Plan: | Schutsboomstraat 33, Schaijk |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1685.BPsch2020schutsb-VG01 |
Voorliggend rapport betreft het bestemmingsplan "Schutsboomstraat 33, Schaijk" van de gemeente Landerd.
Op de locatie aan de Schutsboomstraat 33 te Schaijk - percelen C4704 en C4705 - zat tot voorheen horecazaak De Potter gevestigd. Deze horecazaak is inmiddels naar het centrumgebied van Schaijk verhuisd. De nieuwe eigenaar van de vrijkomende gronden aan de Schutsboomstraat is voornemens om op deze plek het gebouw te slopen en vijf grondgebonden woningen te realiseren. Ten behoeve van een goede inpassing van de nieuwe woningen vindt er een grondruil plaats met Van der Heijdenstraat 3. De gronden van het oude horecapand zijn in het vigerende bestemmingsplan ''Kom Schaijk'' bestemd als 'Gemengd'. Binnen deze bestemming is het niet direct mogelijk vijf grondgebonden woningen te bouwen. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.
Voorliggend bestemmingsplan bevat de ruimtelijke onderbouwing en regels voor het realiseren van vijf grondgebonden woningen.
Onderstaande afbeelding geeft de topografische situatie weer.
TOPOGRAFISCHE SITUATIE
Onderstaande afbeelding geeft de kadastrale situatie weer. Tevens is de plangrens van voorliggend bestemmingsplan ingetekend.
KADASTRALE SITUATIE
De gronden zijn kadastraal bekend gemeente Landerd, sectie C, nummers 4351, 4355 (gedeeltelijk), 4704 en 4705. De oppervlakte van het plangebied bedraagt 1.684 m².
Ter plaatse van het plangebied vigeert het bestemmingsplan "Kom Schaijk", vastgesteld door de gemeenteraad d.d. 3 juli 2014. Onderstaande afbeelding geeft een uitsnede van de vigerende verbeelding. De ligging van het plangebied is aangegeven.
UITSNEDE VERBEELDING VIGEREND BESTEMMINGSPLAN
De gronden van de voormalige horecazaak zijn in het vigerende bestemmingsplan bestemd als 'Gemengd'. De gronden zijn in deze bestemming onder andere aangewezen voor publiekgerichte en niet-publiekgerichte dienstverlening. Aan het bouwvlak zijn tevens de functieaanduidingen 'horeca van categorie 3' (betekende voor onderhavige locatie een vestiging van een café/feesterij) en 'specifieke vorm van wonen 2' (wonen uitsluitend op de verdiepingen) toegekend. Tot slot heeft het bouwvlak de maatvoeringsaanduidingen 'maximum bouwhoogte 6 meter' en 'maximum goothoogte 4,5 meter'.
De gronden van Van der Heijdenstraat 3 zijn bestemd als 'Wonen' en 'Tuin'. Daarnaast bevat het plangebied gedeeltelijk de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. Deze dubbelbestemming verplicht archeologisch onderzoek bij bodemingrepen van bepaalde omvang. Dit staat nader beschreven in paragraaf 5.2.1.
Conclusie
Het initiatief betreft de realisatie van vijf grondgebonden woningen binnen de bestemming 'Gemengd' en deels binnen de bestemmingen 'Wonen' en 'Tuin'. Binnen de bestemming 'Gemengd' is de realisatie van grondgebonden woningen niet mogelijk. Een herziening van het bestemmingsplan is derhalve noodzakelijk.
Dit hoofdstuk geeft een ruimtelijk-functionele analyse van het plangebied. Onderstaande afbeelding geeft de bestaande toestand van de directe omgeving en het plangebied weer.
DIRECTE OMGEVING
Schaijk is ontstaan op de rand van de Peelhorst, op de overgang van hoge, droge gronden naar lage, natte gronden. Het dorp heeft zich ontwikkeld langs een aantal wegen en paden. In noordzuidelijke richting vormen de Runstraat en Schutsboomstraat van oudsher de belangrijkste route. De Zandstraat (in westelijke richting) en de Pastoor van Winkelstraat (in oostelijke richting) zijn oude wegen die hierop aansluiten. Rondom de kruising van de Runstraat en de Pastoor van Winkelstraat is het centrumgebied van Schaijk ontstaan.
Het plangebied ligt aan de kruising van de Schutsboomstraat en Van der Heijdenstraat. Aan de oostzijde van het plangebied staat een gebouw bestaande uit één bouwlaag met een kap. In het gebouw zat tot voorheen horecazaak De Potter gevestigd die gebruik maakte van het parkeerterrein aan de zuidzijde van het perceel. Dit parkeerterrein heeft circa 20 parkeerplaatsen. Het plangebied wordt aan de zuidzijde begrensd door de Van der Heijdenstraat en aan de noord- en oostzijde door de bestaande woningbouw.
De Schutsboomstraat heeft - zoals eerder is benoemd - een belangrijke ontsluitingsfunctie voor de dorpskern van Schaijk als directe ontsluitingsweg in zuidelijke richting, die ten zuiden van het dorp kruist met de N324. Hierdoor is de verkeersintensiteit relatief hoog. In de huidige situatie heeft het parkeerterrein één ontsluiting op de Schutsboomstraat.
Het plangebied is grotendeels functioneel ingericht als horecazaak met bijbehorend parkeerterrein. Enkel op de zuidelijke perceelsgrens staat een bomenrij met vier volgroeide monumentale bomen. Naast deze bomenrij kent het plangebied geen groenstructuren. Tevens is er binnen het plangebied geen oppervlaktewater aanwezig.
Na voorgaande inventarisatie en analyse volgt in dit hoofdstuk de beschrijving van het feitelijke plan. In bijlage 1 is een rapport opgenomen met de inrichtingsschets, plattegronden en sfeerbeelden.
De initiatiefnemer is voornemens om binnen het plangebied vijf grondgebonden woningen te realiseren die bestaan uit circa 1,5 bouwlaag met kap, met een goot- en bouwhoogte van respectievelijk 4,5 en 9 meter. Hiermee wordt aangesloten bij de goot- en bouwhoogten van de direct aangrenzende percelen (goothoogte: 6 m en bouwhoogte 9 m). Zodoende kunnen mogelijke gewenste aanpassingen aan het ontwerp nog plaatsvinden. De woningen worden aan elkaar geschakeld op de begane grond. De woningen worden zo ingericht dat er levensloopbestendige woningen ontstaan, waarin gelijkvloers leven een optie is. Deze woningen worden tevens voorzien van een eigen voor- en achtertuin. De hoekwoning wordt voor de auto ontsloten op de Van der Heijdenstraat, de andere woningen worden direct ontsloten op de Schutsboomstraat. Op onderstaande afbeelding is het schetsontwerp weergegeven.
VOORLOPIG SCHETSONTWERP
Ten behoeve van de perceelsindeling van de nieuwe woningen vindt er een grondruil plaats met Van der Heijdenstraat 3. Het smalle diepe perceel van deze woning loopt door tot de noordelijke plangrens. De meest noordelijke gronden en een deel van de gronden direct aan de Van der Heijdenstraat, worden bij de nieuwe woningen getrokken, waardoor ook de hoekwoning een logischer indeling krijgt. Door bij Van der Heijdenstraat 3 een deel van de gronden van het huidige horecapand te betrekken ontstaat er een meer vierkant en gebruiksvriendelijkere kavel.
Gebruik bijgebouwen
In de huidige situatie bedraagt het perceel C360 - Van der Heijdenstraat 3 - 360 m². Het bebouwd oppervlak van dit perceel is in totaal 96,4 m², waarvan 44 m² aan bijgebouwen. Dit past binnen het vigerende bestemmingsplan waar in totaal 50% van de gronden bebouwd mag worden, waarbij bijgebouwen in ieder geval 36 m² en niet meer dan 80 m² mogen bedragen. In de nieuwe situatie heeft het perceel een grootte van 346 m², met een bebouwd oppervlak van in totaal 96,4 m², waarvan 44 m² aan bijgebouwen. Hiermee voldoet de nieuwe situatie aan zowel het vigerende- als nieuwe bestemmingsplan.
De realisatie van vijf grondgebonden woningen heeft invloed op de verkeersgeneratie. De digitale publicatie "ASVV 2012'' (CROW) bevat kencijfers voor de verkeersgeneratie van diverse functies. De gemeente Landerd wordt aangeduid als matig stedelijk gebied, waarin de locatie van het plangebied binnen de gemeente Landerd tot de schil van het centrum behoort.
Huidige situatie
Binnen het plangebied bestaat in de bestaande situatie het aantal verkeersbewegingen uit één onderdeel: de horecazaak (restaurant). De ''ASVV 2012'' (CROW) geeft voor dit onderdeel geen kencijfers voor de verkeersgeneratie. Aannemelijk wordt geacht dat de circa 20 aanwezige parkeerplaatsen maximaal twee keer gebruikt worden per etmaal. Dit leidt, in een worst-case scenario, tot (4 x 20 =) 80 verkeersbewegingen per etmaal.
Nieuwe situatie
In de nieuwe situatie staan binnen het plangebied vijf grondgebonden aan elkaar geschakelde woningen. De woningen vallen, om de verkeersgeneratie te bepalen, onder het onderdeel koop, twee-onder-een-kap. In de onderstaande tabel is de berekening van de verkeersaantrekkende werking uiteengezet.
Onderdeel | Verkeersgeneratie | Aantal | Totaal |
Koop, twee-onder-een-kap | 7,2 - 8,0 per woning | 5 woningen | 36,0 - 40,0 |
Totaal | 36,0 - 40,0 |
Op basis bovenstaande tabel kan worden gesteld dat de nieuwe woningen, in een worst-case scenario, zorgen voor 40 verkeersbewegingen per etmaal.
Conclusie
De verkeersdalende werking van dit initiatief bedraagt, in een worst-case scenario, 40 verkeersbewegingen per etmaal. Dit betekent dat de verkeersafwikkeling van onderhavig plan zonder meer via de Schutsboomstraat en de omliggende wegen kan plaatsvinden.
In de huidige situatie is ter hoogte van het plangebied sprake van één ontsluiting op de Schutsboomstraat. Het voorliggende initiatief zorgt voor drie extra ontsluitingen op de Schutsboomstraat, bestaande uit drie individuele uitritten en de uitrit van de parkeerkoffer. De toevoeging van deze extra ontsluitingen past binnen het huidige straatbeeld van de Schutsboomstraat. Verkeerskundig is te verwachten dat de extra ontsluitingen geen problemen vormen.
Het voorzien in voldoende parkeerplaatsen is noodzakelijk voor goed functioneren van het initiatief en voorkomt overlast voor de omgeving. Het gemeentelijke parkeerbeleid is vastgelegd in het 'Parapluplan wonen en parkeren Landerd', vastgesteld op 27 juni 2019. Met het parapluplan wordt een eenduidige parkeernorm systematisch vastgelegd in de regels van het bestemmingsplan. Voor de te hanteren parkeernormen wordt aangesloten bij de parkeerkencijfers van Nationaal kenniscentrum voor infrastructuur, verkeer en openbare ruimte (CROW: Toekomstbestendig parkeren, december 2018).
Onderhavig initiatief ligt binnen 'schil centrum' en is aan te duiden als matig stedelijk. De woningen vallen, om de parkeerbehoefte te bepalen, onder het onderdeel koop, twee-onder-een-kap. In de tabel hieronder is de berekening van de parkeerkencijfers per etmaal uiteengezet.
Onderdeel | Parkeerkencijfers | Aantal | Totaal |
Koop, twee-onder-een-kap | 1,4 - 2,2 per woning | 5 woningen | 7,0 - 11,0 |
Totaal | 7,0 - 11,0 |
In overeenstemming met de CROW-normen moeten er tussen de 7 en 11 parkeerplaatsen gerealiseerd worden.
In het plan heeft de hoekwoning aan de achterzijde, aan de Van der Heijdenstraat, een oprit waar twee auto's naast elkaar kunnen staan. Voor de vier andere woningen zijn twee keer twee aan elkaar geschakelde opritten met 2 parkeerplaatsen aan voorzijde gesitueerd. Er is daarmee plaats voor 10 parkeerplaatsen in het plan. Het plan valt daarmee binnen de gestelde normen.
PARKEREN ZIJDE SCHUTSBOOMSTRAAT
Binnen de woningbouwontwikkeling wordt ingezet op de realisatie van een groene verbinding tussen de individuele woonpercelen door de aanleg van voor- en zijtuinen aan de Schutsboomstraat en de Van der Heijdenstraat, hiervoor wordt de bestemming 'Tuin' opgenomen. Daarnaast krijgen de woningen, naast de voortuinen, ook eigen achtertuinen. Voorts blijven de vier bomen aan de Van der Heijdenstraat behouden en worden onderdeel van de tuin van de hoekwoning. Tot slot wordt binnen het initiatief geen oppervlaktewater aangebracht.
Een duurzame en gezonde leefomgeving is belangrijk voor het goed functioneren van mens en natuur. Bij ruimtelijke ontwikkelingen is het van belang te werken aan instandhouding of verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving en moet schade en overlast voorkomen worden. Daarbij moet rekening worden gehouden met toekomstige veranderingen, verwachtingen en onzekerheden; denk daarbij aan klimaatveranderingen, technologische doorbraken en politieke onzekerheid. Goede stedenbouwkundige plannen en bouwplannen geven hieraan een passende invulling. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in energietransitie en klimaatbestendigheid.
Nederland heeft de ambitie om in 2050 energieneutraal te zijn en om de uitstoot van CO2 drastisch te verminderen. Om dit te kunnen realiseren zijn grote en kleine veranderingen nodig: de energietransitie. De omschakeling van het gebruik van fossiele brandstoffen naar meer duurzame vormen van energie is de grootste omslag, maar we zullen er ook bewust van moeten zijn dat we anders moeten gaan kijken naar ons energieverbruik. De energietransitie heeft ook een ruimtelijke inslag: het bestaand stedelijk gebied en buitengebied moeten (steden)bouwkundig worden aangepast en nieuwe ontwikkelingen worden toekomstbestendig ontwikkeld.
Onderhavig plan draagt op de volgende wijzen bij aan de energietransitie:
Klimaatverandering is merkbaar en heeft steeds meer een effect op ons dagelijks leven. De zomers worden langer, heter en droger, en áls er regen valt dan komt die vaak in grote hoeveelheden. De winters worden warmer en natter. Dit heeft effect op het woon- en leefklimaat door hittestress, periodes van droogte en een verandering van de biodiversiteit. Door met het stedenbouwkundig plan en bouwplan rekening te houden met het veranderende klimaat, kan overlast worden voorkomen en is er sprake van een klimaatbestendige ontwikkeling.
Onderhavig plan voorziet hier op de volgende wijze in:
In dit hoofdstuk wordt het plan getoetst aan het relevante vigerende beleid. Achtereenvolgens komt aan de orde het beleid op:
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een integraal kader voor het ruimtelijk beleid en mobiliteitsbeleid op rijksniveau, en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. In de SVIR worden de ambities van het Rijk tot 2040 geschetst, alsmede doelen, belangen en opgaven tot 2028. In de SVIR kiest het Rijk voor minder nationale belangen en eenvoudiger regelgeving. De reeds ingezette trend om aan de provincies en gemeenten ruimte te laten inzake de ruimtelijke ontwikkelingen wordt versterkt in de SVIR.
De SVIR bevat 13 nationale belangen die worden beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening. Het gaat onder meer om militaire objecten en terreinen, de grote rivieren en het Natuurnetwerk Nederland. Voor onderhavig plan is het belang ''Militaire terreinen en objecten'' aan de orde. Dit belang is beschermd middels het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (zie paragraaf 4.1.2). Als aan dat besluit wordt voldaan, wordt tevens aan de SVIR voldaan.
De in de SVIR opgenomen nationale belangen krijgen een wettelijke grondslag in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro).
De werking van het Barro is naar plaats beperkt. Het plangebied ligt op minder dan 15 km van het militaire vliegveld Volkel. Derhalve gelden bepaalde hoogtebeperkingen. In paragraaf 5.4 vindt hiervan een nadere uitwerking plaats. Daaruit wordt geconcludeerd dat het bouwplan ruim onder de maximaal toegestane hoogte blijft. Het project vormt daardoor geen belemmering voor het nationale belang "Militaire terreinen en objecten".
Conclusie
Het project vormt geen belemmering voor de nationale belangen die middels het Barro beschermd zijn.
Met het doel de ruimte zorgvuldig en duurzaam te gebruiken, is de Ladder voor Duurzame Verstedelijking opgesteld. Deze is verankerd in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (versie 1 juli 2017). Bij nieuwe stedelijke ontwikkelingen moet worden aangetoond dat deze voorzien in een behoefte, en moet - in geval van de ontwikkeling buiten bestaand stedelijk gebied plaatsvindt - een motivering worden opgenomen waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Projecten die minder dan twaalf woningen bevatten worden op basis van jurisprudentie niet als stedelijke ontwikkeling gezien. Onderhavig plan voorziet in vijf nieuwe woningen op een locatie waar voorheen een horecapand gevestigd was. Deze gronden inclusief een ruim opgezette parkeerplaats worden herontwikkeld tot een woningbouwlocatie, die qua grootte en omvang aansluit bij de directe omgeving. Hiermee wordt de hoek Schutsboomstraat - Van der Heijdenstraat op een logische manier afgerond. Een nadere toetsing aan de ladder voor duurzame verstedelijking is derhalve niet nodig.
Conclusie
Het initiatief voldoet aan het Besluit ruimtelijke ordening voor wat betreft het aspect Ladder voor Duurzame Verstedelijking.
Het provinciale ruimtelijk beleid is vastgelegd in de nota's:
Het plan wordt aan deze nota's getoetst.
In voorbereiding op de inwerkingtreding van de Omgevingswet heeft de provincie de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld (14 december 2018). Deze omgevingsvisie bevat de visie van het provinciale bestuur op de Brabantse leefomgeving van de toekomst (2050). Naar de uitgangspunten van de Omgevingswet zijn daarbij geen routes naar de gestelde doelen vastgelegd, omdat daarmee een beter samenspel en draagvlak kunnen ontstaan. De Omgevingsvisie zal onder meer de Structuurvisie Ruimtelijke Ordening gaan vervangen.
De Omgevingsvisie kent één basisopgave: "werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit". Elke ruimtelijke ontwikkeling moet - ongeacht de omvang - hieraan bijdragen. In vier hoofdopgaven worden nadere accenten gelegd:
Analyse
Onderhavig plan betreft de bouw van vijf grondgebonden woningen binnen de dorpskern van Schaijk. Deze relatief kleinschalige ontwikkeling draagt op de volgende wijze bij aan de 'grote' hoofdopgaven.
ad 1. | De energietransitie houdt enerzijds in het verminderen van het energieverbruik en anderzijds de verduurzaming van de energie. De nieuwe woningen binnen het plangebied zullen minstens aan de in het Bouwbesluit en het gemeentelijke duurzaamheidsbeleid opgenomen energieprestatie-eisen moeten voldoen. Nadere uitwerking hiervan zal plaatsvinden in het kader van het bouwplan voor de woningen. Daar komt dan ook de verduurzaming van de energie aan bod, bijvoorbeeld door het aanleggen van een eigen energievoorziening. |
ad 2. | Eén van de onderdelen van een klimaatproof Brabant is het zorgen voor een klimaatbestendige en waterrobuuste inrichting. Onderhavig plan wordt gerealiseerd op een plek die hoog en droog genoeg is. Door infiltratie van het hemelwater ter plaatse wordt voorkomen dat er een versnelde afvoer plaatsvindt. Het ontwerp van de woningen en de inrichting van de woonpercelen kunnen voorts een bijdrage leveren aan de klimaatadaptatie, omdat de huidige situatie compleet verhard is en de nieuwe situatie voorziet in meer groen. De voor- en achtertuinen moeten hier aan bijdragen. Door het opnemen van de bestemmingen 'Tuin' aan de voor- en zijkant wordt verharding door middel van bebouwing tegengegaan. De precieze indeling wordt in het bouwplan nader uitgewerkt. |
ad 3. | Een duurzame verstedelijking draagt bij aan het komen tot een slimme netwerkstad. Uitbreiding van het bestaand stedelijk gebied is alleen wenselijk vanuit kwalitatieve overwegingen en bij een concrete marktvraag. Binnen de dorpskern Schaijk zet de gemeente Landerd in eerste instantie in op ontwikkelingen op centrumlocaties en geplande ontwikkelingslocaties. Onderhavig initiatief, gelegen binnen de dorpskern, draagt hierdoor bij aan het gevoerde beleid van de gemeente. |
ad 4. | Onderdeel van een concurrerende en duurzame economie is het voorzien in een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Door een zorgvuldige inpassing van de woningen wordt een leegstaand horecapand en een parkeerplaats vervangen door een nieuwe ontwikkeling die passend is in het straatbeeld. Hierdoor wordt er een bijdrage geleverd aan de leefbaarheid van de dorpskern en wordt het vestigingsklimaat daarmee aantrekkelijker. |
Conclusie
Het plan geeft invulling aan de opgaven van de Omgevingsvisie Noord-Brabant.
De Interim Omgevingsverordening bevat de provinciale regels en randvoorwaarden met een bindende werking over de fysieke leefomgeving. Deze vloeien voort uit de in de Omgevingsvisie genoemde doelen. De Interim Omgevingsverordening is opgesteld naar de gedachtegang van de nieuwe Omgevingswet die naar verwachting op 1 januari 2021 in werking zal treden.
De Interim omgevingsverordening (IOV) heeft een opbouw naar de verschillende doelgroepen. Voor onderhavig plan zijn in beginsel uitsluitend de in hoofdstuk 3 opgenomen "Instructieregels aan gemeenten" aan de orde. De afdelingen in dat hoofdstuk zijn als volgt te onderscheiden (waarbij de volgorde is omgekeerd ten behoeve van vergroting van de toepasbaarheid):
Onderhavig planvoornemen voorziet in de realisatie van 5 half-vrijstaande woningen als vorm van inbreiding. Het plangebied is hierin onderdeel van het stedelijke gebied 'Landelijke kern' van de gemeente Landerd. In het kader van deze ontwikkeling dient in beginsel aan artikel 3.42 van de Interim Omgevingsverordening (IOV) getoetst te worden. Hieronder is dit artikel overgenomen en wordt hieraan getoetst.
''Artikel 3.42 - duurzame stedelijke ontwikkeling
Lid 1
Een bestemmingsplan dat voorziet in de ontwikkeling van een locatie voor wonen, werken of voorzieningen ligt binnen Stedelijk gebied en bevat een onderbouwing dat:
Lid 2
Een duurzame stedelijke ontwikkeling voor wonen, werken of voorzieningen:
Ter plaatse van het plangebied geldt het gebiedskenmerk 'Stalderingsgebied'. Het artikel 3.52 IOV stelt regels aangaande de ontwikkeling van veehouderijen. Onderhavig plan omvat geen veehouderijen. Er hoeft derhalve geen nadere toetsing plaats te vinden.
Om te komen tot een goede omgevingskwaliteit moet rekening gehouden worden met zorgvuldig ruimtegebruik, de waarden in het gebied (toepassing lagenbenadering) en meerwaardecreatie.
Er is sprake van een zorgvuldig ruimtegebruik, omdat de thans bestaande bebouwing wordt gesloopt en ter plaatse vijf nieuwe, half-vrijstaande woningen worden gerealiseerd binnen het bestaand stedelijke gebied van Schaijk. Hiermee ontstaat een logische afronding van de straat.
De situering van de woningen sluit aan bij de verkavelingsstructuur in directe omgeving. Er wordt zowel aansluiting gezocht bij de omliggende percelen en woningen qua afmeting en situering van de bebouwing.
Het planvoornemen leidt tot de toevoeging van vijf woningen binnen de kern Schaijk, waarbij de woningen aansluiten bij de doelstellingen geformuleerd in de woonvisie (paragraaf 4.3.2). Er is daarmee tevens een waardecreatie in het algemeen belang.
Het plan past binnen het beleid van de Interim Omgevingsverordening.
Door de gemeente Landerd is op 28 februari 2019 de 'Structuurvisie Gemeente Landerd' vastgesteld. In de Structuurvisie gemeente Landerd is het ruimtelijk beleid van de gemeente onderverdeeld in beleidsvelden:
Wonen
Aantrekkelijk wonen in de gemeente Landerd is een belangrijke kracht. Voor de kwaliteit van het wonen gaat het om veel meer dan alleen de woningen zelf, het gaat ook om voorzieningen, inrichting van openbare ruimte en bijvoorbeeld de bereikbaarheid van werkgelegenheidsgebieden elders in de omgeving. Een goede samenhang tussen deze aspecten is van groot belang. Het is echter niet primair de gemeente die de leefbaarheid in een wijk, een gebied of een dorp maakt. Dat doen de bewoners zelf. De gemeente Landerd wil daarom aanhaken bij de kracht van haar inwoners om de leefbaarheid en de kwaliteit van het wonen te behouden en versterken. De verantwoordelijkheid ligt hoofdzakelijk bij de bewoners zelf. De gemeente Landerd schept de voorwaarden en ondersteunt waar mogelijk.
Samenvattend richt de gemeente de (beleids)inzet op:
Naast deze (beleids)inzet is het gemeentelijke beleid ten aanzien van 'wonen - gemengd lint' gericht op het handhaven van de karakteristieke menging van functies. Deze linten kenmerken zich door een diversiteit van functies die in de loop van de tijd een verschuiving laat zien. Historisch gezien is er in deze linten vaak ook nog bedrijvigheid aanwezig. Kenmerkende voorbeelden zijn bijvoorbeeld een transportbedrijf of een bouwbedrijf. Deze functies zijn, vanwege de hinder, veelal verdwenen. Een mix van wonen, werken (aan huis) en kleinschalige voorzieningen blijft echter bestaan.
De gemeente wil aan wonen in de gemengde linten medewerking verlenen, onder de volgende voorwaarden:
Analyse
Het initiatief sluit aan bij de (beleids)inzet punten 2, 4 en 6; omdat binnen dit initiatief een leegstand horecapand inclusief bijbehorend parkeerterrein wordt vervangen door levensloopbestendige woningen die aansluiten op de woonvisie en passen binnen de beschikbare plancapaciteit. Daarnaast past onderhavig initaitief binnen de gestelde gemeentelijke voorwaarden voor 'wonen - gemengd lint'.
Conclusie
Het plan voldoet aan de 'Structuurvisie Gemeente Landerd'.
De gemeente Landerd maakt samen met haar regiogemeenten jaarlijks afspraken over woningbouw. Deze afspraken betreffen zowel kwantitatieve aspecten (hoeveel woningen er mogen worden gebouwd) als kwalitatieve aspecten (zoals wonen en zorg en herstructurering van de bestaande woningvoorraad). Voor de kwantitatieve afspraken vormen de gemeentelijke woningbehoefte onderzoeken en de prognose van de provincie Noord-Brabant het uitgangspunt. Tot 2027 is hierin ruimte voor een plancapaciteit van 467 woningen, onderverdeeld in een harde plancapaciteit van 304 (vastgesteld en onherroepelijke) woningen en een zachte plancapaciteit van 163 woningen.
De gemeenteraad van Landerd stelde op 19 februari 2019 de 'Geactualiseerde woonvisie gemeente Landerd 2019-2023' vast. De woonvisie formuleert ambities en beleid en benoemt maatregelen gerelateerd aan wonen. De woonvisie is gekoppeld aan de raads- en collegeperiode. De visie schetst een perspectief en zet voor de komende jaren concrete acties en maatregelen op een rij.
De woonvisie is het kader waarbinnen met andere partijen wordt gewerkt om de kernen, evenwichtig, leefbaar en toekomstbestendig te maken of te houden. De woonvisie beschrijft op welke wijze nieuwe initiatieven kwalitatief worden beoordeeld en op welke wijze al niet medewerking wordt verleend aan deze nieuwe initiatieven. De visie bevat een vijftal speerpunten:
Beter wonen voor senioren
Het initiatief sluit hierin voornamelijk aan bij het tweede speerpunt 'Beter wonen voor senioren'. De gemeente Landerd heeft te maken met een sterke vergrijzing. Hierin wordt onderscheidt gemaakt tussen vitale senioren en kwetsbare senioren. Onderhavig initiatief draagt bij aan de huisvesting van vitale senioren. De woonvisie onderschrijft dat de gemeente Landerd een beperkt woningaanbod heeft dat duurzaam en voornamelijk gelijkvloers is. De belangrijkste opgaven rondom dit aspect zijn:
Onderhavig initiatief zorgt voor de realisatie van vijf grondgebonden woningen die levensloopbestendig gerealiseerd worden. Hierdoor kunnen senioren die gelijksvloer leven ambiëren langer zelfstandig blijven wonen. Dit sluit aan bij het eerste aspect dat hierboven is genoemd.
Gemotiveerd afwijken door meerwaarde
Binnen de gemeente is voornamelijk vraag naar levensloopbestendige woningen tot 300.000 euro. Onderhavig initiatief voorziet in woningen in een hogere prijsklasse. Een hogere prijsklasse is voorstelbaar indien er sprake is van een aantoonbare meerwaarde. Middels onderstaande onderbouwing wordt de meerwaarde van dit initiatief toegelicht.
De woningen worden gebouwd volgens de nieuwste maatstaven omtrent duurzaam bouwen en wonen. De vijf woningen zijn ruim opgezet met een inhoud van circa 500 m³ (= 200.000 euro per woning) op relatief grote percelen circa 325 m² (= circa 106.000 euro per woning). De woningen zijn hierdoor geschikt voor meerdere doelgroepen, wat de flexibiliteit voor toekomstige doelgroepen vergroot. Door het huidige vervallen horecapand en de grote parkeerplaats te vervangen door 5 moderne nieuwbouw woningen, krijgt deze plek in de dorpskern een nieuwe kwaliteit die de leefbaarheid in de kern vergroot.
Inmiddels zijn de bouwkosten erg toegenomen en - zeker wanneer het aspect duurzaamheid wordt meegenomen – erg duur. Daarnaast betreft onderhavige locatie een ontwikkellocatie in het centrum van de dorpskern Schaijk waardoor de aankoopwaarden van de grond relatief hoog is. Eerdere voorstellen voor appartementen op deze plek hebben het na overleg met de gemeente niet gehaald. De keuze voor voorliggende woningen en de bijbehorende prijsklasse zijn een resultaat van de hiervoor beschreven aspecten. De hogere prijsklasse die door de initiatiefnemer als marktconform wordt gezien, wordt bevestigd door het aantal inschrijvingen. Vanaf het moment van inschrijven zijn alle woningen binnen één week verkocht.
Duurzaam bouwen en wonen
De vijf woningen worden volgens de nieuwste maatstaven (vierde speerpunt) omtrent duurzaam bouwen en wonen, zoals eerder is aangehaald in paragraaf 3.4. In deze paragraaf is naar voren gekomen welke technieken gebruikt worden om het aspect duurzaamheid mee te nemen in het bouwplan.
Vitale en krachtige kernen
Ten slotte sluit het initiatief aan bij het vijfde speerpunt 'vitale en krachtige kernen'. De woonvisie stelt dat in de gemeente passend en betaalbaar gebouwd moet worden in elke kern voor alle doelgroepen, innovatief, levensloopbestendig en neutraal. Onderhavig initiatief wordt gerealiseerd op een inbreidingslocatie binnen de kern Schaijk, waarin voor de doelgroep vitale ouderen op een duurzame wijze levensloopbestendige woningen worden gerealiseerd. Met de toevoeging van deze woningen draagt dit initiatief bij aan het vitaal houden en verder ontwikkelen van de dorpskern.
Plancapaciteit
Sinds de vaststelling van de Woonvisie op 19 februari 2019 zijn er diverse plannen en ontwikkelingen geweest binnen de gemeente. De genoemde harde (13 woningen) en zachte (163 woningen) plancapaciteit is derhalve inmiddels achterhaald. De Woonvisie geeft hierin ook aan dat nieuwe ontwikkelingen niet kwantitatief maar enkel kwalitatief worden getoetst. Hierin is echter opgenomen dat er geen sprake mag zijn van een aantoonbare negatieve concurrentie met omliggende ontwikkelingen. Onderhavig initiatief draagt met de realisatie van vijf levensloopbestendige woningen niet bij aan een aantoonbaar negatieve concurrentie, omdat de gemeente Landerd een beperkt woningaanbod heeft dat duurzaam en voornamelijk gelijkvloers is.
Onderhavig plan wordt samen beoordeeld met een nieuwbouwplan aan de Pastoor van Winkelstraat 41 (zelfde initiatiefnemer). Dit plan bestaat uit 8 à 9 seniorenwoningen die voor 100% passen binnen de woonvisie. Het is daarom voorstelbaar dat onderhavig plan qua prijsklasse afwijkt van de woonvisie. In zijn geheel genomen wordt er dan in afdoende mate voldaan aan de woonvisie en wordt er duidelijke meerwaarde gerealiseerd. Kwantitatief kan er worden gesteld dat er, gezien de huidige woningmarkt, geen sprake is van negatieve concurrentie en dat het plan daarom doorgang kan vinden. Kwalitatief is er dus sprake van meerwaarde. Onderstaande tabel toont de kwalitatieve score per thema op basis van de planverbeteraar systematiek uit de woonvisie.
Thema's | Score | |
1. | Het plan speelt in op de woningbehoefte van vitale senioren | 9 |
2. | Het plan realiseert betaalbare woningen voor startende of herstartende éénverdieners | 0 |
3. | Er wordt een innovatief woon-zorg concept gerealiseerd | 0 |
4. | Het plan is een realistisch initiatief van een groep burgers | 0 |
5. | De te realiseren woningen scoren aantoonbaar hoog op duurzaamheid | 5 |
6. | Het plan draagt bij aan de klimaatbestendigheid | 7 |
7. | Het plan draagt bij aan de biodiversiteit | 7 |
8. | Het plan lost lost een stedenbouwkundig probleem op (transformatie leegstaand gebouw, invulling braakliggende locatie) | 9 |
9. | Het plan is een verrijking voor het landschap | 8 |
Totaalscore | 45 |
Toelichting per thema | ||
1. | Onderhavig plan past binnen de bestaande vraag naar woningen voor vitale senioren | |
2. | Het plan biedt geen betaalbare woningen voor startende of herstartende éénverdieners | |
3. | Met het plan wordt geen woon-zorg concept gerealiseerd | |
4. | Het plan is geen initiatief ontwikkeld door een groep burgers | |
5. | Onderhavig plan voldoet aan het Bouwbesluit, waardoor het in de basis kan worden aangemerkt als voldoende duurzaam. Onder andere wordt er gasloos gebouwd, worden er warmtepompen (inclusief vloerverwarming) aangelegd en worden er zonnepanelen gerealiseerd op de daken. Een en ander staat nader beschreven in paragraaf 3.4.1. | |
6. | Onderhavig plan draagt bij aan de klimaatbestendigheid, onder andere door het verminderen van de verharding en het behoud van de monumentale bomen. Een en ander staat nader beschreven in paragraaf 3.4.2. | |
7. | Middels onderhavig plan worden de bestaande monumentale bomen behouden en beschermd middels bestemmingsregels. Door het realiseren van tuinen en openbaar groen ontstaat er meer ruimte voor flora en fauna dan in de huidige situatie. | |
8. | Onderhavig plan voorziet in de sloop en herontwikkeling van een leegstaande horecavoorziening met bijbehorende parkeerplaats op een prominente plek in het dorp. | |
9. | Onderhavig plan zorgt voor een logische afronding van de Schutsboomstraat en de Van der Heijdenstraat. Deze 'vervallen' plek krijgt daardoor een nieuw gezicht dat aansluit bij de structuur van het dorp. |
Het plan voldoet aan de 'Geactualiseerde woonvisie gemeente Landerd 2019-2023' van de gemeente Landerd.
In dit hoofdstuk worden de uitvoeringsaspecten beschreven. Achtereenvolgens komen aan de orde:
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening moet een toetsing plaatsvinden van de voorgenomen ontwikkelingen aan de relevante milieuaspecten, teneinde het toekomstige gebruik af te stemmen op de omgeving. In deze paragraaf worden de milieuaspecten afzonderlijk beschreven.
Uitgangspunt is dat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem. Bij een ruimtelijke ontwikkeling moet worden beoordeeld of de bodemkwaliteit past bij deze nieuwe functie.
Om de huidige bodemkwaliteit inzichtelijk te maken heeft Van Oort Bodemonderzoek een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd: rapport "Verkennend bodemonderzoek Schutsboomstraat 33 te Schaijk", (3 juni 2019, SBT.396619). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 2.
Het verkennend bodemonderzoek bestaat uit een vooronderzoek en het uitgevoerde veld- en laboratoriumonderzoek. Op basis van deze onderzoeken concludeert Van Oort dat tijdens de veldwerkzaamheden er zintuiglijk geen verontreinigingen, bijmengingen of andere bijzonderheden in de bodem zijn waargenomen. Voorts is met het laboratoriumonderzoek aangetoond dat de bovengrond licht verontreinigd is met PAK. Bij toetsing aan het Besluit bodemkwaliteit voldoet deze bovengrond echter als achtergrondwaarde-grond. De ondergrond en het grondwater zijn niet verontreinigd. Geconcludeerd kan worden dat zowel de boven- als ondergrond indicatief beoordeeld zijn als achtergrondwaarde-grond.
Op basis van het totaal aan onderzoeksgegevens behoeft de bodemkwaliteit geen belemmering te vormen voor het wijzigen van de bestemming en de nieuwbouw van woningen. Er is geen aanleiding tot een vervolgonderzoek.
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om te voorkomen dat als gevolg van het plan voorzienbare hinder en gevaar door milieubelastende activiteiten optreden moet worden getoetst of:
Basis voor deze toetsing vormt de handreiking "Bedrijven en milieuzonering" (VNG, Den Haag, 2009), waarin richtafstanden zijn opgenomen voor diverse bedrijfstypen.
Omgevingstype
Het omgevingstype van voorliggend plangebied is een gemengd gebied. In de omgeving is sprake van matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals horeca en bedrijvigheid.
Invloed plan op de omgeving
Het plan betreft woningbouw. Er is derhalve geen sprake van milieutechnische uitstraling op de omgeving.
Invloed omliggende inrichtingen op plan
Hieronder staat een overzicht van de bedrijven in de directe omgeving, de SBI-code, de milieucategorie en de bijbehorende richtafstand, alsmede de werkelijke afstand tot het dichtstbijzijnde milieugevoelige object binnen het plangebied.
bedrijf | SBI- code | categorie | richt- afstand |
werkelijke afstand | ||||||||
Julianastraat 2a: Opslagloods | 52109 | 2 | 30 m | 35 m | ||||||||
Schutsboomstraat 20: Zakelijke dienstverlening | 63 | 1 | 10 m | 110 m | ||||||||
Schutsboomstraat 22: Schoonheidssalon | 9602 | 1 | 10 m | 100 m | ||||||||
Schutsboomstraat 23a: Sleutelkopieerservice | 259, 331 | 3.1 | 50 m | 65 m | ||||||||
Schutsboomstraat 23c: Schoonheidsspecialist | 9602 | 1 | 10 m | 65 m | ||||||||
Schutsboomstraat 26: detailhandel | 9609 | 1 | 10 m | 55 m | ||||||||
Schutsboomstraat 28: detailhandel | 9609 | 1 | 10 m | 45 m |
Er liggen geen milieugevoelige onderdelen van het plan binnen de richtafstanden van de omliggende bedrijven. Daarnaast vormt het plan geen belemmering voor de omliggende bedrijven.
Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij het mogelijk maken van nieuwe gevoelige functies is het aspect externe veiligheid van belang. Dit heeft betrekking op inrichtingen, buisleidingen en transportroutes waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, met fatale gevolgen voor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit.
Het plan omvat nieuwe kwetsbare objecten. De Risicokaart Nederland geeft een overzicht van de ligging van risicovolle activiteiten (inrichtingen, buisleidingen en transportroutes).
UITSNEDE RISICOKAART
Op de Risicokaart is te zien dat in de omgeving van het plan geen risicovolle activiteiten worden uitgevoerd. Een nadere toetsing aan het aspect externe veiligheid is niet aan de orde.
Het aspect externe veiligheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Bij ruimtelijke ontwikkelingen nabij agrarische bedrijven is het aspect geurhinder van belang. Er moet worden aangetoond dat het plan geen belemmering vormt voor agrarische bedrijven en dat sprake is van een goed woon- en leefklimaat ter plaatse van het plan.
De gemeente Landerd heeft in het kader van de Wet geurhinder en veehouderij eigen geurbeleid vastgesteld: 'Evaluatie geurbeleid 2017 gemeente Landerd'. Daarin is opgenomen dat de voorgrondbelasting binnen het plangebied niet meer mag bedragen dan 6 Ou/m³. Voorts geldt dat de achtergrondbelasting maximaal 10 Ou/m³ mag zijn.
Er bevinden zich binnen een straal van 600 meter rondom het plangebied diverse veehouderijen. Uit een analyse van de geactualiseerde geurkaart uit 2019 omtrent achtergrondbelasting, zie onderstaande afbeelding, volgt dat het leefklimaat goed is ter plaatse van het plangebied. Daarnaast vormt het initiatief geen belemmeringen voor de omliggende veehouderijen, omdat er tussen de veehouderijen en het plangebied al woningbouw is gesitueerd.
UITSNEDE GEURKAART
Het aspect geurhinder veehouderijen vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ruimtelijke ontwikkelingen moeten voldoen aan de regelgeving inzake geluidhinder. In de Wet geluidhinder (Wgh) wordt onderscheid gemaakt in verkeerslawaai en industrielawaai. In de Wgh zijn normen voor maximaal toelaatbare geluidsbelasting op (de gevels van) geluidgevoelige objecten vastgelegd.
Het plan omvat nieuwe geluidgevoelige objecten, derhalve dient het wegverkeerslawaai en het industrielawaai beoordeeld te worden.
Wegverkeerslawaai
Op de wegen en straten in de directe omgeving van het initiatief is het 30 km/uur-regime van toepassing, hetgeen betekent dat er in het kader van de Wet geluidhinder geen onderzoek hoeft plaats te vinden. Desalniettemin wil de gemeente echter dat de nieuwe situatie in het kader van een goede ruimtelijke ordening beschouwd wordt. De geluidsbelasting van de omliggende wegen wordt daarom vanuit een goed woon- en leefklimaat getoetst aan de normen van de Wet geluidhinder.
Om het aspect 'wegverkeerslawaai' inzichtelijk te maken heeft Cauberg-Huygen een akoestisch onderzoek uitgevoerd: rapport "Akoestisch onderzoek Schutsboomstraat 33 in Schaijk; onderzoek wegverkeerslawaai", (29 januari 2020, 06364-52586-01). Het onderzoeksrapport is bijgevoegd als bijlage 3.
Cauberg-Huygen concludeert dat:
De gecumuleerde geluidbelastingen na aftrek artikel 110g van de Wgh bedraagt 58 dB. Aan de normstelling van 63 dB wordt voldaan. Volgens deze cijfers kan gesproken worden over een matig woon- en leefklimaat. Alhoewel sprake is van een matig woon- en leefklimaat is het plangebied voor deze situatie acceptabel te achten.
Cauberg-Huygen beveelt aan om de geluidwering van de gevels af te stemmen op de cumulatieve geluidbelastingen zonder aftrek van 5 dB. In voorliggende situatie is toetsing van de gevelwering benodigd in verband met het maximaal toegestane binnenniveau. Het binnenniveau mag de maximale waarde van 33 dB in een verblijfsgebied niet overschrijden. De toetsing van het binnenniveau hoeft pas plaats te vinden bij de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het aspect bouwen.
Industrielawaai
Het plangebied ligt niet binnen een geluidszone van een gezoneerd industrieterrein. Er is geen akoestisch onderzoek nodig.
Het aspect geluid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Om personen tegen de gevolgen van luchtverontreiniging te beschermen zijn in de Wet milieubeheer normen opgenomen voor bepaalde stoffen. Bij de beoordeling van het aspect luchtkwaliteit moet enerzijds aangetoond worden dat een ruimtelijke ontwikkeling niet leidt tot een (significante) overschrijding van de luchtkwaliteitsnormen en anderzijds dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
Effecten plan op luchtkwaliteit
In de "Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)" zijn categorieën van gevallen genoemd die niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Zo is een project met maximaal 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg één van de genoemde gevallen. Onderhavig plan omvat 5 woningen en betreft daarmee een project dat niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van fijnstof in de buitenlucht. Er is geen nader onderzoek nodig.
Goed woon- en leefklimaat
In de Wet milieubeheer zijn voor een groot aantal stoffen grenswaarden opgenomen, maar uit onderzoek blijkt dat langs wegen alleen overschrijdingen van de grenswaarden voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) kunnen optreden. Voor de overige stoffen waarvoor grenswaarden zijn opgenomen in de Wm treden naar verwachting nergens langs het Nederlandse wegennet overschrijdingen van deze grenswaarden op. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit zijn daarom alleen de volgende criteria van toepassing:
Het plan ligt niet in de nabijheid van zware industrie, (een concentratie van meerdere) intensieve veehouderijen of drukke vaarwegen. Voor de beoordeling van de luchtkwaliteit wordt alleen gekeken naar luchtverontreiniging van verkeer op wegen in de omgeving.
In het kader van het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit) is door diverse bronbeheerders zoals gemeenten, provincies en Rijkswaterstaat de Monitoringstool ingevoerd. Uit de resultaten van de Monitoringstool blijkt dat op deze locatie in de jaren 2012, 2015 en 2020 aan bovengenoemde grenswaarden (jaargemiddelde en overschrijdingsdagen) voor PM10 en NO2 wordt voldaan.
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het aspect volksgezondheid heeft de laatste jaren meer aandacht gekregen bij het opstellen van bestemmingsplannen. Aangetoond moet worden dat een ruimtelijke ontwikkeling geen negatief effect heeft op de volksgezondheid.
Een beoordeling van de effecten op de volksgezondheid doet zich met name voor bij de uitbreiding van veehouderijen of een ontwikkeling van milieugevoelige functies in de omgeving van veehouderijen. Het betreft specifiek de aspecten endotoxinen en geitenhouderijen. In deze paragraaf wordt het plan aan deze aspecten getoetst.
Endotoxinen zijn bouwstenen van bepaalde bacteriën die een toxisch effect op de mens kunnen hebben en tot gezondheidsklachten kunnen leiden. Endotoxinen komen vaak voor in fijnstof van intensieve veehouderijen. De Gezondheidsraad hanteert een advieswaarde van 30 endotoxine-eenheden per kubieke meter (EU/m³) voor de maximale blootstelling aan endotoxinen in de buitenlucht over een langere periode. Omdat thans nog een toetsingskader wordt voorbereid, wordt voor de beoordeling de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 1.0" gehanteerd. Daarin zijn afstandsgrafieken opgenomen voor de relevante diersoorten vleeskuikens, legkippen en vleesvarkens gerelateerd aan de fijnstofemissie. In algemene zin kan worden gesteld dat het effect van endotoxinen tot maximaal 600 meter van veehouderijen plaatsvindt.
Analyse
Het plan omvat nieuwe, milieugevoelige objecten (woningen). Onderstaande tabel bevat een overzicht van de relevante agrarische bedrijven op een afstand van minder dan 600 meter van het plangebied
veehouderij | diersoort | fijnstofemissie (kg/jr) | adviesafstand (30 EU/m³ *) | werkelijke afstand | ||||
Pastoor van Winkelstraat 45, Schaijk | Vleesvarkens (250) | 38 | 10 meter | 405 meter | ||||
Pastoor van Winkelstraat 65, Schaijk | Vleeskuikens (146) | 22 | 10 meter | 575 meter | ||||
*) conform afstandsgrafiek in bijlage 2 van de "Notitie Handelingsperspectieven Veehouderij en Volksgezondheid: Endotoxine toetsingkader 1.0" |
De werkelijke afstand tot de relevante intensieve veehouderijen bedraagt meer dan de afstand behorende bij de advieswaarde van 30 EU/m³. Er is daarmee sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van endotoxinen.
Uit onderzoek is gebleken dat omwonenden in een straal van 2 km rondom geitenhouderijen een verhoogde kans hebben op longontsteking. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van geitenhouderijen moet beoordeeld worden of er een effect is op de volksgezondheid.
Analyse
Het plan omvat nieuwe milieugevoelige objecten. In een straal van 2 km rondom het plangebied is één geitenhouderij gesitueerd met meer dan 100 geiten. Dit is op de locatie Haagstraat 19 op een afstand van 1.995 meter. Deze geitenhouderij beschikt over circa 1.500 geiten. Omdat deze geitenhouderij zich op een uiterste richtafstand van het plangebied bevindt en omdat tussen de geitenhouderij en het plangebied al diverse woningbouwontwikkelingen zijn toegestaan, kan er zonder een nadere beoordeling van het aspect geitenhouderijen gesteld worden, dat er sprake van een goed woon- en leefklimaat ten aanzien van geitenhouderijen.
Het aspect volksgezondheid vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het instrument milieueffectrapportage (m.e.r.) is ontwikkeld om het milieubelang volwaardig in de besluitvorming te betrekken. In de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten genoemd waarvoor een m.e.r.-plicht of een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt, of waarvoor een vormvrije m.e.r.-beoordeling nodig is.
De in voorliggend bestemmingsplan opgenomen ontwikkelingen zijn dermate beperkt van omvang dat het niet als stedelijke ontwikkeling wordt gezien zoals bedoelt in bijlage D van het Besluit milieueffectrapportage genoemde ontwikkelingen. Er is derhalve geen nadere m.e.r.-beoordeling nodig.
Gelet op de resultaten van de hiervoor reeds uitgevoerde milieuanalyse, kan zonder nader onderzoek worden geconcludeerd dat het plan geen significant nadelige milieugevolgen heeft. Een nadere motivering is niet noodzakelijk.
Het plan is niet m.e.r.(-beoordelings)plichtig. Het plan heeft geen belangrijke nadelige milieugevolgen.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische monumenten.
Het plangebied bevat gedeeltelijk de archeologische dubbelbestemming 'Waarde - archeologie 3'. Voor dit gebied geldt een vrijstelling voor onderzoek bij bodemingrepen tot 50 cm onder maaiveld over een oppervlakte van minder dan 250 m². Onderhavig initiatief overschrijdt deze grenzen niet, waardoor het uitvoeren van een archeologisch onderzoek niet noodzakelijk is.
Ondanks een zorgvuldige afweging kan nooit volledig worden uitgesloten dat er tijdens werkzaamheden archeologische sporen of resten worden aangetroffen. Conform artikel 5.10 van de Erfgoedwet dient hiervan melding te worden gemaakt bij de Minister.
Het aspect archeologie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Conform het bepaalde in artikel 3.1.6 Bro moet bij ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving zijn conform de CHW-kaart van de provincie geen cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. Het plan tast geen waardevolle elementen aan.
Het aspect cultuurhistorie vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Ten behoeve van de bescherming van natuurwaarden geldt de Wet natuurbescherming. De daarin opgenomen bescherming omvat de onderdelen:
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied, zoals opgenomen in Natura 2000 en het Natuurnetwerk Brabant.
Ook bij ontwikkelingen buiten natuurgebieden moet het effect worden beoordeeld, de zogenaamde 'externe werking'. Het gaat dan met name om stikstofdepositie. Conform de Wet natuurbescherming mag de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden namelijk niet toenemen. Er geldt dan ook een grenswaarde van 0,00 mol/hectare/jaar.
Om de effecten van onderhavig plan op de omliggende Natura 2000-gebieden te bepalen is een stikstofdepositie-onderzoek uitgevoerd. Het onderzoeksrapport is als bijlage 4 bijgevoegd. Uit het onderzoek volgt dat het plan niet leidt tot een toename van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden. Er is dan ook geen ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming nodig. Daarnaast geldt gezien de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied dat de verstoring door licht, geluid en optische verstoringen die voortvloeien uit het plan niet voor significante gevolgen zorgen.
Soortenbescherming
Bij ontwikkeling van het initiatief kunnen door de sloop van de bebouwing beschermde soorten verstoord worden. Middels een quickscan natuurwaarden is onderzocht of er een belemmering is voor voorliggende ontwikkeling. De beoordeling van het plan ten aanzien van de soortenbescherming is uitgevoerd door Blom Ecologie BV rapport "Oriënterend onderzoek naar beschermde flora en fauna aan de Schutsboomstraat 33 te Schaijk", (6 juni 2019, BE/2019/350/r). Het onderzoeksrapport is als bijlage 5 bijgevoegd.
Blom Ecologie concludeert dat het te slopen horecapand en de te saneren aanliggende parkeerplaats geen essentiële betekenis voor beschermde soorten hebben. De planlocatie is mogelijk geschikt leefgebied voor algemene zoogdieren, foeragerende vleermuizen, amfibieën, insecten en broedvogels. Derhalve leiden de werkzaamheden niet tot aantasting van beschermde natuurwaarden en/of beschermde gebieden. Tijdens de uitvoering van de werkzaamheden dient wel rekening te worden gehouden met de (mogelijke) aanwezigheid van foeragerende vleermuizen en algemene broedvogels. Blom Ecologie beschrijft hiervoor een aantal te treffen maatregelen. De aanwezigheid van beschermde soorten (Wet-Nb, andere soorten, art. 3.10) en hun leefgebied vormen geen bezwaar voor de beoogde ontwikkelingen (vrijstellingsbesluit).
Bescherming van houtopstanden
Het plan omvat niet het kappen van bomen buiten de bebouwde kom of in een houtopstand van meer dan 10 are, of het kappen van een bomenrij van meer dan 20 bomen. Er is derhalve geen herplantplicht conform artikel 4.3 van de Wet natuurbescherming.
Desalniettemin staan parallel aan de Van der Heijdenstraat vier volwassen watercipressen. Deze bomen staan op de lijst van monumentale bomen van de gemeente Landerd. Bomen met een monumentale status genieten daarmee een verhoogde mate van bescherming in de bomenverordening van Gemeente Landerd. Deze bescherming wordt tevens vastgelegd middels dit bestemmingsplan door de functieaanduiding 'beeldbepalende boom' op te nemen.
Om het effect van de voorgenomen werkzaamheden te beschrijven heeft Pius Floris boomverzorging uit Haaren een Bomeneffectanalyse uitgevoerd, rapport: ''Bomen Effect Analyse Schutsboomstraat 33 Schaijk Gemeente Landerd'' (24 januari 2020, 03P2002257). Het rapport is bijgevoegd als bijlage 6 van de toelichting.
Pius Floris boomverzorging concludeert dat realisatie van de woningen op een afstand van 3 tot 4 meter vanaf het hart van de stam van een rij monumentale bomen mogelijk is, maar een aantal beperkingen kent. Dit betreft het duurzaam behoud van de 4 bomen maar ook het leefgenot van toekomstige bewoners. Onderstaand de opties van meest duurzame, tot minst duurzame oplossing:
Bij de realisatie van de woningen conform het ontwerp zal plaatselijk lichte wortelschade ontstaan bij het ontgraven van de bodem. Dit hoeft geen nadelige invloeden te hebben voor de instandhouding van de aanwezige bomen. Binnen de groeiplaats zijn mogelijkheden tot verbetering van de bodem. Door het treffen van maatregelen kan meer groeiruimte in de dieper gelegen bodem worden gerealiseerd ter plaatse van de huidige parkeervakken (compensatie voor wortelverlies). Aan de bouwtechniek (fundering) en bescherming van de groeiplaats van de bomen zijn echter voorwaarden verbonden:
Aanvullend advies
De beperkte afstand van de bomen tot de woning en het gegeven dat de kronen per direct boven de woning groeien is een aandachtspunt met betrekking tot de te verwachten overlast die kan worden ervaren door de toekomstige bewoners. Bij toename van het kroonvolume kan ook de overlast toenemen. Belemmering van het toetreden van licht en hinder van val van naalden en vruchten is een aandachtspunt. Snoeien van de bomen is slechts in beperkt mogelijk en zal relatief weinig overlast wegnemen.
Daarnaast kan overwegen worden om boom 3 te vellen ten gunste van het duurzaam behoud van boom 2. Boom 2 krijgt meer groeiruimte en gelegenheid tot een evenwichtige ontwikkeling van kroon en wortelgestel waardoor de levensverwachting voor deze boom toeneemt. De groep van 3 bomen kan voor de langere termijn blijven functioneren (omloop van 90 tot 100 jaar). Daarnaast wordt geadviseerd om de bomen te beschermen gedurende de uitvoering van het gehele werk (sloop en aanleg).
Het aspect natuurwaarden vormt geen planologische belemmering voor het plan.
Het plangebied ligt binnen het beheergebied van Waterschap Aa en Maas. De watertoets is het hele proces van vroegtijdig informeren, adviseren, afwegen en uiteindelijk beoordelen van waterhuishoudkundige aspecten in ruimtelijke plannen en besluiten. Het doel van de watertoets is dat de waterbelangen evenwichtig worden meegewogen bij de totstandkoming van een plan. Deze waterparagraaf is een onderdeel van de watertoets. De waterparagraaf beschrijft zowel de huidige als toekomstige waterhuishoudkundige situatie (oppervlaktewater, grondwater, hemelwater en afvalwater).
In deze paragraaf is het relevante vigerende beleid opgenomen.
Onderhavig plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Aa en Maas. Het waterschapsbeleid is onder meer beschreven in:
benodigde compensatie (in m³) = toename verhard oppervlak (in m²) x gevoeligheidsfactor x 0,06 (in m) |
Infiltratiecapaciteit
Er heeft geen specifiek onderzoek plaatsgevonden naar de infiltratiecapaciteit van de bodem. Uit het uitgevoerde bodemonderzoek (zie paragraaf 5.1.1) blijkt dat ter plaatse sprake is van een deklaag bestaande uit fijne, soms slibhoudende zanden, en een onderlaag (1e watervoerende pakket) van fijne en grove grindrijke zanden.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving is geen oppervlaktewater aanwezig.
De stromingsrichting van het freatisch grondwater is ter plaatse globaal noord gericht. De grondwaterstand is voorafgaand aan het onderzoek ingeschat op een diepte van 1,4 tot 2,0 m-mv. Uit het booronderzoek volgt dat het grondwater zich bevind op een diepte van afgerond 1,5 m-mv.
Het plangebied ligt niet in of nabij een gebied waarin waterschapsbelangen een rol spelen, zoals waterkering, waterberging of waterwinning.
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het verhard oppervlak (bebouwing en bestrating) in de huidige en nieuwe situatie. In de eerste kolom staat het type verharding. In de tweede kolom staat het verhard oppervlak van de bestaande situatie. De derde kolom geeft de nieuwe situatie aan. De laatste kolom geeft het verschil in verhard oppervlak van de huidige situatie ten opzichte van de nieuwe situatie weer.
omschrijving | bestaand | nieuw | afname |
bebouwing | 985 m² | 750 m² | 235 m² |
verharding | 800 m² | 250 m² | 550 m² |
totaal | 1.785 m² | 1.000 m² | 785 m² |
De totale afname van de verharding is 785 m2.
Het waterschap stelt geen verdere eisen voor de verwerking van het hemelwater bij ontwikkelingen met een toename van het verhard oppervlak van minder dan 2.000 m², hiervoor geldt dan het gemeentelijk beleid. De gemeente Landerd conformeert zich ten aanzien van de omgang met hemelwater in principe aan het beleid van het waterschap maar stelt dat een ontwikkeling te allen tijde hydrologisch neutraal dient plaats te vinden (HNO).
De benodigde bergingscapaciteit is berekend uitgaande van een bui van 60 mm (eis waterschap Aa en Maas). Onderhavig plan resulteert in een verhard oppervlak van 785 m². Voor onderhavig plan betekent dat een watervolume van 758 m² x 0,06 m¹ = 47,1 m³ geborgen/geïnfiltreerd dient te worden. Gemiddeld bedraagt dit 9,4 m³ per woning.
Bij het ontwerp van de bergingsvoorziening zijn achtereenvolgens de volgende
afwegingsstappen gehanteerd:
1. hergebruik;
2. infiltratie;
3. buffering;
4. afvoer.
Onderhavig plan voorziet in ruime kavels met voldoende ruimte in de tuin en ter plaatse van de oprit voor infiltratie in de bodem en infiltratiekratten onder de opritten.
Uitgangspunt is dat het vuile afvalwater en het schone hemelwater worden gescheiden.
Het vuile afvalwater zal op de bestaande riolering in de Schutsboomstraat of de Van Der Heijdenstraat geloosd worden.
Er zijn geen bijzondere maatregelen genomen om vervuiling van het oppervlaktewater te voorkomen. Overeenkomstig de eis van het waterschap worden geen uitlogende materialen toegepast.
Het plangebied ligt op relatief korte afstand van het militaire vliegveld Volkel. Voor een goed functioneren van het vliegveld zijn middels het Luchthavenbesluit Volkel en het Barro beperkingen gelegd op het gebruik van en het bouwen in de omgeving. De beperkingen zijn vervat in:
Ter plaatse van onderhavige locatie is alleen het radarverstoringsgebied van toepassing. Het plangebied valt buiten het bereik van de andere beperkingen die derhalve niet verder worden beschreven.
Het militaire vliegveld beschikt over een radarsysteem. Radarsystemen dienen 'vrij zicht' te hebben om goed te kunnen functioneren. Objecten in de omgeving kunnen leiden tot een verstoring van het radarbeeld. Het radarverstoringsgebied is vastgelegd in de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) en wordt gevormd door:
Het plangebied ligt op een afstand van 10.526 meter tot het radarsysteem, dus op minder dan 15 km. De hoogte van bouwwerken binnen het plangebied mag maximaal 94,93 meter boven NAP (ofwel 45,93 meter boven maaiveld) bedragen. Het bouwplan blijft daar ruimschoots onder.
Het project voldoet aan de voorwaarden van het radarverstoringsgebied.
De economische uitvoerbaarheid van een ruimtelijke ontwikkeling betreft twee aspecten. Ten eerste moet het realiteitsgehalte van de plannen worden aangetoond: is er behoefte aan de voorgenomen ontwikkeling. Ten tweede moet de financiële uitvoerbaarheid worden onderbouwd: zijn alle kosten die de gemeente moet maken ten behoeve van het initiatief gedekt.
Kostenverhaal
Artikel 6.12 lid 1 Wro verplicht de gemeente een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop bepaalde bouwactiviteiten zijn voorgenomen, tenzij het kostenverhaal 'anderszins verzekerd' is (artikel 6.12 lid 2a Wro).
In artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) zijn de bouwactiviteiten genoemd waarvoor het vaststellen van een exploitatieplan verplicht is. De in voorliggend opgenomen ontwikkelingen behoren tot deze in het Bro genoemde bouwactiviteiten. Op basis van artikel 6.12 lid 2a Wro is het vaststellen van een exploitatieplan echter niet verplicht, omdat de gemeente en grondeigenaar een (anterieure) overeenkomst hebben gesloten, waarin afspraken zijn gemaakt over het kostenverhaal. Het kostenverhaal is derhalve 'anderszins verzekerd'. Het opstellen van een exploitatieplan is niet vereist.
Gemeentelijke grondexploitatie
De gemeente heeft geen gronden in het plangebied in eigendom. Alle kosten en risico's van de planontwikkeling, -voorbereiding en -uitvoering zijn voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeentelijke grondexploitatie wordt dus niet belast door voorliggend ruimtelijk plan. De financiële uitvoerbaarheid van het plan is hiermee aangetoond.
Het plan is economisch uitvoerbaar. De behoefte is aangetoond en de financiële uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd.
In dit hoofdstuk wordt toegelicht op welke wijze het plan juridisch is vertaald. Deze juridische vertaling is bindend.
Het bestemmingsplan bestaat uit:
De toelichting heeft geen juridisch bindende werking. De toelichting heeft wel een belangrijke functie voor de onderbouwing van het plan en ook bij de verklaring van de bestemmingen en planregels, en in het bijzonder ten aanzien van de regels inzake nadere eisen en afwijkingen.
De planregels vormen de juridische regels voor gebruik van de gronden, de toegelaten bebouwing en het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken.
De verbeelding geeft de geografische ligging van de bestemmingen en aanduidingen weer. De verbeelding vormt samen met de planregels het juridisch bindende deel van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan voldoet aan de Regeling standaarden ruimtelijke ordening 2012.
De indeling van de planregels is als volgt.
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Hoofdstuk 4 Overgangsregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Begrippen (artikel 1)
In dit artikel zijn de begrippen die in de planregels worden gehanteerd gedefinieerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis.
Wijze van meten (artikel 2)
In dit artikel is aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Tuin (artikel 3)
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd tuinen en erven als deel van het bouwperceel horend bij de voor Wonen - Halfvrijstaand bestemde gronden en bijbehorende ondergeschikte voorzieningen.
Wonen - Halfvrijstaand (artikel 4)
De voor 'Wonen - Halfvrijstaand' aangewezen gronden zijn bestemd voor vrijstaande en half-vrijstaande woonhuizen en daarbij behorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep en bijbehorende voorzieningen. Hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
Waarde - Archeologie 3 (artikel 5)
De als ‘Waarde – Archeologie 3’ bestemde gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van mogelijk aanwezige archeologische waarden. De dieptemaat voor de nadere onderzoeksplicht is 50 cm. Voor het bouwen overeenkomstig de andere geldende bestemming dient de aanvrager van een omgevingsvergunning voor het bouwen een archeologisch rapport te overleggen. Aan de omgevingsvergunning kunnen voorwaarden verbonden worden. De archeologische waarden zijn ook beschermd doordat de genoemde werken en werkzaamheden uitsluitend met een omgevingsvergunning uitgevoerd mogen worden.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Anti-dubbeltelregel (artikel 6)
In dit artikel is bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor bouwen hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen.
Algemene bouwregels (artikel 7)
Dit artikel bevat regels ten aanzien van afwijkende bestaande bebouwing en ondergeschikte bouwdelen. Dit artikel bevat tevens de verplichting tot het voorzien in voldoende parkeergelegenheid, waarbij een verwijzing is opgenomen naar het relevante beleidsdocument.
Algemene gebruiksregels (artikel 8)
In dit artikel is nader omschreven welke vormen van gebruik in ieder geval als strijdig met het bestemmingsplan worden aangemerkt, waaronder het gebruik van bouwwerken en terreinen zonder voldoende parkeergelegenheid.
Algemene afwijkingsregels (artikel 9)
In dit artikel is een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Deze afwijkingen betreffen onder meer het overschrijden van de maximaal toegestane maten, afmetingen en percentages.
Algemene wijzigingsregels (artikel 10)
Dit artikel geeft een algemene regeling waarmee burgemeester en wethouders binnen aangegeven grenzen het plan kunnen wijzigen.
Overige regels (artikel 11)
Dit artikel regelt de verwijzing naar andere wettelijke regelingen en de toepasselijkheid van de gemeentelijke bouwverordening.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Overgangsrecht (artikel 12)
Voor volgens de regels afwijkende bestaande bebouwing is voor de omvang, het onderhoud en de herbouw een overgangsregel opgenomen. Dit artikel bevat tevens een overgangsregel ten aanzien van het voortzetten van bestaand gebruik dat in strijd met het bestemmingsplan is.
Slotregel (artikel 13)
Hier wordt vermeld onder welke naam de regels van dit bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.
Het bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure. De voorziene procedurestappen zijn:
Het bestemmingsplan "Schutsboomstraat 33, Schaijk" is conform artikel
3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening in vooroverleg gezonden naar de betreffende
personen en instanties. Hieronder zijn de reacties van de desbetreffende instanties
weergeven.
Provincie Noord-Brabant
In het kader van het vooroverleg heeft de gemeente Landerd het formulier 'Inventarisatie ruimtelijke aspecten - T.b.v. aanmelden ruimtelijk plan bij provincie Noord-Brabant' ingevuld en toegezonden aan de Provincie Noord-Brabant. Met dit formulier is beoogd de procedure rond het wettelijk vooroverleg te verkorten.
Het door de gemeente ingevulde formulier over de in het voorontwerp betrokken ruimtelijke aspecten geeft de provincie geen aanleiding tot het maken van opmerkingen. Het wettelijk vooroverleg kan daarmee als afgerond worden beschouwd.
Waterschap Aa en Maas
Het waterschap heeft twee opmerkingen gemaakt. Beide opmerkingen zijn verwerkt in onderhavig bestemmingsplan. Het waterschap kan derhalve instemmen met voorliggend plan.
Toevoegen definitie
In de planregels wordt bij diverse bestemmingen tevens ruimte geboden aan waterhuishoudkundige voorzieningen. In artikel 1 wordt er geen definitie gegeven van dit begrip. Vandaar het verzoek om dit alsnog toe te voegen aan de begrippenlijst.
Bestemming Tuin
In de planregels wordt bij de bestemmingsomschrijving 'Tuin' ruimte geboden voor ondergeschikte waterhuishoudkundige voorzieningen. De term 'ondergeschikt' kan leiden tot beperkingen voor eventuele toekomstige waterhuishoudkundige belangen. Vandaar ons verzoek om de term 'ondergeschikt' te laten vervallen.
Op grond van artikel 3.8 Wro heeft het ontwerpbestemmingsplan vanaf 27 april 2020 tot maandag 1 juni 2020 ter inzage gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen
zienswijze ingediend.
Het bestemmingsplan "Schutsboomstraat 33, Schaijk" is vastgesteld bij besluit van de gemeenteraad van de gemeente Landerd, d.d. 2 juli 2020.