direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Achtersloot 77
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0353.Asloot77-Va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op het perceel Achtersloot 77 te IJsselstein zijn agrarische bedrijfsgebouwen en een bedrijfswoning aanwezig. Voortzetting van de agrarische activiteiten is economisch niet haalbaar en onuitvoerbaar. De eigenaar van het perceel is voornemens de agrarische bestemming om te zetten naar een woonbestemming met bed & breakfast. Daarnaast wenst de eigenaar een klein bedrijf aan huis te realiseren door ruimte te bieden aan acht camperplaatsen.

Voor het perceel aan Achtersloot 77 is thans het bestemmingsplan 'Landelijk gebied noord en zuid' van toepassing. Wonen in het plangebied is op grond van het geldende bestemmingsplan niet mogelijk. Om het plan uit te kunnen voeren is een herziening van het geldende bestemmingsplan ter plaatse van het plangebied noodzakelijk. Voorliggend plan voorziet hierin.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied is gelegen aan Achtersloot 77 in het landelijk gebied van IJsselstein. De weg Achtersloot loopt grotendeels parallel aan de Hollandsche IJssel. Ten zuidoosten van het plangebied ligt de kern IJsselstein. Onderstaande afbeelding geeft de ligging van het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.Asloot77-Va01_0001.jpg"
Overzichtskaart plangebied (zie rode cursator), bron: Google Maps

1.3 Planvorm

Deze herziening van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied noord en zuid' betreft de locatie Achtersloot 77 te IJsselstein. Het bestemmingsplan bestaat uit drie delen: een verbeelding, de regels en de bijbehorende toelichting. De regels en de verbeelding vormen samen het juridisch bindende deel van de herziening. In de toelichting wordt een onderbouwing geboden voor het ruimtelijke initiatief die met deze herziening mogelijk wordt gemaakt. Voorliggend bestemmingsplan biedt het juridisch-planologisch kader om voorgenomen ontwikkeling mogelijk te maken.

1.4 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan 'Landelijk gebied noord en zuid', zoals vastgesteld op 17 december 2015. De gronden in het plangebied zijn bestemd als 'Agrarisch met waarden - Landschap en cultuur'. Ter plaatse zijn de gronden bestemd voor de uitoefening van veehouderijbedrijven, wandel- en fietspaden, water alsmede voor behoud en versterking van de landschappelijke en cultuurwaarden.

In het plangebied is een bouwvlak opgenomen. Hoofdgebouwen en bijgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.

Voorts is het plangebied aangeduid als 'milieuzone - stiltegebied'. Ter plaatse zijn geen nieuwe ontwikkelingen toegelaten die het natuurlijk heersende geluidsniveau van 40 dB(A) structureel aantasten.

Tot slot zijn de gronden in het plangebied bestemd als 'Waarde - Archeologie 3'. De aanwezige archeologische waarden worden middels deze dubbelbestemming beschermd.

Onderstaande afbeelding geeft door middel van rode lijnen het plangebied op een uitsnede van de verbeelding van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied noord en zuid' weer met het geldende bouwvlak.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.Asloot77-Va01_0002.png"
Uitsnede bestemmingsplan 'Landelijk gebied noord en zuid', bron: www.ruimtelijkeplannen.nl

De voor de nieuwe ontwikkeling vereiste bestemming 'Wonen' is in strijd met het geldende bestemmingsplan. Om die reden is een aanpassing van het bestemmingsplan noodzakelijk. Voorliggend bestemmingsplan biedt het juridisch-planologisch kader om wonen op het perceel aan de Achtersloot 77 mogelijk te maken.

1.5 Leeswijzer

Na dit eerste hoofdstuk waarin de aanleiding, ligging en het vigerende bestemmingsplan zijn beschreven, wordt in hoofdstuk 3 de toekomstige situatie beschreven. Hoofdstuk 2 behandelt de relevante beleidsstukken op rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau, voor zover deze betrekking hebben op het plangebied. Hoofdstuk 4 bevat de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan beschreven. Hoofdstuk 6 geeft een uitleg van de regels.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Omschrijving huidige situatie

Het plangebied is gelegen aan Achtersloot 77 te IJsselstein. Het agrarische bedrijf is reeds beeïndigd. Op het perceel is een bedrijfswoning aanwezig. De bedrijfswoning wordt gebruikt om te wonen.

Op het erf zijn nog de volgende bouwwerken voor agrarische doeleinden aanwezig:

  • achterhuis, gekoppeld aan de bedrijfswoning. Ter plaatse van de standplaatsen is de hoogte beperkt. De lengte van de standplaatsen is klein en bedraagt op een locatie 1,5 m;
  • voormalige hooiberg die is verbouwd tot kalverstal;
  • veestal aan de rechterzijde van het erf. Aan het gebouw is een tanklokaal gekoppeld;
  • werktuigenberging;
  • voormalige vleesvarkensstal.

In de bestaande stallen is ruimte voor het houden van ongeveer 40 melkkoeien, 30 stuks jongvee en 118 vleesvarkens. De bedrijfsgebouwen zijn technisch en economisch verouderd. De stallen zijn niet functioneel en doelmatig. Om te kunnen voldoen aan de huidige eisen van dierenwelzijn en arbeidsgemak is uitbreiding en vernieuwing van de stallen nodig. Daarnaast is uitbreiding van de veestapel nodig. Bij een eventuele voortzetting zal een nieuwe stal nodig zijn waarin alle soorten dieren worden gehuisvest. Het bouwen van een nieuwe stal met 15 hectare grond in eigendom is geen reëele basis om het gebruik voort te zetten. Door de beperkte oppervlakte aan beschikbare grond zijn de uitbreidingsmogelijkheden te beperkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.Asloot77-Va01_0003.png"
Uitsnede Google Streetview met aan de straatzijde (vooraan) de woning en achter de woning de aangebouwde schuur (herkenbaar aan de lagere goot)

2.2 Omschrijving toekomstige situatie

Het agrarische bedrijf is reeds beëindigd. Voortzetting van het bedrijf wordt bedrijfseconomisch niet verantwoord geacht. Initiatiefnemer is daarom voornemens om de bestemming van het huidig bebouwde agrarische perceel te wijzigen naar 'Wonen' en achter het woonerf kleinschalige verblijfsrecreatie toe te voegen in de vorm van acht camperplaatsen. De bestaande bedrijfswoning wordt gebruikt als burgerwoning. De achterliggende weilanden zullen de bestemming 'Agrarisch met waarden - Landschap en cultuur' behouden. Het bouwvlak en de bestemming 'Wonen' is in oppervlakte vergelijkbaar met overige percelen in de directe omgeving. De betonnen silo op het achtererf is gesloopt (rood omlijnd op onderstaande afbeelding). Ook de schuur achter de hooiberg is reeds gesloopt. Overige bedrijfsbebouwing blijft behouden. Daarnaast heeft in het recente verleden een lange betonnen rijlaan tot ver achter de bebouwing gelegen, in combinatie met meer verharding op zowel het voorste als achterste perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.Asloot77-Va01_0004.png"
Uitsnede Google Maps; met rood kader wordt de te slopen silo aangeduid

De initiatiefnemer is voornemens de achtergelegen gronden te herontwikkelen tot een stuk grond met een hoge biodiversiteit. Om het beheer en onderhoud hiervan te bekostigen is het voornemen een campercamping voor maximaal acht campers te realiseren.

Op de achtergelegen grond wordt kleinschalige verblijfsrecreatie gerealiseerd. Om te zorgen dat het plan geen afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied is het planvoornemen landschappelijk ingepast.

Onderstaande afbeelding toont de beoogde inrichting voor het achterste deel van het plangebied. Er worden acht camperplekken gecreëerd. Daartoe is er enige verharding nodig in de vorm van puin met split voor de camperplekken, overige verharding en toegangsweg. Vanwege de aanwezige type kleigrond is dit de meest realistische vorm van verharding voor het plan, dat op lange termijn goed onderhouden kan worden. De rest van het gebied wordt ingerichte met een variatie van beplanting.

Zo zal het groepje bomen bestaan uit 3 veldesdoorns, met als onderlaad Gelderse roos, vlier en kardinaalsmut. Tussen de campers zal liguster, beuk of haagbeuk worden geplaatst en tussen de campers die aan de weg liggen lijsterbes of sierappel. Tot slot zal langs de sloot schietwilg worden geplant.

Daarnaast komen er nog twee belangrijke elementen op het achterste deel van het perceel; een poel en een begroeid 'bosje' aan het einde van de camperplekken. De poel is bedoeld om amfibieën en insecten aan te trekken en is daarom 1 tot 1,5 meter diep. De zonnige zijde (noord) heeft een flauw oplopende oever met natuurvriendelijke beplanting (kattenstaart, moerasspirea, valeriaan, dotterbloem, moeras-vergeet-mij-niet en watermunt). De schaduwzijde zal steiler oplopen. Het begroeide bosje bestaat uit inheemse bomen en struiken die al op eigen kweek staan.

De benodigde sanitaire ruimte voor de camperplaatsen worden geraliseerd binnen de huidige bestaande bebouwing. Voor de toeweg tot het plangebied wordt gebruik gemaakt van de noordelijke inrit. Dit is een ruime inrit die ruimte bied voor de campers om het terrein op te komen en waar nodig ook te draaien. Daarnaast kunnen de campers vanaf deze oprit ook goed de Achtersloot op rijden. De zuidelijke inrit blijft hiermee vrij voor de bewoners van de woning. Hiermee wordt ook voorkomen dat er onnodig veel verkeersbewegingen direct langs de woning gemaakt zullen worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.Asloot77-Va01_0005.png"
Landschappelijke inpassing camperplaatsen

Hoofdstuk 3 Beleid

3.1 Nationaal beleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Deze Omgevingsvisie vervangt de structuurvisie Infrastructuur en Ruimte uit 2012. De NOVI is een nieuw instrument uit de Omgevingswet en loopt vooruit op de verwachte inwerkingtreding 1 juni 2022. Met de NOVI geeft het Rijk een langetermijnvisie op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving voor Nederland in 2050. Uitgangspunt in de nieuwe aanpak is dat ingrepen in de leefomgeving niet los van elkaar plaatsvinden, maar in samenhang.

Uitgangspunt van de NOVI is dat Nederland staat voor grote en complexe opgaven die zowel lokaal als regionaal, nationaal als internationaal spelen. Deze opgaven als klimaatverandering, energietransitie, circulaire economie, bereikbaarheid en woningbouw zullen Nederland flink veranderen. De NOVI biedt een perspectief om deze grote opgaven aan te pakken. Daarbij is Omgevingskwaliteit het kernbegrip: dat wil zeggen ruimtelijke kwaliteit én milieukwaliteit.

De NOVI stelt daartoe als aanpak voor: integraal, samen met andere overheden en maatschappelijke organisaties, en met meer regie vanuit het Rijk. Op die manier zullen de volgende vier prioriteiten worden aangepakt:

  • 1. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie
  • 2. Een duurzaam en (circulair) economisch groeipotentieel
  • 3. Sterke en gezonde steden en regio's
  • 4. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Voor de vier prioriteiten geldt dat zowel voor de lange als de korte termijn maatregelen nodig zijn, die in de praktijk voortdurend op elkaar inspelen:

  • 1. De NOVI heeft de ambitie dat Nederland in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust is en een duurzame energievoorziening kent. Daartoe moeten per direct functies die gebruik maken van de fysieke leefomgeving meer worden afgestemd op de eigenschappen van het bodem-watersysteem. Verder vraagt dit op lange termijn om ruimte, onder meer voor windmolens en zonnepanelen. Daarbij zijn aanpassingen aan de energie-infrastructuur voor opslag en transport van duurzame energie nodig.
  • 2. De ambitie voor de lange termijn van de NOVI op het vlak van de 2e prioriteit is: het duurzaam en circulair maken van de economie en energievoorziening en het versterken van de kwaliteit van de leefomgeving. Locaties van nieuwe kantoren, bedrijventerreinen, grootschalige logistieke functies en datacentra moeten passen bij het verkeers- en vervoersnetwerk, goed afgestemd zijn op de vraag van bedrijven én de economische vitaliteit en de kwaliteit en aantrekkelijkheid van stad en land versterken. De uitdaging is om deze lange termijn-ambitie te bereiken, terwijl we op korte termijn proberen de gevolgen van de COVID-19-pandemie voor de economie zoveel als mogelijk te beperken.
  • 3. Voor wat betreft prioriteit 3 zet de NOVI in op het bouwen aan sterke, aantrekkelijke en gezonde steden. De ambitie is om een goed bereikbaar netwerk van steden en regio's te realiseren door te werken aan de verdere ontwikkeling van het Stedelijk Netwerk Nederland. De grote actuele woningbehoefte vraagt tegelijkertijd om oplossingen op korte termijn. De woningbouwontwikkeling moet plaatsvinden in lijn met de ambities van de integrale verstedelijkingsstrategie, zo veel mogelijk in bestaand stedelijk gebied, klimaatbestendig en natuurinclusief. Het aanbod en de kwaliteit van het groen in de stad worden versterkt en de aansluiting op het groene gebied buiten de stad wordt verbeterd.
  • 4. De stikstofproblematiek raakt zowel het landelijk gebied als diverse economische sectoren zwaar. De waarde van natuur, landschap én de toekomst van de landbouw staan onder druk. Daarbij is verbetering van de biodiversiteit niet alleen een ecologische, maar nadrukkelijk ook een economische uitdaging, die op de korte termijn om een doortastende aanpak vraagt. Houdbare oplossingen vragen echter tijd. Voor de lange termijn neemt de NOVI zich daarom geleidelijke en zorgvuldige herindeling van het landelijk gebied voor, onder meer gericht op kringlooplandbouw in goed evenwicht met natuur en landschap. Dit draagt bij aan een landelijk gebied waar het prettig wonen, werken en recreëren is en waarin ruimte is en blijft voor economisch vitale landbouw als belangrijke drager van het platteland.

Al deze ambities vragen veel van de leefomgeving. Daarbij moeten onvermijdelijk keuzes worden gemaakt. In de NOVI geeft het Rijk kaders en richting voor deze keuzes. Centraal bij de afweging van belangen staat een evenwichtig gebruik van de fysieke leefomgeving, zowel van de boven- als van de ondergrond: een 'omgevingsinclusieve benadering'. De NOVI onderscheidt daarbij drie afwegingsprincipes:

  • 1. combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • 2. kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal; en
  • 3. afwentelen wordt voorkomen.

Het Rijk zal bij de uitvoering van de NOVI zichtbaar maken hoe de omgevingsinclusieve benadering vorm krijgt en de afwegingsprincipes benut worden.

Planspecifiek
Dit initiatief voorziet in de realisatie van een woonbestemming en kleinschalige verblijfsrecreatie op een voormalig agrarisch terrein. De NOVI gaat niet in op het plangebied of op dit initiatief. Het initiatief is daarmee in lijn en niet strijdig met de NOVI.

3.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening, ook wel het Barro genoemd, is op 1 oktober 2012 volledig in werking getreden. Het Barro heeft als doel om vanuit een concreet nationaal belang een goede ruimtelijke ordening te bevorderen. Het Barro is het inhoudelijke beleidskader van de rijksoverheid waaraan bestemmingsplannen van gemeenten moeten voldoen. Dit betekent dat het Barro regels geeft over bestemmingen en het gebruik van gronden en zich daarbij primair richt tot de gemeenten. Daarnaast kan het Barro aan de gemeenten opdragen om in de toelichting bij een bestemmingsplan bepaalde zaken uitdrukkelijk te motiveren.

De volgende onderwerpen uit het Barro moeten worden vertaald in bestemmingsplannen: (1) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, (2) Kustfundament, (3) Grote Rivieren, Waddenzee en Waddengebied, (4) Defensie, (5) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde, (6) Rijksvaarwegen, (7) Hoofdwegen en spoorwegen, (8) Elektriciteitsvoorzieningen, (9) EHS, (10) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament en de (11) uitbreidingsruimte van het IJsselmeer.

In het Barro zijn geen regels opgenomen die relevant zijn voor het voorliggende bestemmingsplan.

3.1.3 Ladder voor duurzame ontwikkeling

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte wordt de ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Deze ladder is per 1 oktober 2012 vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (artikel 3.1.6, lid 2). Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Hierbij dient de behoefte aan een stedelijke ontwikkeling te worden aangetoond. Op 1 juli 2017 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd, waarbij een nieuwe Laddersystematiek geldt. Om gebruikers goed te kunnen ondersteunen bij de toepassing van de nieuwe Ladder heeft het Rijk een nieuwe handreiking opgesteld.

Toetsingskader
De nieuwe handreiking begint met de vraag om wat voor een plan het gaat. Of er sprake is van een stedelijke ontwikkeling wordt bepaald door de aard en omvang van de ontwikkeling in relatie tot de omgeving. In de Handreiking staat dat er geen ondergrens is bepaald voor wat een ‘stedelijke ontwikkeling’ is. Op basis van jurisprudentie blijkt dat bij woningbouw in beginsel sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden (ABRvS 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724). Het voorliggende initiatief betreft de omzetting van één bedrijfswoning in een burgerwoning in het landelijk gebied van IJsselstein en de toevoeging van kleinschalige verblijfsrecreatie. Vanwege de kleinschalige omvang van het project kan worden geconcludeerd dat er geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. De duurzaamheidsladder is niet van toepassing.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Utrecht

Op 10 maart 2021 is de Omgevingsvisie provincie Utrecht vastgesteld. In deze Omgevingsvisie legt de provincie haar integrale lange termijn ambities en beleidsdoelen voor de fysieke leefomgeving van de provincie Utrecht vast. Dat is inclusief sociale aspecten die fysiek neerslaan, zoals toegankelijkheid en inclusiviteit. De Omgevingsvisie is een samenvoeging van onder andere de ruimtelijke structuurvisie, mobiliteitsvisie, natuurvisie en het bodem-, water- en milieuplan.

De provincie wil dat de provincie Utrecht het groene, gezonde en slimme middelpunt van Nederland blijft, ook in 2050. Daarbij staat zij voor een flinke uitdaging: het aantal inwoners, woningen, banen en verplaatsingen groeit fors. Het grondgebied is te klein om al deze ruimtevragers los van elkaar een plek te bieden. De grootste opgave is daarmee de vraag hoe wij de verschillende functies ruimtelijk met elkaar kunnen combineren. Ook zal het nodig zijn om prioriteiten te stellen en keuzes te maken.

Met zeven beleidsthema’s geeft de provincie richting aan de ontwikkeling en de bescherming van de gezonde en veilige leefomgeving. In 2050 is er een inclusieve en circulaire provincie Utrecht:

  • waarin Stad en land gezond zijn;
  • die Klimaatbestendig en waterrobuust is;
  • waarin Duurzame energie een plek heeft;
  • met Vitale steden en dorpen;
  • die Duurzaam, gezond en veilig bereikbaar is;
  • met een Levend landschap, erfgoed en cultuur;
  • die een Toekomstbestendige natuur en landbouw heeft.

Deze zeven thema’s vragen om een brede blik. Ze staan niet op zichzelf, maar kennen samenhang en relaties in boven- en ondergrond. Deze worden bezien vanuit het algemene belang, de integrale aanpak en de lange termijn. De zeven thema’s zorgen gezamenlijk voor integrale, toekomstgerichte oplossingen voor de opgaven waarmee de Utrechtse kwaliteiten per saldo worden behouden of versterkt. Dit bereiken we door nieuwe ontwikkelingen te combineren en te concentreren, zorgvuldig om te gaan met de schaarse ruimte en kwaliteiten en door ontwerp en innovatie te stimuleren. Al deze thema’s zijn in verband te brengen met het streven naar een duurzame, circulaire en in alle opzichten gezonde en vitale provincie. Dit betekent dat herbruikbaarheid van grondstoffen en producten ontstaat en dat waardevernietiging en verlies aan biodiversiteit wordt voorkomen. Kortom: met de ambities in deze Omgevingsvisie dragen wij bij aan het verbeteren van de brede welvaart waarbij wij onder brede welvaart zowel de kwaliteit van leven in het hier en nu verstaan, als die van latere generaties of die van mensen elders in de wereld.

Planspecifiek
De omgevingsvisie vertaalt uitgangspunten van maatschappelijke doelen en ambities van de gemeente naar de omgevingsverordening. Het plan is niet in strijd met de omgevingsvisie.

3.2.2 Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht

Op 10 maart 2021 is, samen met de provinciale omgevingsvisie, de Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht vastgesteld. De omgevingsverordening legt de beleidsthema's zoals uitgewerkt in de provinciale omgevingsvisie vast in concrete regelgeving. Onderhavig plan maakt een nieuwe woning mogelijk op de locatie van een bestaande woning. In de interim omgevingsverordening van de provincie Utrecht zijn regels opgenomen die van toepassing zijn op het planvoornemen.

Planspecifiek
In artikel 9.10 is een instructieregel opgenomen voor functiewijziging van (voormalig) agrarische bedrijfspercelen naar woonfunctie. Dit wil zeggen dat een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locatie binnen Landelijk gebied bestemmingen en regels kan bevatten die toestaan dat een agrarisch bedrijfsperceel waar het agrarisch gebruik is beëindigd een woonbestemming wordt gegeven aan de bedrijfswoning en de tot het hoofdgebouw behorende aangebouwde bedrijfsruimte, mits is voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • het bouwperceel is niet optimaal gesitueerd en uitgerust voor de grondgebonden landbouw, of, in het geval van een glastuinbouwbedrijf, het bouwperceel ligt niet in een concentratiegebied glastuinbouw;
  • de bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden worden behouden of versterkt;
  • de omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd; en
  • een kantoor of bedrijf aan huis is mogelijk indien de omvang van die activiteiten ondergeschikt blijft aan de woonfunctie.

Het plangebied ligt binnen landelijk gebied. Voorgenomen plan betreft het omzetten van de agrarische bestemming naar een woonbestemming op het perceel aan de Achtersloot 77 te IJsselstein en het toevoegen van een functieaanduiding achter op het erf ten behoeve van een bedrijf aan huis in de vorm van acht camperplaatsen. Voortzetting van het agrarisch bedrijf is bedrijfseconomisch niet verantwoord. De beschikbare gronden behorend bij de voormalige veehouderij op het perceel zijn betrekkelijk klein en de gebouwen zijn verouderd. Voor de voortzetting van het agrarisch bedrijf is de situering en uitrusting ongeschikt. De bestaande bedrijfswoning wordt bestemd als burgerwoning. Er is geen sprake van nieuwbouw. De bestaande cultuurhistorische en landschappelijke waarden blijven behouden. Verder wordt verwezen naar paragraaf 4.5 waarin is onderbouwd dat de omliggende agrarische bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden belemmerd door de functie wonen en de camperplaatsen. Aan bovengenoemde voorwaarden zoals opgenomen in de omgevingsverordening wordt voldaan.

De cultuurhistorische waarde van het Agrarisch cultuurlandschap ligt vooral in (1) de aanwezige ontginningsstructuur en de ontginningsrichting; (2) de structuur, maatvoering, kenmerken en karakter van de boerderijlinten; (3) het waterbeheersingssysteem. Bij ontwikkelingen in dit gebied vormt de cultuurhistorische waarde een uitgangspunt en inspiratiebron. Het uitgangspunt is behoud door ontwikkeling.

Het plangebied ligt binnen de aanwijzing stiltegebied van de provincie Utrecht. Een stiltegebied bestaat uit een Stille kern en een Bufferzone stiltegebied. Het plangebied ligt grotendeels binnen de Bufferzone stiltegebied. Een klein deel van agrarische gronden ligt binnen de Stille kern. In artikel 9.25 van de Interim Omgevingsverordening is een instructieregel opgenomen voor het geluidsniveau in stiltegebieden. Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op locaties binnen een stiltegebied moet regels bevatten die rekening houden met de doelstelling voor het geluidsniveau zoals genoemd in artikel 9.24 van de omgevingsverordening. Hierin is opgenomen dat de doelstelling voor het geluidsniveau in stiltegebied gericht is op het bereiken en behouden van:

  • een 24-uursgemiddeld geluidsniveau LAeq,24h van ten hoogste 40 dB(A) in de Stille kern; en
  • een 24-uursgemiddeld geluidsniveau LAeq,24h van bij voorkeur 40 dB(A) maar ten hoogste 45 dB(A) in de Bufferzone stiltegebied.

Deze regel is overgenomen in artikel 8.1 van de planregels in dit bestemmingsplan. Activiteiten die de stilte negatief beïnvloeden (uitgezonderd de gebiedseigen geluiden), zijn niet toegestaan in stiltegebieden. Toegestaan zijn:

  • bestaande functies (ook stilteverstorende) binnen het stiltegebied;
  • ontwikkelingen die bij het gebied horen (agrarische activiteiten en stille vormen van recreatie).

Het realiseren van een kleinschalige kampeerlocatie kan gezien worden als stille vorm van recreatie die geen negatieve invloed heeft op het stiltegebied. Bij de verdere planvorming wordt contact opgenomen met de provincie om na te vragen of een ontheffing voor de realisatie van de kleinschalige kampeerlocatie nodig is. Geconcludeerd kan worden dat het plan niet in strijd is met de Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Omgevingsvisie IJsselstein

De raad van de gemeente IJsselstein heeft de Omgevingsvisie IJsselstein op 11 november 2021 vastgesteld. In de Omgevingsvisie IJsselstein worden verschillende belangen samengesmolten tot een integrale ontwikkelingsrichting voor de periode tot 2030 en verder.

In de omgevingsvisie wordt de identiteit en kwaliteiten van IJsselstein beschreven en wordt ingezet op het behouden en verbeteren hiervan middels nieuwe ontwikkelingen, oftewel: behoud én ontwikkeling. De koers wordt in hoofdlijnen uitgezet door middel van kwaliteits- en ontwikkelingslagen. In de kwaliteitslagen wordt stilgestaan bij de huidige kwaliteiten van IJsselstein, bij de ontwikkelingslagen wordt aangegeven met welke ontwikkelingen deze kwaliteiten in de toekomst kunnen worden versterkt. Vervolgens wordt in de omgevingsvisie meer specifiek de koers per deelgebied beschreven met de daarbij horende gebiedseigen beleidsopgaven.

Voorliggend planvoornemen ligt in het deelgebied 'Buitengebied Veenweide' aan de noordkant van de gemeente. Voor dit gebied is het agrarische open landschap van grote waarde. Er wordt gestreefd naar bevordering van het toeristische- en recreatieve (mede)gebruik van het buitengebied. Gesproken wordt over vrijkomende agrarische bebouwing, dat in het gehele buitengebied een opgave vormt. Het doel van de gemeente is om bij vrijkomende agrarische bebouwing ruimte te bieden voor andere functies, zoals wonen. Daarnaaast komen recreatieve ontwikkkelingen steeds meer voor in het buitengebied van IJsselstein. Belangrijk bij ontwikkelingen is dat er geen sprake is van afbreuk aan de landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied.

Voorliggend planvoornemen past binnen de gemeentelijike omgevingsvisie. Middels een landschappelijke inpassing wordt gehoor gegeven aan de bijdrage om ontwikkelingen in te passen binnen het aanwezige landschap

3.3.2 Visie landelijk gebied

De gemeente IJsselstein heeft op 9 juli 2019 de 'Visie landelijk gebied' vastgesteld. Deze visie beschrijft de gewenste toekomst voor het landelijk buitengebied. De visie moet balans bieden tussen zowel agrarisch en recreatief gebruik alsook het wonen in het landelijk gebied. De Visie landelijk gebied bevat een afwegingskader voor zich aandienende initiatieven.

In paragraaf 3.2 is ingegaan op de mogelijkheden voor functieverandering op agrarische percelen. Voor functieverandering zijn ruime mogelijkheden opgenomen uit oogpunt van het behoud van de economische vitaliteit van het landelijk gebied. Daarbij is veel mogelijk, mits er maar sprake is van het versterken van de ruimtelijke kwaliteit en aangetoond wordt door een landschapsdeskundige. De aard van de vervolgfunctie is daaraan ondergeschikt. Allerlei nieuwe functies zijn mogelijk in de vrijkomende gebouwen, mits de nieuwe functie maar bijdraagt aan de kwaliteiten van het landelijk gebied en gebruik maakt van de kwaliteiten van het landelijk gebied. Het omzetten van de agrarische bestemming naar een woonbestemming in combinatie met kleinschalige campercamping behoort tot de mogelijkheden.

3.4 Conclusies beleid

Het planvoornemen past binnen de kaders van het geldende nationaal-, provinciaal- en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 4 Omgevingsaspecten

4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk behandelt verschillende relevante omgevingsaspecten. Ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening dient te worden onderzocht of er belemmeringen zijn voor de planontwikkeling of negatieve effecten op de omgeving zijn te verwachten en daarmee of er bezwaar is tegen het vaststellen van dit bestemmingsplan.

4.2 Geluid

In het kader van de Wet geluidhinder (Wgh) bevinden zich langs alle wegen zones. In geval van het realiseren van geluidgevoelige bebouwing binnen deze zones dient een akoestisch onderzoek plaats te vinden. Op basis van art. 76 lid 3 Wgh hoeft de geluidsbelasting van een aanwezige weg (waar geen wijzigingen optreden) op bestaande woningen niet getoetst te worden aan de grenswaarden. Hieronder valt het omzetten van een agrarische bedrijfswoning naar een (burger)woning.

Voorliggend plan maakt het omzetten van de bestaande bedrijfswoning naar een burgerwoning mogelijk. Als voorziening bij de woning wordt kleinschalige verblijfsrecreatie mogelijk gemaakt. De bedrijfswoning op het perceel aan Achtersloot 77 wordt reeds bewoond. Het plan maakt geen nieuwe geluidsgevoelige functie mogelijk. De camperplaatsen zijn niet geluidgevoelig in het kader van de Wet geluidhinder. Er is in het kader van wegverkeerslawaai geen nader onderzoek nodig. Er hoeft in dit geval dan ook geen (nieuwe) hogere waarde te worden vastgesteld.

Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.3 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer (Wm). De in deze wet gehanteerde normen gelden overal, met uitzondering van een arbeidsplaats (hierop is de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing).

Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wm in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit. De ministerraad heeft op voorstel van de minister van VROM ingestemd met het NSL. Het NSL is op 1 augustus 2009 in werking getreden.

Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (nibm) van invloed zijn op de luchtkwaliteit, hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm. In de AMvB-nibm is vastgelegd dat na vaststelling van het NSL of een regionaal programma een grens van 3% verslechtering van de luchtkwaliteit (een toename van maximaal 1,2 Ng/m3 NO2 of PM10) als ‘niet in betekenende mate’ wordt beschouwd.

Op onderstaande kaarten is de luchtkwaliteit weergegeven van het betreffende plangebied in PM10 en PM2,5 in 2018.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.Asloot77-Va01_0006.png"
Luchtkwaliteit fijnstof 2018 (PM10), Omgevingsdienst Utrecht

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.Asloot77-Va01_0007.png"
Luchtkwaliteit fijnstof 2018 (PM2,5), Omgevingsdienst Utrecht

De uurgemiddelde grenswaarde voor stikstofdioxide van 200 microgram per m3 wordt overschreden wanneer de concentraties gemiddeld op jaarbasis boven de 60 microgram per m3 uitkomen. De concentraties in het plangebied overschrijden nergens de grens van 60 microgram per m3, wat betekent dat voor het hele plangebied in het jaar 2018 aan de uurgemiddelde grenswaarde voor fijnstof wordt voldaan.

Als gevolg van onderhavig bestemmingsplan wordt de bedrijfswoning omgezet naar een burgerwoning en wordt kleinschalige verblijfsrecreatie mogelijk gemaakt. Gebruikmakend van de CROW-normen is er sprake van een toename van 3,2 verkeersbewegingen per dag. Het project blijft daarmee onder de 3%-grens en draagt in niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Derhalve kan de ontwikkeling worden beschouwd als een nibm-project.

Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.4 Externe veiligheid

Externe veiligheid houdt zich bezig met de risico's als gevolg van ongevallen met gevaarlijke stoffen. In dat kader zijn vier onderwerpen van belang:

  • bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi);
  • bedrijven die op grond van overige milieuwetgeving afstandsnormen voor veiligheid bezitten, zoals het Vuurwerkbesluit of het Activiteiten-besluit (bv. propaantanks);
  • het vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water;
  • het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen.

Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de digitale Risicokaart voor het plangebied weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.Asloot77-Va01_0008.jpg"
Uitsnede Risicokaart.nl, plangebied is rood omcirkeld

Uit de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat in de directe omgeving van het plangebied geen risicovolle inrichtingen liggen en geen vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor en water en door buisleidingen plaats vindt. Ook zijn in de directe omgeving van het plangebied geen hoogspanningslijnen en zendmasten gelegen, waardoor elektromagnetische straling geen belemmering vormt voor het plan.

Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.5 Bedrijven en milieuzonering

In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient in ruimtelijke plannen rekening te worden gehouden met afstemming tussen gevoelige functies en milieuhinderlijke functies. Uitgangspunt daarbij is dat nieuwe en bestaande bedrijven niet in hun bedrijfsvoering worden beperkt en dat ter plaatse van woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Voor de afstemming tussen functies is aan milieuadviesbureau K7 advies gevraagd naar de eventuele milieugevolgen bij het wijzigen van de functie naar een woonbestemming. Hieronder worden de bevindingen weergegeven.

  • 1. Indien de functie wordt gewijzigd naar een woonbestemming, zal vanuit de inrichting geen geurbelasting meer ontstaan vanwege het betreffende vee. Ook zal er geen ammoniakemissie meer plaats vinden. Dit zal voor de omgeving een gunstig effect hebben.
  • 2. Voor de mogelijk omliggende veehouderijen heeft de beëindiging van de veehouderij geen gevolgen. In artikel 3 lid 2 van de Wet geurhinder en veehouderij is namelijk bepaald dat de afstand tot een geurgevoelig object (woning) dat onderdeel uitmaakt van een andere veehouderij, of dat op of na 19 maart 2000 heeft opgehouden deel uit te maken van een andere veehouderij, en gelegen is buiten de bebouwde kom ten minste 50 meter dient te bedragen. Het maakt in dit kader dus geen verschil of de veehouderij al dan niet stopt. Aan de overkant van het perceel is op het adres Achtersloot 158 een agrarisch bedrijf gelegen waar melk- en kalfkoeien worden gehouden. De woning op het perceel aan Achtersloot 77 ligt op voldoende afstand van dit agrarische bedrijf. In de regels van dit plan is opgenomen dat herbouw van de woning uitsluitend is toegestaan op de bestaande locatie. Er kan nu en in de toekomst een goed woon- en leefklimaat worden gegarandeerd ter hoogte van de woning aan Achtersloot 77 en het agrarische bedrijf wordt niet belemmerd in zijn bedrijfsvoering.
  • 3. Voor bedrijven die onder het Activiteitenbesluit vallen verandert niets. Zij moeten voor wat betreft geluid aan dezelfde normen, zoals deze in het Activiteitenbesluit staan, blijven voldoen.
  • 4. Binnen de provincie Utrecht is de Verordening veehouderij, stikstof en Natura 2000 provincie Utrecht 2012 van kracht. Bij deze verordeing is een Depositiebank ingevoerd. Indien de veehouderij stopt kan de depositie worden opgenomen in deze Depositiebank, zodat een andere veehouderij die wil gaan uitbreiden gebruik kan maken van de vrijgekomen depositierechten.

De beëindiging van de veehouderij gevestigd aan Achtersloot 77 te IJsselstein heeft gunstige gevolgen met betrekking tot geur, ammoniakemissie en depositierechten en geen nadelige effecten voor omliggende bedrijven.

De realisatie van de camperplaatsen dient ook te worden onderbouwd of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. In de richttabel van de VNG van Bedrijven en Milieuzonering kan het initiatief worden geschaard onder kampeerterreinen en vakantiecentra, waarvoor een richtafstand van 50 meter is opgenomen. Hierbij geldt het aspect geluid als belangrijkste aspect waarvoor de afstand benodigd is. Echter, gezien de grootte van het initiatief in relatie tot andere typen initatieven binnen deze categorie, is dit niet een passende richtafstand. Zodoende wordt gemotiveerd of er sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

Voorliggend planvoornemen is een kleinschalige verblijfsrecreatie en het is in lijn der verwachting dat de geluidsproductie van een soort kleinschaligheid aanzienlijk kleiner is dan van een groot kampeerterrein of vakantiecentrum. Hierbij moet gedacht worden aan stemgeluid en het aan- en afrijden van de campers. In het planvoornemen is hier op verschillende manieren rekening mee gehouden. Ten eerste is de huidige route in het plangebied, die doorgetrokken wordt ten behoeve van de camperplaatsen, gelegen aan de zuidzijde van het perceel.

Daarnaast is hier rekening mee gehouden in zowel het ontwerp als in het contact met de buren. De camperplaatsen zijn zo gesitueerd dat ze gericht zijn op de zuidkant van het plangebied. Hierdoor is er sprake van een 'achterkant'-effect en zal minder geluid richting de noordelijke richting te horen zijn. Daarnaast zijn de camperplaatsen zo gesitueerd dat ze achter de aanwezige schuur geplaatst zijn en wordt er een haag geplant tussen de percelen. Dit draagt hiermee bij aan een landschappelijk ingepast plan en een natuurlijke geluidsbarriere voor de noordelijk gelegen woningen. Deze inrichting is vastgelegd in de regels en wordt hiermee gegarandeerd.

In het kader van de eisen vanuit de provincie is een akoestisch onderzoek nodig om aan te tonen of het initiatief geen overmatig geluid produceerd. Dit is geborgd in de regels.

Conclusie
Gelet op het voorgaande kan worden geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

4.6 Bodem

Onderzocht moet worden of de bodem verontreinigd is en wat voor gevolgen een eventuele bodemverontreiniging heeft voor de uitvoerbaarheid van het project. Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen, als is aangetoond dat de bodem geschikt (of geschikt te maken) is voor de nieuwe of aangepaste bestemming.

Voorliggend plan maakt de omzetting van de agrarische bestemming naar een woonbestemming op het perceel aan Achtersloot 77 te IJsselstein mogelijk. De functie van de bestaande bedrijfswoning wordt gewijzigd om een burgerwoning mogelijk te maken. Daarnaast wordt bed & breakfast als voorziening bij de woning mogelijk gemaakt. Omdat de bestemming gevoeliger wordt, is het nodig aan te tonen dat de locatie geschikt is voor deze nieuwe bestemming.

In december 2011 is reeds verkennend bodemonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 1. Uit de onderzoeksresultaten volgt dat het gebruik van het terrein de afgelopen decennia als boerderij niet heeft geleid tot daadwerkelijke verontreiniging van de grond of het grondwater van de locatie. Omdat er geen tussenwaarden worden overschreden is er geen aanleiding voor verder onderzoek. Vanaf 2011 tot heden hebben er geen bodembedreigende activiteiten plaatsgevonden in het plangebied. Derhalve kan worden geconcludeerd dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor het planvoornemen.

In oktober 2023 is een actualisatie-bodemonderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 1. De kleiige en zandige grond rond de woning is maximaal licht verontreinigd. De lichte bijmenging met puin en baksteen resulteert niet in daadwerkelijke verontreiniging. Visueel is nergens asbest waargenomen in of op de bodem. De conclusies uit het actualisatie-bodemonderzoek komen overeen met de conclusies uit het eerdere onderzoek. De bodemkwaliteit is niet verslechterd. Van de bestrijdingsmiddelen zijn drins, DDT en de afbraakprodukten DDE en DDE boven de achtergrondwaarde verhoogd. Geconcludeerd kan worden dat de licht verhoogde gehaltes in de bovengrond en het grondwater geen risico zijn voor de volksgezondheid en geen belemmering voor een bestemmingswijziging. Omdat er geen tussenwaarden worden overschreden is er geen aanleiding voor verder onderzoek.

Conclusie
Het aspect bodem vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.7 Archeologie & cultuurhistorie

De Monumentenwet 1988 is per 1 juli 2016 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze naar verwachting in 2021 in werking treedt. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De Erfgoedwet bundelt en wijzigt een aantal wetten op het terrein van cultureel erfgoed. De kern van deze wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven (in situ). Wanneer dit niet mogelijk is, worden archeologische resten opgegraven en elders bewaard (ex situ). Daarnaast dient ieder ruimtelijk plan een analyse van de overige cultuurhistorische waarden van het plangebied te bevatten. Voor zover in een plangebied sprake is van erfgoed, dient op grond van het voorgaande dan ook aangegeven te worden op welke wijze met deze cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten archeologie rekening wordt gehouden.

4.7.1 Archeologie

In 2012 heeft de gemeente IJsselstein haar gemeentelijk beleid op het gebied van archeologie geactualiseerd. Het archeologisch beleid van de gemeente IJsselstein is opgenomen in de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart, d.d. maart 2011. Op basis van een analyse van landschappelijke, bodemkundige en archeologische informatie is een kaart van archeologische waarden en verwachtingen opgesteld. Binnen het gemeentelijke beleid worden vier archeologische verwachtingszones onderscheiden:

  • zone met hoge archeologische verwachting binnenstad;
  • zone hoge archeologische verwachting buitengebied;
  • zone met middelhoge archeologische verwachting;
  • zone met lage archeologische verwachting.

Iedere archeologische verwachtingszone heeft een eigen handleiding over hoe om te gaan met nieuwe ontwikkelingen.

Op de archeologische verwachtingskaart van de gemeente IJsselstein is het plangebied als zone met een hoge archeologische verwachting aangegeven. Een archeologisch onderzoek is verplicht bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm beneden maaiveld. Het gemeentelijke archeologie beleid is doorvertaald in het bestemmingsplan Landelijk gebied noord en zuid, archeologie. Het plangebied heeft een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie - 3'. Dit houdt in dat de daar voorkomende bestemmingen, primair zijn bestemd voor de bescherming en instandhouding van archeologische waarden, alsmede secundair voor de andere op deze gronden liggende bestemmingen.

Locatie aan adres Achtersloot 77 te IJsselstein ligt op een ondiep gelegen goed geconserveerde stroomgordel met een hoge archeologische waarde bestaande uit mogelijk resten uit het Neolithicum of recenter. Daaraan toegevoegd is het een relatief hoog gelegen gebied dat geschikt was voor bewoning vanaf de Middeleeuwen met directe aanwijzingen voor archeologische resten.

Ca. 100 meter ten noordwesten van de locatie ligt een AMK terrein (nr. 5750). In de directe nabijheid zijn verder meerdere waarnemingen van vondsten gedaan. Vondstnr. 35279 bestaat uit een spinklos en een oude sloot uit de Late Middeleeuwen (vondst uit 1972). Verder is er in de nabijheid Inheems Romeins en vroegmiddeleeuws aardewerk aangetroffen.

Binnen het plangebied zijn voor zover bekend geen saneringen of ondergrondse olietanks, benzinepompinstallaties en dergelijke waardoor archeologische resten mogelijk verloren zijn gegaan. Binnen de kadastrale begrenzing het plangebied is een boring uitgevoerd die uitleg geeft over de bodemgesteldheid van het plangebied. De bodem bestaat hier uit klei op zand binnen de verwachte Echteld Formatie lithostratigrafie. Na ca. 0.35 m -mv wordt zandgrond aangetroffen. Op basis van de boringen lijkt de bodem rond het plangebied intact. Uit de AHN zijn eveneens geen grote hoogteverschillen af te leiden die zouden kunnen duiden op (recentelijke) menselijk ingrepen. Het plangebied is momenteel in gebruik als agrarisch gebied. Het plangebied lijkt ongestoord.

Het is noodzaak om het erfgoedbehoud zo veel mogelijk te integreren in het nieuwe bestemmingsplan. Geadviseerd door de provincie is om de archeologische dubbelbestemming bij een eventueel nieuw bestemmingsplan over te nemen. Behoud in situ blijft het gewenste resultaat en toekomstige bouw moet archeologisch materiaal zo min mogelijk beschadigen.

Voorgenomen initiatief betreft functieverandering in een bestaand gebouw en het toestaan van 8 camperplaatsen. Het aantasten van archeologische waarden is uitgesloten, omdat geen sprake is van bouw en/of grondwerkzaamheden. Het aspect archeologie vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.

Daarnaast worden op het achterste deel van het plangebied acht camperplaatsen gerealiseerd. Onder andere op de plekken van de camperplaatsen wordt verharding aangelegd. Daarnaast wordt er een poel van 1 tot 1,5 m diep aangelegd. Ook worden er bomen geplant.

Het plangebied heeft de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' ten behoeve van het behoud van de archeologische waarden. Voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden zoals het ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur, het graven van waterpartijen en het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen geldt een vergunningplicht. Die vergunningplicht geldt niet voor de werken en werkzaamheden die niet dieper reiken dan 30 beneden het maaiveld en een totale oppervlakte beslaan van ten hoogste 100 m2. Voor het verlenen van de omgevingsvergunning is een archeologisch onderzoek nodig. Deze verplichting is vastgelegd in de regels van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'.

4.7.2 Cultuurhistorie

Kader
De beoogde ontwikkeling vindt plaats in een landschap met grote cultuurhistorische waarde en is daarom onderdeel van de CHS (Cultuurhistorische Hoofdstructuur). Het gaat om ruimtelijk herkenbare, dan wel in de ondergrond aanwezige structuren en elementen die representatief zijn voor een historische ontwikkeling. Het kan zijn dat er elementen aanwezig zijn die kenmerkend zijn voor het ontstaan van het gebied. Het is noodzakelijk om deze ontwikkeling op een goede manier in te passen in het historische landschap. Dit is ook een voorwaarde vanuit de Interim Omgevingsverordening van de provincie Utrecht.

Om de ontwikkeling op een juiste manier in het landschap te laten landen is een goede analyse van het landschap nodig. In de omgevingsverordening van de provincie Utrecht wordt het plangebied en de omgeving gedefinieerd als onderdeel van het Agrarisch cultuurlandschap. Wanneer ruimtelijke inititatieven binnen dit landschap vallen dient, conform artikel 7.7, een beschrijving gegeven te worden van de in het plangebied aanwezige cultuurhistorische waarden en de wijze waarom rekening gehouden is met deze waarden. Binnen het Agrarisch cultuurlandschap heeft de provincie een aantal deelgebieden geïdentificeerd. Het plangebied ligt in het deelgebied van de Lopikerwaard.

De cultuurhistorische waarde van het gebied ligt met name in:

  • a. De aanwezige ontginningsstructuur en -richting.
  • b. De structuur, maatvoering, kenmerken en karakter van de boerderijlinten.
  • c. Het waterbeheersingssysteem.
  • d. De openheid van het landschap.

Onderzoek
Voorliggend bestemmingsplan biedt het kader voor de omzetting van de agrarische bestemming naar een woonbestemming op het perceel aan Achtersloot 77 te IJsselstein. De functie van de bestaande bedrijfswoning wordt gewijzigd om een burgerwoning mogelijk te maken. Daarnaast worden camperplaatsen mogelijk gemaakt.

Deze beoogde ontwikkeling wordt ingepast op het achtererf van bestaande bebouwing aan de Achtersloot. Hiervoor is een landschappelijke inpassing opgesteld. Het cultuurhistorische landschap “Agrarisch cultuurlandschap' is zichtbaar in verschillende (landschaps-) elementen die in de omgeving aanwezig zijn. Sterk naar voren komt de karakteristieke ontginningsstructuur, waarbij het waterbeheersingssysteem een belangrijke rol speelt, en de openheid van het landschap.

Bestaande bebouwing
In de provinciale cultuurhistorische atlas (zie onderstaande afbeelding) is te zien dat het plangebied geen historische bebouwing kent. De bebouwing komt niet voor in het Monumenten Inventarisatie Project van de provincie Utrecht. Er is verder geen sprake van een monumentale status.

In het plan is er geen sprake van nieuwbouw, de initiatiefnemers hebben reeds enkele schuren gesloopt om meer ruimte en openheid in het gebied te creëren. Daarnaast is een lange verharde oprit in combinatie met een groot betonnen vlak op het achterliggende perceel ten behoeve van biodiversiteit en infiltratie reeds enkele jaren weggehaald. De resterende bebouwing wordt onder andere voor eigen bewoning gebruikt en voor de nodige voorzieningen voor de camperplaatsen, zoals een plaats om de chemische toiletten te legen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.Asloot77-Va01_0009.png"
Aanwezige ontginningsstructuren en waterbeheersingssysteem

De aanwezige ontginningsstructuren worden in het ontwerp versterkt door het behouden en versterken van de bestaande waterlopen rondom het plangebied. Het waterbeheersingssysteem bestaat uit drainage, sloten, tochten, kanalen en gemalen. Voor het plangebied zijn de drainage van de grond, en de sloten die de kavels van elkaar onderscheiden de belangrijkste cultuurhistorische elementen die zichtbaar zijn en dus behouden en/of versterkt moeten worden. In het ontwerp wordt dit gedaan door de bestaande slotenstructuur rondom het plangebied te versterken.

De structuur, maatvoering, kenmerken en karakter van de boerderijlinten
Het plaatsen van de camperplekken achter de bestaande bebouwing draagt daarnaast bij aan het behoud van het historische lint van IJsselstein. Door de zichtbaarheid vanaf de weg te minimaliseren, blijft het oorspronkelijke aanzicht van het historische lint intact. Het kan ook een positieve invloed hebben op de lokale economie. Door op een respectvolle manier de ontwikkeling in te passen in het historische karakter van de omgeving, wordt een evenwichtige benadering bereikt tussen toerisme en behoud van erfgoed. De locatie is aantrekkelijk voor bezoekers die op zoek zijn naar een culturele beleving die aansluit bij de rijke geschiedenis van de omgeving.

De openheid van het landschap
Vanaf de dijk is er prachtig uitzicht over het weidse en open landschap van de Lopikerwaard. Dit uitzicht wordt regelmatig onderbroken door historische bebouwing aan het lint. Het is belangrijk dat de camperplekken niet zichtbaar zijn vanaf de weg. In het ontwerp is ervoor gekozen om de camperplekken uit te lijnen met de bestaande bebouwing. Hierdoor wordt de visuele impact op het historische karakter van de Achtersloot volledig geminimaliseerd. Dit draagt bij aan de historische sfeer van het lint en vermijdt verstoringen. Daarnaast biedt het de gebruikers van de camperplekken een unieke kijk op het open Agrarische cultuurlandschap.

In het kader van cultuurhistorie kan de beoogde ontwikkeling worden uitgevoerd.

Conclusie
De aspecten archeologie en cultuurhistorie vormen geen belemmering voor het planvoornemen.

4.8 Ecologie

Op 1 januari 2017 is de nieuwe Wet natuurbescherming in werking getreden. Hierin zijn de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en faunawet samengevoegd.

Met de inwerkingtreding van deze wet is het decentralisatieproces van het natuurbeleid formeel afgerond. Daarmee hebben de provincies de regie over het natuurbeleid in de regio, waarbij ook bevoegdheden van het Rijk naar de provincies zijn overgedragen.

Om de uitvoerbaarheid van onderhavig plan te toetsen, is een ecologische inventarisatie uitgevoerd. Het doel hiervan is om na te gaan of aanvullend onderzoek in het kader van de Wet natuurbescherming (Wnb) of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid noodzakelijk is. Naast het raadplegen van bronnen is het plangebied en de directe omgeving ten behoeve van de inventarisatie op 21 februari 2018 bezocht door een ecoloog van BügelHajema Adviseurs. Het rapport is na te lezen in Bijlage 3.

Op basis van de uitgevoerde ecologische inventarisatie is gezien de aangetroffen terreinomstandigheden en de aard van het plan een voldoende beeld van de natuurwaarden ontstaan.

Uit de ecologische inventarisatie is naar voren gekomen dat aanvullend onderzoek in het kader van de Wnb of het provinciaal ruimtelijk natuurbeleid niet nodig is. Bij uitvoering van het plan moet rekening worden gehouden met het broedseizoen van vogels. Daarnaast dienen op het erf opgeslagen materialen te worden verplaatst buiten de kwetsbare overwinteringsperiode van de rugstreeppad. In dat geval is geen sprake van verbodsovertredingen van de Wnb, zodat een ontheffing van de Wnb op voorhand niet nodig is.

Het plan heeft geen negatieve gevolgen voor de instandhoudingsdoelstellingen van natuurlijke habitats en soorten. Voor deze activiteit is daarom geen vergunning op grond van de Wnb nodig. Het plan is daarnaast op het punt van provinciaal natuurbeleid niet in strijd met de Provinciale ruimtelijke verordening.

Op voorhand kan in redelijkheid worden gesteld dat natuurwet en -regelgeving de uitvoerbaarheid van het ruimtelijke plan niet in de weg staat. Bij de verdere planvorming wordt de ecologische inventarisatie geactualiseerd. Hierin wordt ook de realisatie van de acht camperplaatsen op het perceel grenzend aan de achterzijde van het erf en bijbehorende sanitaire voorzieningen behandeld.

Conclusie
Het aspect ecologie vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.9 Water

Sinds 1 november 2003 is voor alle ruimtelijke plannen de watertoets verplicht. Het doel van de watertoets is waterbelangen evenwichtig mee te nemen in het planvormingsproces van Rijk, Provincies en gemeenten. Hiermee wordt een veilig, gezond en duurzaam watersysteem nagestreefd. De toets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Via de digitale watertoets is beoordeeld of en welke waterbelangen voor het plan relevant zijn.

De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Voor de organisatie van het waterbeheer bevat het Waterbesluit de toedeling van oppervlaktewaterlichamen in beheer bij het Rijk en regels over het verstrekken van informatie met betrekking tot het waterbeheer. Ook regelt het Waterbesluit procedurele en inhoudelijke aspecten van het nationale waterplan en het beheerplan voor de rijkswateren en enkele inhoudelijke aspecten van de plannen in verband met implementatie van de kaderrichtlijn water en de richtlijn overstromingsrisico's.

Vergunningplichtige handelingen volgen uit de Waterwet en uit de Keur van het Waterschap. Veel handelingen in het watersysteem vallen onder algemene regels en dan is er geen watervergunning nodig. Een melding is vaak wel noodzakelijk. Het Waterbesluit bevat bepalingen over de wijze waarop de aanvraag om een watervergunning wordt gedaan.

In het Waterbeheerprogramma 2022-2027 'Versterken, verbinden, vergroenen' beschrijft wat Waterschap Rivierenland in de planperiode 2022-2027 wil bereiken, met wie, hoe men dat wil gaan doen en waarom. In het waterbeheerprogramma zijn voor het waterbeheer de kaders gegeven en de opgaven gedefinieerd. De visie van Waterschap Rivierenland is vertaald in 8 hoofdthema's: beschermen tegen overstromingen; water eerlijk verdelen; voorbereiden op extreem weer; streven naar schoon water van een goede biologische kwaliteit; bijdragen aan een fijne leefomgeving voor mens en natuur; kwaliteitsverbetering zwemwater; toewerken naar klimaat- en energieneutraliteit; toewerken naar circulariteit.

Beleid Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Waterbeheerprgramma 2022-2027
Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden heeft haar ambities en langetermijn visie vastgelegd in het waterbeheerplan Waterbeheerprogramma 2022-2027 'Stroomopwaarts'. Het waterbeheerprogramma beschrijft onze ambities en inzet voor schoon en gezond water, duurzaamheid en een waterveilig en klimaatbestendig gebied, en hoe we daar samen met u aan willen werken.

De figuur toont de koers en onze inhoudelijke thema’s. De golf staat voor ‘stroomopwaarts’, oftewel voorbereiden op de toekomst en pro-actieve samenwerking vanaf het begin van het proces. De blauwe bol verbeeldt onze extra inzet op zuiver afvalwater en duurzaamheid (kringlopen, de aarde). Voor de drie inhoudelijke thema’s in dit waterbeheerprogramma is het eindbeeld opgenomen: de stip op de horizon. En tot slot is er de (water)balans, die staat voor het vierde thema: waterbewust leven én genieten van water.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.Asloot77-Va01_0010.png"

Keur
De nieuwe Keur 2018 is van kracht. In de Keur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden staan verboden en geboden die betrekking hebben op oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen en grondwater. De verboden betreffen die handelingen en gedragingen die in principe onwenselijk zijn voor de constructie of de functie van oppervlaktewaterlichamen, waterkeringen of grondwaterlichamen. De geboden geven de verplichtingen aan om deze waterstaatswerken in stand te houden. Een gebod kan bijvoorbeeld betrekking hebben op een onderhoudsverplichting. Hiermee vermeldt de Keur expliciet welke handelingen vergunningplichtig zijn en welke aan algemene regels of aan de zorgplicht moeten voldoen.

Watertoets
De watertoets heeft als doel 'het voorkomen van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer'. Op 28 februari 2018 is het watertoetsproces digitaal doorlopen via www.dewatertoets.nl, zie Bijlage 4. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden is zodoende op de hoogte gebracht van het plan. Uit de analyse blijkt dat er geen sprake is van een waterbelang.

De ruimtelijke ontwikkeling maakt het mogelijk om een functiewijziging in bestaande bebouwing toe te staan. Functiewijzigingen hebben geen invloed op water. Om deze reden voldoet het plan aan de belangrijkste minimale voorwaarde: "het standstill beginsel". Dit beginsel houdt in dat door het plan geen verslechtering van de waterhuishouding ontstaat. Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden adviseert daarom positief over het ruimtelijk plan.
Indien in de toekomst ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn, waarbij het verhard oppervlak toeneemt met meer dan 1000 m2 in landelijk gebied, heeft dit tot gevolg dat het hemelwater van dit oppervlak versneld tot afvoer komt. Het bestaande watersysteem kan tijdens een hevige regenbui deze extra versnelde afvoer niet verwerken, waardoor wateroverlast binnen of buiten het plangebied kan ontstaan. Om de waterhuishouding niet te verslechteren, moet de versnelde afvoer worden voorkomen of gecompenseerd.

De initiatiefnemer is voornemens de achtergelegen gronden te herontwikkelen tot een stuk grond met een hoge biodiversiteit: een poel en een begroeid 'bosje' aan het einde van de camperplekken. De poel is bedoeld om amfibieën en insecten aan te trekken en is daarom 1 tot 1,5 meter diep. Deze plannen zijn passend in het provinciale beleid met betrekking tot water en bodem met betrekking tot overstroombaar gebied en matig kwetsbaar strategische grondwatervoorraad

Conclusie
Het aspect water vormt daarmee geen belemmering voor het planvoornemen.

4.10 Verkeer en parkeren

In deze paragraaf wordt getoetst of het plan de verkeer- en parkeersituatie niet nadelig beïnvloed.

Het bestemmingsplan voorziet in een juridisch-planologisch kader voor de realisatie van een woning en bed & breakfast. De verkeersgeneratie van een woning zal relatief lager zijn dan van een agrarisch bedrijf met bedrijfswoning, omdat de agrarische bedrijfsgerelateerde verkeersbewegingen staken en de bewoningssituatie onveranderd blijft. Er worden geen aanpassingen verricht op de bestaande autoverkeersontsluiting.

Op basis van de kengetallen van het CROW kan de parkeercapaciteit voor parkeren bij een woning en bij camperplaatsen in het buitengebied worden bepaald. De kengetallen stellen dat er 2,0 tot 2,8 parkeerplaatsen per vrjistaande koopwoning moeten zijn, met 0,3 parkeerplaatsen per woning voor bezoekers. De minimumeis komt daarmee op 2,3 parkeerplaatsen. De benodigde parkeercapaciteit voor fr camperplaatsen is bepaald op basis van een camping met acht standplaatsen. De kengetallen stellen dat er 1,3 parkeerplaatsen nodig zijn per standplaats, waarmee het totaal komt op 10,4 parkeerplaatsen. Gezien de beoogde doelgroep van het plangebied campers zijn, vormen de ingetekende standplaatsen reeds acht van de benodigde parkeerplaatsen. Voor de overige drie benodigde parkeerplaatsen is op het eigen erf voldoende ruimte om deze te realiseren. Onderstaande afbeelding toont de beoogde locatie voor deze plaatsen. Bijbehorend is er sprake van 0,4 verkeersbewegingen per plaats, waarmee het aantal verkeersbewegingen op 3,2 komt. Het planvoornemen leidt hiermee tot een zeer kleine toename aan verkeersbewegingen op de Achtersloot, zij het dat dit wel grotere voertuigen namelijk campers zijn. Gezien het agrarische karakter van het gebied en daarbij behorende vervoersmiddelen wordt niet verwacht dat dit leidt tot overlast voor andere weggebruikers.

afbeelding "i_NL.IMRO.0353.Asloot77-Va01_0011.png"
Uitsnede landschappelijke inpassing, in rood aangegeven waar ruimte is voor de overige drie parkeerplaatsen

Conclusie
Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.11 Milieueffectrapportage

In bijlagen C en D van het Besluit m.e.r. is aangegeven welke activiteiten in het kader van een bestemmingsplan planm.e.r.-plichtig, projectm.e.r.-plichtig of m.e.r.-beoordelingsplichtig zijn. Voor deze activiteiten zijn in het Besluit m.e.r. drempelwaarden opgenomen. Daarnaast dient het bevoegd gezag bij de betreffende activiteiten die niet aan de bijbehorende drempelwaarden voldoen, na te gaan of sprake kan zijn van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu, gelet op de omstandigheden als bedoeld in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling. Deze omstandigheden betreffen:

  • de kenmerken van de projecten;
  • de plaats van de projecten;
  • de kenmerken van de potentiële effecten.

Onderzoek en conclusie
In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 hectare of meer of een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat (Besluit milieueffectrapportage, Bijlage onderdeel D11.2).

In het Besluit milieueffectrapportage is opgenomen dat de aanleg, wijziging of uitbreiding van permanente kampeer- en caravanterreinen mer-beoordelingsplichtig is in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • 1. 250.000 bezoekers of meer per jaar;
  • 2. een oppervlakte van 25 hectare of meer;
  • 3. 100 ligplaatsen of meer; of
  • 4. een oppervlakte van 10 hectare of meer in een gevoelig gebied (Besluit milieueffectrapportage (Bijlage onderdeel D10).

De beoogde ontwikkeling bestaat uit de omzetting van een bedrijfswoning naar een burgerwoning met bed & breakfast en de realisatie van acht camperplaatsen. Gelet op de aard, omvang en directe omgeving is de ontwikkeling geen stedelijk ontwikkelingsproject zoals bedoeld in categorie D11.2 in de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage én geen permanent kampeer- of caravanterrein zoals bedoeld in categorie D10 in de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage. Er wordt geen woning en/of bebouwing toegevoegd. Er is binnen het plangebied reeds een bedrijfswoning toegestaan en de functiewijziging van bedrijfswoning naar burgerwoning heeft in principe geen extra ruimtebeslag. Dit blijkt ook uit de beoordeling van de relevante (milieu)thema's in de toelichting. Ook worden er slechts acht camperplaatsen gerealiseerd op het perceel grenzend aan de achterzijde van het erf. De beoogde ontwikkeling blijft ruim onder de drempelwaarde.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De wijziging van de bestemming Agrarische doeleinden in de bestemming Wonen en de realisatie/uitvoering van het plan brengen geen kosten met zich mee. De economische uitvoerbaarheid is daarmee aangetoond.

Het is niet noodzakelijk een exploitatieplan vast te stellen gelijktijdig met de vaststelling van het wijzigingsplan. De wijziging ziet namelijk niet op een 'aangewezen bouwplan', waarop paragraaf 6.4 (grondexploitatie) van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) van toepassing is.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Vooroverleg en inspraak

Het voorontwerpbestemmingsplan 'Achtersloot 77' met de daarop betrekking hebbende stukken heeft van 29 mei 2019 tot en met 9 juli 2019 ter inzage gelegen in het kader van inspraak. Tevens is het plan digitaal beschikbaar gesteld en raadpleegbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze periode is een ieder in de gelegenheid gesteld om schriftelijk of mondeling een reactie op het voorontwerp bestemmingsplan in te dienen. Daarnaast is het voorontwerp bestemmingsplan op grond van artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening toegezonden aan de vooroverlegpartners van de gemeente. En is het plan besproken met de bewoners en gebruikers van de direct omliggende woningen.

Er zijn twee inspraakreacties en vier vooroverlegreacties ingediend ten aanzien van het voorontwerp bestemmingsplan.

In de Nota inspraak en vooroverleg zijn de inspraak- en vooroverlegreacties op het voorontwerpbestemmingsplan samengevat en beantwoord, zie Bijlage 6.

Het ontwerpbestemmingsplan 'Achtersloot 77' is ten behoeve van het wettelijk vooroverleg toegezonden aan de provincie Utrecht, Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden en Veiligheidsregio Utrecht. Veiligheidsregio Utrecht heeft een reactie gegegeven op het bestemmingsplan. Voor de camperplaatsen is de bestaande bluswatervoorziening ontoereikend. Bij de verdere planvorming wordt contact opgenomen met de Veiligheidsregio Utrecht om de mogelijkheden te bespreken. Het advies leidt niet tot het nemen van maatregelen voor de bestemmingsplanprocedure. Aan de hand van de reactie van de provincie Utrecht is het aspect cultuurhistorie in paragraaf 4.7.2 aangescherpt.

5.2.2 Zienswijzen

Conform de Wet ruimtelijke ordening is het ontwerpbestemmingsplan gedurende zes weken voor een ieder ter inzage gelegd. In deze periode zijn geen zienswijzen ontvangen.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

6.1 Plansystematiek

Voorliggend bestemmingsplan biedt het juridisch-planologisch kader voor het toestaan van de functie wonen op het perceel aan Achtersloot 77 te IJsselstein en bed & breakfast bij de woning. Daarnaast is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen ten behoeve van acht camperplaatsen achter het woonerf. De planregels corresponderen zoveel mogelijk met het bestemmingsplan Landelijk gebied noord en zuid.

De regels van het bestemmingsplan zijn als volgt opgebouwd. In het eerste hoofdstuk worden de inleidende regels gegeven. In het tweede hoofdstuk is de bestemmingsregeling gegeven die gelden voor het plangebied. In hoofdstuk 3 zijn vervolgens de algemene regels opgenomen. Tot slot staat in hoofdstuk 4 het overgangsrecht en de slotregel. In de onderstaande paragrafen wordt per artikel uiteen gezet wat de functie van het artikel is binnen het bestemmingsplan.

6.2 Bestemmingsregeling

6.2.1 Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Begrippen (Artikel 1) en Wijze van meten (Artikel 2)
De begrippen die in dit bestemmingsplan zijn opgenomen, worden in artikel 1 nader gedefinieerd. Bij toetsing van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel opgenomen definities van de begrippen. Naast begrippen zijn in het bestemmingsplan hoogte- en andere maten opgenomen die van belang zijn bij het bouwen van bouwwerken. Artikel 2 van de regels geeft een nadere omschrijving hoe de bedoelde maten gemeten moeten worden.

6.2.2 Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Agrarisch met waarden - Landschap en cultuur (Artikel 3)
De niet-bebouwde gronden op het perceel aan Achtersloot 77 te IJsselstein zijn bestemd als Agrarisch met waarden - Landschap en cultuur. Op deze gronden zijn uitsluiten bouwwerken, geen gebouwen toegestaan. Ook is het bouwen van sleuf- en mestsilo's, mestbassins en mestvergistingsinstallaties niet toegestaan. In de regels is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om acht camperplaatsen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - camperplaatsen' te realiseren.

Wonen (Artikel 4)
Het resterende perceel aan Achtersloot 77 te IJsselstein is bestemd als Wonen. Binnen de bestemming Wonen zijn naast wonen de volgende functies toegestaan: niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, parkeren op eigen erf, hobbymatige agrarische activiteiten met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven. Ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' is bed and breakfast toegestaan. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met uitzondering van kelders die ook buiten het bouwvlak zijn toegestaan. Herbouw van de woning is uitsluitend toegestaan op de locatie van de bestaande woning.

Waarde - Archeologie 3 (Artikel 5)
De aanwezige archeologische waarden worden middels deze dubbelbestemming beschermd. In de archeologische dubbelbestemming zijn onder andere voorwaarden opgenomen wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is.

6.2.3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel (Artikel 6)
Deze regel is opgenomen om te voorkomen, dat gronden die eenmaal in aanmerking zijn genomen voor het toestaan van een bouwplan, bij de toetsing van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft.

Algemene gebruiksregels (Artikel 7)
Hier zijn algemene regels gesteld voor het (verboden) gebruik van gronden.

Algemene aanduidingsregels (Artikel 8)
In dit artikel is de gebiedsaanduiding 'milieuzone - stiltegebied' met bijbehorende doelstelling opgenomen die geldt voor het stiltegebied zoals aangewezen door de provincie in de Interim Omgevingsverordening provincie Utrecht.

Algemene afwijkingsregels (Artikel 9)
Dit artikel is opgenomen om ondergeschikte afwijkingen van de herziening met een algemene bevoegdheid mogelijk te maken. De regeling voorziet in een duidelijke begrenzing van het toepasbaar bereik van de afwijking.

6.2.4 Overgangsrecht en slotregel

Overgangsrecht (Artikel 10)
Het overgangsrecht ten aanzien van het bouwen staat verwoord in artikel 3.2.1 Bro. Dit artikel is, rekening houdend met de terminologie uit de Wabo, één op één overgenomen in dit bestemmingsplan. Een bouwwerk dat op het moment dat het bestemmingsplan in werking treedt aanwezig is dan wel planologisch mogelijk is, mag gedeeltelijk worden vernieuwd, veranderd of in het geval van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De aard van het gebouw mag hierbij niet veranderen en ook mag de omvang niet worden vergroot. Eventuele uitbreiding is slechts mogelijk met een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag.

Het tweede lid gaat in op het gebruik van (on)bebouwde gronden en bouwwerken, dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit bestemmingsplan in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Ander strijdig gebruik is niet toegestaan.

Slotregel (Artikel 11)
Het laatste artikel van het bestemmingsplan betreft de slotregel, waarin de naam, zoals de regels aangehaald kunnen worden, is opgenomen.