Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Reekseweg 7
Status: geconsolideerd
Plan identificatie: NL.IMRO.1685.bpbgb2013reeksewg7-OH01
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
1.1       plan:
het bestemmingsplan 'Reekseweg 7’ van de gemeente Landerd;
 
1.2       bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1685.bpbgb2013reeksewg7-OH01 met de bijbehorende regels;
 
1.3       aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
 
1.4       aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5      
afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;
 
1.6       archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met
sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig
het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd;
 
1.7       bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
 
1.8       bed & breakfast:
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds
wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter
plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in
verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of
arbeid;
 
1.9       bedrijfsactiviteiten:
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van
een bedrijf;
 
1.10     bedrijfsgebouw:
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
 
1.11     bedrijfsmatige exploitatie van recreatieverblijven:
het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/
exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;
 
1.12     bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering
noodzakelijk moet worden geacht;
 
1.13     Besluit externe veiligheid inrichtingen:
Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van
inrichtingen milieubeheer zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van
het onherroepelijk van het bestemmingsplan;
 
1.14     bestaand:
t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de
terinzagelegging van het onherroepelijkplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens
een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het
tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
 
1.15     bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
 
1.16     bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.17     bevoegd gezag:
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een
aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende
omgevingsvergunning;
 
1.18     bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden
kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is
aan het hoofdgebouw;
 
1.19     bouwen:
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een
bouwwerk;
 
1.20     bouwlaag:
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, niet zijnde de ruimte onder de kap;
 
1.21     bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
 
1.22     bouwperceelgrens:
een grens van een bouwperceel;
 
1.23     bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.24     bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of
op de grond;
 
1.25     cultuurhistorische waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend
met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische
groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte
archeologische waarden;
 
1.26     dagrecreatie:
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij
overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;
 
1.27     detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
bedrijfsactiviteit;
 
1.28     ecologische waarden:
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het
gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische
processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate
van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;
 
1.29 extensief recreatief medegebruik:
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuuren landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën en natuurgerichte
recreatie zoals vogelobservatie;
 
1.30 extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen:
dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij
de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied;
 
1.31     gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;
 
1.32     geluidsgevoelige objecten:
woningen, scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, hoger
onderwijs en gezondheidszorggebouwen;
 
1.33  geluidzoneringsplichtige inrichting:
bedrijven welke vallen onder artikel 2.4. van Inrichtingen- en vergunningenbesluit
milieubeheer;
 
1.34     geurgevoelige objecten:
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden
gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een
daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
 
1.35     groenblauwe mantel:
gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische
verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water;
 
1.36 groepsaccommodatie/logeergebouw:
een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband;
 
1.37 horeca:
een bedrijf, gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken
en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van nachtverblijf;
 
1. horecacategorie 1: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op
het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd kunnen
worden.
Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken,
lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie- en tearoom, afhaalcentrum,
eetwinkels;
 
2. horecacategorie 2: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op
het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse.
Daaronder worden begrepen: café, bar, pubs, juice- en health-bar;
 
3. horecacategorie 3: een inrichting die gericht is op het verstrekken van
(alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van
maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in
sommige gevallen) de gelegenheid tot dansen.
Daaronder worden begrepen: grandcafé, eetcafé, danscafé, snookercentrum,
partycentrum;
 
4. horecacategorie 4: een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op
het verstrekken van nachtverblijf.
Daaronder wordt begrepen: hotel, motel en overige logiesverstrekkers.
 
5. horecacategorie 5: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op
het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening)
en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende
muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren.
Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé (met
nachtvergunning);
 
1.38     hoofdgebouw:
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke
uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste
bouwwerk is aan te merken;
 
1.39     insteek van de watergang:
het begin van het sloottalud;
 
1.40     kwetsbaar object:
de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
 
1.41     landschappelijke inpassing:
het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming
plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het
gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting;
 
1.42 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van
het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding
van de levende en niet-levende natuur;
 
1.43 legaal:
gebouwd in overeenstemming met de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen
omgevingsrecht;
 
1.44 mantelzorg:
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of
sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
 
1.45 natuurwaarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch,
geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in
onderlinge samenhang;
 
1.46 omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht;
 
1.47 ondersteunende horeca:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan
horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte
specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;
 
1.48 overkapping/ carport:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden
begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een
gebouw;
 
1.49 rijstrook:
strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij
rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering
een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook;
 
1.50     verblijfsrecreatie:
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor het recreatief verblijf
gedurende in ieder geval de nacht, zoals een recreatiewoning,
groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of
trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;
 
1.51     Verordening ruimte:
de Verordening ruimte 2012, zoals deze is onherroepelijk door Provinciale Staten van
Noord-Brabant, d.d. 11 mei 2012, en in werking getreden d.d. 1 juli 2012;
 
1.52     vloeroppervlak(te):
de totale bebouwde oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt
gebruikt;
 
1.53     voorgevelrooilijn:
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een
afstand van de weg die:
gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de
weg op het betreffende bouwperceel;
gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het
betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels
voorgeschreven afstand;
 
1.54     vormverandering bouwvlak:
wijziging van de begrenzing van een agrarisch bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat
met een vergroting van de totale oppervlakte;
 
1.55     vrijstaand bijgebouw:
een van het hoofdgebouw losstaand bijgebouw, waarbij een bijgebouw dat door middel
van een tussenlid met een lengte en breedte van maximaal 3 m en een bouwhoogte
van maximaal 2,75 m is gekoppeld aan het hoofdgebouw, als vrijstaand bijgebouw
geldt;
 
1.56     water:
alle water dat zichtbaar (oppervlaktewater) aanwezig is in bijvoorbeeld waterlopen,
poelen, vijvers, meren en zeeën, of onzichtbaar (grondwater) aanwezig is zoals
freatisch grondwater direct beneden het maaiveld;
 
1.57     Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel
met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake
handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging
van het onherroepelijk van dit plan;
 
1.59     Wet geluidhinder
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken
van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het
onherroepelijk van het plan;
 
1.60     Wet geurhinder en veehouderij:
Wet van 5 oktober 2006, houdende regels inzake geurhinder vanwege tot
veehouderijen behorende dierenverblijven (Wet geurhinder en veehouderij), zoals deze
luidde op het moment van de terinzagelegging van het onherroepelijk van het plan;
 
1.61     Wet milieubeheer:
Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal
algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het
moment van de terinzagelegging van het onherroepelijk van het plan;
 
1.62     woning/ wooneenheid:
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van
een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meer personen;
 
1.63 Woningwet:
Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet;
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
2.1 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:
de kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse bouwperceelgrens tot enig
punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk;
 
2.2 bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel:
de oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen;
 
2.3 de dakhelling:
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.4 de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een
daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.5 de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het
hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.6 de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen
gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals
schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.7 de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren,
neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter
plaatse van het bouwwerk;
 
2.8 peil:
voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de
weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het
perceel;
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte
maaiveld;
 
2.9 ondergeschikte bouwdelen
bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte
bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen,
schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Horeca
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
3.1.1 Algemeen
 
De voor Horeca aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. horecadoeleinden;
  2. tuinen, erven en verhardingen;
  3. parkeervoorzieningen;
  4. groenvoorzieningen, met inbegrip van een goede landschappelijke inpassing in de vorm van groenvoorzieningen met een visueel afschermende functie naar het omliggende gebied;
  5. water en waterhuishoudkundige doeleinden; een en ander met bijbehorende voorzieningen en overeenkomstig de in 3.1.2. opgenomen nadere detaillering van de bestemmingsomschrijving.
3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:
  1. Type functie
Op de gronden met deze bestemming zijn overeenkomstig de aanduidingen uitsluitend toegestaan de horecacategorieën genoemd in de navolgende Staat van horecafuncties:
 
Afkorting
Aanduiding
Horecacategorie
Straat
Huisnummer
Bebouwde oppervlakte (m2)
Afwijkende maatvoerings-eis
(sh-1)
specifieke
vorm van
horeca - 1
 
3
Reekseweg
7
1465
 
 
  
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mogen worden opgericht gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde
ten dienste van de bestemming.
 
3.2.2 Bedrijfswoning
Voor bedrijfswoningen geldt het volgende:
  1. per bestemmingsvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan;
  2. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is het aangegeven maximale aantal wooneenheden het toegestane maximale aantal bedrijfswoningen. 
3.2.3 Bebouwde oppervlakte
De bebouwde oppervlakte mag niet meer bedragen dan de oppervlakte als opgenomen
in de tabel in 3.1.2 onder a; deze bebouwde oppervlakte is exclusief de bebouwde
oppervlakte ten behoeve van een bedrijfswoning en de daarbij behorende bijgebouwen.
 
3.2.4 Maatvoeringseisen algemeen
De bouwwerken dienen te voldoen aan de volgende maatvoeringseisen:
  
Gebouwen algemeen
er mag niet vóór de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd
bestaande afwijkende situaties zijn toegestaan
bestaande kleinere afstanden van legaal opgerichte gebouwen zijn toegestaan
 
Hoofdgebouwen
 
totale oppervlakte gebouwen
zie 3.1.2 onder a
goothoogte
max 6 m
bouwhoogte
max 9 m
 
Bedrijfswoning
Min.
Max.
 
goothoogte, de maximale
goothoogte geldt voor minimaal
60% van de lengte van de goot
n.v.t.
6 m, tenzij de bestaande
goothoogte meer bedraagt, dan
geldt de bestaande goothoogte als maximum
bouwhoogte
n.v.t.
9 m, tenzij de bestaande
bouwhoogte meer bedraagt,
dan geldt de bestaande
bouwhoogte als maximum
 
Bedrijfswoning
Min.
Max.
 
inhoud
 
maximaal 750 m3
(incl.aangebouwde bijgebouwen),
tenzij:
- de bestaande inhoud van de
bestaande woning reeds meer
bedraagt, welke inhoud dan als
maximum geldt;
- het een bestaande
(woon)boerderij betreft, waarbij
de inhoud van het hele
bestaande
boerderijlichaam/bouwmassa
daarvan als maximum geldt.
dakhelling
12°
60°
    
Bijgebouwen bij bedrijfswoning
Min.
Max.
gezamenlijke oppervlakte vrijstaande bijgebouwen per woning.
Een vrijstaand bijgebouw mag worden gekoppeld aan de bedrijfswoning door een tussenlid met een lengte en breedte van
maximaal 3 m en een bouwhoogte van maximaal 2,75 m.
De oppervlakte van dit tussenlid telt hierbij mee bij de oppervlakte van het bijgebouw.
 
80 m2
 
goothoogte
 
3 m
bouwhoogte
 
6 m
dakhelling
60°
afstand weg zie bij hoofdgebouwen
  
 
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Max.
 
bouwhoogte erfafscheidingen
1,5 m voor voorgevel; elders 2 m
bouwhoogte overige bouwwerken, geen
gebouwen zijnde
5,5 m
 
bouwhoogte overkappingen
3 m
 
oppervlakte overkappingen
20 m 2
 
voor zover in de tabel in 3.1.2 onder a maatvoeringseisen zijn opgenomen, gelden
deze eisen in afwijking van bovenstaande tabel.
 
3.3 Afwijken van de bouwregels
 
3.3.1 Omgevingsvergunning bebouwde oppervlakte vrijstaande bijgebouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in 3.2.4 teneinde de toegestane bebouwde oppervlakte aan
bijgebouwen ten behoeve van de bedrijfswoning te vergroten. Hierbij geldt het
volgende:
  1. de totale bebouwde oppervlakte aan bijgebouwen bedraagt maximaal 150 m2;
  2. er is sprake van zuinig ruimtegebruik;
  3. er is sprake van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
  4. de uitbreiding gaat gepaard met een extra kwaliteitsverbetering van het buitengebied;
  5. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  6. qua grootte en ruimtebeslag is het passend op de locatie en in de omgeving;
  7. het mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in de omgeving aanwezige waarden. 
3.4 Specifieke gebruiksregels
 
3.4.1 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan,
als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder
geval begrepen gebruik en/of laten gebruiken van gronden en/of opstallen voor:
  1. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  2. woondoeleinden, met uitzondering van de toegestane bedrijfswoningen;
  3. het bewonen van bedrijfsruimte;
  4. een niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis of een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  5. seksinrichting;
  6. coffeeshop. 
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting
Het gebouw en de gronden ten behoeve van de onder artikel 3.1 genoemde doeleinden
mogen niet in gebruik zijn indien niet aan de volgende voorwaarden is voldaan:
  1. het terrein waarop dit bestemmingsplan van toepassing is dient ingericht/aangelegd te worden overeenkomstig het in bijlage 1 opgenomen landschappelijk inrichtingsplan.
  2. het terrein waarop dit bestemmingsplan van toepassing is dient overeenkomstig het in artikel 3.4.2 onder a genoemde landschappelijk inrichtingsplan in stand te worden gehouden. 
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
 
3.5.1 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning
afwijken van het bepaalde in 3.4.1 onder a en toestaan dat een bijgebouw gebruikt
wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  2. er wordt voldaan aan de milieuwet- en regelgeving;
  3. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen, waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m2 en maximaal één bouwlaag mag worden gebruikt; 
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
 
3.6.1 Omgevingsvergunningplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder 3.6.3 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
 
3.6.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 3.6.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. welke plaatshebben ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak';
  2. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  3. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  4. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer. 
3.6.3 Schema omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden  
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden  
Aanbrengen van oppervlakteverhardingen groter dan 200 m2  
-  het aanbrengen van verhardingen is toegestaan ten behoeve van parkeren of de normale bedrijfsvoering mits aangetoond is dat  ten aanzien van de waterhuishouding de werken hydrologisch neutraal kunnen worden uitgevoerd middels een positief advies van het waterschap
3 Algemene regels
Artikel 4 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 5 Algemene bouwregels
 
Bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn opgericht in
overeenstemming met de Woningwet, maar in afwijking van dit bestemmingsplan, zijn
toegestaan. Herbouw van deze bestaande gebouwen is niet toegestaan.
 
Artikel 6 Algemene procedureregels
 
6.1 Procedureregels nadere eisen
 
Bij het verbinden van nadere eisen overeenkomstig een in dit plan opgenomen nadere
eisenbevoegdheid nemen burgemeester en wethouders de volgende regels in acht:
  1. Het onherroepelijkbesluit strekkende tot het verplicht stellen van nadere eisen ligt
  2. gedurende 4 weken ter inzage.
  3. De ter inzagelegging wordt tevoren bekend gemaakt in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen, die in de gemeente verspreid worden en voorts op de in de gemeente gebruikelijke wijze.
  4. De bekendmaking houdt mededeling in van de bevoegdheid van belanghebbenden om gedurende de termijn van terinzagelegging zienswijzen tegen het onherroepelijkbesluit kenbaar te maken bij burgemeester en wethouders.
  5. Burgemeester en wethouders delen aan hen die hun zienswijze kenbaar hebben gemaakt, de beslissing daaromtrent mede
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 7 Overgangsrecht
  
7.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
7.1.1
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan. 
7.1.2
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 3 een
omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk met maximaal 10%.
 
7.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in 38.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op
het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
7.2. Overgangsrecht gebruik
 
7.2.1
het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van
inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
7.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 7.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
7.2.3 Onderbroken gebruik
ndien het gebruik, bedoeld in 7.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
7.2.4 Uitzondering
Het bepaalde in 7.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 8 Slotregel
  
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan ‘Reekseweg 7’