direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf - 1
Plan: Bedrijventerreinen
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1685.bpbedrijventer2012-ON01

Artikel 3 Bedrijf - 1

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven van categorie 2, die zijn opgenomen in de Bedrijvenlijst, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, met uitzondering van risicovolle inrichtingen en geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • b. bestaande bedrijven van categorie 1, 3.1 respectievelijk 3.2, uitsluitend ter plaatse van de aanduidingen 'bedrijf van categorie 1', 'bedrijf van categorie 3.1' respectievelijk 'bedrijf van categorie 3.2';
  • c. kantoren behorende bij en ondergeschikt aan de bedrijven bedoeld onder a. en b.;
  • d. showrooms behorende bij en ondergeschikt aan de bedrijven bedoeld onder a. en b.;
  • e. productiegebonden detailhandel;
  • f. detailhandel in vuurwerk;
  • g. bestaande detailhandel in volumineuze goederen en bouwmarkten;
  • h. bedrijfswoningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • i. parkeervoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de aangewezen dubbelbestemmingen en aanduidingen zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 19.1.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de voor 'Bedrijf - 1' aangewezen gronden gelden voor het bouwen de volgende regels:

  • a. op de in artikel 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming worden gebouwd;
  • b. per aanduiding 'bedrijfswoning' mag maximaal één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de oppervlakte van een bouwperceel mag niet meer bedragen dan 5.000 m²;
  • d. indien de bestaande oppervlakte van een bouwperceel meer bedraagt dan 5.000 ², mag de oppervlakte van het bouwperceel niet meer bedragen dan de bestaande oppervlakte;
  • e. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 3 m.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfsgebouwen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • b. de voorgevel dient te worden georiënteerd op het openbaar gebied.
  • c. voor hoekpercelen geldt dat de zijgevel ook naar het openbaar gebied georiënteerd dient te worden.
  • d. de bouwhoogte mag niet minder bedragen dan 4 m.
  • e. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan de aangeduide bouwhoogte;
  • f. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet minder bedragen dan 40%;
  • g. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer bedragen dan het aangeduide percentage, mits daarbij op het bouwperceel voldoende ruimte beschikbaar blijft voor parkeren en voor laden en lossen.
3.2.3 Bedrijfswoning

Met betrekking tot de bedrijfswoning zoals bedoeld in artikel 3.2.1 onder b., gelden de volgende regels:

  • a. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', bijgebouwen bij de bedrijfswoningen zijn eveneens uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning mag maximaal 750 m³ bedragen, inclusief aangebouwde bijgebouwen; een bijgebouw dat door middel van een tussenlid met een lengte en breedte van maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 2,75 m is gekoppeld aan het hoofdgebouw, geldt als vrijstaand bijgebouw;
  • c. indien de bestaande inhoud van een bedrijfswoning meer bedraagt dan 750 m³, mag de inhoud van de bedrijfswoning niet meer bedragen dan de bestaande inhoud.
3.2.4 Maatvoering en situering bedrijfswoning en bijgebouwen bij bedrijfswoning

Met betrekking tot de maatvoering en situering van bedrijfswoningen en bijgebouwen bij de bedrijfswoning dient aan het volgende te worden voldaan:

Bedrijfswoning   Min.   Max.  
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot   n.v.t.   6 m, tenzij de bestaande goothoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande goothoogte als maximum.  
bouwhoogte   n.v.t.   9 m, tenzij de bestaande bouwhoogte meer bedraagt, dan geldt de bestaande bouwhoogte als maximum.  
dakhelling   n.v.t.   60º  


Bijgebouwen bij bedrijfswoning   Min.   Max.  
gezamenlijke oppervlakte vrijstaande bijgebouwen per bedrijfswoning   n.v.t.   80 m²  
goothoogte   n.v.t.   3 m  
bouwhoogte   n.v.t.   6 m  
afstand vrijstaande bijgebouwen tot bedrijfswoning   n.v.t.   15 m, tenzij de bestaande afstand meer bedraagt, dan geldt de bestaande afstand als maximum  
dakhelling   n.v.t.   45°  
3.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer bedragen dan 1 m.
  • b. de bouwhoogte van overige erfafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • c. de bouwhoogte van lichtmasten mag niet meer bedragen dan 7 m.
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4 m.
3.3 Nadere eisen
3.3.1 Onderwerpen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering, de oppervlakte en de (goot)hoogte van de bebouwing;
  • b. de aard, hoogte en situering van erfafscheidingen;
  • c. het aantal parkeerplaatsen en de situering daarvan;
  • d. de aard, situering en oppervlakte van verhardingen.
3.3.2 Toepassingscriteria

De in artikel 3.3.1 genoemde onderwerpen voor het stellen van nadere eisen mogen uitsluitend worden gesteld ten behoeve van:

  • a. het ruimtelijk beeld;
  • b. de verkeerssituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een grotere oppervlakte van het bouwperceel

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder c. en d. voor het toestaan van een bouwperceel met een grotere oppervlakte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de noodzaak voor de grotere oppervlakte van het bouwperceel voor de bedrijfseconomische continuïteit van het bedrijf is aangetoond;
  • b. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  • c. de oppervlakte van het bouwperceel mag na vergroting maximaal 10.000 m² bedragen;
  • d. de afwijking is stedenbouwkundig-ruimtelijk aanvaardbaar.
3.4.2 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van bouwen in de zijdelingse perceelsgrens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder e. voor het toestaan van een gebouw dat in de zijdelingse perceelsgrens wordt gebouwd, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. aan weerszijden van de perceelsgrens wordt aaneengesloten gebouwd;
  • b. de afstand van gebouwen tot de andere zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 6 m;
  • c. de afwijking is stedenbouwkundig-ruimtelijk aanvaardbaar.
3.4.3 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een lager bebouwingspercentage

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid lid 3.2.2 onder f. voor het toestaan van een lager bebouwingspercentage, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de gronden behoren tot een bedrijf dat gelet op zijn aard en omvang meer buitenstalling en opslag nodig heeft en minder bedrijfsgebouwen, of;
  • b. de gronden horen bij een direct aan het plangebied grenzend bedrijf;
  • c. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  • d. de afwijking is stedenbouwkundig-ruimtelijk aanvaardbaar.
3.4.4 Afwijken van de bouwregels ten behoeve van een hogere erfafscheiding

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid lid 3.2.5 onder a. voor het toestaan van een lager bebouwingspercentage, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de hoogte van erfafscheidingen voor de naar de weg gekeerde bouwgrens mag maximaal 2 meter bedragen;
  • b. de hoogte van erfafscheidingen achter de naar de weg gekeerde bouwgrens mag maximaal 3 meter bedragen;
  • c. de verkeersveiligheid mag niet in het geding komen;
  • d. de afwijking is stedenbouwkundig-ruimtelijk aanvaardbaar.
3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Gebruiksregels
  • a. Per bouwperceel is niet meer dan 1 bedrijf toegestaan.
  • b. Kantoren en showrooms dienen te worden gesitueerd aan de straatzijde;
  • c. De oppervlakte in gebruik voor productiegebonden detailhandel mag per bouwperceel niet meer bedragen dan 200 m²;
  • d. Buitenopslag is uitsluitend toegestaan achter de achtergevellijn, tot een hoogte van niet meer dan 6 m;
  • e. Voor hoekpercelen geldt dat buitenopslag niet is toegestaan op de gronden gelegen tussen de zijgevellijn en de zijdelingse perceelsgrens die naar de weg is gekeerd.
3.5.2 Parkeren

Per bedrijfsperceel dient op eigen terrein in de eigen parkeerbehoefte te worden voorzien.

3.5.3 Verboden gebruik

Onder gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en opstallen voor:

  • a. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning of als afhankelijke woonruimte;
  • b. woondoeleinden, uitgezonderd in de toegestane bedrijfswoningen; het bewonen van een bedrijfsruimte is niet toegestaan;
  • c. een beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • d. de opslag van gevaarlijke stoffen, zoals kunstmeststoffen en propaan, die een 10-6 risicocontour hebben die het bestemmingsvlak overschrijdt.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Omgevingsvergunning bedrijven van categorie 3.1 en 3.2

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a. en b. ten behoeve van nieuwe bedrijven van categorie 3.1 of 3.2, die zijn opgenomen in de Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals opgenomen in bijlage 1 bij deze regels, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de milieubelasting van het betreffende bedrijf op de omgeving is niet groter dan de milieubelasting van een bedrijf dat ter plaatse op basis van deze regels zonder afwijking is toegestaan;
  • b. er vindt geen onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden plaats;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving;
  • d. de afwijking is stedenbouwkundig-ruimtelijk aanvaardbaar.
3.6.2 Omgevingsvergunning vergelijkbare bedrijven

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 onder a. ten behoeve van bedrijven die niet voorkomen in de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, met dien verstande, dat de bedrijven naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de toegelaten milieucategorieën.

3.6.3 Omgevingsvergunning bedrijfsverzamelgebouw

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.1 onder a. en een bedrijfsverzamelgebouw toegestaan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. het bedrijfsverzamelgebouw bestaat uit één gebouw of gebouwencomplex;
  • b. de afwijking is stedenbouwkundig-ruimtelijk aanvaardbaar;
  • c. het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer;
  • d. op eigen terrein dient in de eigen parkeerbehoefte te worden voorzien;
  • e. de afwijking mag niet leiden tot een groter aantal bedrijfswoningen.
3.6.4 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.5.3 onder a. en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • a. de afhankelijke woonruimte en de bewoning daarvan noodzakelijk is uit oogpunt van mantelzorg;
  • b. per woning niet meer dan één vergunning gelijktijdig kan worden verleend;
  • c. aan de vergunning de voorwaarde wordt verbonden dat het bevoegd gezag de vergunning intrekken indien de noodzaak uit een oogpunt van mantelzorg niet meer aanwezig is;
  • d. de afhankelijke woonruimte is gesitueerd binnen een straal van 10 meter van de dichtstbijzijnde zij- of achtergevel van het hoofdgebouw;
  • e. de afhankelijke woonruimte niet wordt gesitueerd voor de naar de weg gekeerde bouwgrens van de woning;
  • f. de oppervlakte van de afhankelijke woonruimte niet meer mag bedragen dan 80 m² en de woonruimte mag uit maximaal één bouwlaag bestaan;
  • g. geen sprake is van een onevenredige aantasting van het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, omgevingswaarden dan wel de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.