhuis is na de brand volledig in de oude stijl herbouwd. De herbouw van het achterhuis is destijds niet uitgevoerd. Initiatiefnemer is nu voornemens het achterhuis alsnog te herbouwen en een afzonderlijke wooneenheid ter plaatse van het achterhuis te realiseren.
Het toevoegen van een extra woning in het achterhuis is nodig voor het behoud en herstel van de monumentale bebouwing op het perceel.
Om deze ontwikkelingen mogelijk te maken is dit bestemmingsplan opgesteld.
Het plangebied is gelegen in het buitengebied van IJsselstein. Het betreft hier het noordelijke deel van het buitengebied. Het plangebied omvat de huidige woonbestemming gelegen op het perceel Achtersloot 61 waarop de monumentale boerderij en de bijhorende bebouwing zich bevinden.
Het plangebied wordt aan de noord- en zuidzijde omsloten door bebouwing. Deze bebouwing bestaat hoofdzakelijk uit woningen en bebouwing voor agrarische doeleinden. Aan de oostzijde wordt het plangebied omsloten door de Achtersloot. Deze weg vormt de ontsluiting van het plangebied. De westzijde van het plangebied wordt omsloten door de polders.
Op onderstaande afbeelding is het plangebied rood omlijnd weergegeven.
Plangebied in de directe omgeving
Deze herziening van het bestemmingsplan Landelijk gebied noord en zuid bestaat uit drie delen: een verbeelding, de regels en de bijbehorende toelichting. De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende deel van de herziening. In de toelichting wordt een onderbouwing geboden voor het ruimtelijke initiatief die met deze herziening mogelijk wordt gemaakt. Voorliggend bestemmingsplan biedt het juridisch-planologisch kader om voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken.
Het plangebied ligt in het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied noord en zuid', vastgesteld op 17 december 2015. De gronden in het plangebied zijn bestemd als 'Wonen'. Voor deze woonbestemming is een bouwvlak opgenomen waarin maximaal twee woningen gerealiseerd mogen worden. Daarnaast is het plangebied voorzien van een archeologische dubbelbestemming en van de gebiedsaanduiding stiltegebied. Ter plaatse van de (voormalige) boerderij is er een aanduiding cultuurhistorische waarden aanwezig.
Op onderstaande afbeelding is een uitsnede van het bestemmingsplan weergegeven met het plangebied rood omlijnd.
Ligging plangebied op basis van het vigerend bestemmingsplan
Het bestemmingsplan bevat geen regeling voor het toevoegen van een wooneenheid in een monumentaal pand. Als binnen twee jaar een omgevingsvergunning was aangevraagd (calamiteitenregeling) was het op grond van het destijds geldende bestemmingsplan "Landelijk gebied Noord en Zuid (2002) toegestaan een extra woning toe te voegen in het monument indien werd bijgedragen aan herstel en/of behoud van de monumentale panden. Deze regeling ontbreekt in de woonbestemming van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied Noord en Zuid 2015'.
In het volgende hoofdstuk, Hoofdstuk 2, worden de huidige en de toekomstige situatie op het plangebied beschreven. In Hoofdstuk 3 wordt het beleid beschreven dat van toepassing is op het plangebied. Hoofdstuk 4 beschrijft de resultaten van de uitgevoerde milieuonderzoeken, en of er naar aanleiding van deze milieuonderzoeken aanvullende maatregelen nodig zijn. Hoofdstuk 5 voorziet in een toelichting op de structuur van de regels, en tot slot wordt in Hoofdstuk 6 de haalbaarheid van het plan uiteengezet.
Het plangebied is gelegen ter plaatse van de lintbebouwing aan de Achtersloot. Het hoofdgebouw op het plangebied is een L-huisboerderij welke oorspronkelijk in 1917 gebouwd is. De gemeente IJsselstein heeft het gebouw als monument aangewezen. Het gebouw wordt vooral waardevol geacht vanwege het bouwtype L-huisboerderij. Dit type gebouw is zeldzaam in de gemeente IJsselstein De bijhorende gebouwen acht de gemeente ook van belang. Daarbij komt dat de boerderij in een goede staat behouden is gebleven.
Alhoewel het gebouw ooit als boerderij gebouwd is, heeft het inmiddels geen agrarische functie meer, maar een woonfunctie. Ter plaatse van deze woonfunctie is één woning aanwezig. Het gebouw is afgebrand in 2010 en deels herbouwd in 2011. Op onderstaande afbeelding is een impressie weergegeven van de situatie voor de brand.
Situatie op het plangebied voor de brand
De bewoners hebben bij de herbouw nadrukkelijk rekening gehouden met de herbouw van het achterste deel op een later tijdstip. In dit kader hebben de bewoners de achtergevel in hout uitgevoerd. Ook de originele stenen muren van het achterhuis zijn in stand gehouden.
Op onderstaande afbeeldingen zijn een aantal impressies van de huidige situatie gegeven.
Huidige achtergevel met op de voorgrond de originele stenen muren
Huidige in hout uitgevoerde achergevel
Impressie van groter deel van het terrein.
Naast de L-huisboerderij is er een aantal bijgebouwen op het perceel aanwezig. Deze bijgebouwen betreft een stenen schuur, een hooitas, een houten bergschuur en een boenhok.
In de gemeentelijke monumentbeschrijving wordt het monument op de volgende manier omschreven:
"In oorsprong waarschijnlijk 18de-eeuwse, in 1955 verbouwde L-huisboerderij; bij de verbouwing werden de meeste vensters gewijzigd. De voorgevel bevat van links naar rechts een dubbel draaivenster, twee stolpvensters met bovenlicht waarboven een klein zoldervenster en twee draaivensters ter plekke van de opkamer, met daaronder een keldervenster. De linkergevel heeft ter hoogte van het voorhuis een portiek met daarnaast een samengesteld venster, ter hoogte van het achterhuis een aantal vensters ter vervanging van stalvensters. In de rechter-gevel bevinden zich in het woonhuis samengestelde vensters en een kelderlicht. Ook in de stal zijn vensters aangebracht ter vervanging van stalvensters. De achtergevel is geheel vernieuwd. Op het erf bevinden zich een bakstenen en een houten schuur, een boenhok (in hout uitgevoerd en voorzien van een zadeldak), lei- en fruitbomen."
Het planvoornemen is om het achterhuis weer in originele staat terug te bouwen. Met de herbouw van het achterhuis wil de initiatiefnemer een extra wooneenheid toevoegen in het plangebied. De opbouw van het achterhuis past binnen de oorspronkelijk bebouwing. Hiermee kan invulling gegeven worden aan de instandhouding van het gehele monument zonder dat er ten opzichte van de oorspronkelijke situatie additionele bebouwing gerealiseerd wordt in het buitengebied.
Het aan te bouwen deel heeft een inhoud van circa 800 m3. Bij het weer opbouwen van het achterhuis is het uitgangspunt om zoveel mogelijk aan te sluiten bij de oorspronkelijk stijl van het reeds opgebouwde voorste deel van de boerderij. Bovendien wordt gebruik gemaakt van de nog aanwezige restanten (stenen muren) van het achterhuis om de herbouw te realiseren.
Op onderstaande afbeelding is weergegeven welk deel er aanwezig is in het plangebied en welk deel nog bijgebouwd wordt.
Bestaande bouw en her te bouwen deel
Omdat het oorspronkelijke gebruik van het achterhuis niet gericht was op bewoning vraagt dit enige toevoegingen zoals bijvoorbeeld raampartijen (A.) om lichtinval mogelijke te maken. De aard en omvang hiervan is nog niet exact bepaald en zal samenhangen met de inrichting van de woning. Ook de wijze waarop separate toegangen gerealiseerd moeten worden en scheiding tussen de twee woningen aangebracht wordt (B.) vraagt nog nadere uitwerking en zal in een later stadium plaatsvinden. Alle ingrepen vinden plaats binnen de contouren van de oorspronkelijke bouw. Ter indicatie is een eerste ruwe schets opgenomen. In aanvulling op de opbouw van het achterhuis wordt het perceel als geheel bekeken. De samenhang met de nog aanwezige bijgebouwen zoals de schuur en het boenhok worden in de verdere planontwikkeling meegenomen.
Voor het overige wordt aan de achterzijde van het perceel de bestemming Wonen in beperkte mate vergroot in lijn met de feitelijke situatie ter plaatse.
In maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. De structuurvisie vervangt de Nota ruimte, Nota mobiliteit (gedeeltelijk), de structuurvisie Randstad en nog een aantal kleine plannen. In de SVIR zijn, uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk, de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028, waarbij is aangegeven welke nationale belangen aan de orde zijn. De 3 hoofddoelen van de structuurvisie zijn:
Deze hoofddoelen zijn uitgewerkt in 13 nationale belangen. De SVIR doet geen specifieke uitspraken die van belang zijn voor het voorliggende plan.
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel het Barro genoemd, is op 1 oktober 2012 volledig in werking getreden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich daarbij primair richt tot de gemeenten. Daarnaast kan het Barro aan de gemeenten opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.
De volgende onderwerpen uit het Barro moeten worden vertaald in bestemmingsplannen: (1) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, (2) Kustfundament, (3) Grote Rivieren, Waddenzee en Waddengebied, (4) Defensie, (5) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, (6) Rijksvaarwegen, (7) Hoofdwegen en spoorwegen, (8) Elektriciteitsvoorzieningen, (9) EHS, (10) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en de (11) uitbreidingsruimte van het IJsselmeer.
In het Barro zijn geen regels opgenomen die relevant zijn voor het voorliggende bestemmingsplan.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld.
Toetsingskader
De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. In de Handreiking staat dat er geen ondergrens is bepaald voor wat een ‘stedelijke ontwikkeling’ is. Op basis van jurisprudentie blijkt dat bij woningbouw in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden (ABRvS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724). Het voorliggende initiatief betreft de splitsing van een monumentale burgerwoning in het landelijk gebied van IJsselstein. Vanwege de kleinschalige omvang van het project kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. De duurzaamheidsladder is niet van toepassing.
Op 4 februari 2013 hebben Provinciale Staten de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 vastgesteld. Op 12 december 2016 zijn deze herijkt vastgesteld. Een van de drie pijlers voor ontwikkeling in de structuurvisie is 'vitale steden en dorpen'. Door de ontwikkeling van wonen en werken vooral in het bestaande stedelijke gebied te laten plaatsvinden, blijven vitale dorpen en steden behouden. Inzetten op deze ontwikkeling is nodig vanwege:
Ten behoeve van de leefbaarheid en bereikbaarheid wordt de verstedelijking zoveel mogelijk gekoppeld aan haltes en knopen van het openbaar vervoersnetwerk. Bij de afweging van de verstedelijkingslocaties wordt de duurzame verstedelijkingsladder gehanteerd: eerst wordt gekeken naar de mogelijkheden voor herstructurering of transformatie binnen het bestaand stedelijk gebied. Voorts naar locaties die passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer.
Voor de gemeente IJsselstein wordt uitgegaan van een woningbouwprogramma van 500 woningen in diverse projecten in stedelijk gebied. Om de kwaliteit en vitaliteit van het landelijk gebied te behouden geldt voor het landelijk gebied terughoudend beleid als het gaat om het toelaten van niet aan het landelijk gebied gebonden functies. In bijzondere situaties en onder voorwaarden zijn ontwikkelingen ruimtelijk aanvaardbaar. Die situaties hebben veelal betrekking op de herbestemming van bestaande bebouwde erven en op de ontwikkeling van nieuwe kwaliteit. De voorwaarden hangen samen met het behouden of versterken van de landschappelijke kwaliteiten en de vitaliteit van het landelijk gebied.
Dit plan voorziet in de realisatie van één nieuwe woning, welke bij een bestaande woning wordt aangebouwd. De realisatie van deze woning zorgt voor een versterking van de cultuurhistorische waarden. De landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied worden daarmee versterkt. Het plan is niet in strijd met de PRS.
Gelijktijdig met de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013-2028 is op 4 februari 2013 de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 vastgesteld. Ook hiervan is de laatste herijking vastgesteld op 12 december 2016.
Voor dit bestemmingsplan is de regeling voor bebouwingsenclaves en -linten, welke in artikel 3.5 is opgenomen, het meeste van toepassing.
Een ruimtelijk besluit voor gronden die zijn aangewezen als ‘landelijk gebied’ kan bestemmingen en regels bevatten die toestaan dat in bebouwingsenclaves of bebouwingslinten verstedelijking plaatsvindt, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:
Het initiatief voorziet in het herstel van cultuurhistorische waarden welke eerder al in het gebied aanwezig waren, hetgeen wordt gezien als verhoging van de ruimtelijke kwaliteit.
Op dit moment werkt de gemeente IJsselstein aan de voorbereidingen voor een nieuwe visie voor het landelijk gebied. Een integrale visie waarin flexibiliteit wordt geboden aan ontwikkelingen en waarbij de ruimtelijke kwaliteit wordt behouden en indien mogelijk wordt verbeterd. Deze visie is echter tot op heden niet vastgesteld.
De gemeenteraad van IJsselstein heeft op 3 juli 2003 de Structuurvisie IJsselstein 'Kwaliteit met karakter' vastgesteld. De structuurvisie zet in op versterking van kwaliteit en karakter van de gemeente, na een periode van sterke groei. De volgende doelstellingen staan centraal:
Uit de structuurvisie is de doelstelling 'Benutten van de potenties van de Hollandse IJssel voor wonen, recreatie en natuur' van belang voor voorliggend bestemmingsplan. Voor het landelijk gebied is een onderscheid aangebracht tussen de gebiedsdelen ten noorden en ten zuiden van de stad. Het plangebied is gelegen in het landelijk gebied ten noorden van de stad. Voor de noordelijke gebieden zet de structuurvisie in op:
Uitgangspunt is de handhaving en/of versterking van de agrarische bestemming en ruimte voor natuurontwikkeling. Een en ander met behoud van het open karakter. De Achtersloot wordt gezien als een karakteristiek en cultuurhistorisch waardevolle lint. Deze moet behouden blijven en waar mogelijk versterkt. Doorzichten dienen hier te worden behouden en nieuwe bebouwing is in principe niet aan de orde.
Dit plan betreft de herbouw van een deel van een cultuurhistorisch waardevolle boerderij. Bij deze herbouw worden de cultuurhistorische waarden aan de Achtersloot versterkt. De toevoeging van een burgerwoning zal bovendien bijdragen aan het benutten van de woonpotenties voor de Hollandse IJssel. Hiermee is voorliggende ontwikkeling in overeenstemming met de doelstellingen van de structuurvisie.
Op 21 januari 2010 heeft de gemeenteraad de toekomstvisie 'IJsselstein dichtbij' vastgesteld. Na jaren van planmatige en fysieke groei, heeft IJsselstein een omvang en regionale verzorgingsfunctie bereikt die een voldoende basis is om op voort te borduren. Vanaf deze periode ontwikkelt de stad zich op natuurlijke wijze, passend bij de schaal van IJsselstein. IJsselstein heeft een schaal waardoor de kenmerkende historie van de stad en het groene buitengebied altijd dichtbij zijn. Deze kwaliteiten geven IJsselstein haar uitstraling en een aantrekkelijke woonklimaat.
In de periode tot 2025 richt te gemeente zich op het versterken van de ruimtelijke structuur waarbij de historie en het groen meer tot uitdrukking komen als beeldbepalend voor de stad. In het bijzonder staat de binnenstad dan in de schijnwerpers, als huiskamer waar IJsselsteiners'' elkaar treffen. En de gemeente besteedt veel aandacht aan de Hollandse IJssel als kwaliteit in de stad en als verbinding tussen de stad en het groene buitengebied. De gemeente wil de nabijheid van de ruimtelijke kwaliteiten in de stad meer benutten, door inhoud te geven aan de volgende ambities:
Om bovenstaande ambities waar te maken zet de gemeente o.a. in op het bevorderen van zorgvuldig ruimtegebruik. Het rondom de stad gelegen groene gebied wordt als zeer waardevol ervaren. Het gebied waarbinnen gebouwd mag worden zal niet worden vergroot. De gemeente houdt daarom van aan de omvang van de huidige rode contour. Dit plan heeft betrekking op een locatie buiten de rode contour. Het plan voorziet echter op toevoeging van cultuurhistorische waarden. Dit plan past binnen de doelstellingen van de toekomstvisie zoals hierboven weergegeven.
Het planvoornemen past binnen de kaders van het geldende nationaal-, provinciaal- en gemeentelijk beleid.
Dit hoofdstuk behandelt verschillende relevante omgevingsaspecten. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening dient te worden onderzocht of er belemmeringen zijn voor de planontwikkeling of negatieve effecten op de omgeving zijn te verwachten en daarmee of er bezwaar is tegen het vaststellen van dit bestemmingsplan.
Kader
Vanwege artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening wordt in verband met de uitvoerbaarheid van het plan onderzoek uitgevoerd naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen moet worden aangetoond dat de bodemkwaliteit geschikt moet zijn voor de beoogde functie.
Onderzoek
Een verkennend en aanvullend bodemonderzoek is uitgevoerd, zie bijlagen 1 en 2. Uit de onderzoeken blijkt dat er geen nader onderzoek nodig is voor het beoogde bouwplan. De locatie van de aangetroffen vervuiling ligt buiten het bouwvlak en is niet gerelateerd aan de brand van 2010. Er is sprake van een historisch geval van bodemverontreiniging. In de voorgestelde bouwplannen zijn geen werkzaamheden voorzien op deze locatie, waarbij de grond geroerd gaat worden en geldt er geen saneringsplicht.
Conclusie
De bodem is geschikt voor de beoogde functie.
Kader
De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet.
De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.
Archeologie
In 2012 heeft de gemeente IJsselstein haar gemeentelijk beleid op het gebied van archeologie geactualiseerd. Het archeologisch beleid van de gemeente IJsselstein is opgenomen in de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, d.d. maart 2011. Op basis van een analyse van landschappelijke, bodemkundige en archeologische informatie is een kaart van archeologische waarden en verwachtingen opgesteld. Binnen het gemeentelijke beleid worden 3 verschillende archeologische waardes onderscheden. Ten eerste zijn er de AMK terreinen met planologische bescherming, de archeologische AMK terreinen zonder bescherming en de waardevolle kades en dijken. Voorts kunnen er vier archeologische verwachtingszones worden onderscheiden:
Iedere archeologische verwachtingszone heeft een eigen handleiding over hoe om te gaan met nieuwe ontwikkelingen. Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente IJsselstein is het plangebied als zone met een hoge archeologische verwachting aangegeven. Een archeologisch onderzoek is verplicht bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm beneden maaiveld. Het gemeentelijke archeologie beleid is doorvertaald in het bestemmingsplan Landelijk gebied noord en zuid. Het plangebied heeft een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'. Dit houdt in dat de daar voorkomende bestemmingen, primair zijn bestemd voor de bescherming en instandhouding van archeologische waarden, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen.
Dit plan betreft de herbouw van een deel van de boerderij. De herbouw vindt plaats op de exacte locatie waar de boerderij eerder is afgebrand. De gronden zijn al eerder geroerd bij de bouw van de originele boerderij. Om deze reden zijn er weinig archeologische waarden te verwachten. Archeologisch vervolgonderzoek is dan ook niet nodig.
Het overige gebied wordt niet geroerd. De archeologische waarden worden beschermd door middel van een archeologische dubbelbestemming.
Cultuurhistorie
Monument
De in het plangebied aanwezige boerderij is aangemerkt als monument. De beschrijving van het monument is reeds uitgewerkt in paragraaf 2.2. Door het initiatief vindt er herstel van het monument en daarmee herstel van de cultuurhistorische waarden plaats.
Landschap
Het plangebied is in de PRS aangewezen als CHS-Agrarisch cultuurlandschap. Het agrarische cultuurlandschap staat bekend om de historische kenmerkende gebouwen, structuren, bebouwingslinten, landschappen en verkavelingspatronen. De cultuurhistorische waarden dienen in samenhang met de kernkwaliteiten van het landschap Groene Hart bij planontwikkeling een rol te spelen. Voor het landschap Groene Hart dienen de volgende kernkwaliteiten behouden te blijven:
De landschappelijke cultuurhistorische aspecten worden door de herbouw van het achterhuis niet aangetast. De herbouw van het achterhuis voorziet echter ook in het herstel van cultuurhistorische waarden van het gebouw. Bovendien maakt de boerderij deel uit van de structuur van het landschap. Door de boerderij in originele staat terug te brengen worden de cultuurhistorische waarden van het landschap en het gebouw versterkt.
Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor dit plan.
Kader
In het kader van het verkrijgen van een duurzaam watersysteem hebben Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen in 2001 de Startovereenkomst Waterbeleid 21e eeuw (WB'21) ondertekend. Onderdeel van het nieuwe waterbeleid is de “watertoets”: de check van ruimtelijke plannen aan de gevolgen voor het watersysteem. Ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten. Initiatiefnemers van ruimtelijke plannen moeten in een vroegtijdig stadium van het planvormingsproces de waterbeheerder(s) betrekken. De initiatiefnemer vraagt de waterbeheerder(s) om een wateradvies in de vorm van een watertoets. In de waterparagraaf worden de watertoets en de uitkomsten van het overleg opgenomen. Op basis van de watertoets zal de waterbeheerder Keurontheffing en, indien nodig, een Wvo-vergunning (Wet verontreiniging oppervlaktewater) verlenen.
Beleid Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Waterkoers 2016-2021
Hoogheemraadschap heeft haar ambities en langetermijn visie vastgelegd in het waterbeheerplan Waterkoers 2016–2021. De Waterkoers is een koersdocument om te sturen op hoofdlijnen met als overkoepelende doel: Samen werken aan een veilige, gezonde en prettige leefomgeving.
In de Waterkoers wordt op een niet-planmatige manier over het waterschapswerk gesproken. Waterschapswerk is hierbij breder dan enkel beheer van water.
Water is een belangrijke pijler van een veilige, gezonde en prettige leefomgeving. Vanuit die achtergrond werkt Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden samen met de ruimtelijke ordening aan bescherming tegen overstromingen, een gezond grond- en oppervlaktewatersysteem en het zuiveren van afvalwater.
Voor ruimtelijke ontwikkelingen geldt het principe van ruimtelijke adaptatie (Deltabeslissing, www.ruimtelijkeadaptatie.nl):
Het minimale uitgangspunt voor planontwikkelingen is dat het plan hydrologisch neutraal moet worden ontwikkeld met als doel geen gevolgen voor de waterveiligheid, het grond- en oppervlaktewater en de waterkwaliteit en ecologie. Daarmee wordt geborgd dat de ontwikkeling van het gebied met betrekking tot wateraspecten duurzaam is.
Ruimtelijke adaptatie
Het klimaat verandert: Hogere temperaturen, een sneller stijgende zeespiegel, nattere winters, heftigere buien en kans op drogere zomers. Daar moeten we, ook volgens het KNMI, in de toekomst in Nederland rekening mee houden. De verwachting van het KNMI is dat het klimaat in Nederland in 2050 ongeveer overeen zal komen met het huidige klimaat in Zuid-Frankrijk. Maar ook nu al is de klimaatverandering merkbaar.
Extreme neerslag, droogte en hitte kunnen leiden tot maatschappelijke ontwrichting. Dit geeft aanleiding om aanpassing van de inrichting van de bebouwde omgeving aan het veranderende klimaat te agenderen en aan te werken. Dit beleid is vorig jaar vastgelegd in de Deltabeslissing voor Nederland. In de deltabeslissing Ruimtelijke adaptatie heeft het Deltaprogramma voorstellen opgenomen om de ruimtelijke inrichting van Nederland klimaatbestendig en waterrobuust te maken. Alle overheden en marktpartijen zijn daar samen verantwoordelijk voor. De Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie heeft als doel:
Klimaatverandering heeft effecten op grote schaal maar ook op de kleine schaal van een stad. Door de toenemende hoeveelheid verharding in steden wordt het steeds moeilijker om water makkelijk weg te krijgen. Door het grootschalig verharden van tuinen van particulieren neemt de kans op wateroverlast toe.
Keur
De nieuwe Keur 2018 is van kracht. In de Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden staan verboden en geboden die betrekking hebben op oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen en grondwater. De verboden betreffen die handelingen en gedragingen die in principe onwenselijk zijn voor de constructie of de functie van oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen of grondwaterlichamen. De geboden geven de verplichtingen aan om deze waterstaatswerken in stand te houden. Een gebod kan bijvoorbeeld betrekking hebben op een onderhoudsverplichting. Hiermee vermeldt de Keur expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen.
Watertoets
In het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en Besluit ruimtelijke ordening is voor dit ruimtelijke plan een watertoetsproces doorlopen.
Uit de digitale watertoets blijkt dat er geen grote waterbelangen zijn. De ruimtelijke ontwikkeling voldoet aan de belangrijkste minimale voorwaarde: "het standstill beginsel". Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding ontstaat.
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden adviseert positief over het ruimtelijk plan. Het volledige resultaat van deze watertoets is te vinden in Bijlage 4.
Kader
Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Hierin zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet samengevoegd.
Met de inwerkingtreding van deze wet is het decentralisatieproces van het natuurbeleid formeel afgerond. Daarmee hebben de provincies de regie over het natuurbeleid in de regio, waarbij ook bevoegdheden van het Rijk naar de provincies zijn overgedragen.
Onderzoek
Voor het plangebied is een natuurtoets uitgevoerd. Deze natuurtoets is te vinden in Bijlage 5.
Soortenbescherming
Kort samengevat is het resultaat van de Natuurtoets dat ter hoogte van het plangebied Achtersloot 61 te IJsselstein geen beschermde soorten voorkomen die de voorgenomen herbouw van het achterste deel van de boerderij en restauratie van de stenen schuur beïnvloedt. Vanuit de Wet Natuurbescherming (soortenbescherming) zijn er geen belemmeringen aan de orde, het voornemen is uitvoerbaar.
Algemeen voorkomende broedvogels
Geadviseerd wordt om de herbouw- en restauratie uit te voeren buiten het broedseizoen van broedvogels. Indien het niet mogelijk is, dan dient het plangebied (waar de herbouw- en restauratie plaatsvinden) vóór het broedseizoen ongeschikt gemaakt te worden voor broedvogels. Voor de stenen schuur geldt dat alle invliegopeningen voor 15 maart gesloten moeten zijn tot eind augustus. Op deze manier wordt voorkomen dat vogels (Boerenzwaluwen) tot broeden komen in de schuur.
Gebiedsbescherming
N2000
Er is geen Natura 2000-gebied in de directe omgeving van het plangebied aanwezig. Op circa 6 kilometer afstand van het plangebied ligt het Natura-2000 gebied ‘Uiterwaarden Lek’. Vanwege de afstand en de omvang van de herbouw- en restauratieplannen worden effecten op het Natura 2000-gebied uitgesloten.
NNN
Voor wat betreft de NNN is er alleen bij directe aantasting sprake van vervolgstappen in de vorm van compensatie. Binnen het plangebied is geen NNN-gebied aanwezig. Derhalve heeft de ruimtelijke ontwikkeling hier geen negatief effect op. Er is van directe aantasting van de NNN dan ook geen sprake. Er is daarom geen noodzaak voor een compensatieplan (NNN).
Conclusie
Uit deze natuurtoets blijkt dat er op het plangebied geen beschermde diersoorten voorkomen die de herbouw van het achterste deel van het pand verhinderen. Daarnaast blijkt dat er geen Natura-2000 gebieden in de directe omgeving van het plangebied aanwezig zijn. Het aspect natuur vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Kader
Het bestemmingsplan biedt de mogelijkheid tot het bouwen van een woning aan de Achtersloot. De Wet geluidhinder beschouwt dergelijke gebouwen als zogenaamd geluidsgevoelige gebouwen. Onderzocht dient derhalve te worden of toetsing aan de Wet geluidhinder dient plaats te vinden.
In het kader van de Wet geluidhinder bevinden zich langs alle wegen zones, met uitzondering van wegen die zijn gelegen binnen een als woonerf aangeduid gebied en wegen waarvoor een maximumsnelheid van 30 km/uur geldt. Buiten de bebouwde kom bedraagt de zonebreedte voor tweestrookswegen die aan weerszijden van de weg, gerekend vanuit de wegas, in acht moet worden genomen 250 m. In geval van het realiseren van geluidsgevoelige bebouwing binnen deze zone dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden.
Behoudens situaties waarbij door Gedeputeerde Staten of Burgemeester en Wethouders een hogere waarde is vastgesteld, geldt voor geluidsgevoelige objecten binnen een zone een ten hoogste toelaatbare waarde van 48 dB als geluidsbelasting op de gevel.
Onderzoek
Het akoestische onderzoek voor dit plan is te vinden in Bijlage 3. Uit de berekeningen blijkt dat de te realiseren woning geen te hoge geluidsbelasting kent vanwege de Achtersloot. De maximale geluidsbelasting vanwege de Achtersloot bedraagt 47 dB.
Conclusie
Uit het onderzoek blijkt dat de te realiseren woning voldoet aan de voorkeursgrenswaarde wat betreft het wegverkeerslawaai en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
In het kader van een goede ruimtelijke ordening (artikel 3.1.1 Wro) moet voorkomen worden dat milieubelastende activiteiten voorzienbare hinder opleveren aan milieugevoelige activiteiten. Bij het toetsen van afstanden tussen milieubelastende en milieugevoelige activiteiten wordt gebruik gemaakt van de VNG-uitgave ‘Bedrijven en Milieuzonering’ (2009).
Onderzoek en conclusie
In de direct omgeving van de planlocatie zijn vier veehouderijen gelegen, dit zijn:
De genoemde afstanden zijn gemeten vanaf de te bouwen woning op de planlocatie en de grens van het agrarisch bouwblok van de verschillende veehouderijen en zijn onderstaand per locatie nader onderzocht.
Achtersloot 63
Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden vaste minimumafstanden tot de gevel van geurgevoelige objecten. De afstanden voor dieren zonder geuremissiefactor staan in artikel 4 lid 1 Wgv (Wet geurhinder en veehouderij) en zijn:
Bij het onderscheid binnen de bebouwde kom/buiten de bebouwde kom gaat het om de ligging van het geurgevoelige object. Of de veehouderij binnen (of buiten) de bebouwde kom ligt, maakt niet uit. Het gaat om de afstand vanaf het emissiepunt van een dierenverblijf tot de gevel van een geurgevoelig object (artikel 4 Rgv). In dit geval is sprake van een ligging buiten de bebouwde kom.
De afstand tussen het dichtstbijzijnde emissiepunt en de gevel van het nieuwe geurgevoelig object bedraagt 50 meter. Er wordt voldaan aan deze afstand.
Ook wordt ook voldaan aan de afstandseis van 25 meter, zoals bedoeld in artikel 5 lid 1 Wgv. De afstand tussen de gevel van de stal en de gevel van het geurgevoelige object bedraagt 34 meter. Omdat wordt voldaan aan de vereiste afstanden is er sprake van een goed woon- en leefklimaat.
In de bestaande situatie is de gehele woonbestemming Achtersloot 61 tevens het bouwvlak. Het bouwvlak wordt nu beperkt tot de oorspronkelijke contour van de monumentale boerderij. Daardoor wordt het melkrundveebedrijf na toevoeging van de tweede woning niet extra belemmerd bij uitbreiding.
Achtersloot 142
Voor deze varkens- en paardenhouderij is op 26 juli 2014 een melding Activiteitenbesluit ingediend vanwege het wijzigen en uitbreiden van een biologische veehouderij. Tijdens deze vergunningprocedure is onder andere de bestaande woning Achtersloot 61 getoetst aan de geurnormen zoals opgenomen in het Activiteitenbesluit. Deze woning en de woningen Achtersloot 138 en 140 zijn bepalend bij eventuele uitbreidingsplannen van de veehouderij Achtersloot 142 en niet de te bouwen woning. De veehouderij Achtersloot 142 wordt daardoor niet belemmerd bij eventuele uitbreidingsplannen.
De geurbelasting (voorgrondbelasting) van de woning Achtersloot 61 is 4,8 ou/m3 en voldoet daarmee ruimschoots aan de geurnorm van 8,0 ou/m3. De woning is gelegen in een niet-concentratiegebied. Het woon- en leefklimaat is echter in deze situatie als 'tamelijk slecht' aan te merken, zie onderstaande tabel.
Milieukwaliteit | Geurgehinderden | Voorgrondbelasting | Achtergrondbelasting |
Zeer goed | 0 – 5 % | 0 – 0,7 ouE/m3 | 0 – 1,5 ouE/m3 |
Goed | 5 – 10 % | 0,7 - 1,8 ouE/m3 | 1,5 – 3,5 ouE/m3 |
Redelijk goed | 10 – 15 % | 1,8 - 3 ouE/m3 | 3,5 – 6,5 ouE/m3 |
Matig | 15 – 20 % | 3 – 4,5 ouE/m3 | 6,5 - 10 ouE/m3 |
Tamelijk slecht | 20 – 25 % | 4,5 – 6,5 ouE/m3 | 10 - 14 ouE/m3 |
Slecht | 25 – 30 % | 6,5 - 8,5 ouE/m3 | 14 - 19 ouE/m3 |
Zeer slecht | 30 – 35 % | 8,5 – 11,3 ouE/m3 | 19 - 25 ouE/m3 |
Extreem slecht | 35 – 40 % | 11,3 – 14,7 ouE/m3 | 25 - 32 ouE/m3 |
Tabel 1: Leefklimaat versus geurgehinderden versus geurbelasting niet-concentratiegebied
Omdat de planlocatie net achter de bestaande woning Achtersloot 61 is gelegen zal het woon- en leefklimaat ter plaatse van de te bouwen woning ongeveer gelijk zijn. Echter zolang de geurbelasting niet hoger is dan de wettelijke norm kan deze als aanvaardbaar worden beoordeeld. De voorgrondbelasting ligt ruimschoots onder de geurnorm van 8,0 ou/m3.
Achtersloot 55 en 65
De locaties Achtersloot 55 en 65 zijn vanwege de afstand van respectievelijk 110 en 105 van de planlocatie niet relevant voor deze ontwikkeling.
Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Ng/m3 NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ wordt beschouwd.
Op onderstaande kaarten is de luchtkwaliteit weergegeven van het betreffende plangebied in PM10 en PM2,5 in 2015.
Luchtkwaliteit fijnstof 2015 (PM10) Omgevingsdienst Utrecht
Luchtkwaliteit fijnstof 2015 (PM2,5) Omgevingsdienst Utrecht
De uurgemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide van 200 microgram per m3 wordt overschreden wanneer de concentraties gemiddeld op jaarbasis boven de 60 microgram per m3 uitkomen. De concentraties in het plangebied overschrijden nergens de grens van 60 microgram per m3, wat betekent dat voor het hele plangebied in het jaar 2015 aan de uurgemiddelde grenswaarde voor fijnstof wordt voldaan.
Als gevolge van het nieuwe bestemmingsplan wordt er een extra woning mogelijk gemaakt. Het project blijft onder de 3%-grens en draagt in niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Derhalve kan de ontwikkeling worden beschouwd als een nibm-project.
Gelet op het planvoornemen en de daarmee samenhangende verkeersgeneratie, kan onderzoek achterwege blijven (NIBM-project).
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Externe veiligheid houdt zich bezig met de risico's als gevolg van ongevallen met gevaarlijke stoffen. In dat kader zijn vier onderwerpen van belang:
Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de digitale Risicokaart voor het plangebied weer.
Uitsnede risicokaart. Plangebied rood omcirkeld.
Uit de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen liggen en geen vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water en door buisleidingen plaats vindt. Ook zijn in de directe omgeving van het plangebied geen hoogspanningslijnen en zendmasten gelegen, waardoor elektromagnetische straling geen belemmering vormt voor het plan.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
In deze paragraaf wordt getoetst of het plan de verkeer- en parkeersituatie niet nadelig beïnvloed.
Het bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor de realisatie van een woning. De verkeersgeneratie van een woning is beperkt (ca. 8 verkeersbewegingen per etmaal) en wordt opgenomen in het heersende verkeersbeeld. Er worden geen aanpassingen verricht op de bestaande autoverkeersontsluiting.
Op basis van de kengetallen van het CROW kan de parkeercapaciteit voor parkeren bij een woning in het buitengebied worden bepaald. De kengetallen stellen dat er 2,0 tot 2,8 parkeerplaatsen per vrjistaande koopwoning moeten zijn, met 0,3 parkeerplaatsen per woning voor bezoekers. De minimumeis komt daarmee op 2,3 parkeerplaatsen. Er is op het eigen erf voldoende ruimte om te voldoen aan de parkeereis.
Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het planvoornemen.
Het Besluit ruimtelijke ordening stelt in artikel 3.1.1, onder f dat inzicht dient te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Bovendien dient het bestuursorgaan bij de voorbereiding van het besluit (tot vaststelling van het bestemmingsplan) de nodige kennis te vergaren omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen (artikel 3.2 Algemene Wet Bestuursrecht).
In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van het onderzoek dat is verricht ten behoeve van de in dit plan mogelijk gemaakte ontwikkelingen, zodat voldaan wordt aan de onderzoeksverplichtingen van het Besluit ruimtelijke ordening. Voorheen kon worden volstaan met de conclusie dat de omvang van de activiteit onder de drempelwaarde lag en dus geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk was, onder de nu geldende regeling moet een motivering worden gegeven.
De consequentie van de nieuwe regeling is dat in elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteiten die voorkomen op de D-lijst aandacht moet worden besteed aan m.e.r. Het komt er op neer dat voor elk besluit of plan dat betrekking heeft op activiteit(en) die beneden de drempelwaarden vallen uit de D-lijst, een toets moet worden uitgevoerd of belangrijke nadelige milieugevolgen kunnen worden uitgesloten. Voor deze toets, die dus een nieuw element is in de m.e.r.-regelgeving, wordt de term vormvrije m.e.r.-beoordeling gehanteerd. Deze vormvrije m.e.r.-beoordeling kan tot twee conclusies leiden:
De in dit hoofdstuk beschreven onderzoeksresultaten voldoen niet alleen aan de onderzoeksverplichting van het Besluit ruimtelijke ordening, maar kunnen ook worden opgevat als de vormvrije m.e.r.-beoordeling. Het in de voorgaande paragrafen beschreven onderzoek naar milieuaspecten geeft aan dat belangrijke nadelige milieugevolgen, als gevolg van de in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakte ontwikkelingen, zijn uitgesloten. Geconcludeerd kan worden dat er geen m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk is, zie bijlage 6.
Voorliggend bestemmingsplan biedt het juridisch-planologisch kader voor het toestaan van de functie wonen op het perceel aan Achtersloot 61 te IJsselstein. De planregels corresponderen zoveel mogelijk met het bestemmingsplan Landelijk gebied noord en zuid.
De regels van het bestemmingsplan zijn als volgt opgebouwd. In het eerste hoofdstuk worden de inleidende regels gegeven. In het tweede hoofdstuk is de bestemmingsregeling gegeven die gelden voor het plangebied. In hoofdstuk 3 zijn vervolgens de algemene regels opgenomen. Tot slot staat in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotregel. In de onderstaande paragrafen wordt per artikel uiteen gezet wat de functie van het artikel is binnen het bestemmingsplan.
De indeling van de planregels is als volgt:
Begrippen (Artikel 1) en Wijze van meten (Artikel 2)
De begrippen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, worden in artikel 1 nader gedefinieerd. Bij toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel opgenomen definities van de begrippen. Naast begrippen zijn in het bestemmingsplan hoogte- en andere maten opgenomen die van belang zijn bij het bouwen van bouwwerken. Artikel 2 van de regels geeft een nadere omschrijving hoe de bedoelde maten gemeten moeten worden.
Wonen (Artikel 3)
Het perceel aan Achtersloot 61 te IJsselstein is bestemd als Wonen. Binnen de bestemming Wonen zijn naast wonen de volgende functies toegestaan: niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, parkeren op eigen erf, hobbymatige agrarische activiteiten met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met uitzondering van kelders die ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan. Herbouw van de woning is uitsluitend toegestaand op de bestaande locatie.
Waarde - Archeologie 3 (Artikel 4)
De aanwezige archeologische waarden worden middels deze dubbelbestemming beschermd. In de archeologische dubbelbestemming zijn onder andere voorwaarden opgenomen wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Anti-dubbeltelregel (Artikel 5)
Deze regel is opgenomen om te voorkomen, dat gronden die eenmaal in aanmerking zijn genomen voor het toestaan van een bouwplan, bij de toetsing van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.
Algemene gebruiksregels (Artikel 6)
Hier zijn algemene regels gesteld voor het (verboden) gebruik van gronden.
Algemene aanduidingsregels (Artikel 7)
In dit artikel is de gebiedsaanduiding 'milieuzone - stiltegebied' opgenomen die geldt voor het stiltegebied waar geen nieuwe ontwikkelingen zijn toegelaten die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten.
Algemene afwijkingsregels (Artikel 8)
Dit artikel is opgenomen om ondergeschikte afwijkingen van de herziening met een algemene bevoegdheid mogelijk te maken. De regeling voorziet in een duidelijke begrenzing van het toepasbaar bereik van de afwijking.
Overgangsrecht (Artikel 9)
Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen staat verwoord in artikel 3.2.1 Bro. Dit artikel is, rekening houdend met de terminologie uit de Wabo, één op één overgenomen in dit bestemmingsplan. Een bouwwerk dat op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt aanwezig is dan wel planologisch mogelijk is, mag gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of in het geval van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De aard van het gebouw mag hierbij niet veranderen en ook mag de omvang niet worden vergroot. Eventuele uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.
Het tweede lid gaat in op het gebruik van (on)bebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Ander strijdig gebruik is niet toegestaan.
Slotregel (Artikel 10)
Het laatste artikel van het bestemmingsplan betreft de slotregel, waarin de naam, zoals de regels aangehaald kunnen worden, is opgenomen.
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet ingevolge de Wro aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, et cetera.) maar ook de economische uitvoerbaarheid van het plan. Daarvan wordt in deze paragraaf verslag gedaan.
Kostenverhaal
Het bestemmingsplan waarvoor deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld, leidt tot de planologische mogelijkheid om één nieuwe woning te bouwen. Op grond van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening is de gemeenteraad verplicht een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen bouwplan is voorgenomen.
In afwijking van het bepaalde in artikel 6.12, lid 1 Wet ruimtelijke ordening bepaalt lid 2 van dit artikel dat de gemeenteraad kan besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien:
Met de initiatiefnemer is een anterieure overeenkomst gesloten. Het verhaal van kosten van de grondexploitatie is hierdoor anderszins verzekerd. Het opstellen van een exploitatieplan is daarmee niet nodig.
Het voorontwerp bestemmingsplan 'Achtersloot 61 IJsselstein' met de daarop betrekking hebbende stukken heeft van 28 november 2019 tot en met 8 januari 2020 ter inzage gelegen in het kader van inspraak. Tevens is het plan digitaal beschikbaar gesteld en raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een reactie op het voorontwerp bestemmingsplan in te dienen.
Daarnaast is het voorontwerp bestemmingsplan op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan de vooroverlegpartners van de gemeente.
Er zijn vijf vooroverlegreacties en geen inspraakreacties ingediend ten aanzien van het voorontwerp bestemmingsplan.
In de Nota inspraak en vooroverleg zijn de vooroverlegreacties op het voorontwerpbestemmingsplan samengevat en beantwoord. Belangrijkste aanpassing is de verwijzing in paragraaf 4.3 van de toelichting naar de meest actuele versie van de Keur.
Conform de Wet ruimtelijke ordening ligt het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken voor een ieder ter inzage. Ingediende zienswijzen op het ontwerp worden door de gemeente beoordeeld en zo nodig meegenomen in het door het de gemeenteraad definitief vast te stellen bestemmingsplan.