direct naar inhoud van Artikel 3 Wonen
Plan: GEMEENTE ASSEN Venestraat 175
Status: concept
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0106.02bp20091000b-0000

Artikel 3 Wonen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen in de vorm van vrijstaande, halfvrijstaande, geschakelde en rijenwoningen;
  • b. het behoud, de bescherming en/of het herstel van de cultuurhistorische waarden indien en voorzover de gronden op de kaart zijn aangeduid met "gemeentelijk en/of rijksmonument";

met daarbijbehorende:

  • c. aan- en uitbouwen en bijgebouwen;
  • d. bouwwerken geen gebouwen zijnde;
  • e. tuinen en erven.
3.2 Bouwregels

Op de voor "Wonen" aangewezen gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 hoofdgebouwen

Voor een hoofdgebouw gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw dient binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. de afstand van een vrijstaand hoofdgebouw respectievelijk blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrenzen bedraagt ten minste 3 m, dan wel indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • c. de bouw- en goothoogte mag niet meer dan de op de plankaart aangegeven bouw- en goothoogte bedragen, dan wel ten hoogste de bestaande goot- en bouwhoogte, indien deze meer bedraagt;
  • d. de dakhelling mag niet minder dan 30° en niet meer dan 60° bedragen, dan wel de bestaande dakhelling, indien deze meer of minder bedraagt;
  • e. de bestaande dakhelling en nokrichting dient gehandhaafd te worden;
3.2.2 aan- en uitbouwen en bijgebouwen

Voor aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de afstand achter de voorgevel van een hoofdgebouw en het verlengde daarvan bedraagt ten minste 3 m, dan wel, indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • b. de afstand tot de grens van de bestemmingen "verkeer" en/of "verkeer- verblijfsgebied" bedraagt ten minste 1 m, dan wel, indien sprake is van een kleinere afstand, de reeds bestaande afstand;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte per hoofdgebouw bedraagt ten hoogste 65 m² - dan wel, indien sprake is van een grotere oppervlakte, de reeds bestaande oppervlakte - met dien verstande dat: bij de berekening van de
    • 1. oppervlakte niet wordt meegerekend de oppervlakte binnen het bouwvlak, voor zover gelegen tussen het verlengde van de zijgevels van het hoofdgebouw;
    • 2. het totale bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter de voorgevel van het hoofdgebouw en het verlengde daarvan niet meer bedraagt dan 60%;
  • d. deze op ten hoogste 50% van de per bouwperceel aangeduide gronden, dan wel de bestaande oppervlakte worden gebouwd en dat ten behoeve van een carport hier 18 m² aan mag worden toegevoegd;
  • e. de goothoogte bedraagt ten hoogste 3 m, met dien verstande dat de goothoogte van een aan- en uitbouw mag worden verhoogd tot ten hoogste de hoogte van de begane grondverdieping van het hoofdgebouw;
  • f. de bouwhoogte binnen en buiten het bouwvlak bedraagt ten hoogste respectievelijk 6 m en 5 m, met dien verstande dat de hoogte van een aan- en uitbouw nimmer meer dan de hoogte van het hoofdgebouw bedraagt, verminderd met 2 m;
  • g. de dakhelling bedraagt niet meer dan de bestaande dakhelling van het hoofdgebouw.
3.2.3 andere-bouwwerken

Voor een ander bouwwerk gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer dan 1 m bedragen indien de bouwwerken vóór de voorgevel van de woning en/of het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. in overige gevallen dan genoemd onder a mag de bouwhoogte niet meer dan 2,50 m bedragen;
  • c. afwijkingen in maten en afmetingen zoals die bestaan na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan mogen gehandhaafd worden.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan:

  • de plaats en afmetingen van de bebouwing;

ten behoeve van:

  • a. het straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. externe veiligheid
3.4 Ontheffing van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in:

3.2.1 onder b ten behoeve van het verkleinen van de afstand tot een zijdelingse perceelgrens tot 1m;

3.2.1 onder c ten behoeve van een verhoging van de goothoogte van ten hoogste 50% van de gootlengte van het hoofdgebouw dan wel woningblok tot ten hoogste 6 m;

3.2.1 onder c ten behoeve van een verlaging van de goothoogte van ten hoogste 50% van de gootlengte van het hoofdgebouw dan wel woningblok tot ten minste 3 m;

3.2.1 onder e ten behoeve van een verhoging dan wel een verlaging van de bestaande dakhelling en/of een wijziging van de bestaande nokrichting;

3.2.2 onder a en toestaan dat de afstand wordt verminderd tot 1 m;

3.2.2 onder b en toestaan dat de afstand wordt verminderd tot 0 m;

3.2.2 onder c tot een gezamenlijke oppervlakte van 80 m² per woonhuis, met dien verstande dat het totale bebouwingspercentage van de gronden gelegen achter de voorgevel en het verlengde daarvan niet meer bedraagt dan 60%;

3.2.2 onder a en b ten behoeve van de bouw van een carport, met dien verstande dat:

    • 1. de oppervlakte van een carport ten hoogste 20 m2 bedraagt;
    • 2. de afstand van een carport tot de zijdelingse perceelgrens ten minste 1 m bedraagt, tenzij de carport in de perceelgrens wordt gebouwd;
    • 3. de carport op ten hoogste 1 m voor de voorgevel, dan wel in het verlengde daarvan wordt gebouwd.

3.4.1 Afwegingskader

Een in 3.4 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. externe veiligheid.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:

  • gebruik van gronden voor prostitutie- of escortbedrijf;
3.6 Ontheffing van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het bepaalde in 3.1 en 3.2 voor:

  • a. de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf in een woning en daarbijbehorende aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste 50% van het bebouwde oppervlakte en tot een maximum van 40 m², met dien verstande dat:
    • 1. het gebruik zowel naar aard als voor wat betreft de visuele aspecten ervan met het woonkarakter in overeenstemming is en de woonfunctie in overwegende mate gehandhaafd blijft;
    • 2. het gebruik geen onevenredige parkeerdruk met zich mee brengt;
  • b. het gebruik van woonhuizen voor bijzondere woonvormen;

3.6.1 Afwegingskader

Een in 3.6 genoemde ontheffing kan slechts worden verleend indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. het straat en bebouwingsbeeld;
  • b. de milieusituatie;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de sociale veiligheid;
  • f. externe veiligheid.
3.6.2 Procedure

Voor een besluit tot ontheffing van het plan is de, in de bijlage 1 vermelde, "Procedure ontheffing" overeenkomstig van toepassing.