direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herplant Maashorstplassen
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1685.BPsch2021RijkswgHM-VO01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Ten behoeve van de realisatie van het plan Natuurontwikkeling plassen Nistelrooisebaan te Schaijk is voorzien in de kap van 3 ha bos. Deze 3 ha wordt buiten het plangebied van de Nistelrooisebaan gecompenseerd op de gronden zoals opgenomen in dit bestemmingsplan. Om de instandhouding van het te realiseren bos en natuur te borgen, worden deze gronden herbestemd als natuur.

De gronden hebben in de vigerende situatie de bestemming 'Agrarisch met Waarden 1'. Dit zal worden omgezet naar een natuurbestemming, zodat het om te vormen perceel ook in de toekomst geborgd is.

1.2 Plangebied

De herplant zal worden gerealiseerd op de gronden gelegen in de oksel van de Rijksweg en de Zeelandsedreef, ten zuiden van Schaijk. Het betreft de kadastrale percelen K25 (Schaijk) en K26 (Schaijk) van de gemeente Landerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPsch2021RijkswgHM-VO01_0001.png"

Figuur 1-1. Kadastrale kaart

1.2.1 Planologische situatie

In het vigerende bestemmingsplan 'Buitengebied' van de gemeente Landerd hebben de gronden de bestemming 'Agrarisch met Waarden - 1'. Tevens zijn twee dubbelbestemmingen Archeologie van kracht.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPsch2021RijkswgHM-VO01_0002.png"

Figuur 1-2. Vigerend bestemmingsplan

De herplant is mogelijk binnen de bestemming, echter is in deze bestemming geen omgevingsvergunningplicht voor het kappen van bomen opgenomen waardoor planologische borging van de herplant ontbreekt. Tevens past de bestemming 'Natuur' beter bij de toekomstige situatie.

1.3 Leeswijzer

De toelichting van deze bestemmingsplanherziening is als volgt opgebouwd. In dit eerste hoofdstuk wordt een inleiding gegeven op het bestemmingsplan. In Hoofdstuk 2 wordt het plan nader toegelicht. In Hoofdstuk 3 komt de juridische toelichting aan bod en in Hoofdstuk 4 wordt ingegaan op de uitvoerbaarheid van deze bestemmingsplanherziening

Hoofdstuk 2 Plantoelichting

2.1 Inleiding

Het plan behelst de compensatieplant in verband met de ontgronding bij de Maashorstplassen. Het perceel bestaat nu uit grasland. Gezien de zanderige ondergrond is gekozen voor een ‘standaard’ type loofbos welke goed geschikt zijn voor dit type ondergrond. Op onderstaande tekening is de structuur van de aanplant weergegeven. De kern(bos) bestaat uit boomvormers maat 80-100, welke uitgroeien tot bomen van ca. 15-20m. hoogte. Daar omheen is een mantel bestaande uit struikvormers gesitueerd. Deze struikvormers worden maximaal 10m. hoog. Zie onderstaande afbeelding voor een indruk:

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPsch2021RijkswgHM-VO01_0003.png"

De gemiddelde plantafstand van zowel de boomvormers als struikvormers is 2x2m.

Het totale beplantingsplan is opgenomen in de bijlage (Bijlage 1).

2.2 Beleid

In dit hoofdstuk wordt het relevante Rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid opgenomen.

2.2.1 Nationaal beleid
2.2.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte (SVIR), die in maart 2012 is verschenen, zijn door het Ministerie van Infrastructuur & Milieu de principes voor de ruimtelijke inrichting van Nederland vastgelegd. Hoofddoel van de Structuurvisie Infrastructuur & Ruimte is Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden.

Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):

  • Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland;
  • Het verbeteren, in stand houden en ruimtelijk zekerstellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat;
  • Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Naast de hoofddoelen heeft het Rijk een keuze gemaakt om de sturingsfilosofie te wijzigen. Het Rijk brengt de ruimtelijke ordening zo dicht mogelijk bij diegene die het aangaat (burgers en bedrijven) en laat het meer over aan gemeenten en provincies ('decentraal, tenzij…'). Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving.

  • Een rijksverantwoordelijkheid kan aan de orde zijn indien:
  • Een onderwerp nationale baten en/of lasten heeft en de doorzettingsmacht van provincies en gemeenten overstijgt. Bijvoorbeeld ruimte voor militaire activiteiten en opgaven in de stedelijke regio's rondom de mainports, brainport en greenports;
  • Over een onderwerp internationale verplichtingen of afspraken zijn aangegaan. Bijvoorbeeld voor biodiversiteit, duurzame energie of werelderfgoed;
  • Een onderwerp provincie- of landsgrensoverschrijdend is en ofwel een hoog afwentelingsrisico kent ofwel in beheer bij het Rijk is. Bijvoorbeeld het hoofdnetwerk voor mobiliteit (over weg, water, spoor en lucht) en energie, waterveiligheid en de bescherming van gezondheid van inwoners.

Betekenis voor het bestemmingsplan

Deze drie criteria zijn leidend bij de in de structuurvisie benoemde rijksdoelen en bijbehorende nationale belangen. Voor de gemeente Landerd zijn geen directe rijksdoelen benoemd. Voorliggend plan is niet in strijd met een van de rijksdoelen.

2.2.1.2 NOVI

De Nationale Omgevingsvisie (NOVI) is in oktober 2020 naar de Tweede Kamer verzonden. Het rijk bereidt momenteel de NOVI voor, waarin nationale belangen en opgaven inzake onze leefomgeving zijn vertaald in strategische keuzes. In de basis hebben deze een nationaal karakter, maar de NOVI voorziet aanvullend in gebiedsgericht maatwerk. Hoewel de NOVI formeel nog geen status heeft en daarmee geen formele zeggingskracht voor dit bestemmingsplan, is het zinvol om dit beleidskader in dit verband te schetsen, met een focus op de beoogde ontwikkeling van het landelijk gebied. De opgaven die voortkomen uit de nationale belangen van het Rijk zijn binnen de NOVI vertaald in vier integrale prioriteiten:

  • Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • Duurzaam economisch groeipotentieel
  • Sterke en gezonde steden en regio's
  • Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied

Betekenis voor het bestemmingsplan

Voorliggend plan is niet in strijd met de NOVI.

2.2.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Met de inwerkingtreding op 1 oktober 2012 van art. 3.1.6 lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geldt voor alle juridisch verbindende ruimtelijke plannen van decentrale overheden die (planologisch) nieuwe stedelijke ontwikkelingen mogelijk maken een bijzonder procesvereiste. Dit procesvereiste is gebaseerd op één van de nationale belangen als opgenomen in de SVIR, opgesteld door het Rijk. Dit nationale belang houdt in dat, ten behoeve van een goed systeem van ruimtelijke ordening, een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij ruimtelijke besluiten plaats dient te vinden. Deze zorgvuldige afweging heeft tot doel om, vanuit een oogpunt van zuinig en zorgvuldig ruimtegebruik, planologisch ongewenste versnippering en een onaanvaardbare leegstand te voorkomen. Het Rijk heeft er voor gekozen om, gedeeltelijk gebaseerd op de al langer geldende SER-ladder uit 1999, het procesvereiste vorm te geven als een determinerend-cumulatief werkende motivatieverplichting.

De zogenaamde 'ladder voor duurzame verstedelijking' is per 1 juli 2017 gewijzigd. De motiveringsplicht blijft, de nieuw ladder bevat echter geen treden meer. De voormalige treden zijn samengevoegd tot één lid:

"De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien."

Betekenis voor het bestemmingsplan

Voorliggend plan maakt geen stedelijke ontwikkeling mogelijk, derhalve is een laddertoets niet noodzakelijk.

2.2.2 Provinciaal beleid
2.2.2.1 Structuurvisie ruimtelijke ordening

Op 1 oktober 2010 hebben Provinciale Staten van Noord-Brabant de Structuurvisie ruimtelijke ordening vastgesteld. Op 1 januari 2011 is deze Structuurvisie in werking getreden en in maart 2014 is een partiële herziening van kracht geworden.

De provinciale ruimtelijke belangen zijn in vier structuren onderverdeeld:

  • De groenblauwe structuur: hier wordt gekozen voor functieontwikkeling in combinatie met de ontwikkeling van een robuust raamwerk met landschappelijke kwaliteit. Deze structuur bestaat uit de bestaande natuur, watersystemen en gebieden die geschikt zijn voor de ontwikkeling van nieuwe natuur.
  • Het landelijk gebied: dit is een multifunctioneel gebied waarbij de agrarische productieruimte wordt behouden in delen van het gebied waar de landbouw bepalend is voor nieuwe ontwikkelingen.
  • De stedelijke structuur: er is sprake van twee perspectieven binnen deze structuur. De eerste zijn de stedelijke concentratiegebieden waar de stedelijke groei wordt opgevangen. Op deze manier blijven groene gebieden tussen de steden open. De tweede zijn de kernen in het landelijk gebied die zoveel mogelijk worden ontzien van verdere verstedelijking. Hier zijn ontwikkelingen voor wonen, werken en voorzieningen mogelijk wanneer deze voorzien in de eigen verstedelijkingsbehoefte.
  • De infrastructuur: gekozen wordt voor een goede bereikbaarheid van BrabantStad en de economische kennisclusters in de provincie Noord-Brabant.

Betekenis voor het bestemmingsplan

Voorliggend plan is niet in strijd met de Structuurvisie ruimtelijke ordening

2.2.2.2 Omgevingsvisie Noord-Brabant

Anticiperend op de inwerkingtreding van de nationale Omgevingswet hebben Provinciale Staten op 14 december 2018 de Omgevingsvisie Noord-Brabant vastgesteld. Met deze omgevingsvisie geeft de provincie richting aan wat zij voor Noord-Brabant wil bereiken en biedt daarmee handvatten voor haar handelen in de praktijk.

De Omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Dat gaat om ambities op het gebied van de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De Omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.

De visie bestaat uit een basisopgave en vier hoofdopgaven voor de middellange en lange termijn. De basisopgave is werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit. De vier hoofdopgaven komen voort vanuit de basis.

Basisopgave: werken aan veiligheid, gezondheid en omgevingskwaliteit

Hoofdopgave I: werken aan de Brabantse energiestransitie

Hoofdopgave II: werken aan een klimaatproof Brabant

Hoofdopgave III: werken aan de slimme netwerkstad

Hoofdopgave IV: werken aan een concurrerende, duurzame economie

Om de doelen voortkomend uit de hoofdopgaven te bereiken zet de provincie Noord-Brabant in op een samenhangende ruimtelijke koers.

Betekenis voor het bestemmingsplan

Voorliggend plan is niet in strijd met de Omgevingsvisie Noord-Brabant

2.2.2.3 Interim Omgevingsverordening

Op 25 oktober 2019 hebben Provinciale Staten de Interim Omgevingsverordening Noord-Brabant vastgesteld. De Interim Omgevingsverordening is in werking getreden op 5 november 2019 en bevat regels voor de fysieke leefomgeving. De regels hebben betrekking op ruimtelijke ordening, milieu, natuur, water, bodem en wegen. De Interim omgevingsverordening heeft een aantal provinciale verordeningen, waaronder de Verordening ruimte, vervangen.

De Interim Omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat de regels uit de voorheen geldende verordeningen zijn gehandhaafd met het daarbij horende beschermingsniveau, en dat er in beginsel geen beleidswijzigingen zijn doorgevoerd. Er zijn alleen inhoudelijke wijzigingen doorgevoerd als die rechtstreeks voortvloeien uit vastgesteld beleid, bijvoorbeeld uit de Omgevingsvisie Noord-Brabant. De regels van de voorheen geldende Verordening ruimte zijn deels opgenomen in hoofdstuk 2 van de Interim omgevingsverordening (rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven) en deels in hoofdstuk 3 (instructieregels voor gemeenten).

Betekenis voor het bestemmingsplan

Voorliggend plan is gelegen in het landelijk gebied en de groenblauwe mantel. Het planvoornemen past binnen de groenblauwe mantel, dat strekt tot behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de daarmee samenhangende ecologische waarden en kenmerken en landschappelijke waarden en kenmerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPsch2021RijkswgHM-VO01_0004.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPsch2021RijkswgHM-VO01_0005.png"

Landelijk gebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.BPsch2021RijkswgHM-VO01_0006.png"

Groenblauwe mantel

2.2.3 Gemeentelijk beleid
2.2.3.1 Structuurvisie Landerd

Op 28 februari 2019 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie vastgesteld. De structuurvisie geeft de hoofdlijnen van beleid. Dit beleid is geordend in vijf beleidsvelden: wonen, voorzieningen, economie, omgeving en eigenheid en verkeer en mobiliteit.

Betekenis voor het bestemmingsplan

Bij ontwikkelingen in het buitengebied zet de gemeente nadrukkelijk en structureel in op versterking van de ruimtelijke kwaliteit. De ruimtelijke kwaliteit van een buitengebied wordt gedragen door het landschap. Het planvoornemen sluit daarop aan.

2.2.4 Conclusie beleidskader

Het planvoornemen is niet in strijd met nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid.

2.3 Omgevingsaspecten

In het kader van de herplantplicht zijn geen nadere milieuonderzoeken uitgevoerd. Hieronder zal per thema worden toegelicht dat sprake is van een goede ruimtelijke ordening.

2.3.1 Water

Waterbeheerplan 2016-2021

In het Waterbeheerplan (WBP) beschrijft het waterschap Aa en Maas haar doelstellingen voor de periode 2016 – 2021 en de wijze waarop deze doelstellingen bereikt moeten worden. Hiermee geeft het waterschap invulling aan de verplichting vanuit de Waterwet en de Verordening water Noord-Brabant om een waterbeheerplan op te stellen.

In het waterbeheerplan wordt een indeling gemaakt in de volgende programma’s:

• Veilig en bewoonbaar;

• Voldoende water en robuust watersysteem;

• Schoon water;

• Gezond en natuurlijk water;

• Het leveren van maatschappelijke meerwaarde

Deze programma’s zijn verder uitgewerkt in het WBP naar concrete doelstellingen. Deze doelstellingen vinden onder andere een doorwerking in de beschikbare instrumenten van het waterschap; Keur, legger, communicatie en stimuleringsmiddelen.

Keur

De Keur is een waterschapsverordening en omvat samen met de Waterwet alle gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen of activiteiten die consequenties hebben voor de waterkwantiteit, waterkwaliteit en waterveiligheid. De Keur is verder uitgewerkt beleids- en algemene regels.

Legger

De Keur verwijst in de gebods- en verbodsbepalingen volop naar de legger. De legger legt de status en afmetingen behorende bij de regels van de Keur vast in een overzichtskaart van het waterbeheersgebied. Op deze kaart zijn onder andere dijken, waterlopen en bijbehorende beschermingszones aangegeven.

De watertoets is een procesinstrument dat is verankerd in de Wet ruimtelijke ordening (Wro), het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) en het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) 2011. De bedoeling van het instrument is om wateraspecten van meet af aan mee te nemen bij ruimtelijke plannen en besluiten. Het gaat hierbij om zes thema's: waterkwantiteit, waterkwaliteit, waterkeringen, wegen, afvalwaterketen en beheer & onderhoud van nieuw en bestaand oppervlaktewater.

De herplant heeft geen negatief effect op een van bovengenoemde waterbelangen.

2.3.2 Bodem

Een nieuwe bestemming mag pas worden opgenomen als is aangetoond dat de bodem geschikt is of geschikt te maken is voor de nieuwe of aangepaste bestemming. Dit vloeit voort uit artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

De milieuhygiënische bodemkwaliteit is niet nader onderzocht en wordt geacht geschikt te zijn voor de herplant. Er worden geen gevoelige functies mogelijk gemaakt met dit plan.

2.3.3 Natuur

Bescherming van natuurwaarden vindt plaats conform de Wet Natuurbescherming 2017. Handelingen of projecten dienen worden getoetst aan de volgende kaders:

  • Natura 2000-gebieden
  • Soorten
  • Natuurnetwerk Nederland

Het plangebied ligt niet in de nabijheid van een Natura 2000-gebied. Negatieve effecten kunnen op voorhand worden uitgesloten, gezien de aard van de ontwikkeling.

De ontwikkeling voorziet in een zorgvuldig omgaan met en het beschermen van de aanwezige flora en fauna en draagt daaraan bij. Bij een zorgvuldige werkwijze zal geen schade optreden.

Het plangebied is gelegen naast Natuurnetwerk Nederland, in de groenblauwe mantel. Invulling van het gebied sluit aan op het naastgelegen Natuurnetwerk Nederland. Negatieve effecten kunnen op voorhand worden uitgesloten, gezien de aard van de ontwikkeling.

2.3.4 Archeologie

Gemeenten hebben op grond van de Monumentenwet de taak om bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening te houden met aanwezige en te verwachten archeologische waarden.

Het overgrote deel van het plangebied kent geen dubbelbestemming archeologie. In delen van het gebied met een archeologische dubbelbestemming is het niet toegestaan om diepwortelende planten en bomen te planten. Het bos wordt aangeplant in de bouwvoor, waardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden.

2.3.5 Overige milieuaspecten

Het plan heeft geen negatieve invloed op overige milieuaspecten zoals akoestiek, luchtkwaliteit of externe veiligheid.

Hoofdstuk 3 Juridische toelichting

3.1 Algemeen

Het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de planregels.

De verbeelding heeft een functie als visualisering van de geldende bestemmingen en aanduidingen. De regels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden, bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing, regelingen betreffende het gebruik van aanwezige en/of op te richten bouwwerken. De regels zijn onderverdeeld in meerdere hoofdstukken.

De toelichting heeft geen juridisch binende werking, de regels prevaleren dan ook boven de toelichting. De toelichting maakt juridisch geen onderdeel uit van het bestemmingsplan, maar heeft wel een belangrijke functie bij de weergave en onderbouwing van het plan en ook bij de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

3.2 Plansystematiek

De indeling en inhoud van de regels bij dit bestemmingsplan zijn gebaseerd op het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Landerd, meer specifiek artikel 15 'Natuur'. De plansystematiek is gebaseerd op en sluit aan bij de SVBP2012 (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen) en IMRO2012 (Informatie Model Ruimtelijke Ordening).

3.3 Planregels

3.3.1 Inleidende regels

Dit zijn de inleidende bepalingen van de regels.

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel is een aantal begrippen verklaard die genoemd worden in de planregels. Dit artikel voorkomt dat er bij de uitvoering van het plan onduidelijkheden ontstaan over de uitleg van bepaalde regelingen.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel is bepaald hoe de voorgeschreven maatvoering in het plan gemeten moeten worden. Evenals de begripsbepalingen voorkomen de regels inzake de wijze van meten interpretatieverschillen bij de toepassing van de planregels.

3.3.2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Natuur

De gronden van dit bestemmingsplan hebben de bestemming 'Natuur'. De gronden zijn bestemd voor behoud, herstel en ontwikkeling van landschappelijke en natuurwaarden.

3.3.3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelbepaling

De anti-dubbeltelbepaling is opgenomen om te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen en bouwwerken niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw of bouwwerk, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 7 Algemene bouwregels

In de algemene bouwregels is een regeling opgenomen over afwijkende maatvoering.

3.3.4 Overgangs- en slotregel

Artikel 8 Overgangsrecht

In dit artikel is het overgangsrecht voor het gebruik geregeld.

Artikel 9 Slotregel

In dit artikel is de benaming van het bestemmingsplan opgenomen.

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

4.1 Economische uitvoerbaarheid

Ingevolge het bepaalde in artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening dient in de toelichting van een bestemmingsplan inzicht te worden gegeven in de uitvoerbaarheid van het plan. Hiermee wordt mede de economische uitvoerbaarheid bedoeld. De kosten als gevolg van de herplant zijn voor initiatiefnemer.

4.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bevat geen procedurevoorschriften met betrekking tot de inspraak, en deze is in Wro zelf niet verplicht gesteld. Dat neemt niet weg dat het de gemeente vrij staat toch inspraak te verlenen bijvoorbeeld op grond van de geldende gemeentelijke inspraakverordening. In relatie daarmee is in artikel 150 van de Gemeentewet onder meer bepaald dat in een gemeentelijke inspraakverordening moet worden geregeld op welke wijze bovenbedoelde personen en rechtspersonen hun mening kenbaar kunnen maken.

4.2.1 Vooroverleg

De gemeente voert vooroverleg over de voorbereiding van een bestemmingsplan met besturen van andere overheden (gemeente, waterschappen, provincie en Rijk) voor zover er belangen van die andere overheden in het geding zijn. Met het voorliggende plan zijn geen zodanige belangen gemoeid. Zodoende is wettelijk vooroverleg niet aan de orde.

4.2.2 Omgevingsdialoog

De direct omwonenden zijn op de hoogte gesteld van de bestemmingsplanwijziging en de herplant die zal plaatsvinden op het perceel.

4.2.3 Zienswijzen

Het ontwerpbestemmingsplan ligt gedurende zes weken voor een ieder in het gemeentehuis ter inzage. Met terinzageligging wordt eveneens bedoeld het publiceren en inzichtelijk maken op de website www.ruimtelijkeplannen.nl. Gedurende deze periode kan een ieder schriftelijke of mondelinge zienswijze naar voren brengen bij de gemeenteraad.

Binnen 12 weken na ter inzagelegging van het ontwerp bestemmingsplan stelt de gemeenteraad van Oirschot het bestemmingsplan vast. De vaststelling van het bestemmingsplan dient in principe binnen 2 weken na de vaststelling bekend te worden gemaakt. Hierop zijn twee uitzonderingen. In de hieronder aangegeven gevallen mag het besluit tot vaststelling pas bekend gemaakt worden nadat 6 weken zijn verstreken:

  • 1. Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van I&M hebben een zienswijze ingediend en deze zienswijze is niet of niet volledig door de gemeenteraad meegenomen in het vastgestelde bestemmingsplan;
  • 2. De gemeenteraad heeft bij de vaststelling van het bestemmingsplan ten opzichte van het ontwerp van het bestemmingsplan - met uitzondering van het overnemen van de zienswijze van Gedeputeerde Staten of de Inspecteur van I&M - wijzigingen aangebracht.
4.2.4 Beroep

Na vaststelling van het bestemmingsplan kan binnen 6 weken na bekendmaking beroep worden ingediend bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Er staat echter geen beroep open als geen zienswijze is ingediend, tenzij het beroep zich richt tegen wijziging bij vaststelling van het bestemmingsplan.

bijlage