3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen
De voor Agrarisch - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. de ontwikkeling van een in hoofdzaak gemengde plattelandseconomie;
-
b. agrarisch gebruik;
-
c. nevenactiviteiten (voor zover in 3.1.2 of via omgevingsvergunning voor het afwijken van bouw- of gebruiksregels is toegestaan);
-
d. de aanleg en instandhouding van de landschappelijke inpassing van gebouwen, in ieder geval ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' ';
-
e. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
-
f. extensief recreatief medegebruik;
-
g. doeleinden van openbaar nut;
-
h. erfbeplanting;
-
i. tuinen ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', alsmede tussen de aanduiding 'bouwvlak' en de weg aan de voorzijde;
een en ander met bijbehorende voorzieningen, waaronder perceelsontsluitingen en sloten, en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:
-
a. Agrarisch bouwvlak
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' gelden de volgende bepalingen:
-
1. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is een agrarisch bedrijf toegestaan en maximaal één agrarisch bedrijf per aanduiding;
-
2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' zijn paardenbakken toegestaan;
-
b. Type agrarisch bedrijf
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mag uitsluitend een grondgebonden agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij worden uitgeoefend. Voorts is, al dan niet in combinatie hiermee, het volgende type agrarisch bedrijf toegestaan overeenkomstig de onderstaande aanduidingen:
-
1. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' een intensieve veehouderij, niet zijnde een geitenhouderij en/of een schapenhouderij;
-
c. Ondergeschikte detailhandel
Voor ondergeschikte detailhandel gelden de volgende bepalingen:
-
1. Ten dienste van het agrarisch bedrijf is ondergeschikte detailhandel toegestaan als nevenactiviteit.
-
2. Het mag enkel gaan om detailhandel in streekgebonden producten en agrarisch gerelateerde producten.
-
3. Maximaal mag 100 m2 verkoopvloeroppervlak voor deze detailhandelsactiviteit worden aangewend.
-
d. Evenementen
Voor evenementen gelden de volgende bepalingen:
-
1. Evenementen zijn uitsluitend in de vorm van medegebruik toegestaan.
-
2. Er dient sprake te zijn van een evenement in de vorm van een voor publiek bestemde uitvoering/ verrichting van vermaak, op het gebied van sport, muziek of op sociaal-cultureel vlak.
-
3. Het evenement duurt maximaal 7 aaneengesloten dagen (exclusief opbouwen en afbreken).
-
e. Teeltondersteunende voorzieningen
Voor teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende bepalingen:
-
1. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
-
2. lage tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (geen bouwwerken zijnde) en overige tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn zowel ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' als daar buiten toegestaan;
-
3. lage en hoge tijdelijke (bouwwerken zijnde) teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' toegestaan. Buiten de aanduiding 'bouwvlak' zijn deze teeltondersteunende voorzieningen uitsluitend toegestaan na verlening van omgevingsvergunning als opgenomen in 3.3.2.
-
f. Voorzieningen binnen en buiten bouwvlak
Voor voorzieningen ten behoeve van het agrarisch bedrijf, zoals mestsilo's, sleufsilo's, paardenbakken, waterbassins, parkeerplaatsen, opslag ten behoeve van het agrarisch bedrijf e.d. gelden de volgende bepalingen:
-
1. de voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
-
g. Natuur- en landschapswaarden
Gestreefd wordt naar behoud, herstel en ontwikkeling van natuur- en landschapswaarden. Dit houdt in dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' de gronden mede bestemd zijn voor de aanleg en onderhoud van landschappelijke inpassing.
-
h. Waterhuishoudkundige doeleinden
De gronden binnen een strook van 5 m aan weerszijden vanaf de insteek van de als Water bestemde watergangen zijn tevens bestemd voor waterhuishoudkundige doeleinden.
-
i. Extensief recreatief medegebruik
Het gehele gebied gelegen binnen deze bestemming mag worden gebruikt ten behoeve van extensief recreatief medegebruik. Ter ondersteuning van het recreatief medegebruik worden beperkte recreatieve voorzieningen toegestaan in het gehele gebied zoals paden, banken, picknicktafels, bewegwijzering e.d.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
Uitsluitend mag worden gebouwd ten behoeve van deze bestemming.
3.2.2 Bebouwing binnen bouwvlak
Ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' mogen uitsluitend worden opgericht:
-
a. bedrijfsgebouwen;
-
b. bedrijfswoningen met bijbehorende bijgebouwen met dien verstande dat:
-
1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen;
-
c. Ten behoeve van een bestaande veehouderij geldt dat een toename van de oppervlakte van de dierenverblijven alleen is toegestaan indien:
-
1. Maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;
-
2. in geval van een hokdierhouderij, bewijs is overlegd door of namens gedeputeerde staten van provincie Noord-Brabant dat kan worden voldaan aan het provinciaal beleid rondom staldering;
-
3. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de aspecten als benoemd in artikel 3.1, derde lid, onder b. en c. van de Verordening ruimte 2014, inpasbaar is in de omgeving;
-
4. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
-
5. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m³;
-
6. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
-
d. Ten behoeve van een bestaande veehouderij geldt dat binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden mogen worden, ongeacht voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
-
e. Ten behoeve van een bestaande veehouderij geldt dat bij een gebruikswijziging van bestaande gebouwen, gericht op het in gebruik nemen van bebouwing voor de uitoefening van de veehouderij, wordt voldaan aan de bepalingen zoals opgenomen onder artikel 3.2.2 onder c;
-
f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
-
g. ter plaatse van de aanduiding ruwvoervoorziening uitsluitend voorzieningen -geen gebouw zijnde- voor de opslag van ruwvoer.
3.2.3 Maatvoering en situering bebouwing binnen bouwvlak
De maatvoering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' is als volgt:
Gebouwen algemeen
|
er mag niet vóór de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd
|
bestaande afwijkende situaties zijn toegestaan
|
Bedrijfsgebouwen per bouwvlak
|
Min.
|
Max.
|
Goothoogte
|
n.v.t.
|
6 m
|
Bouwhoogte
|
n.v.t.
|
12 m
|
dakhelling, met dien verstande dat de minimale dakhelling niet geldt voor ondergeschikte platte tussenleden en andere gebouwen van ondergeschikte aard
|
12°
|
60°
|
Bedrijfswoning
|
Min.
|
Max.
|
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot
|
n.v.t.
|
6 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum
|
bouwhoogte
|
n.v.t.
|
9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum
|
inhoud
|
n.v.t.
|
maximaal 750 m3 (incl. aangebouwde bijgebouwen), tenzij: - de bestaande inhoud van de bestaande woning reeds meer bedraagt, welke inhoud dan als maximum geldt; - het een bestaande (woon)boerderij betreft, waarbij de inhoud van het hele bestaande boerderijlichaam/bouwmassa daarvan als maximum geldt.
|
dakhelling
|
12°
|
60°
|
Bijgebouwen bij bedrijfswoning
|
Min.
|
Max.
|
gezamenlijke oppervlakte vrijstaande bijgebouwen per woning. Een vrijstaand bijgebouw mag worden gekoppeld aan de bedrijfswoning door een tussenlid met een lengte en breedte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 2,75 m. De oppervlakte van dit tussenlid telt hierbij mee bij de oppervlakte van het bijgebouw.
|
n.v.t.
|
80 m2, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, dan geldt de bestaande oppervlakte als maximum
|
Goothoogte
|
n.v.t.
|
3 m
|
Bouwhoogte
|
n.v.t.
|
6 m
|
Afstand vrijstaande bijgebouwen tot bedrijfswoning
|
n.v.t.
|
20 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum
|
Dakhelling
|
0°
|
60°
|
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
Max.
|
bouwhoogte mestbassins
|
8,5 m
|
bouwhoogte silo's of waterbassins
|
15 m
|
bouwhoogte erfafscheidingen
|
1 m vóór de voorgevelrooilijn, 2 m achter de voorgevel
|
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen
|
3 m
|
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen
|
20 m2
|
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
|
6 m
|
sleufsilo's niet vóór voorgevel van bedrijfswoning situeren
|
|
3.2.4 Herbouw
Aanvullend gelden voor herbouw van bestaande woningen de volgende voorwaarden:
-
a. de herbouw vindt grotendeels plaats op de plaats van de (voor zover aanwezige) bestaande fundamenten van de woning;
-
b. de voorgevel van de te herbouwen woning wordt geplaatst in de (voormalige) voorgevelrooilijn van de woning;
-
c. de bouwwijze (d.w.z. vrijstaand, halfvrijstaand of aaneengebouwd) van de te herbouwen woning(en) wijkt niet af van de bouwwijze van de oorspronkelijke woning(en).
3.2.5 (Maatvoering) bebouwing buiten bouwvlak
Voor het oprichten van bouwwerken buiten de aanduiding 'bouwvlak' geldt het volgende:
-
a. Op de gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het agrarisch grondgebruik worden opgericht met een maximale bouwhoogte van 2 m, met dien verstande dat:
-
1. de bouwhoogte van erf- en perceelsafscheidingen maximaal 1,5 m mag bedragen;
-
2. het oprichten van sleufsilo's, mestsilo's en dergelijke aan het bouwvlak gerelateerde voorzieningen niet zijn toegestaan;
-
3. lage en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn niet toegestaan voor zover dit bouwwerken betreffen;
-
4. overige tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn toegestaan met een maximale bouwhoogte van 5 m.
-
b. Ten behoeve van het extensief recreatief medegebruik is voorts uitsluitend het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan zoals banken, picknicktafels, informatieborden e.d. met een maximale bouwhoogte van 2 m.
-
c. Paardenbakken buiten de aanduiding 'bouwvlak' zijn niet toegestaan.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Omgevingsvergunning minicampings
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen als bedoeld in 3.1.2 en 3.3.2 teneinde minicampings en de daarvoor noodzakelijke voorzieningen, zoals sanitaire voorzieningen, toe te staan, waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. kampeermiddelen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' of tot maximaal 50 m uit de aanduiding 'bouwvlak', en op een afstand van minimaal 25 m van de bestemming 'Wonen' van derden;
-
b. slechts kampeermiddelen zijn toegestaan met een niet-permanent karakter (tenten, tentwagens, kampeerauto's, campers en toercaravans), alsmede maximaal 1 trekkershut per agrarisch bedrijf;
-
c. de bebouwde oppervlakte van de trekkershut mag max. 30 m2 bedragen, de goothoogte max. 2,20 m en de bouwhoogte: max. 3,5 m;
-
d. trekkershutten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' dan wel indien dit redelijkerwijs niet mogelijk blijkt op een afstand van maximaal 15 m van de aanduiding 'bouwvlak';
-
e. er zijn maximaal 25 kampeerplaatsen per minicamping toegestaan, uitsluitend in de periode van 15 maart tot en met 31 oktober;
-
f. gebouwde voorzieningen ten behoeve van kleinschalig kamperen zoals sanitaire voorzieningen, zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met een maximale gezamenlijke oppervlakte van 50 m2 en een maximale bouwhoogte van 5,5 m;
-
g. de sanitaire voorzieningen worden, voor zover dat redelijkerwijs mogelijk is, gerealiseerd binnen de aanwezige gebouwen; in afwijking hiervan is nieuwbouw toegestaan, uitsluitend indien dit gepaard gaat met de sloop van overtollige bebouwing; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
-
h. ondergeschikte en ondersteunende horeca, met een inpandige oppervlakte van maximaal 30 m2 uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
-
i. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf, mag maximaal 400 m2 bedragen;
-
j. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
-
k. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
-
l. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
-
m. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
-
n. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
-
o. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt, waaronder het beoordelen van spuitzones van boom-, fruit- en/of bloembollenteelt zonder kas;
-
p. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
-
q. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.3.2 Omgevingsvergunning teeltondersteunende voorzieningen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 teneinde buiten de aanduiding 'bouwvlak' bouwwerken in de vorm van lage en hoge tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen (TOV) op te kunnen richten, een en ander mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
-
b. de voorzieningen dienen noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
-
c. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
-
d. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
-
e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
-
f. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
-
g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
-
h. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
-
i. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de waarden als omschreven in 3.1.2.
3.3.3 Omgevingsvergunning grotere goot- en bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde de voorgeschreven maximale goot- en bouwhoogte van bedrijfsgebouwen, niet zijnde kassen, te verhogen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;
-
b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
-
c. de grotere goot- en/of bouwhoogte is noodzakelijk voor de bedrijfsvoering;
-
d. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
-
e. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
-
f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
-
g. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
-
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
-
i. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
-
j. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.3.4 Omgevingsvergunning m.b.t. herbouw
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.4 onder a en b, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de nieuwe situering van de woning is stedenbouwkundig, verkeerskundig en milieukundig aanvaardbaar;
-
b. er dient sprake te zijn van (zekerheidsstelling omtrent de) sloop van de bestaande woning;
-
c. door de herbouw wordt het landelijke karakter van het gebied niet onevenredig aangetast;
-
d. er moet voldaan worden aan de Wet geluidhinder;
-
e. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
-
f. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
-
g. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
-
h. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
-
i. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
-
j. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.3.5 Omgevingsvergunning hogere erfafscheiding
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 onder a teneinde voor erf- en perceelsafscheidingen buiten de aanduiding 'bouwvlak' een grotere bouwhoogte toe te staan tot maximaal 2 m, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de grotere bouwhoogte is noodzakelijk om dieren binnen de wei te houden;
-
b. de erf- en perceelsafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan in de vorm van afrasteringen;
-
c. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
-
d. het leidt niet tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.3.6 Omgevingsvergunning paardenbak t.b.v. hobbymatig gebruik
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.5 teneinde ten behoeve van hobbymatig gebruik bij de bestemming Wonen paardenbakken toe te staan buiten de aanduiding 'bouwvlak', mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de paardenbak kan redelijkerwijs niet worden gesitueerd binnen het bestemmingsvlak Wonen;
-
b. de paardenbak wordt aansluitend aan het bestemmingsvlak Wonen gesitueerd;
-
c. de paardenbak wordt zodanig gesitueerd dat deze landschappelijk wordt ingepast;
-
d. schuurtjes, lichtmasten en andere aan de paardenbak verwante bouwwerken zijn niet toegestaan;
-
e. de oppervlakte van de paardenbak bedraagt maximaal 800 m2, tezamen met de oppervlakte binnen de bestemming Wonen wordt gesitueerd tot maximaal 50% van het perceelsoppervlak;
-
f. er is maximaal één paardenbak per bestemmingsvlak Wonen toegestaan en uitsluitend bij de eigen woning;
-
g. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waterhuishoudkundige situatie; hieromtrent wordt advies ingewonnen bij het waterschap;
-
h. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
-
i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
-
j. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
-
k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
-
l. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
-
m. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.3.7 Omgevingsvergunning bebouwde oppervlakte vrijstaande bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.3 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning te vergroten. Hierbij geldt het volgende:
-
a. de totale bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 150 m2;
-
b. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
-
c. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
-
d. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
-
e. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
-
f. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
-
g. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Gebruik overeenkomstig de bestemming
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in overeenstemming met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
-
a. het gebruik van assimilatiebelichting in teeltondersteunende kassen;
3.4.2 Gebruikswijziging bestaande gebouwen t.b.v. veehouderij
een gebruikswijziging van bestaande gebouwen, gericht op het in gebruik nemen van deze gebouwen voor de uitoefening van de veehouderij, is enkel toegestaan indien:
-
1. maatregelen worden getroffen en in stand gehouden die invulling geven aan een zorgvuldige veehouderij;
-
2. de ontwikkeling vanuit een goede leefomgeving en gelet op de aspecten als benoemd in artikel 3.1, derde lid, onder b en c, inpasbaar is in de omgeving;
-
3. is aangetoond dat de kans op cumulatieve geurhinder (achtergrondbelasting) op geurgevoelige objecten, in de bebouwde kom niet hoger is dan 12 % en in het buitengebied niet hoger is dan 20 %, tenzij er -indien blijkt dat de achtergrondbelasting hoger is dan voornoemde percentages- maatregelen worden getroffen door de veehouderij die tot een daling leiden van de achtergrondbelasting, welke ten minste de eigen bijdrage aan de overschrijding van de achtergrondbelasting compenseert;
-
4. is aangetoond dat de achtergrondconcentratie, vermeerderd met de bijdrage van het initiatief, een jaargemiddelde fijnstofconcentratie (PM10) op gevoelige objecten veroorzaakt van maximaal 31,2 µg/m3;
-
5. een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving in de planontwikkeling.
3.4.3 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval begrepen gebruik en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:
-
a. het opslaan, storten of bergen van materialen, producten en mest, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik en plaatsvindt ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
-
b. detailhandel, behoudens het bepaalde in 3.1.2 onder c;
-
c. buitenopslag ten behoeve van nevenactiviteiten;
-
d. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
-
e. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
-
f. het bewonen van bedrijfsruimte;
-
g. een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
-
h. huisvesting van tijdelijke werknemers die werken op zowel tijdelijke als structurele arbeidsplaatsen, te weten een arbeidsplaats die maximaal 6 maanden (tijdelijk) of langer dan 6 maanden (structureel) beschikbaar is;
-
i. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt;
-
j. binnen gebouwen dieren -al dan niet in hokken- alleen op de grond gehouden mogen worden, onverlet voorzieningen voor dierenwelzijn, met uitzondering van volière- en scharrelstallen voor legkippen waar ten hoogste twee bouwlagen gebruikt mogen worden;
-
k. mestbewerking, mestverwerking en -vergisting is niet toegestaan;
-
l. seksinrichting;
-
m. coffeeshop.
-
n. het gebruik van gronden en/of bouwwerken behorende tot het agrarisch bedrijf waarbij een toename van de maximale ammoniakemissie vanuit het agrarische bedrijf plaatsvindt;
3.4.4 Aanleg en instandhouding landschappelijke inpassing
-
a. De landschappelijke inpassing, voor zover begrepen in dit plan voor het perceel Pastoor van Winkelstraat 59a te Schaijk, dient maximaal 24 maanden na de realisering van de nieuwe bebouwing aangelegd en vervolgens aldus in stand te worden gehouden.
-
b. Onder landschappelijke inpassing wordt in deze planregels verstaan het landschappelijk inpassingsplan zoals opgenomen in Bijlage 1.
-
c. Onder nieuwe bebouwing, als bedoeld onder a, wordt verstaan het meest noordelijke gebouw zoals opgenomen in Bijlage 1.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Omgevingsvergunning agrarisch verwant bedrijf/ agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 jo. 3.2.2 teneinde een vorm van agrarisch verwant bedrijf of agrarisch technisch hulpbedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
-
a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; in afwijking hiervan is nieuwbouw toegestaan indien de aanwezige bebouwing naar aard en omvang niet geschikt te maken is voor de beoogde activiteit;
-
b. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf mag maximaal 400 m2 bedragen;
-
c. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving;
-
d. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
-
e. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
-
f. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
-
g. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
-
h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
-
i. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
-
j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
-
k. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
-
l. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.2 Omgevingsvergunning niet-agrarische bedrijven
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 jo. 3.2.2, teneinde een vorm van een niet-agrarisch bedrijf als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:
-
a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; in afwijking hiervan is nieuwbouw toegestaan indien de aanwezige bebouwing naar aard en omvang niet geschikt te maken is voor de beoogde activiteit;
-
b. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf mag maximaal 400 m2 bedragen;
-
c. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
-
d. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
-
e. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
-
f. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
-
g. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
-
h. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
-
i. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
-
j. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
-
k. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.3 Omgevingsvergunning pensionstalling
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 jo. 3.2.2, teneinde - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van pensionstalling van paarden toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; in afwijking hiervan is nieuwbouw toegestaan indien de aanwezige bebouwing naar aard en omvang niet geschikt te maken is voor de beoogde activiteit;
-
b. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 100 m2;
-
c. het totale aantal paarden mag niet meer bedragen dan 6;
-
d. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf mag maximaal 400 m2 bedragen;
-
e. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
-
f. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
-
g. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
-
h. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
-
i. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
-
j. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
-
k. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
-
l. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.4 Omgevingsvergunning zorgverlenende nevenactiviteiten
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 jo. 3.2.2, teneinde - bedrijfsmatige - nevenactiviteiten in de vorm van zorgverlening op sociaal, fysiek of psychisch vlak toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
-
b. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; in afwijking hiervan is nieuwbouw toegestaan indien de aanwezige bebouwing naar aard en omvang niet geschikt te maken is voor de beoogde activiteit;
-
c. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 250 m2;
-
d. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf mag maximaal 400 m2 bedragen;
-
e. er mag aan maximaal 12 personen/ kinderen opvang worden geboden;
-
f. een combinatie met horeca-activiteiten is niet toegestaan;
-
g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
-
h. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
-
i. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
-
j. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
-
k. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
-
l. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
-
m. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
-
n. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.5 Omgevingsvergunning recreatieve nevenactiviteiten
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 jo.3.2.2, teneinde als nevenactiviteit bij een agrarisch bedrijf extensieve vormen van dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen, zoals een kinderboerderij, theehuis, ambachtelijke ijs- of kaasmakerij, verhuur van fietsen/huifkarren, organiseren van rondleidingen en exposities, bed & breakfast in een grotere omvang e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; in afwijking hiervan is nieuwbouw toegestaan indien de aanwezige bebouwing naar aard en omvang niet geschikt te maken is voor de beoogde activiteit;
-
b. de nevenactiviteit vindt plaats naast en ter ondersteuning van de agrarische bedrijfsvoering;
-
c. verblijfsrecreatieve activiteiten zijn toegestaan in de vorm van vakantieappartementen, kamerverhuur, bed & breakfast, kampeermiddelen e.d.;
-
d. voor kampeermiddelen gelden de bepalingen uit 3.3.1;
-
e. maneges zijn niet toegestaan;
-
f. bed & breakfast is toegestaan met een slaapvoorziening voor maximaal 10 personen per agrarisch bedrijf;
-
g. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor deze nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 250 m2, met dien verstande dat er maximaal 5 vakantieappartementen zijn toegestaan;
-
h. de totale vloeroppervlakte van nevenactiviteiten bij het agrarisch bedrijf mag maximaal 400 m2 bedragen;
-
i. ten behoeve van de nevenactiviteit is ondergeschikte en ondersteunende routegebonden horeca toegestaan, zoals de verkoop van ijs, thee e.d., met een inpandige vloeroppervlakte van maximaal 30 m2 en een buitenpandige oppervlakte van maximaal 70 m2;
-
j. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
-
k. er dient op eigen terrein te worden voorzien in de parkeerbehoefte;
-
l. detailhandel is uitsluitend toegestaan in ondergeschikte, aan de nevenactiviteit gerelateerde vorm;
-
m. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
-
n. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
-
o. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
-
p. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
-
q. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
-
r. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.6 Omgevingsvergunning inpandige statische opslag als nevenactiviteit
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.1.2 teneinde teneinde nevenactiviteiten in de vorm van inpandige statische opslag toe te staan bij een agrarisch bedrijf, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de nevenactiviteit dient plaats te vinden binnen de aanwezige gebouwen; er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats indien de aanwezige bebouwing naar aard en omvang niet geschikt te maken is voor de beoogde activiteit;
-
b. de opslag mag niet plaatsvinden in kassen;
-
c. de vloeroppervlakte van de bebouwing, die wordt aangewend voor de nevenactiviteit, mag niet meer bedragen dan 1000 m2;
-
d. detailhandel ten behoeve van deze nevenactiviteit is niet toegestaan;
-
e. de milieubelasting mag niet toenemen;
-
f. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
-
g. het gebruik mag geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaken;
-
h. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
-
i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
-
j. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
-
k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
-
l. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
-
m. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.7 Omgevingsvergunning huisvesting van tijdelijke werknemers
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.3 ten behoeve van huisvesting van tijdelijke werknemers op zowel tijdelijke als structurele arbeidsplaatsen, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. de huisvesting vindt plaats in een bedrijfsgebouw of de bedrijfswoning;
-
b. de omgevingsvergunning wordt verleend voor de duur dat de arbeidsbehoefte bestaat;
-
c. de vloeroppervlakte, die wordt aangewend voor de huisvesting van tijdelijke werknemers mag niet meer bedragen dan 400 m2 en per bedrijf mogen niet meer dan 10 werknemers gehuisvest worden;
-
d. de huisvesting betreft uitsluitend werknemers, die alleen binnen het bedrijf waar ze gehuisvest zijn, werkzaamheden verrichten;
-
e. de huisvesting bedraagt niet meer dan 6 maanden per kalenderjaar;
-
f. er ontstaat geen zelfstandige bewoning;
-
g. de verkeersaantrekkende werking dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
-
h. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
-
i. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
-
j. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
-
k. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
-
l. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
-
m. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.8 Omgevingsvergunning opslag gevaarlijke stoffen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.3 ten behoeve van de opslag van gevaarlijke stoffen teneinde toe te staan dat de daarbij behorende 10-6 risicocontour de aanduiding 'bouwvlak' overschrijdt, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
-
b. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
-
c. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
-
d. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
-
e. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
-
f. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.5.9 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.4.3 en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
-
a. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
-
b. er wordt voldaan aan de milieuwet- en regelgeving;
-
c. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 en maximaal één bouwlaag mag worden gebruikt;
-
d. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
-
e. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
-
f. de ontwikkeling gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
-
g. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
-
h. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
-
i. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in 3.1 omschreven waarden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.6.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
3.6.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
-
a. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
-
b. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
-
c. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
-
d. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
-
e. welke betreffen de realisatie en onderhoud van de gronden met de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - 2 - landschappelijke inpassing'
3.6.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 3.6.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.6.4 de toetsingscriteria weergegeven.
3.6.4 Schema omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden
|
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden
|
Aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2
|
- het aanbrengen van verhardingen dient noodzakelijk te zijn in het kader van de agrarische bedrijfsvoering dan wel het recreatief medegebruik; - de werkzaamheden mogen geen onevenredige aantasting van natuur- en landschapswaarden tot gevolg hebben;
|