1.1 plan
het bestemmingsplan Hitteschild 2-4 in IJsselstein van de gemeente IJsselstein.
1.2 bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0353.Hitteschild2en4-Va01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen).
1.3 aanbouw
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.4 aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.5 aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.6 aanduidingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde aanduiding.
1.7 ander-werk
een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid.
1.8 bebouwing
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.9 bestaand
- bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat en is gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
- bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.10 bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
1.11 bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.12 bijgebouw
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is van het hoofdgebouw.
1.13 bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.14 bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.
1.15 bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.16 bouwperceelgrens
een grens van een bouwperceel.
1.17 bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
1.18 bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.19 detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.20 dienstverlening
het beroeps- of bedrijfsmatig aanbieden, verkopen en/of leveren van diensten.
1.21 erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze inrichting verbiedt.
1.22 gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.23 gebruiken
het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven.
1.24 hoofdgebouw
een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.25 horeca
een bedrijf waar hoofdzakelijk overdag en/of in de avonduren dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin logies wordt verstrekt, zoals bijvoorbeeld een café, restaurant, hotel, pension, en naar de aard en openingstijden daarmee gelijk te stellen bedrijven, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie.
1.26 kelder
een (gedeelte van) een gebouw waarvan de diepte gemeten wordt vanaf de begane grondvloer waaronder wordt gebouwd en dat in hoofdzaak dient als bergruimte.
1.27 kiss & ride
het laten stilstaan van een voertuig op een daarvoor bestemde rijstrook specifiek bedoeld voor het onmiddellijk laten in- en uitstappen van personen in combinatie met parkeervakken met een maximale parkeerduur van 15 minuten specifiek bedoeld voor het halen en brengen van personen.
1.28 peil
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land.
1.29 seksinrichting
een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.30 uitbouw
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
1.31 uitvoeren
het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven.
1.32 vloeroppervlak
totale oppervlakte, binnenwerks gemeten, van alle ruimten op de begane grond, de verdiepingen en de zolder.
1.33 voorgevel
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt.
1.34 woning
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
1.35 zijerf
gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens
tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is.
2.2 bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.3 dakhelling
langs het dakvlak gemeten ten opzichte van het horizontale vlak.
2.4 goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 horizontale diepte van een gebouw
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd.
2.6 inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.7 oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.8 ondergeschikte bouwonderdelen
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, airco-installaties, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt en de overschrijding van maximale bouwhoogtes niet meer dan 2 m bedraagt.
2.9 verticale diepte
de diepte, gemeten vanaf de onderzijde van de begane grondvloer waaronder wordt gebouwd.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- groenvoorzieningen, bermen en beplanting;
- water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
- paden en toegangspaden en verhardingen ten behoeve van aangrenzende woningen;
- speelvoorzieningen;
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en verhardingen.
3.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 9 m bedragen;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 3 m bedragen.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen, straten, wandel- en fietspaden met een functie gericht op zowel verblijf als op de afwikkeling van het verkeer;
- parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
- water, waterhuishoudkundige voorzieningen, waterberging en waterlopen,
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
4.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer mag maximaal 3,5 m bedragen;
- de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 9 m bedragen;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 m bedragen;
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen;
- niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten;
- water en voorzieningen voor de waterhuishouding;
met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven.
5.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
- hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
- het aantal wooneenheden mag maximaal het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal wooneenheden bedragen;
- er mogen uitsluitend gestapelde of aaneengebouwde woningen worden gebouwd.
- de bouwhoogte mag maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte bedragen;
- ondergeschikte bouwdelen zoals liftschachten zijn ook buiten het bouwvlak toegestaan.
5.2.2 Aan- en bijgebouwen, bijgebouwen en overkappingen
Er mogen geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak worden gebouwd.
5.2.3 Kelders
Kelders mogen binnen en buiten het bouwvlak worden gebouwd, waarbij de verticale diepte maximaal 3 m mag bedragen.
5.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 1 m bedragen;
- de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 2 m bedragen;
- de bouwhoogte van pergola's achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw mag maximaal 2,5 m bedragen;
- de bouwhoogte van hekwerken op een balkon of dakterras mag niet meer bedragen dan 1,2 m gemeten vanaf de bovenkant van de vloer van het balkon of dakterras;
- de bouwhoogte van vlaggenmasten mag maximaal 5 m bedragen;
- de bouwhoogte van speeltoestellen mag maximaal 4 m bedragen;
- de bouwhoogte van lichtmasten mag maximaal 6 m bedragen;
- de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 2 m bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
Binnen deze bestemming is gebruik van een deel van de woning ten behoeve van een niet-publieksgerichte
- aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
- maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat dit nooit meer mag bedragen dan 50 m²;
- degene die de activiteit in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- aan huis verbonden activiteiten die vallen onder categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten -functiemenging zijn toegestaan, voor zover ze voldoen aan de hiervoor genoemde criteria.
5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Afwijken publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 5
lid 1 sub b, teneinde binnen een woning en/of daarbij behorende bijgebouwen de uitoefening van een
publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis toe te staan. Hiervoor dient aan de volgende criteria
de worden voldaan:
- maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van aan- en uitbouwen en bijgebouwen, mag worden gebruikt voor een aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, met dien verstande dat dit nooit meer mag bedragen dan 50 m²;
- degene die de activiteit in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
- het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de verkeersontsluiting en de parkeersituatie ter plaatse;
- de activiteit dient qua aard, omvang en uitstraling te passen in de woonomgeving;
- er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit, met een maximum van 15% van de omzet;
- aan huis verbonden activiteiten die vallen onder categorie A van de Staat van Bedrijfsactiviteiten - functiemenging (zie bijlagen bij de regels) zijn toegestaan, voor zover ze voldoen aan de hiervoor genoemde criteria.
Artikel 6 Waarde - Archeologie 5
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor
Waarde - Archeologie 5 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), bestemd voor de bescherming en het behoud van de op en/of in deze gronden voorkomende en te verwachten archeologische waarden.
6.2.1 Algemeen
Op de gronden met de bestemming
Waarde - Archeologie 5 mogen geen gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.
6.2.2 Uitzonderingen
In afwijking van het bepaalde in
artikel 6 lid 2.1 mogen op of in deze gronden gebouwen of bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd, mits het gaat om:
- vervanging van bestaande gebouwen of bouwwerken waarbij de oppervlakte voor zover gelegen op of onder peil niet wordt uitgebreid en uitsluitend de bestaande fundering wordt benut;
- een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, met een oppervlakte van ten hoogste 10 ha;
- een gebouw of bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat zonder graafwerkzaamheden dieper dan 30 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.
6.3 Afwijken van de bouwregels
- Bij een vergunning van Burgemeester en Wethouders kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 met inachtneming van de voor deze gronden geldende overige bouwregels.
Vergunning als bedoeld onder a wordt verleend indien bij de aanvraag vergunning een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders blijkt dat:
- de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
- archeologische waarden door het uitvoeren van bouwactiviteiten niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
- er geen archeologische waarden zijn.
Aan de vergunning als bedoeld onder a kunnen Burgemeester en Wethouders in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het laten doen van opgravingen door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
- de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE).
- Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld onder a te verlenen, vragen Burgemeester en Wethouders advies aan een archeologisch deskundige.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Werken en werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning verplicht is
Het is verboden op of in de gronden met de bestemming
Waarde - Archeologie 5 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van Burgemeester en Wethouders de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren zulks ongeacht het bepaalde bij de andere op deze gronden rustende bestemmingen:
- het ontgronden, afgraven, saneren, onderzuigen, egaliseren, verlagen, afplaggen en/of anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
- het ophogen van de bodem hoger dan 30 cm;
- het graven, verbreden, verdiepen van watergangen en waterpartijen;
- het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
- het rooien van diepwortelende beplantingen en bomen, waarbij de stobben worden verwijderd;
- het aanleggen van drainage;
- het aanleggen van ondergrondse leidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
- het uitvoeren van werkzaamheden ter verhoging of verlaging van de grondwaterstand;
- het verwijderen van ondergrondse fundamenten en het verwijderen en/of uittrekken van heipalen.
6.4.2 Uitzonderingen
Het in
artikel 6 lid 4.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
- die noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij het bepaalde in artikel 6 lid 3 in acht is genomen;
- die in het kader van het normale beheer en onderhoud worden uitgevoerd;
- die worden uitgevoerd in bestaande weg- en/of leidingcunetten;
- die een oppervlakte beslaan van ten hoogste 10 ha;
- die niet dieper reiken dan 30 cm beneden peil;
- die worden uitgevoerd in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een daartoe gecertificeerde instantie;
waarmee op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan:
- is begonnen, voor zover daarvoor tot dat tijdstip geen omgevingsvergunning was vereist;
- is of mag worden begonnen krachtens een verleende omgevingsvergunning.
6.4.3 Voorwaarden omgevingsvergunning
Vergunning als bedoeld in
artikel 6 lid 4.1 wordt verleend indien bij de aanvraag vergunning een archeologisch rapport wordt overlegd waaruit naar het oordeel van Burgemeester en Wethouders blijkt dat:
- de archeologische waarde van het terrein in voldoende mate is vastgesteld;
- archeologische waarden door het uitvoeren van de werken en/of werkzaamheden niet of niet onevenredig worden geschaad, dan wel afdoende maatregelen zijn getroffen tot behoud van die waarden;
- er geen archeologische waarden zijn.
Aan de vergunning als bedoeld in
artikel 6 lid 4.1 sub a kunnen Burgemeester en Wethouders in ieder geval de volgende voorwaarden verbinden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting tot het laten doen van opgravingen door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE);
- de verplichting de uitvoering van de bouwwerkzaamheden die leiden tot bodemverstoring te laten begeleiden door een daartoe gecertificeerde instantie, volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) en een door Burgemeester en Wethouders goedgekeurd archeologisch Programma van Eisen (PvE).
6.4.4 Advies
Indien sprake is van een activiteit waarvoor een omgevingsvergunning is vereist, wint de aanvrager vooraf archeologisch advies in bij de door Burgemeester en Wethouders aangewezen archeologisch deskundige.
6.4.5 Beoordeling
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 6 lid 4.1 sub a te verlenen, vragen Burgemeester en Wethouders advies aan een archeologisch deskundige.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en Wethouders zijn bevoegd betreffende de dubbelbestemming
Waarde - Archeologie 5 de regels van het plan te wijzigen zodanig dat de dubbelbestemming naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval wordt verwijderd, voor zover de geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na archeologisch onderzoek, daartoe aanleiding geeft.
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 8 Algemene gebruiksregels
8.1 Verboden gebruik
Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
- een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
- het gebruik van gronden en wateren als permanente ligplaats voor woonboten of (woon-)schepen;
- een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie.
8.2 Parkeergelegenheid
- Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
- Bij een omgevingsvergunning wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in het Parkeerbeleidsplan IJsselstein, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, gerekend wordt met de normen uit de nieuwe versie. Hierbij kunnen voorschriften worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
De in lid a bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's dient, qua afmetingen, ten minste te voldoen aan de volgende eisen:
Personenauto:
- Haaks- en hoekparkeren: 5,0 m bij 2,5 m;
- Langsparkeren: 6,0 m bij 2,0 m;
Gehandicaptenparkeerplaats:
- Haaks- en hoekparkeren: 5,0 m bij 3,5 m;
- Langsparkeren: 6,0 m bij 2,5 m (7,5 m bij 2,5 m als achter wordt in- en uitgestapt);
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien:
- indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien. Deze andere wijze dient door de aanvrager van een omgevingsvergunning gemotiveerd te worden.
8.3 Laad- en losruimte
Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldt niet:
- voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
- voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien. Deze andere wijze dient door de aanvrager van een omgevingsvergunning gemotiveerd worden.
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien:
- indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- voor zover op andere wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien.
Artikel 9 Algemene afwijkingsregels
9.1 Afwijken
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
- in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
- de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
- de regels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10 m.
9.2 Voorwaarden afwijken
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 9 lid 1 kan slechts worden verleend, mits:
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
- het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.
Artikel 10 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:
- de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
- het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 11 Overgangsrecht
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder 1 met maximaal 10%.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 12 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als regels van het bestemmingsplan 'Hitteschild 2-4 in IJsselstein'.