1.1 plan:
het bestemmingsplan 'Reekseweg 7’ van de gemeente Landerd;
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1685.bpbgb2013reeksewg7-OW01 met de bijbehorende regels;
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het
bebouwen van deze gronden;
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
1.5
afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht;
1.6 archeologische waarden:
cultuurhistorische waarden die bestaan uit de aanwezigheid van een bodemarchief met
sporen van vroegere menselijke bewoning en/of grondgebruik daarin, en als zodanig
het cultuurhistorisch erfgoed vertegenwoordigd;
1.7 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;
een nevenactiviteit met als doel het verstrekken van logies en ontbijt aan steeds
wisselend publiek, dat voor een korte periode, namelijk één tot enkele nachten, ter
plaatse verblijft; onder bed & breakfast wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in
verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of
1.9 bedrijfsactiviteiten:
handelingen en werkzaamheden die plaatsvinden in het kader van de uitoefening van
een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;
1.11 bedrijfsmatige exploitatie van recreatieverblijven:
het via een bedrijf, stichting of ander rechtspersoon voeren van een zodanig beheer/
exploitatie, dat in de recreatieverblijven daadwerkelijk recreatief gebruik plaatsvindt;
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het
huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar gelet op de bedrijfsvoering
noodzakelijk moet worden geacht;
1.13 Besluit externe veiligheid inrichtingen:
Besluit van 27 mei 2004, houdende milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van
inrichtingen milieubeheer zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van
het ontwerp van het bestemmingsplan;
t.a.v. bebouwing: bebouwing, zoals legaal aanwezig op het tijdstip van de
terinzagelegging van het ontwerpplan, dan wel die mag worden gebouwd krachtens
een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning;
t.a.v. gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals legaal aanwezig op het
tijdstip dat het plan rechtskracht heeft verkregen;
de grens van een bestemmingsvlak;
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een
aanvraag om een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden
kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is
plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen, veranderen of vergroten van een
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke
hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, niet zijnde de ruimte onder de kap;
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten;
een grens van een bouwperceel;
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de
regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij
direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of
1.25 cultuurhistorische waarden en kenmerken:
waarden en kenmerken van een gebied of daar aanwezige zaken, verband houdend
met het bouwkundig erfgoed, het stedenbouwkundig erfgoed, de historische
groenwaarden, het historisch-geografisch erfgoed en de bekende en verwachte
activiteiten ter ontspanning in de vorm van sport, spel, toerisme en educatie, waarbij
overnachting niet is toegestaan; huifkarren worden hier mede onder begrepen;
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop,
verkopen en/of leveren van goederen aan degene die deze goederen kopen voor eigen
gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of
1.28 ecologische waarden:
aanwezige en potentiële waarden, gebaseerd op de beoogde natuurkwaliteit voor het
gebied, waartoe behoren de natuurdoelen en natuurkwaliteit, geomorfologische
processen, de waterhuishouding, de kwaliteit van bodem, water en lucht, rust, de mate
van stilte, donkerte en openheid, de landschapsstructuur en de belevingswaarde;
1.29 extensief recreatief medegebruik:
die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuuren landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën en natuurgerichte
recreatie zoals vogelobservatie;
1.30 extensieve dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen:
dag- en verblijfsrecreatieve voorzieningen die aansluiten bij het agrarisch bedrijf of bij
de natuur- en landschapsbeleving van het landelijk gebied;
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk
met wanden omsloten ruimte vormt;
1.32 geluidsgevoelige objecten:
woningen, scholen voor basisonderwijs, voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs, hoger
onderwijs en gezondheidszorggebouwen;
1.33 geluidzoneringsplichtige inrichting:
bedrijven welke vallen onder artikel 2.4. van Inrichtingen- en vergunningenbesluit
1.34 geurgevoelige objecten:
gebouw, bestemd voor en blijkens aard, indeling en inrichting geschikt om te worden
gebruikt voor menselijk wonen of menselijk verblijf en die daarvoor permanent of een
daarmee vergelijkbare wijze van gebruik, wordt gebruikt;
gebieden die grenzen aan de ecologische hoofdstructuur, de ecologische
verbindingszone of het zoekgebied voor behoud en herstel van watersystemen, en deze verbinden, zijnde gebieden met overwegend grondgebonden agrarisch gebruik en belangrijke nevenfuncties voor natuur en water;
1.36 groepsaccommodatie/logeergebouw:
een gebouw bestemd voor verblijfsrecreatie door meerdere personen in groepsverband;
een bedrijf, gericht op het verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken
en/of het exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bieden van nachtverblijf;
1. horecacategorie 1: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op
het verstrekken van maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd kunnen
Daaronder worden begrepen: cafetaria/snackbar, fastfood en broodjeszaken,
lunchroom, konditorei, ijssalon/ijswinkel, koffie- en tearoom, afhaalcentrum,
2. horecacategorie 2: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op
het verstrekken van (alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse.
Daaronder worden begrepen: café, bar, pubs, juice- en health-bar;
3. horecacategorie 3: een inrichting die gericht is op het verstrekken van
(alcoholische) dranken voor consumptie ter plaatse, alsmede het verstrekken van
maaltijden of etenswaren die ter plaatse genuttigd plegen te worden, alsmede (in
sommige gevallen) de gelegenheid tot dansen.
Daaronder worden begrepen: grandcafé, eetcafé, danscafé, snookercentrum,
4. horecacategorie 4: een inrichting die geheel of in overwegende mate is gericht op
het verstrekken van nachtverblijf.
Daaronder wordt begrepen: hotel, motel en overige logiesverstrekkers.
5. horecacategorie 5: een inrichting die geheel of in overwegende mate gericht is op
het bieden van vermaak en ontspanning (niet zijnde een recreatieve voorziening)
en/of het geven van gelegenheid tot de dansbeoefening, al dan niet met levende
muziek en al dan niet met de verstrekking van dranken en kleine etenswaren.
Daaronder worden begrepen: discotheek/dancing, nachtcafé (met
een gebouw dat op een bouwperceel, door zijn constructie, bouwmassa, ruimtelijke
uitstraling en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als het belangrijkste
bouwwerk is aan te merken;
1.39 insteek van de watergang:
het begin van het sloottalud;
de definitie als opgenomen in het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
1.41 landschappelijke inpassing:
het inpassen van een gebouw of een gebruik in het landschap, waarbij afstemming
plaatsvindt op de context van het landschap door middel van de architectuur van het
gebouw en/of de aanplant van gebiedseigen beplanting;
1.42 landschappelijke waarde:
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het waarneembare deel van
het aardoppervlak, die wordt bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding
van de levende en niet-levende natuur;
gebouwd in overeenstemming met de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen
het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of
sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
de aan een gebied toegekende waarde, gekenmerkt door geologisch,
geomorfologische, bodemkundige en biologische elementen, zowel afzonderlijk als in
1.46 omgevingsvergunning:
vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht;
1.47 ondersteunende horeca:
een horecavoorziening binnen een bestemming waarvan de functie een andere dan
horeca is maar waar men uitsluitend ten behoeve van de hoofdfunctie een ruimte
specifiek heeft ingericht voor de consumptie van drank en etenswaren;
1.48 overkapping/ carport:
een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden
begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een
strook van de rijbaan van een weg, welke voldoende plaats biedt aan een enkele rij
rijdende motorvoertuigen op meer dan drie wielen, of, indien door middel van markering
een bredere strook als rijstrook is aangegeven, die strook;
recreatie in ruimten welke zijn bestemd of opgericht voor het recreatief verblijf
gedurende in ieder geval de nacht, zoals een recreatiewoning,
groepsaccommodatie/logeergebouw, pension, bed & breakfast, kampeermiddel of
trekkershut door personen die hun hoofdwoonverblijf elders hebben;
de Verordening ruimte 2012, zoals deze is vastgesteld door Provinciale Staten van
Noord-Brabant, d.d. 11 mei 2012, en in werking getreden d.d. 1 juli 2012;
de totale bebouwde oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt
de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een
gelijk is aan de in de regels voorgeschreven afstand van gebouwen uit de as van de
weg op het betreffende bouwperceel;
gelijk is aan de afstand van bestaande gebouwen tot de as van de weg op het
betreffende bouwperceel, indien die afstand kleiner is dan de in de regels
1.54 vormverandering bouwvlak:
wijziging van de begrenzing van een agrarisch bouwvlak zonder dat dit gepaard gaat
met een vergroting van de totale oppervlakte;
1.55 vrijstaand bijgebouw:
een van het hoofdgebouw losstaand bijgebouw, waarbij een bijgebouw dat door middel
van een tussenlid met een lengte en breedte van maximaal 3 m en een bouwhoogte
van maximaal 2,75 m is gekoppeld aan het hoofdgebouw, als vrijstaand bijgebouw
alle water dat zichtbaar (oppervlaktewater) aanwezig is in bijvoorbeeld waterlopen,
poelen, vijvers, meren en zeeën, of onzichtbaar (grondwater) aanwezig is zoals
freatisch grondwater direct beneden het maaiveld;
1.57 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel
met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake
handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene
bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging
van het ontwerp van dit plan;
Wet van 16 februari 1979 (Stb. 99) houdende regels inzake het voorkomen of beperken
van geluidhinder, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het
1.60 Wet geurhinder en veehouderij:
Wet van 5 oktober 2006, houdende regels inzake geurhinder vanwege tot
veehouderijen behorende dierenverblijven (Wet geurhinder en veehouderij), zoals deze
luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal
algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidde op het
moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan;
1.62 woning/ wooneenheid:
een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van
een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meer personen;
Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet;