direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Charme Camping Hartje Groen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1685.BPbgb2018campinghg-ow01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Camping De Holenberg is onlangs van eigenaar veranderd en heet nu Charme Camping Hartje Groen. De nieuwe eigenaren zijn voornemens om de inrichting van de camping aan te passen om zo hun toekomstvisie voor de camping te kunnen invullen. De aanpassing van de inrichting bestaat eruit dat de camping natuurlijker wordt ingericht door uitbreiding met een poel, een pluktuin en een stuk bos. Tevens wordt een bestaande poel vergroot. Daarnaast worden de huidige standplaatsen voor caravans op de camping vervangen door vaste nachtverblijven en wordt voorzien in 22 camperplaatsen. Hierdoor wordt het openingseizoen verlengd en sluit het verblijf op de camping beter aan bij de trend dat Nederlanders steeds luxer willen kamperen. Tevens passen de vaste nachtverblijven goed bij de zorgvakanties die in samenwerking met zorginstellingen in de gemeenten aangeboden gaan worden.

In overleg met de gemeente Landerd is reeds een theehuis (de Boshut) gerealiseerd voor bezoekers van het natuurgebied De Maashorst en het Docus de Das avonturenpad waarvan het startpunt dicht bij de camping is gesitueerd.

De ontwikkeling past niet binnen het bestemmingsplan. Het college van burgemeesters en wethouders heeft op 4 juni 2016 een positief principebesluit genomen op de aanvraag om mee te werken aan een bestemmingsplanherziening.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPbgb2018campinghg-ow01_0001.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPbgb2018campinghg-ow01_0002.png"

Impressie huidige situatie

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt aan de Udensedreef 14 te Schaijk aan de rand van Natuurgebied de Maashorst.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPbgb2018campinghg-ow01_0003.png"

Begrenzing huidige camping (zuidelijke perceel) plus uitbreiding camping met natuurontwikkeling (noordelijke perceel). (bron: BingMaps)

1.3 Vigerend bestemmingsplan

Voor de gronden van het plangebied geldt op dit moment het bestemmingsplan 'Buitengebied Landerd 2012'. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Landerd op 23 mei 2013. Het plangebied heeft de bestemming 'Recreatie-verblijfsrecreatie'. Daarnaast kent de camping een functieaanduiding waarbinnen is geregeld dat 29 nachtverblijven en en 960 m2 bebouwd oppervlak waarvan 400 m2 voor horeca is toegestaan.

Het plangebied kent gedeeltelijk de dubbelbestemming Waarde-Archeologie 4, gedeeltelijk de gebiedsaanduiding wro-zone omgevingsvergunning groenblauwe mantel, gedeeltelijk de gebiedsaanduiding wro-zone aanlegvergunning natuur en geheel de gebiedsaanduiding reconstructiewetzone-extensiveringsgebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPbgb2018campinghg-ow01_0004.png"

Uitsnede vigerende bestemmingsplankaart met plangebied (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl)

1.4 Leeswijzer

In voorliggend bestemmingsplan wordt na dit inleidende hoofdstuk in hoofdstuk 2 het plan zelf beschreven. In hoofdstuk 3 wordt ingegaan op het beleid van de verschillende overheden dat van toepassing is. In hoofdstuk 4 worden de milieu- en omgevingsaspecten beschreven en in hoofdstuk 5 de wijze van bestemmen. De economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid en de procedure van het initiatief wordt verantwoord in hoofdstuk 6.

Hoofdstuk 2 Planvoornemen

2.1 Karakteristiek plangebied

De planlocatie ligt aan de Udensedreef, ten zuiden van Schaijk, in het buitengebied van de gemeente Landerd. Ten oosten van de camping ligt het halfopen agrarisch landschap. Het wordt gekenmerkt door veelal doorgaande buitenwegen met (boeren-) erven en agrarische percelen in een rechtlijnige (blok)verkaveling. Het agrarisch landschap wordt afgewisseld door enkele grootschalige bos- en natuurgebieden. De camping maakt deel uit van de Maashorst, een natuurgebied ten zuiden van Schaijk. De directe omgeving van de camping wordt gekenmerkt door de overgang van het (half)open agrarisch landschap naar de besloten boscomplexen van de Maashorst.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPbgb2018campinghg-ow01_0005.png"

Ligging planlocatie op de topografische kaart (map5.nl)

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPbgb2018campinghg-ow01_0006.png"

Ligging planlocatie op de topografische kaart van omstreeks 1900 (map5.nl)

Op de historische topografische kaart van omstreeks 1900 is te zien dat de omgeving van de camping voornamelijk uit heide bestond. Slechts op enkele plaatsen lagen bospercelen en agrarische gronden. Ter plaatse van de huidige camping lagen evenwel bossen en enkele akkers. Ook de Udensedreef en enkele andere (onverharde) paden waren reeds aanwezig in deze periode.

2.2 Voorgenomen ontwikkeling

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPbgb2018campinghg-ow01_0007.png"

Schematische tekening planvoornemen (bron: Jan Joris, landschapsarchitect).

De ontwikkeling van Charme Camping Hartje Groen die met voorliggend bestemmingsplan wordt mogelijk gemaakt, bestaat uit een aantal elementen, welke al gedeeltelijk in gang gezet zijn binnen de huidige bestemmingsplanmogelijkheden.

Versterking landschappelijke kwaliteit

De ontwikkeling van Charme Camping Hartje Groen gaat gepaard met een versterking van de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. In het landschapsplan dat als bijlage onderdeel uitmaakt van onderhavig plan (Bijlage 2 Landschapsplan) is de versterking van de landschappelijke kwaliteit en de inpassing van de camping uiteen gezet.

Groepsaccommodatie verwijderen

Op de camping bevinden zich 16 blokhutten die gezamenlijk gebruikt worden als groepsaccommodatie en aan met name scholen worden verhuurd. Omdat de doelgroep 'scholieren' niet goed samen gaat met de beoogde doelgroep 'senioren' wordt de groepsaccommodatie in de toekomst niet meer gebruikt. Voor zover de blokhutten nog voldoende kwaliteit hebben worden ze hergebruikt voor voorzieningen zoals sanitairgebouwen.

Van seizoensplaatsen voor caravans naar vaste nachtverblijven

In de huidige situatie zijn er op de camping 29 nachtverblijven, 109 standplaatsen voor caravans en tenten, 2 trekkershutten en 16 blokhutten aanwezig.

In de toekomstige situatie worden in totaal maximaal 105 nachtverblijven gerealiseerd waarbij de standplaatsen voor caravans en tenten worden ingewisseld voor vaste nachtverblijven. Ook worden 22 camperplaatsen gerealiseerd. De verwachting is dat vaste nachtverblijven een hogere bezettingsgraad hebben dan de seizoensplaatsen voor caravans. De nachtverblijven komen tegemoet aan de vraag naar luxe verblijfsmogelijkheden. Er wordt in Nederland steeds minder gekampeerd en er wordt meer gekozen voor een comfortabel verblijf.

De nachtverblijven op Charme Camping Hartje Groen krijgen een natuurlijk en bijzonder karakter. Er wordt een creatieve invulling van de vormgeving van de nachtverblijven voorgestaan. Bijvoorbeeld nachtverblijven op palen, boomhuthuisjes of drijvende huisjes. De creatieve vormgeving van de nachtverblijven heeft geen impact op de omgeving, omdat de camping volledig is ingepast. In het beeldkwaliteitsplan dat bij voorliggend bestemmingsplan hoort (Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan) zijn voorwaarden voor de architectuur en de situering van de eenheden uitwerkt.

Theehuis

In de voormalige bedrijfswoning is inmiddels een theehuis gerealiseerd. Dit theehuis is met name bedoeld voor bezoekers van Natuurgebied de Maashorst en het Docus de Daspad. De gasten van de camping kunnen natuurlijk ook gebruik maken van het theehuis.

Ter vervanging van de bedrijfswoning wordt op de camping een nieuwe bedrijfswoning voorzien.

Uitbreiding bebouwd oppervlak

Op dit moment is binnen het vigerende bestemmingsplan 960 m2 aan bebouwing (exclusief nachtverblijven) toegestaan waarvan 400 m2 voor horeca gebruikt mag worden. In de toekomstige situatie wordt de bebouwing uitgebreid naar 2.140 m2. De uitbreiding is nodig om te kunnen voorzien in nieuwe ruime sanitairvoorzieningen, het theehuis en een huiskamer voor gasten van de camping. Het oppervlak horeca gaat naar 200 m2 ondersteunende horeca voor de huiskamer op de camping en 400 m2 gewone horeca voor het theehuis.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPbgb2018campinghg-ow01_0008.png" afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPbgb2018campinghg-ow01_0009.png"

Referentiebeelden nachtverblijven toekomstige situatie.

2.3 Ruimtelijke visie op planvoornemen

De ontwikkeling van Charme Camping Hartje Groen gaat gepaard met een kwaliteitswinst voor het landschap en de natuur. In deze paragraaf is kort de ruimtelijke visie uiteengezet die aan deze kwaliteitswinst ten grondslag ligt.

Het plangebied van de camping is 13,1 ha groot en is gelegen in de zone die rondom het Natuurgebied De Maashorst is gelegen. Deze zone vormt een overgang tussen de natuurkern van de Maashorst en het grootschalige landbouwgebied en dorpen daar omheen. Deze zone is geschikt voor functies, zoals recreatie, die gebruik maken van het groene landschap. Het landschap is een coulissen landschap met lanen en groene erven, deels besloten en deels open.

De ontwikkeling van de camping gaat gepaard met een versterking van het landschap. Er wordt een nieuw stukje bos ontwikkeld, een pluktuin en er is onlangs een poel gerealiseerd met natuurvriendelijke oevers. Een aantal stevige houtsingels en boomgroepen zorgen voor een goede inpassing van de camping in het landschap. De versterking van het landschap sluit aan bij het coulissen landschap.

Omdat het Nationaal Natuurnetwerk Brabant gelegen is op een deel van de camping dat ook intensief gebruikt wordt, is in overleg met de gemeente en provincie gekozen om de 4,3 ha Nationaal Natuurnetwerk Brabant te herbegrenzen.

Aan de overzijde van de Udensedreef wordt daarom ter compensatie 4,3 ha bos met waterpartij begrensd als NNB. Dit bos grenst aan de reeds gerealiseerde NNB en draagt daarmee bij aan een versterking van een robuuste NNB. Het als NNB te begrenzen bos inclusief waterpartij wordt zeer extensief gebruikt. De ecologische waarden kunnen zich hierdoor beter ontwikkelen dan op het stuk NNB dat van het bos op de camping wordt gehaald.

De provincie wordt gevraagd de voorgestelde herbegrenzing door te voeren in de Verordening ruimte. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van artikel 5.4 'Wijziging van begrenzing van het NNB op verzoek met toepassing van de saldobenadering'. Ten behoeve van de grenswijziging van het NNB is een compensatieplan opgesteld dat als bijlage bij voorliggend bestemmingsplan hoort (Bijlage 5 Compensatieplan NNB).

kwaliteitsverbetering landschap   oppervlak  
bos ten noorden van camping   15.900 m2  
pluktuin bij camping   21.500 m2  
onlangs gerealiseerde poel   7.500 m2  
vergroting bestaande poel   3.450 m2  
   
kwaliteitsverbetering EHS/NNN   oppervlak  
aan NNB toe te voegen bos en waterpartij    
sluit aan op kern van Natuurgebied De Maashorst   4,3 ha  
   
bos op camping uit de NNB maar    
blijft als bos met recreatief medegebruik gehandhaafd   4,3 ha  

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPbgb2018campinghg-ow01_0010.png"

Te verwijderen NNB op de camping en toe te voegen NNB aan westzijde van de Udensedreef (bron: compensatieplan Praedium).

Hoofdstuk 3 Hoofdlijnen beleid

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte

Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vastgesteld. De nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals: de Nota Ruimte, de Nota Mobiliteit, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland. In de nieuwe Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. In deze structuurvisie schetst het Rijk haar ambities tot 2040 en doelen, belangen en opgaven tot 2028.

3.1.1.1 Beleidskader

Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk- economische structuur van Nederland;
  • 2. Het verbeteren, instandhouden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn. Een leefbare en veilige samenleving vraagt om een goede milieukwaliteit, waterveiligheid en zoetwatervoorziening, bescherming van cultureel erfgoed, unieke natuurlijke waarden en locaties voor landsverdediging.

Naast de drie hoofddoelen voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijke ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.

Het Rijk streeft naar regionaal maatwerk. Dit betekent dat de verantwoordelijkheid voor het ruimtelijk beleid meer bij provincies en gemeenten komen te liggen. Het Rijk zal zich alleen bezig houden met de zaken die prioriteit hebben. Afspraken over verstedelijking, groene ruimte en landschap laat het Rijk over aan de provincies en gemeenten. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen.

Bij het beheren en ontwikkelen van natuur krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.

3.1.1.2 Conclusie planvoornemen

Voor het plangebied heeft het beleid uit de structuurvisie geen specifieke consequenties.

3.1.2 Barro
3.1.2.1 Beleidskader

In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro), beter bekend als de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte, zijn dertien nationale belangen opgenomen die juridische borging vereisen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is op 30 december 2011 deels in werking getreden met enkele onderwerpen aangevuld per 1 oktober 2012.

Het betreft de volgende nationale belangen uit de SVIR: 1) Rijksvaarwegen, 2) Project Mainportontwikkeling Rotterdam, 3) Kustfundament, 4) Grote Rivieren, 5) Waddenzee en waddengebied, 6) Defensie, 7) Hoofdwegen en landelijke spoorwegen, 8) Elektriciteitsvoorziening, 10) Nationaal Natuurnetwerk, 11) Primaire waterkeringen buiten het kustfundament, 12) IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte) en 13) Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

De opname van het nationale belang 9) Buisleidingen van nationaal belang voor het vervoer van gevaarlijke stoffen in het Barro is uitgesteld in afwachting van de behandeling van de Structuurvisie Buisleidingen.

3.1.2.2 Conclusie planvoornemen

In voorliggend bestemmingsplan is rekening gehouden met de bepalingen uit het Barro. Voor onderhavig plangebied betreft dit met name de bepalingen ten aanzien van het NNN.

3.1.3 Onderbouwing duurzame verstedelijking

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening vereist dat een 'onderbouwing duurzame verstedelijking' wordt opgenomen. Deze bepaling stelt eisen aan de onderbouwing in bestemmingsplannen die nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken. Hiervoor geldt het volgende:

3.1.3.1 Beleidskader

De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

3.1.3.2 Conclusie planvoornemen

Een camping is geen stedelijke functie maar een gebiedseigen functie voor het buitengebied. De ladder voor duurzame verstedelijking is dan ook op dit initiatief niet van toepassing.

3.1.4 Wet natuurbescherming
3.1.4.1 Beleidskader

De Wet natuurbescherming is in werking getreden en vervangt de Flora- en faunawet, de Natuurbeschermingswet 1998 en de Boswet. Er wijzigt ook inhoudelijk het nodige. Zo voorziet de Wet natuurbescherming onder andere in een gewijzigd beschermingsregime van soorten en regelt ze dat provincies het bevoegde gezag worden voor de ontheffingverlening voor projecten en het vaststellen van vrijstellingsregelingen.

3.1.4.2 Conclusie planvoornemen

Door Bureau Waardenburg is een natuurtoets uitgevoerd waarbij op basis van bronnen- en veldonderzoek is bepaald of de ontwikkeling van de camping effect heeft op beschermde soorten planten en dieren en de mogelijkheden voor mitigatie van de effecten zijn beschreven. In paragraaf 4.9 is nader ingegaan op deze natuurtoets.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie
3.2.1.1 Beleidskader

In de provinciale structuurvisie zijn de kwaliteiten met een provinciaal belang aangegeven en op basis hiervan zijn keuzes gemaakt voor het provinciale beleid. De belangrijkste keuzes zijn geordend in vier ruimtelijke structuren. Dit zijn de 'groenblauwe structuur', 'de agrarische structuur', 'de stedelijke structuur' en ten slotte 'de infrastructuur'.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPbgb2018campinghg-ow01_0011.jpg"

Uitsnede provinciale structuurvisie met plangebied (bron: ruimtelijke plannen.nl)

Groenblauwe structuur

Binnen de groenblauwe structuur zijn de bestaande bosgebieden aangegeven als kerngebied groenblauw. Het betreft de natuurgebieden in de ecologische hoofdstructuur inclusief de (robuuste) ecologische verbindingszones. De hoofdfunctie is hier behoud en ontwikkeling van het natuur- en watersysteem.

Rondom deze gebieden ligt de groenblauwe mantel. Deze bestaat overwegend uit gemengd agrarisch gebied met belangrijke nevenfuncties voor natuur en water. Het zijn gebieden grenzend aan het kerngebied natuur en water die bijdragen aan de bescherming van de waarden in het kerngebied. De waarden in de groenblauwe mantel zijn vaak gekoppeld aan landschapselementen (zoals houtwallen en heggen), het watersysteem (zoals de aanwezigheid van kwel) en het voorkomen van bijzondere planten en dieren. Het behoud en vooral de ontwikkeling van natuur, water (-beheer) en landschap is in de Groenblauwe mantel een belangrijke opgave.

Nieuwe ontwikkelingen binnen de mantel zijn mogelijk, als ze een positief effect hebben op de bestaande en te ontwikkelen natuur- en landschapswaarden en/of op het bodem- en watersysteem in het gebied. Het beleid is er op gericht dat de belevingswaarde en de recreatieve waarde van het landschap toeneemt.

Gebiedspaspoorten

In de structuurvisie zijn twaalf gebiedspaspoorten uitgewerkt waarin de belangrijkste landschapsstructuren en kenmerken, van een samenhangend gebied zijn aangegeven. Het plangebied valt binnen het gebiedspaspoort voor de Peelrand.De Peelrand is een overwegend oud en gevarieerd zandlandschap met een kralensnoer van agrarische nederzettingen, akkercomplexen, weilanden en bossen. De ambities voor de peelrand bestaan eruit dat het kleinschalige en afwisselend karakter van het landschap van de Peelrand wordt versterkt door versterking van natuur- en landschapswaarden in samenhang met de ontwikkeling van nieuwe economische dragers. De natuurkern van de Maashorst wordt ontwikkeld met ecologische verbindingen naar de omgeving.

3.2.1.2 Conclusie planvoornemen

Het plangebied is gedeeltelijk gelegen in het 'Kerngebied groenblauw' en gedeeltelijk in 'Groenblauwe mantel'.

3.2.2 Verordening ruimte
3.2.2.1 Beleidskader

De Verordening ruimte Noord-Brabant is op 17 december 2010 door Provinciale Staten van Noord-Brabant vastgesteld en op 1 maart 2011 in werking getreden en nadien meermaals herzien. In deze planologische Verordening zijn algemene regels opgenomen voor verschillende ruimtelijke en planologische onderwerpen, waar de gemeenten rekening mee moeten houden bij het opstellen van bestemmingsplannen.

Voor onderhavig plan zijn de regels voor bevordering van de ruimtelijke kwaliteit, de groenblauwe mantel en de ecologische hoofdstructuur van toepassing.

Bevordering ruimtelijke kwaliteit

De provincie wil de ruimtelijke kwaliteit van Brabant bevorderen. Ruimtelijke kwaliteit is het respectvol omgaan met de aanwezige kwaliteiten van een gebied. Het gaat hierbij om aandacht voor de kwaliteit van een nieuwe ingreep en aandacht voor de ontwikkeling van de locatie. In de provinciale Verordening is hiertoe de 'zorgplicht' opgenomen. Dit betekent dat ieder plan dat voorziet in een ruimtelijke ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied dient bij te dragen aan de zorg voor het behoud en de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit van het daarbij betrokken gebied en de naaste omgeving, in het bijzonder aan het principe van zorgvuldig ruimtegebruik.

Daarnaast is in de Verordening het beleidsvoornemen opgenomen met betrekking tot 'kwaliteitsverbetering van het landschap'. De vereiste kwaliteitsverbetering koppelt ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied aan een concrete tegenprestatie gericht op een verbetering van de kwaliteit van het landschap. Onder een kwaliteitsverbetering worden begrepen alle projecten die zijn gericht op een aantoonbare en uitvoerbare verbetering van structuren of waarden op het vlak van natuur, water, landschap of cultuurhistorie. Ook verbeteringen van de recreatieve mogelijkheden van die omgeving behoren hiertoe.

Door de gemeente Landerd is de vereiste kwaliteitsverbetering nader uitgewerkt in de nota 'Kwaliteitsverbetering buitengebied gemeente Landerd'.

Groenblauwe mantel

In de Verordening zijn gronden direct grenzend aan de bestaande bos- en natuurgebieden aangeduid als groenblauwe mantel. Het betreft overwegend grondgebonden agrarisch gebied, met belangrijke nevenfuncties voor natuur, water en recreatie. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen zijn in dit gebied mogelijk als ze bijdragen aan het behoud en herstel van de landschappelijk natuurwaarden ter plaatse. Het noordelijke deel van de planlocatie is gelegen in de groenblauwe mantel.

Natuur Netwerk Brabant

De bestaande of nog om te vormen natuur- en bosgebieden maken onderdeel uit van het Natuur Netwerk (NNB).

In de Verordening zijn deze gebieden specifiek begrensd en beschermd. Binnen deze gebieden dient het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van de gebieden te worden nagestreefd. Nieuwe plannen, projecten of handelingen zijn niet toegestaan indien zij de wezenlijke kenmerken of waarden van het gebied aantasten. Het bestaande bos binnen de planlocatie is begrensd als NNB. Het bestaand bosop de camping is als 30 jaar in gebruik als campeerterrein met alle voorzieningen zoals water, electra en infrastructuur.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPbgb2018campinghg-ow01_0012.jpg"

Uitsnede kaart Natuur en Landschap Verordening ruimte (bron: www.ruimtelijkeplannen.nl).

Artikel 5.1' Bescherming Natuur Netwerk Brabant' stelt regels ter bescherming van de ecologische waarden van de te onderscheiden gebieden.

Artikel 5.4 'Wijziging van de begrenzing op verzoek met toepassing van de saldobenadering'  maakt het mogelijk om deze bescherming van een gebied te halen waarbij een samenhangend aantal handelingen in gecombineerde uitvoering leidt tot een verbetering van het NNB als geheel.

  • 1. Gedeputeerde Staten kunnen de begrenzing van de ecologische hoofdstructuur op verzoek van de gemeente wijzigen in geval van een ruimtelijke ontwikkeling door toepassing van de saldobenadering.
  • 2. Onder de saldobenadering bedoeld in het eerste lid wordt verstaan een combinatie van onderling samenhangende plannen, projecten of handelingen waarvan één of enkele afzonderlijk een negatief effect hebben op de ecologische hoofdstructuur, maar waarvan de gecombineerde uitvoering leidt tot een verbetering van de kwaliteit of kwantiteit van de ecologische hoofdstructuur als geheel.
  • 3. Een verzoek om wijziging van de begrenzing, als bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een bestemmingsplan waarin een ruimtelijke visie is opgenomen op een gebied waarvan een wezenlijk deel behoort tot de ecologische hoofdstructuur en waarbij ruimtelijke ontwikkelingen in samenhang worden bezien om een grotere kwaliteitswinst voor meerdere ruimtelijke functies, waaronder de natuur, te bereiken.
  • 4. Een ruimtelijke visie op een gebied als bedoeld in het derde lid beschrijft in ieder geval:
    • a. de omvang van het gebied waarop de ruimtelijke visie betrekking heeft;
    • b. de doelen van de ruimtelijke visie, in het bijzonder wat betreft de verbetering van de kwaliteit en kwantiteit van de ecologische hoofdstructuur waardoor een beter functionerende ecologische hoofdstructuur ontstaat;
    • c. op welke wijze wordt voldaan aan de regels inzake het compenseren van verlies van ecologische waarden en kenmerken, bedoeld in artikel 5.6 (compensatieregels);
    • d. op welke wijze de uitvoering van de ruimtelijke visie is verzekerd.
  • 5. Artikel 3.2 (kwaliteitsverbetering van het landschap) is niet van toepassing op een bestemmingsplan als bedoeld in het derde lid.
  • 6. Op een verzoek als bedoeld in het eerste lid is artikel 36.5 (procedure grenswijziging op verzoek) van toepassing.

Het noordelijke deel van het plangebied maakt onderdeel uit van de groenblauwe mantel. Op het moment dat de begrenzing van het NNB van de camping is gehaald maakt het gehele plangebied onderdeel uit van de groenblauwe mantel. De ontwikkeling van Charme Camping Hartje Groen wordt daarom getoetst aan artikel 6.1 'Bescherming van de groenblauwe mantel'.

  • 1. Een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel:
    • a. strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden;
    • b. stelt regels ter bescherming van de ecologische, landschappelijke en hydrologische waarden en kenmerken van de onderscheiden gebieden.
  • 2. De toelichting bij een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid, bevat een verantwoording over de wijze waarop de nodige kennis over de aanwezige ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken is vergaard.

Ten behoeve van de ontwikkeling van de camping wordt artikel 6.10 'Niet-agrarische functies' toegepast.

1. Een bestemmingsplan dat is gelegen in de groenblauwe mantel kan voorzien in een vestiging van een niet-agrarische functie, anders dan bepaald in de artikelen 6.7 tot en met artikel 6.9 mits:

    • a. de totale omvang van het bouwperceel van de beoogde ontwikkeling ten hoogste 5.000 m2 bedraagt;
    • b. de ontwikkeling onder toepassing van artikel 6.1, eerste lid (bescherming groenblauwe mantel), gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • c. is verzekerd dat overtollige bebouwing wordt gesloopt;
    • d. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een bedrijf, behorend tot de milieucategorie 3 of hoger;
    • e. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot twee of meer zelfstandige bedrijven;
    • f. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot een al dan niet zelfstandige kantoorvoorziening met een baliefunctie;
    • g. de beoogde ontwikkeling niet leidt tot al dan niet zelfstandige detailhandelsvoorziening met een verkoopvloeroppervlakte van meer dan 200 m2;
    • h. is aangetoond dat de ruimtelijke ontwikkeling ook op langere termijn past binnen de op grond van deze verordening toegestane omvang;
    • i. de beoogde activiteit niet leidt tot een grootschalige ontwikkeling.

2. Een bestemmingsplan kan voorzien in een uitbreiding of wijziging van een bestaande niet-agrarische functie onder overeenkomstige toepassing van de bepalingen in het eerste lid.

3. In afwijking van het eerste lid, onder a, d en i, kan een bestemmingsplan voorzien in een uitbreiding van een bestaande niet-agrarische functie, mits de toelichting een verantwoording bevat waaruit blijkt dat:

    • a. de ontwikkeling in redelijke verhouding staat tot de bestaande omvang en/of bestaande aantallen bezoekers/overnachtingen;
    • b. overeenkomstige toepassing is gegeven aan artikel 4.6, tweede lid (uitbreiding bedrijven in kern landelijk gebied) indien vestiging van het bedrijf vanwege de aard van de activiteiten op een bedrijventerrein in de rede ligt;
    • c. de ontwikkeling onder toepassing van artikel 6.1, eerste lid (bescherming groenblauwe mantel), gepaard gaat met een positieve bijdrage aan de bescherming en ontwikkeling van de onderkende ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken;
    • d. de ontwikkeling in redelijke verhouding staat tot de op grond van artikel 3.1 vereiste zorgplicht voor ruimtelijke kwaliteit.
3.2.2.2 Conclusie planvoornemen

Artikel 3 Bevordering ruimtelijke kwaliteit

Bij de voorgenomen ontwikkeling van Charme Camping Hartje Groen wordt gebruik gemaakt van een bestaand bouwperceel. Ten behoeve van een gezonde exploitatie van de camping is een uitbreiding van dit bouwperceel met meer bebouwd oppervlak noodzakelijk. Samen met de uitbreiding van de camping wordt geïnvesteerd in een kwaliteitsverbetering van het landschap conform het beleid van de gemeente Landerd. Het planvoornemen voldoet derhalve aan de regels voor de bevordering van de ruimtelijke kwaliteit.

Artikel 5.4 Wijziging begrenzing op verzoek met toepassing van saldobenadering

Het bos op de camping maakt onderdeel uit van het NNB en kent derhalve een strikte bescherming van de ecologische waarden. Dit bos blijft bij de ontwikkeling van de camping behouden en uit de door Bureau Waardenburg uitgevoerde natuurtoets blijkt ook dat de ontwikkeling de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNB ter plaatse geen schade doet. In overleg met de gemeente Landerd en de provincie wordt er toch voor gekozen om het NNB middels toepassing van saldobenadering te verplaatsen. Hiertoe is een apart compensatieplan opgesteld door Praedium welke als bijlage onderdeel uitmaakt van onderhavig plan.

Artikel 6.10 Niet agrarische functies in groenblauwe mantel

De ontwikkeling van de camping voldoet aan de regels voor uitbreiding van niet agrarische functies in de groenblauwe mantel. De ontwikkeling gaat gepaard met een positieve bijdrage aan de ecologische en landschappelijke waarden doordat de ontwikkeling gepaard gaat met de realisatie van 1,6 ha bos, een poel van 0,75 ha en een ecologische vlindertuin van 2,15 ha. De camping wordt tevens landschappelijk ingepast conform het landschapsplan dat als bijlage onderdeel uitmaakt van onderhavig plan.

In de huidige situatie is op de camping veel oude en rommelige bebouwing aanwezig. Deze bebouwing wordt opgeknapt of vervangen. Overtollige bebouwing wordt verwijderd. De camping krijgt één bestemming waardoor de ontwikkeling niet leidt tot twee of meer bedrijven. Er ontstaat ook geen zelfstandige kantoor- of detailhandelsvoorziening.

De ontwikkeling past ook op langere termijn binnen de op grond van de verordening toegestane omvang.

Uit de toekomstvisie voor Charme Camping Hartje Groen, opgesteld door Van Nuland & Partners blijkt dat de uitbreiding van de camping toekomstbestendig is.

In dezelfde toekomstvisie is uitgewerkt hoeveel bezoekers en overnachtingen verwacht worden vanwege de ontwikkeling van de camping. Hieruit blijkt dat de toename in redelijke verhouding staat tot de bestaande omvang. Vestiging van de camping op een industrieterrein ligt vanwege de aard van het bedrijf niet in de rede.

3.3 Gemeentelijk beleid

3.3.1 Structuurvisie Landerd
3.3.1.1 Beleidskader

De Structuurvisie gemeente Landerd is op 30 januari 2014 in de gemeenteraad vastgesteld. In deze structuurvisie is opgenomen dat de Maashorst voor de gemeente een belangrijk gebied voor toerisme en recreatie is. Landerd is interessant als uitvalsbasis voor dagrecreatie in Natuurgebied de Maashorst. Het beleid is daarom gericht op het verbreden en versterken van de toeristisch-recreatieve producten binnen de gemeente. Ruimte wordt geboden aan herontwikkeling van vrijkomende agrarische bedrijven naar recreatieve bedrijvigheid. Nieuwvestiging van toeristisch recreatieve bedrijven wordt niet uitgesloten.

Nieuwe initiatieven worden beoordeeld op:

  • De geschiktheid van de beoogde locatie, ook in relatie tot mogelijke doorgroei;
  • De verkeersaantrekkende werking en de wijze waarop dat wordt afgewikkeld (inclusief het parkeren);
  • De effecten op de omgeving;
  • De wijze waarop het initiatief, ook in een doorgroeifase, mede inhoud geeft aan de ruimtelijke kwaliteit van het gebied waar het initiatief gesitueerd is;
  • De meerwaarde voor het lokale en regionale toeristisch-recreatieve product.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPbgb2018campinghg-ow01_0013.jpg"

Uitsnede structuurvisie Landerd met plangebied indicatief

3.3.1.2 Conclusie planvoornemen

De ontwikkeling van Charme Camping Hartje Groen gaat gepaard met een investering in de ruimtelijke kwaliteit van het gebied. De ontwikkeling gaat geen hinderlijke effecten geven voor de omgeving en de beoogde camping is een aanvulling op het toeristisch-recreatieve product van de gemeente Landerd vanwege de natuurlijke setting, de senioren doelgroep en de bijzondere nachtverblijven (zie bijlage beeldkwaliteitsplan bij onderhavig plan).

De structuurvisie Landerd vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

3.3.2 Structuurvisie Buitengebied Landerd
3.3.2.1 Beleidskader

Op 22 januari 2010 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie buitengebied in ontwikkeling vastgesteld. De algemene doelstelling van deze structuurvisie is de verbetering van de ruimtelijke kwaliteit en verbetering van de leefbaarheid. Recreatie en toerisme leveren een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van het platteland.

In de structuurvisie zijn een aantal voorwaarden opgenomen voor recreatieve ontwikkelingen:

  • Passend binnen de visie van gebieds- en reconstructieplannen.
  • Geen beperking veroorzakend voor omliggende agrarische bedrijven.
  • Aanwezige waarden worden niet aangetast en worden versterkt.
3.3.2.2 Conclusie planvoornemen

De ontwikkeling van Charme Camping Hartje Groen veroorzaakt geen beperking voor omliggende agrarische bedrijven en de aanwezige waarden worden versterkt.

De Structuurvisie buitengebied vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

3.3.3 Landschapsbeleidsplan Landerd
3.3.3.1 Beleidskader

Het landschapsbeleidsplan is vastgesteld door de raad in het najaar van 2012. In dit plan worden concrete handvatten geboden waarmee de gemeente de diversiteit van het landschap kan versterken en stimuleren. Tevens wordt het landschap uiteengezet en worden de bijzondere gebieden onder de aandacht gebracht. De voornaamste doelen betreffen het versterken van de opvallende kenmerken, het vergroten van de verschillen en te zorgen van een levendig beeld.

Het landschap van de gemeente is verdeeld in een aantal gebieden met eigen karakteristieken. Doel van het plan is om het landschap meer gevarieerd te maken. Het plangebied behoort tot het deelgebied van 'de ontginning'. Dit is het gebied tussen de Maashorst en de Reekse bossen en bestaat uit een coulissen landschap met lanen en groene erven, deels grootschalig en deels besloten.

Het streven is om het ontginngslandschap verder te versterken door robuuste aanplant van alle erven en lanen. Nabij de Maashorst dient meer kleinschaligheid te worden verkregen door de toepassing van bosjes als coulissen. Daarnaast dient er meer leefgebied te komen voor struweelsoorten en bosdieren, in de vorm van ecologische stapstenen en fourageergebieden. De landschapsversterking kan plaats vinden door de aanleg van droge singels, robuuste erfbeplanting, een kruidenrijke zoom en droge bosjes.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPbgb2018campinghg-ow01_0014.jpg"

Uitsnede landschapsbeleidsplan met indicatief plangebied.

3.3.3.2 Conclusie planvoornemen

De ontwikkeling van Charme Camping Hartje Groen gaat gepaard met een versterking van het landschap die past in de visie op het gebied 'Ontginningen' in het landschapsbeleidsplan.

3.3.4 Kwaliteitskader buitengebied Landerd
3.3.4.1 Beleidskader

Het 'kwaliteitskader buitengebied gemeente Landerd, dat is vastgesteld op 18 april 2013, gaat in op de kwaliteitsverbetering van het buitengebied. In het kwaliteitskader worden enkele open normen uit de provinciale Verordening ruimte (artikel 3.2 Vr.2014) op gemeentelijk niveau uitgewerkt. Kort samengevat is het uitgangspunt bij artikel 3.2 Vr., dat alle ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied gepaard moeten gaan met een extra kwaliteitsverbetering. Hoe deze kwaliteitsverbetering eruit dient te zien heeft de Provincie opgesomd in artikel 3.2 (a t/m f). Daarbij is het niet van belang of sprake is van landschappelijke inpassing in traditionele zin. Juist ook andere zaken die effectief bijdragen aan een kwalitatieve verbetering van het buitengebied zijn mogelijk.

De uitbreiding van de camping wordt beschouwd als een ontwikkeling in de categorie 'aanzienlijke impact'. Ontwikkelingen in deze categorie moeten gepaard gaan met een kwaliteitsverbetering die meer behelst dan uitsluitend een landschappelijke kwaliteitsverbetering of inpassing. Ten aanzien van de fysieke kwaliteitsverbetering dient in eerste instantie aansluiting te worden gezocht bij de recepten en projecten, zoals die in het Landschapsbeleidsplan 2013-2027 zijn weergegeven als 'landschappelijke kwaliteit verbeterende maatregelen' (lkm's). Aanvullend moeten, voor zover redelijkerwijs mogelijk en de betreffende ontwikkeling daar ruimte en gelegenheid toe biedt, minimaal twee 'maatschappelijke kwaliteit verbeterende maatregelen' (mkm's) worden getroffen. Indien het niet mogelijk blijkt om op de voornoemde wijze tot een toereikende kwaliteitsverbetering te komen, wordt een financiele bijdrage gevraagd van tenminste 8 euro per m2 van de oppervlakte waar de voorgenomen ontwikkeling betrekking op heeft. Het daadwerkelijke bedrag moet daarbij wel in verhouding staan tot de ruimtelijke impact van de betreffende ontwikkeling. De initiatiefnemers zullen in het kader van deze planontwikkeling een toereikende fysieke en maatschappelijke kwaliteitsverbetering realiseren door middel van een aantal specifieke verbeterende maatregelen. In onderstaande tabel, wordt aangegeven welke lkm's en mkm's er worden gerealiseerd bij de uitbreiding van de camping.

Iedere maatregel wordt ook gekwantificeerd.

Landschappelijke kwaliteit verbeterende maatregelen (lkm's)  
kwalitatief   kwantitatief  
poel   7.500 m2  
vlindertuin   21.500 m2  
bos   15.900 m2  
vergroten bestaande poel   3.450 m2  
   
Maatschappelijke kwaliteit verbeterende maatregelen (mkm's)  
maatregelen   toelichting  
wandelpad   400 m  
theehuis   recreatieve poort voor de Maashorst  
zorgvakanties   in samenwerking met locale zorginstellingen  

Landschappelijke en maatschappelijke kwaliteit verbeterende maatregelen op Charme Camping Hartje Groen.

Op de inrichtingsschets zijn de landschappelijke en de maatschappelijke kwaliteit verbeterende maatregelen, op de zorgvakanties na, weergegeven. In de 'Toelichting op de landschappelijke inpassing', die als bijlage onderdeel uitmaakt van onderhavig plan, is onderbouwd hoe deze maatregelen passen binnen het landschapsbeleidsplan van de gemeente.

3.3.4.2 Conclusie planvoornemen

De ontwikkeling van Charme Camping Hartje Groen gaat gepaard met landschappelijke en maatschappelijke kwaliteit verbeterende maatregelen. De landschappelijke verbeterende maatregelen behelsen meer dan alleen een landschappelijke inpassing en sluiten aan bij het landschapsontwikkelingsplan van de gemeente. Daarnaast worden drie maatschappelijke kwaliteit verbeterende maatregelen getroffen.

De ontwikkeling van Charme Camping Hartje Groen voldoet hiermee aan het beleid voor kwaliteitsverbetering van het landschap van de gemeente Landerd.

3.3.5 Landschappen van Allure
3.3.5.1 Beleidskader

Landschappen van Allure is een investeringsprogramma van de provincie Noord-Brabant voor natuur- en landschapsprojecten in Het Groene Woud, De Maashorst en De Brabantse Wal. Bij alle Landschappen van Allure projecten is het uitgangspunt het behoud van het landschap voor de toekomst. Private investeerders worden uitgedaagd om verdienmodellen te bedenken waardoor het gebied aantrekkelijk blijft in de toekomst.

De ontwikkeling van het bos, de pluktuin en de onlangs gerealiseerde poel maken deel uit van het project 'Meer Natuur middels Natuurbegraven' dat in het kader van het programma 'Landschappen van Allure' subsidie toegekend heeft gekregen van de provincie Noord-Brabant. Ook de gemeente Landerd heeft steun toegezegd aan de subsidieaanvraag.

Het project ‘Meer Natuur middels Natuurbegraven’ bestaat eruit dat in de Maashorst nieuwe ontwikkelingen worden mogelijk gemaakt die een meerwaarde opleveren voor de bestaande natuurlijke en landschappelijke waarden van de Maashorst. De ontwikkelingen gaan, direct bij realisatie, gepaard met een investering in bestaande natuur en de realisatie van nieuwe natuur. Daarnaast wordt vanuit de exploitatie van de natuurbegraafplaats en de camping jaarlijks geld gestort in een landschapsfonds. Met deze middelen wordt geïnvesteerd in het beheer van natuur en het verwerven van nieuwe natuur in De Maashorst.

Direct resultaat van het project ‘Meer Natuur middels Natuurbegraven’ is:

• 19 hectare nieuwe natuur gelegen naast het NNB (en na 2017 nog vele extra hectares nieuwe natuur);

• Afname toplaag van een aantal hectare afgeplagde grond in het natuurhart;

• Sloop van storend en vervallen agrarisch bedrijfsgebouw van 1.400 m2;

• Recreatieve voorzieningen: pluktuin, recreatieve paden en parkeerplaats en een theehuis;

• Realisatie stapsteen tussen De Maashorst (NNB) en de Reeksche Heide (NNB).

• Realisatie 1 km drift, herstel oud pad: Bremstraat

3.3.5.2 Conclusie planvoornemen

Voor de onlangs gerealiseerde poel, de pluktuin, het bos en het theehuis wordt binnen het project 'Meer natuur middels natuurbegraven' subsidie verkregen in het kader van het programma 'Landschappen van Allure'. De subsidie betreft een revolving fonds waarbij vanuit de exploitatie van het theehuis jaarlijks geld wordt gestort in een landschapsfonds.

3.3.6 Toeristisch-recreatief beleidsplan Landerd
3.3.6.1 Beleidskader

Gemeente Landerd streeft op toeristisch-recreatief gebied naar een groei van het aantal toeristische overnachtingen. De groei zal vooral moeten worden bereikt door kwaliteitsverbetering en doorontwikkeling van het bestaande aanbod. Wanneer er sprake is van nieuw aanbod aan verblijfsrecreatie zal dit onderscheidend moeten zijn en ook echt iets moeten toevoegen. De toeristisch-recreatieve ontwikkeling in Landerd dient de komende jaren plaats te vinden langs de richtingen natuurbeleving (o.a. De Maashorst), cultuur(historie) en gezondheid. De gemeente wil activiteiten en initiatieven die (aantoonbaar) bijdragen aan de versterking van deze richtingen en thema's stimuleren en faciliteren.

3.3.6.2 Conclusie planvoornemen

De ontwikkeling van Charme Camping Hartje Groen past goed binnen de ambities van de gemeente Landerd zoals verwoord in het toeristisch-recreatief beleidsplan. Op de camping zullen meer toeristische overnachtingen gaan plaatsvinden doordat het seizoen verlengd wordt door vaste nachtverblijven i.p.v. seizoensplaatsen voor caravans en tenten. De inrichting van de camping en de vormgeving van de nachtverblijven is gericht op natuurbeleving. De vormgeving van de nachtverblijven sluit aan bij de natuurbeleving en is onderscheidend. In het inrichtingsplan en het beeldkwaliteitsplan welke als bijlage bij voorliggend bestemmingsplan horen is vastgelegd hoe de natuurlijke inrichting en de onderscheidende beeldkwaliteit van de nachtverblijven wordt vormgegeven.

3.3.7 Ontwikkelingsvisie recreatieterreinen Landerd
3.3.7.1 Beleidskader

De ontwikkelingsvisie bevat een visie op hoe er in de gemeente Landerd om wordt gegaan met uitbreiding en omvorming van campings en vormt een kader om plannen en ontwikkelingen van lokale recreatieterreinen te kunnen beoordelen. Belangrijke richtlijnen voor ontwikkelplannen zijn kwaliteitsverbetering (o.a. door een goede landschappelijke inpassing), het creeren van meer onderscheidend vermogen (o.a. door in te zetten op een bepaalde 'recreanten-leefwereld' en door aansluiting bij het toeristisch-recreatief profiel van de gemeente), meer variatie en het verminderen van de kwetsbaarheid van het recreatieve product en de lokale recreatiesector.

3.3.7.2 Conclusie planvoornemen

De ontwikkeling van Charme Camping Hartje Groen past goed binnen de ambities van de gemeente Landerd zoals verwoord in de ontwikkelingsvisie. De camping is in de huidige situatie reeds goed ingepast in het landschap en deze inpassing wordt bij de beoogde ontwikkeling nog verder versterkt. De camping gaat zich met name richten op de recreanten leef-wereld 'Ingetogen Aqua'. Dit is onderbouwd in de toeristische toekomstvisie voor Charme Camping Hartje Groen van Van Nuland & Partners. De toekomstvisie sluit goed aan bij het toeristisch-recreatief profiel van de gemeente.

3.3.8 Maashorstmanifest
3.3.8.1 Beleidskader

Doel van het Manifest is het verder uitbouwen en verbreden van de oorspronkelijke visie op de Maashorst van 2005. Hierin is een gebiedsvisie voor de Maashorst gegeven. Met betrekking tot verblijfsrecreatie wordt gestreefd naar gastvrijheid en duurzaam ondernemen, met respect voor mens, ecologie, landschap, milieu en economie. In het project 'Dynamisch landschap Schaijk' wordt gestreefd naar een betere verbinding van de omliggende dorpen met natuurgebied De Maashorst. Ook wordt gestreefd naar recreatieve poorten die de schakel vormen tussen de verschillende snelheden van bezoekers. Hier stap je over van de auto naar de fiets of te voet.

3.3.8.2 Conclusie planvoornemen

De ontwikkeling van Charme Camping Hartje Groen past goed binnen de visie van het Maashorst Manifest. De ontwikkeling sluit goed aan bij de ambitie om te ondernemen met respect voor ecologie en landschap. Tevens zal het theehuis de functie van recreatieve poort gaan vervullen.

3.3.9 Nota Archeologie gemeente Landerd
3.3.9.1 Beleidskader

In 1992 heeft Nederland als een van de leden van de Raad voor Europa het verdrag van Malta inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed ondertekend. Sinds 2007 is in Nederland de Wet op de archeologische monumentenzorg van kracht, geïmplementeerd in de Monumentenwet 1988, die de volledige implementatie van het Verdrag van Malta betekende. Volgens het hoofdstuk "Archeologische monumentenzorg" uit de Monumentenwet 1988 is een gemeente verplicht om bij het opstellen van bestemmingsplannen (buitenplanse omgevingsvergunningen en beheersverordeningen) rekening te houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden danwel monumenten. Dit betekent dat er bij ruimtelijke ontwikkelingen altijd en overal (middels een bureauonderzoek) aangetoond moet worden dat er geen bodemvondsten te verwachten zijn, conform het principe 'de verstoorder betaalt'. De enige uitzonderingen die de wet biedt zijn projecten tot maximaal 100 m2. Daarnaast is het gebruikelijk en geaccepteerd dat grondverstoringen tot een diepte van maximaal 30 cm vrijgesteld zijn van onderzoek.

Concreet houdt het bovenstaande in dat in een bestemmingsplan geregeld moet zijn dat er bij ruimtelijke ontwikkelingen danwel bodemingrepen vooraf aan het verlenen van omgevingsvergunning middels een (archeologisch) onderzoek aangetoond is dat er geen archeologische vondsten in de bodem zitten.

Tot nog toe werd de archeologische verwachtingskaart van de provincie Noord-Brabant (gebaseerd op de landelijke kaart van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed) gebruikt als toetsingskader. De onderzoeksverplichting gold voor alle gebieden die op deze kaart waren aangeduid met een middelhoge of hoge verwachtingswaarde.

Aangezien de provinciale archeologische verwachtingskaart de middelhoge en hoge archeologische indicaties slechts zeer globaal weer gaf heeft de gemeente ervoor gekozen deze provinciale kaart in de gemeente Landerd op gemeentelijke schaal nader uit te laten werken. Een gemeente is immers bevoegd om beleid op te stellen en zwaardere eisen of meer uitzonderingen te stellen voor haar grondgebied, maar de gemeente moet deze afwijkingen wel kunnen motiveren.

De gemeenteraad van Landerd heeft daartoe in zijn vergadering van 24 mei 2012 de 'Nota Archeologie gemeente Landerd' en de 'Archeologische beleidskaart gemeente Landerd' vastgesteld.

In deze nota en de bijbehorende 'Archeologische beleidskaart gemeente Landerd' wordt onderscheid gemaakt in de volgende categorieën:

- Categorie 1: monumenten;

Onderzoeksplicht niet van toepassing.

- Categorie 2: gebieden van zeer hoge archeologische waarde en historisch geografische objecten met een archeologische relevantie;

Onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm en een verstoringsoppervlakte van meer dan 50 m².

- Categorie 3: gebieden van hoge archeologische waarde;

Onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm en een verstoringsoppervlakte van meer dan 100 m².

- Categorie 4: gebieden met een hoge archeologische verwachting;

Onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm en een verstoringsoppervlakte van meer dan 250 m².

- Categorie 5: gebieden met een middelhoge archeologische verwachting en na-oorlogse woonwijken en industriegebieden die in een gebied van hoge archeologische verwachting liggen;

Onderzoeksplicht bij een verstoringsdiepte van meer dan 50 cm en een verstoringsoppervlakte van meer dan 2500 m².

- Categorie 6: gebieden met een lage archeologische verwachting; Geen onderzoeksplicht.

- Categorie 7: gebieden zonder een archeologische verwachting of archeologisch vrijgegeven;

Geen onderzoeksplicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPbgb2018campinghg-ow01_0015.png"

Plangebied van archeologisch onderzoek op archeologische beleidskaart gemeente Landerd.

3.3.9.2 Conclusie planvoornemen

De nota Archeologie en bijbehorende beleidskaart zijn in onderhavig bestemmingsplan doorvertaald. Ten behoeve van de uitbreiding van de bestaande poel is door Archeodienst een archeologisch onderzoek uitgevoerd Bijlage 3 Archeologisch onderzoek). Uit dit onderzoek kwam naar voren dat de bodem in een deel van het gebied dat ten behoeve van de poel is onderzocht verstoord is en dat de verwachtingswaarde naar laag kan worden bijgesteld. De uitkomsten van dit onderzoek zijn doorvertaald in het juridische gedeelte van onderhavig bestemmingsplan. Dat betekent dat ter plaatse de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geldt, met daarin een ondergrens voor een benodigd archeologisch onderzoek van 2.500 m2. De bebouwing valt onder deze 2.500m² grens. Voor de vijver is dit jaar een ontgravingsvergunning afgegeven voor het graven van de vergunning in het gebied met een lage archeologische waarde. De vijver is inmiddels aangelegd. Vervolgonderzoek voor archeologie is daarmee niet aan de orde.

3.3.10 Parkeernormen 2012
3.3.10.1 Beleidskader

De gemeente Landerd gaat voor wat betreft de parkeernormen in beginsel uit van de CROW- normen en -uitgangspunten, welke zijn doorvertaald naar gemeentelijke parkeernormen. De kencijfers parkeren en verkeersgeneratie van het CROW geven voor een camping een parkeerbehoefte van minimaal 1,1 en maximaal 1,3 parkeerplaatsen standplaats. Op Charme Camping Hartje Groen is in de toekomstige situatie maximaal sprake van 105 nachtverblijven die wat betreft het aantal personen die erin kunnen verblijven vergelijkbaar zijn met een standplaats voor een grote tent of caravan. Ten behoeve van de nachtverblijven wordt voorzien in 110 parkeerplaatsen.

Voor het theehuis dat een bruto vloer oppervlak van 180 m2 krijgt wordt uitgegaan van de categorie cafe/bar/cafetaria met een parkeernorm van minimaal 6,0 en maximaal 8,0 parkeerlaatsen per 100 m2 bvo. Voor het theehuis wordt voorzien in 33 parkeerplaatsen.

De vlindertuin valt wat betreft parkeren samen met de functie van het theehuis en de camping. Verwacht wordt namelijk dat er weinig bezoekers alleen voor de vlindertuin zullen komen.

De parkeerplaatsen voor de verhuureenheden zijn verdeeld over twee locaties, één met 88 en één met 70 autoparkeerplaatsen.

De parkeerplaats bij het theehuis bevat ca 70 autoparkeerplaatsen. De parkeerplaats bij de vlindertuin bevat ca 88 autoparkeerplaatsen. In totaal is dit ruim voldoende om aan de parkeervraag te voldoen. De parkeerplaatsen worden ruim opgezet omdat ze in het bos gelegen zijn. Op deze manier hoeven er nauwelijks bomen te worden verwijderd.

3.3.10.2 Conclusie planvoornemen

Geconcludeerd kan worden dat de planlocatie meer dan voldoende ruimte biedt voor de benodigde parkeervoorzieningen.

Hoofduitgangspunt is dat het parkeren altijd op eigen terrein dient plaats te vinden. De benodigde parkeervoorzieningen zijn reeds aangelegd. Bij een eventuele grotere behoefte zullen de parkeervoorzieningen worden uitgebreid. In de planregels is dit geborgd.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen invloed hebben op het milieu en de omgeving. Daarom wordt op de volgende aspecten ingegaan: bodem, bedrijven en milieuzonering, externe veiligheid, geur, luchtkwaliteit, verkeer en parkeren, geluid, water en flora en fauna.

4.1 Bodem

Op basis van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening en artikel 3.2 van de Algemene wet bestuursrecht, moet in planvorming rekening gehouden worden met de bodemkwaliteit in relatie tot de gewenste functies. In de Bouwverordening van de gemeente Landerd staat dat onder bepaalde omstandigheden het oprichten van gebouwen pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is (of geschikt is gemaakt) voor het beoogde doel. Om die reden dient bij veel nieuwbouwactiviteiten de bodemkwaliteit door middel van onderzoek te worden vastgesteld. Aangesloten dient ook te worden bij de Nota Bodembeleid van de gemeente Landerd.

De functie ter plaatse van het bestaande deel van de campingterrein wijzigt niet, waardoor onderzoek beperkt kan blijven tot de locatie van de uitbreiding. Ten behoeve van de uitbreiding van de camping met het natuurterrein is een historisch bodemonderzoek (NEN5725) uitgevoerd door Aelmans Adviesbureau Bijlage 4 Historisch bodemonderzoek. Dit onderzoek maakt als bijlage onderdeel uit van voorliggend bestemmingsplan.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Vanuit het aspect 'goede ruimtelijke ordening' dient voldoende ruimtelijke scheiding te zijn tussen hinderveroorzakende (o.a. bedrijven) en hindergevoelige functies (waaronder woningen). Hiervoor worden de afstanden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' als maatgevend beschouwd. Bovenstaande moet op twee manieren getoetst worden. Enerzijds wordt er gekeken of het perceel zelf veroorzaker is van hinder en anderzijds wordt bekeken of het perceel kwetsbaar is voor hinder en/of tot belemmeringen kan leiden voor omliggende functies en bedrijven.

Veroorzakende hinder

Kampeerterreinen, vakantiecentra, e.d. (met keuken) (SBI: 553, 552 in de VNG-publicatie) worden aangemerkt als categorie 3.1 bedrijf. Deze milieucategorie heeft betrekking op grootschalige kampeerterreinen met veel voorzieningen. Voor deze inrichtingen geldt een indicatieve richtafstand van 50 m tot een rustig buitengebied vanwege het aspect geluid. De afstand wordt gemeten vanaf de perceelsgrens van de inrichting (het kampeerterrein) tot de gevel van de woning.

In voorliggend geval blijft, gelet op het maximum van 105 nachtverblijven, is sprake van een relatief kleinschalig kampeerterrein, met bovendien beperkte voorzieningen. Indien ter toetsing van de milieubelastende activiteit waarop dit bestemmingsplan betrekking heeft een indicatieve richtafstand van 50 m wordt aangehouden, kan die afstand dan ook als ruim worden beschouwd.

Wat betreft het theehuis kan qua richtafstand aangesloten worden bij café's en bars (SBI: 563.1) en restaurants (SBI: 561) met een indicatieve richtafstand van 10 m. Gezien de richtafstand van 50 m voor het kampeerterrein is deze afstand dus niet maatgevend.

Tegenover de camping aan de Udensedreef 8 en 10 zijn twee woningen gelegen. Voor de woning aan de Udensedreef 10 verandert er planologisch niets. De camping is in het huidige situatie reeds aanwezig. Voor de woning aan de Udensedreef 8 geldt dat de woning in de nieuwe situatie op meer dan 50 meter afstand van de camping ligt. Herbouw van de woning dichter naar de camping toe is daarnaast niet rechtstreeks mogelijk.

Ontvangende hinder

Uitsluitend de bedrijfswoning is een gevoelig object ten opzichte van activiteiten in de omgeving. De camping en het theehuis zijn geen gevoelige functies. De bedrijfswoning wordt verplaatst omdat de bestaande bedrijfswoning als theehuis in gebruik genomen wordt. De locatie is in onderhavig bestemmingsplan niet vastgelegd. In het vigerende bestemmingsplan is dit op dezelfde manier geregeld.

In de nabije omgeving van Charme Camping Hartje Groen zijn geen hinderveroorzakende bedrijven gelegen.

Het aspect milieuzonering is geen beperkende factor voor onderhavig planvoornemen.

4.3 Externe veiligheid

Externe Veiligheid gaat over het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Het campingterrein als geheel betreft een kwetsbaar object, waardoor dient te worden nagegaan of de ruimtelijke ontwikkeling binnen een plaatsgebonden risicocontour (PR 10-6/jaar) ligt. Dit is niet het geval, zo blijkt uit gegevens van de Risicokaart van het Interprovinciaal Overleg (IpO). De meest nabij risicobron (de propaantank op het terrein van Swanenberg Beheer BV) ligt op een afstand van 500 van het plangebied.

Die afstand is ruim voldoende om te kunnen concluderen dat het plangebied buiten het invloedsgebied van de risicobron valt.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPbgb2018campinghg-ow01_0016.png"

Uitsnede risicokaart met plangebied.

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

4.4 Geur

De Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) is enerzijds het beoordelingskader voor agrarische geur uit dierenstallen bij omgevingsvergunningen voor de activiteit milieu. Anderzijds is de wet ook van belang voor de toetsing van de ruimtelijke aanvaardbaarheid bij ruimtelijke plannen (de zogenaamde omgekeerde werking). Bijvoorbeeld bij de uitbreiding van een veehouderij of het realiseren van nieuwe geurgevoelige objecten in de omgeving van veehouderijen. In het kader van deze omgekeerde werking moet bekeken worden of ter plaatse een goed woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd (belang geurgevoelig object) en of er niemand onevenredig in zijn belangen geschaad wordt (belang omliggende veehouderijen).


De Wet geurhinder en veehouderij stelt de gemeente in staat om middels gemeentelijk geurbeleid te sturen op geuremissies afkomstig uit stallen bij veehouderijen en daarmee op de geurbelasting op de omgeving. Dit geurbeleid bestaat uit een geurverordening en een geurgebiedsvisie. De geurverordening bevat de geur- en afstandsnormen waaraan getoetst wordt in het kader van vergunningverlening. De geurgebiedsvisie bevat de onderbouwing bij deze normen en de uitgangspunten van het gemeentelijke geurbeleid.


Op 11 december 2014 heeft de gemeenteraad van Landerd de 'Geurgebiedsvisie 2014 gemeente Landerd', de 'Verordening geurhinder en veehouderij 2014 gemeente Landerd' en de 'Normenkaart behorende bij de Verordening geurhinder en veehouderij 2014 gemeente Landerd' vastgesteld. Vanwege het herstel van een ontbrekend tekstdeel heeft de gemeenteraad op 12 maart 2015 een gewijzigde geurverordening vastgesteld. Deze 'Gewijzigde Verordening geurhinder en veehouderij 2014 gemeente Landerd' is de nu geldende verordening. Op grond van de verordening gelden maximale waarden voor de geurbelasting van een veehouderij op een geurgevoelig object. Ook zijn minimale afstanden aangegeven voor de geurbelasting van een veehouderij op een geurgevoelig object.


Een recreatiewoning/vaste verblijfsplaats wordt als geurgevoelig object beschouwd (ABRvS, 201100912/1/M2 van 3 augustus 2011). Ook het theehuis, alsmede nieuwe bedrijfswoning zijn geurgevoelige objecten.

In de omgeving van de camping zijn geen veehouderijen gelegen. Daarmee vormen de geurgevoelige objecten geen belemmering voor de bedrijfsvoering van agrarische bedrijven.

Daarnaast dient er getoetst te worden voldaan aan voornoemde geurverordening en geurgebiedsvisie. In het bijzonder de achtergrondbelasting. Op basis van de kaarten is beoordeeld of er sprake is van een acceptabel woon- en leefomgeving.

De geurbelasting (achtergrond) op een deel van het plangebied bedraagt < 0,3 OUe/m3, en een ander deel ligt tussen de 3 - 6 OUe/m3. Daarmee is het woon- en leefklimaat ter plaatse goed.

Het aspect geur vormt geen belemmering voor onderhavig planvoornemen.

4.5 Luchtkwaliteit

Het beleid en de regelgeving over luchtkwaliteit heeft tot doel om mensen te beschermen tegen de gezondheidseffecten van luchtverontreiniging. Ze bevatten luchtkwaliteitsnormen voor verschillende stoffen. Ruimtelijke plannen of projecten die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit, zoals bestemmingsplannen, dienen getoetst te worden aan de Wet milieubeheer (afdeling 5.2.). Deze wet bevat grenswaarden voor de stoffen zwaveldioxide, stikstofdioxide, stikstofoxiden, fijn stof, lood, benzeen en koolmonoxide in de buitenlucht. In Nederland zijn de maatgevende luchtverontreinigende stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10). Overschrijding van de grenswaarden van andere stoffen komt bijna niet voor.

De wet maakt onderscheid tussen kleine en grote ruimtelijke projecten. Kleine projecten zijn projecten die de luchtkwaliteit niet 'in betekende mate' (NIBM) verslechteren. Deze projecten hoeven niet meer beoordeeld te worden op luchtkwaliteit. Ze zijn namelijk zo klein dat ze geen wezenlijke invloed hebben op de luchtkwaliteit. Er is geen belemmering als een klein project niet of nauwelijks bij draagt aan luchtverontreiniging, óók niet in overschrijdingsgebieden (gebieden met te veel luchtvervuiling). De ministeriële Regeling NIBM geeft aan in welke gevallen een nieuw project in ieder geval een NIBM-project is. Dit is bijvoorbeeld het geval als er minder dan 500 woningen worden gebouwd bij minimaal één ontsluitingsweg, of minder dan 1.000 woningen bij twee ontsluitingswegen.

Het Besluit gevoelige bestemmingen beperkt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen', zoals een school, in de nabijheid van provinciale en rijkswegen. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Daartoe voorziet het besluit in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek nodig is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg. Waar in zo'n onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op zo'n plek de vestiging van bijvoorbeeld een school niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan. De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn aangemerkt als gevoelige bestemming: scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.
Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord, maar om alle vergelijkbare functies, ongeacht de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein. In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties dus niet als gevoelige bestemming gezien.

De gemeente heeft geen eigen regelgeving en beleid over luchtkwaliteit.

In onderhavig geval worden geen woningen gebouwd. De vervanging van de caravan seizoensplaatsen voor vaste nachtverblijven gaat niet zorgen voor een toename van het maximale aantal autobewegingen per dag. Het aantal recreatieplekken gaat immers niet toenemen. Het theehuis gaat wel zorgen voor een toename van het aantal verkeersbewegingen. In de CROW publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' zijn geen kengetallen voor verkeergeneratie voor de categorie cafe/bar/cafetaria opgenomen. Duidelijk is wel dat de verkeersgeneratie veel kleiner zal zijn dan de verkeersgeneratie die ontstaat bij de realisatie van 500 nieuwe woningen. Op basis hiervan wordt geconcludeerd dat sprake is van een NIBM-project.

4.6 Verkeer en parkeren

Van belang is de vraag of een ruimtelijke ontwikkeling leidt tot extra verkeersbewegingen en of de toename van verkeersbewegingen past binnen de normen die voor ontsluitingswegen gelden.
De gemeente Landerd stelde de Parkeernormen Landerd 2012 vast. Hierin staat welke parkeernormen er gelden binnen de gemeente Landerd. Uitgangspunt is dat de parkeerbehoefte op eigen terrein wordt opgelost.

Verkeer

In onderhavig geval is geen sprake van uitbreiding van het aantal recreatieplaatsen. De vervanging van de caravan eizoenplaatsen voor vaste nachtverblijven gaat derhalve geen extra verkeersbewegingen geven per etmaal.

Het theehuis gaat wel extra verkeerbewegingen geven. In de CROW publicatie 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie' zijn geen kengetallen voor verkeergeneratie voor de categorie cafe/bar/cafetaria opgenomen. Als er van uitgegaan wordt dat in het theehuis 20 tafels staan die allen per dag 2x maal bezet zijn dan is de toename van de verkeersgeneratie 80 autobewegingen per dag. De afwikkeling van het verkeer vanaf het bestaande campingterrein blijft ongewijzigd. De bestaande in/uitritten op de Udensedreef wijzigen niet. De Udensedreef kan de toename van het verkeer makkelijk aan.

Parkeren 

In paragraaf 3.3.10 is het aantal te realiseren parkeerplaatsen onderbouwd. Parkeerproblemen worden niet verwacht.

Het aspect verkeer en parkeren vormt geen belemmering voor het planvoornemen.

4.7 Geluid

Een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling, waarbij sprake is van de realisatie van een geluidsgevoelig object dient te worden getoetst aan de Wet geluidhinder. In deze wet wordt aangegeven hoe voor een gebied waar een ruimtelijke ontwikkeling plaatsvindt dient te worden omgegaan met geluidhinder als gevolg van wegverkeer, industrie en spoorwegen.

De huidige bedrijfswoning is reeds een geluidgevoelig object. De bedrijfswoning heeft in het vigerende bestemmingsplan en in voorliggend bestemmingsplan geen specifiek bouwvlak.

De camping en het theehuis zijn geen geluidgevoelige functies.

Gelet op vorenstaande vormt het aspect geluid geen belemmering voor de beoogde planontwikkeling.

4.8 Water

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) verplicht een watertoets voor ruimtelijke plannen waarin waterbelangen spelen. De watertoets omvat het gehele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van de in ruimtelijke plannen voorkomende waterhuishoudkundige aspecten. Het doel van de watertoets is het evenwichtig meewegen van de waterbelangen in het ruimtelijke planvormingsproces om te komen tot een veilig, gezond en duurzaam watersysteem. Zowel kwantiteit als kwaliteit zijn daarbij belangrijk. Het benutten van kansen en het combineren van functies wordt hierbij nagestreefd.

Brabantbrede Keur

Op 3 maart 2015 is de keur van waterschap Aa en Maas gewijzigd. De 'oude' keur is daarbij vervangen door een nieuwe keur die geldt voor alle drie de Brabantse waterschappen. In deze keur zijn de regels beter op elkaar afgestemd en vereenvoudigd tot één keur in heel Brabant. Bij deze nieuwe keur ligt de nadruk meer op wat mag dan wat niet mag. Daarnaast is er in minder gevallen een vergunning nodig dan voorheen en volstaat vaak met een melding.

Hydrologisch neutraal ontwikkelen

In de nieuwe keur is er nogal wat gewijzigd in het HNO beleid. Tot nu toe werd de wateropgave bepaald met de HNO tool. Deze is echter komen te vervallen.

Verhardingstoename tot 2.000 m2 

In de nieuwe keur zijn ontwikkelingen met een verhardingstoename tot 2.000 m2 vrijgesteld van compensatie omdat er, vanuit het watersysteem geredeneerd, geen aanleiding bestaat om onder deze oppervlaktemaat compenserende maatregelen te eisen. Echter zal het regelmatig voorkomen dat op basis van gemeentelijke eisen toch een hemelwatervoorziening wordt verlangd. Bovendien kan een voorziening wenselijk zijn om eventuele wateroverlast ter plaatse te voorkomen.

Gevoeligheidsfactor

Afhankelijk van kenmerken van het beinvloedingsgebied wordt een gevoeligheidsfactor toegepast. Naarmate de gevoeligheid van een gebied of oppervlaktewatersysteem voor de gevolgen van piekafvoeren lager is, is minder compensatie nodig. Voor gebieden worden er drie gevoeligheidsfactor waarden gehanteerd: 1/4 (droge gebieden met een GHG groter dan 80 cm- mv, 1/2 (GHG 40 – 80 cm-mv) en 1 (natte gebieden met een GHG kleiner dan 40 cm-mv).
Welke gevoeligheidsfactor van toepassing is, kan worden afgelezen van de op 26 februari 2015 vastgestelde kaart 'Algemene regels versnelde afvoer regenwater door verhard oppervlak' van waterschap Aa en Maas.

Verhardingstoename van 2.000 m2 tot 10.000 m2 

Voor ontwikkelingen met een verhardingstoename tussen 2.000 m2 en 10.000 m2 is de volgende rekenregel opgenomen: benodigde compensatie (m3) = toename verhard oppervlak (m2) * gevoeligheidsfactor * 0,06 (m1).

Verhardingstoename boven 10.000 m2 

Voor ontwikkelingen met een verhardingstoename van meer dan 10.000 m2 gelden geen algemene regels, maar de beleidsregels.

Effect planvoornemen

In onderstaande tabel is het verhard oppervlak van de bestaande en de toekomstige situatie berekend.

Huidige situatie   oppervlak in m2   Toekomstige situatie   oppervlak per m2  
bebouwd oppervlak     bebouwd oppervlak    
gemeenschappelijke voorzieningen   867   gemeenschappelijke voorzieningen   2140  
nachtverblijven 29 stuks   2320   nachtverblijven 105 stuks   8400  
bedrijfswoning   180   theehuis   180  
    bedrijfswoning   100  
totaal   3367   totaal   10820  

Overzicht bestaande en toekomstige verharding binnen plangebied.

Conclusie

Geconcludeerd wordt dat het verhard oppervlak in de toekomstige situatie met circa 7.053 m2 toeneemt. De rekenregel voor verhardingstoename tussen de 2.000 en 10.000 m2 is van toepassing.

Toename verhard oppervlak (7.453 m2) * gevoeligheidsfactor 1 * 0,06 (m1) = benodigde compensatie 447 m3.

De verschillende gebouwen op Charme Camping Hartje Groen worden voorzien van dakgoten die via pijpleidingen uitkomen op de twee poelen op de camping.

De poelen hebben beide boven de GHG (120-140 cm onder maaiveld) een grote capaciteit waardoor ze het afvloeiende hemelwater makkelijk kunnen opvangen. De bodem bestaat ter plekke uit zandgronden (bron: Bodemkaart van Nederland, schaal 1 : 50.000 zandgronden). Dit zijn minerale gronden waarvan het niet-moerige gedeelte tussen 0 een 80 cm diepte voor meer dan de helft van de dikte uit zand (materiaal met minder dan 8% lutum en minder dan 50% leem) bestaat. Daarnaast komt in de ondergrond op veel plaatsen binnen 120 cm-mv. grof zand voor, dat afkomstig is van de Maas. Het hemelwater in de poelen kan derhalve snel infiltreren waardoor de poelen snel weer voldoende capaciteit hebben om het hemelwater van een volgende bui te bergen.

Op de plankaart Keur is te zien dat het plangebied is aangeduid als 'Beschermd gebied waterhuishouding'. Deze aanduiding betreft de gebieden die zijn aangeduid als EHS in de Verordening ruimte. Voor deze gebieden wordt een waterhuishoudkundige bescherming voorgestaan gericht op het, bij voorkeur, verbeteren van de condities voor de natuur. De ontwikkeling van Charme Camping Hartje Groen gaat gepaard met een herbegrenzing van de EHS waardoor ook de aanduiding 'Beschermd gebied waterhuishouding' niet meer van toepassing is.

In het plangebied is een 'A-waterloop' gelegen welke in eigendom is van het waterschap.Op de uitsnede uit de kaart van de Keur is deze watergang met dunne blauwe lijn weergegeven. De ontwikkeling van Charme Camping Hartje Groen heeft geen impact op deze watergang.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPbgb2018campinghg-ow01_0017.png"

Uitsnede kaart behorend bij de Keur Waterschap Aa en Maas met plangebied.

Het vuilwater van het plangebied zal worden aangesloten op het gemeentelijke riool. De camping zal geen extra vuilwater opleveren omdat het aantal recreatieplaatsen niet toeneemt. Het theehuis gaat wel extra vuilwater opleveren. Het theehuis wordt voorzien van een vetafscheider en een vetput.

Geconcludeerd wordt dat er hydrologisch neutraal wordt ontwikkeld waardoor geen compensatie plaats hoeft te vinden.

Uit zorg voor een goede kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater zullen bij de bouw geen uitlogende materialen worden gebruikt.

4.9 Flora en fauna

Door Bureau Waardenburg is een natuurtoets Bijlage 6 Natuurtoets uitgevoerd waarbij voor de voorgenomen ontwikkeling van Charme Camping Hartje Groen getoetst is of een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming) nodig is. Tevens is getoetst of sprake is van aantasting van de wezenlijke waarden en kenmerken van het NNB.

Uit de natuurtoets komen een aantal zaken naar voren:

  • Nader onderzoek naar vleermuizen is nodig, vanwege mogelijke kap van bomen of verwijderen van bouwwerken.
  • Bij het verwijderen van beplanting en gebouwen moet rekening gehouden worden met het broedseizoen.
  • Momenteel hoeft geen rekening gehouden te worden met overige beschermde soorten planten en dieren. Indien de nieuwe poel betekenis gaat krijgen voor beschermde soorten dan moet hier rekening mee gehouden worden.
  • Voor de voorkomende algemene soorten geldt een vrijstelling. Voor de egel en kleine marterachtigen geldt dit niet meer.
  • Er wordt geen afbreuk gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de aangetroffen beschermde soorten.
  • De natuurwetgeving hoeft de realisatie van het bestemmingsplan niet in de weg te staan.

Met betrekking tot het NNB worden de volgende conclusies getrokken:

  • Herbegrenzing zoals voorgesteld leidt niet tot een negatief effect op de waarden en kenmerken van de NNB.
  • Herbergenzing zoals voorgesteld leidt niet tot een afname van het oppervlak NNB.
  • De voorgestelde aanpassing van de camping leidt niet tot negatieve effecten op het NNB in kwantitateve en kwalitatieve zin.

Stand van zaken planvoornemen

De herinrichting van het terrein heeft reeds plaatsgevonden. Er zullen derhalve geen bomen meer worden gekapt. Ook zijn de bouwwerken die gesloopt zouden worden, inmiddels gesloopt. Daarmee is een vervolgonderzoek naar vleermuizen niet meer aan de orde. Het aspect flora- en fauna staat onderhavig planvoornemen niet in de weg.

Hoofdstuk 5 Wijze van bestemmen

5.1 Het juridische plan

5.1.1 Inleiding

Voorliggend bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een plantoelichting. De digitale verbeelding en regels vormen tezamen het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan. De wijze waarop dit juridisch bindende deel is vormgegeven, wordt de planmethodiek genoemd. In dit hoofdstuk wordt achtereenvolgens nader ingegaan op de opbouw van de verbeelding, de regels en de functie van de plantoelichting. Tevens volgt een toelichting op de diverse bestemmingen die in het plan zijn opgenomen.

5.1.2 Planmethodiek

De opzet van de verbeelding en regels zijn gebaseerd op de regels van bestemmingsplan "Buitengebied" van de gemeente Landerd.

5.1.2.1 Verbeelding

Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn aangegeven. Deze aanduidingen hebben slechts juridische betekenis indien en voor zover deze daaraan in de regels wordt gegeven. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen enkele betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid van die kaart (bijvoorbeeld kadastrale lijnen, topografische symbolen en huisnummers).

5.1.2.2 Regels

De regels zijn ondergebracht in een viertal hoofdstukken:

  • hoofdstuk 1 (inleidende regels), met daarin bepalingen die van belang zijn voor een juiste interpretatie en toepassing van de regels in de overige hoofdstukken (begripsbepalingen, meetbepalingen en een bepaling die een beperkte overschrijding van bouwgrenzen door ondergeschikte onderdelen van gebouwen toestaat);
  • hoofdstuk 2 (bestemmingsregels), waarin per bestemming een bestemmingsomschrijving, bouwregels, specifieke gebruiksregels, afwijkingsbevoegdheden en eventueel bepalingen omtrent omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
    worden gegeven;
  • hoofdstuk 3 (algemene regels), waarin een anti-dubbeltelregel en algemeen geldende bouw- en aanduidingsregels, afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden zijn opgenomen;
  • hoofdstuk 4 (overgangs- en slotregels), waarin een aantal gebruikelijke slotbepalingen is te vinden, waaronder het overgangsrecht en de slotregel.
5.1.2.3 Inleidende, algemene en slotregels

De inleidende regels, de algemene regels en de slotbepalingen behoeven hier geen nadere toelichting. Voor zover een toelichting noodzakelijk is, volgt die in de hierna volgende hoofdstukken van deze plantoelichting.

5.1.2.4 Bestemmingsbepalingen

De bestemmingsbepalingen kennen allen eenzelfde opbouw. Deze opbouw bestaat uit achtereenvolgens, voor zover aanwezig, de volgende leden:

  • bestemmingsomschrijving;
  • bouwregels;
  • afwijken van de bouwregels;
  • nadere eisen
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

De omschrijving is de centrale bepaling van elke bestemming. In deze omschrijving worden limitatief de functies genoemd die binnen de bestemming zijn toegestaan. In een aantal gevallen geeft de omschrijving daarbij nog een nadere beperking in de vorm van een bestemmingscategorie of bijvoorbeeld een maximaal aantal of een maximale maatvoering.

De bouwregels zijn direct gerelateerd aan de bestemmingsomschrijving. Ook het gebruik van grond en bebouwing is gekoppeld aan de bestemmingsomschrijving.

De afwijkingsbevoegdheden zijn gebaseerd op artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening en geeft het bevoegd gezag de bevoegdheid om onder voorwaarden een omgevingsvergunning te verlenen van een specifieke regel.

Ter bescherming van de gronden met een archeologische verwachtingswaarde, alsmede ter bescherming van bijvoorbeeld aanwezige leidingen zijn bepalingen met betrekking tot het uitvoeren van werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden opgenomen.

5.2 Beschrijving van de bestemmingen

In dit bestemmingsplan komen de navolgende bestemmingen voor: 'Natuur', 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' en 'Verkeer'. Daarnaast komen de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3' en 4 voor.

5.2.1 Natuur

Het herbegrensde Natuur Netwerk Brabant heeft de bestemming 'Natuur'. De gronden ten noorden van het recreatieterrein hebben eveneens de bestemming 'Natuur' (geen NNB). De bestemming biedt zeer beperkte bouwmogelijkheden. Binnen de bestemming is een halfverharde parkeerplaats mogelijk binnen de aanduiding 'parkeerplaats'. De natuurwaarden worden door middel van een omgevingsvergunningstelsel voor werken en werkzaamheden beschermd.

5.2.2 Recreatie - Verblijfsrecreatie

Het recreatieterrein (camping) heeft de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Hierbinnen zijn het aantal gebouwde recreatieve nachtverblijven geregeld. Voor de recreatieve nachtverblijven zijn specifieke bouwregels opgenomen. Aangezien een creatieve invulling van de vormgeving van de nachtverblijven wordt voorgestaan, zijn ook nachtverblijven op palen of boomhuthuisjes mogelijk gemaakt. De hoogtebepalingen gelden voor het huisje als zodanig; de palen of andersoortige constructie telt daarbij niet mee.

Tevens is de bebouwde oppervlakte voor alle 'ondersteunende' gebouwen geregeld. Daarbij valt te denken aan de receptie, sanitairgebouwen, bergingen en horecagelegenheid. De recreatieve nachtverblijven, kampeermiddelen en bedrijfswoning met bijgebouwen tellen daarbij niet mee. Daarvoor is een specifieke maatvoering meegegeven.

Op een deel van het terrein is de groenblauwe mantel gelegen. Hiervoor is een beschermende regeling opgenomen.

De uitbreiding van het recreatieterrein en de toename van het aantal recreatieve nachtverblijven van de camping dient in verband met de ruimtelijke aanvaardbaarheid gepaard te gaan met landschappelijke kwaliteitsmaatregelen. Hiertoe is een landschapsplan opgesteld. De uitvoering en instandhouding hiervan zijn als voorwaardelijke verplichting aan de planregels opgenomen, gekoppeld aan het onherroepelijk worden van het bestemmingsplan. Indien vooruitlopend hierop de uitbreiding van het recreatieterrein reeds in gebruik genomen wordt, dan wel dat er een recreatief nachtverblijf wordt opgericht, dan geldt dit laatste als peildatum.

5.2.3 Verkeer

Het natuurgebied wordt doorsneden door een onverharde weg. Deze is binnen deze bestemming opgenomen. Een onverharde weg wordt als zodanig beschermd. Voor het aanleggen van verhardingen is een omgevingsvergunning benodigd.

5.2.4 Waarde - Archeologie 3 en 4

De dubbelbestemmingen Waarde – Archeologie 3 en 4 zijn van toepassing. De bepalingen van de hoofdbestemming en de dubbelbestemming zijn dan beide van toepassing. Bij strijd tussen deze bepalingen prevaleren de bepalingen van de dubbelbestemming. De reden hiervoor is dat de belangen van de dubbelbestemming zwaarder wegen dan die van de hoofdbestemming.

In de dubbelbestemmingen is een omgevingsvergunningregeling opgenomen voor de gronden gelegen binnen de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie’. Hierin worden bepaalde werken en/of werkzaamheden vergunningplichtig gesteld. Bij de beoordeling van de vraag of en in welke mate bepaalde werken en/of werkzaamheden toelaatbaar worden geacht gelden enkele maatstaven. Zo geldt dat de archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig aangetast mogen worden.

Daarnaast moet uit een archeologisch onderzoek in voldoende mate blijken dat de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld, of dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn, of dat de archeologische waarden niet of niet onevenredig worden geschaad. In de dubbelbestemmingen zijn oppervlaktes en dieptes opgenomen die vrijgesteld zijn van de onderzoeksplicht.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Gelet op het bepaalde in artikel 3.1 van de Wro dient in het kader van een bestemmingsplan onder andere inzicht te worden verschaft in de economische uitvoerbaarheid van het plan binnen de wettelijke planperiode van 10 jaar.

Ingevolge artikel 6.12 Wro is het opstellen van een exploitatieplan verplicht indien een bestemmingsplan de realisatie van een bouwplan mogelijk maakt. Er is een limitatieve opsomming opgenomen wat onder een bouwplan moet worden verstaan. Voorliggende ontwikkeling van de Charme Camping Hartje Groen valt niet de opgesomde plannen. Derhalve valt dit niet onder de werking van artikel 6.12 Wro en is het opstellen van een grondexploitatieplan dus niet verplicht.

De kosten voor de gemeente bestaan uit de kosten voor het opstellen en in procedure brengen van voorliggend bestemmingsplan. Er is geen sprake van bouwen- of aanleggen. De plankosten zijn niet zodanig hoog, dat daarmee het bestemmingsplan niet uitvoerbaar zou zijn.

6.2 Maatschappelijk aanvaardbaarheid

6.2.1 Vooroverleg

Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geeft aan dat de gemeente bij de voorbereiding van een ruimtelijke ontwikkeling overleg moeten plegen met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en rijk die betrokken zijn bij de zorg voor ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In het kader van het vooroverleg is het plan besproken met de vooroverlegpartners, zoals bijvoorbeeld de provincie.

De reacties zijn verwerkt in het ontwerp bestemmingsplan.

6.2.2 Ontwerp

De voorbereiding van het besluit omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan wordt op grond van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht in het kader van de zienswijzen gedurende zes weken als ontwerp ter visie gelegd.

Eenieder kan gedurende deze periode een zienswijze indienen. Deze zienswijzen zullen onderdeel zijn van de besluitvorming. De nota van zienswijzen en ambtshalve aanpassingen zal bij het vaststellingsbesluit worden gevoegd.