Plan: | Noordhoek te Reek |
---|---|
Status: | voorontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1685.bpree2012noordhoek-VO01 |
Door de Nota Ruimte krijgt met name het waterbeleid een wezenlijk andere oriëntatie: van reageren naar anticiperen. Water heeft een aantal specifieke kwantitatieve en kwalitatieve eigenschappen waar de ruimtelijke ordening rekening mee moet houden. Bij de uitwerking van het initiatief in een bestemmingsplan wordt een waterhuishoudkundige paragraaf opgenomen. In deze paragraaf wordt ingegaan op de kwantitatieve en kwalitatieve aspecten van water in het plangebied, gevoerd overleg met het bevoegde waterschap en wordt bekeken welke specifieke maatregelen voor het omgaan met water moet worden getroffen. Hiervoor is de watertoets in het leven geroepen.
Het plan beoogt nieuwbouw. Ten aanzien van het nieuwbouwplan in relatie tot duurzaam omgaan met water zijn de volgende beleidsuitgangspunten van de waterbeheerders van toepassing, met name die van het waterschap Aa en Maas.
Het streven naar een veilig, gezond en duurzaam waterbeheer staat landelijk in de belangstelling. Relevante beleidsstukken op het gebied van water zijn het Provinciaal Waterplan van de provincie Noord-Brabant, het Waterbeheersplan 2010-2015 van Waterschap Aa en Maas, het Nationaal Waterplan, WB21, Nationaal Bestuursakkoord Water en de Europese Kaderrichtlijn Water. Belangrijkste gezamenlijke punt uit deze beleidsstukken is dat water een belangrijk sturend element is in de ruimtelijke ordening. Water legt een ruimteclaim op het (stads)landschap waaraan voldaan moet worden. De bekende driestapsstrategieën zijn leidend:
Daarnaast is de ‘Beleidsbrief regenwater en riolering’ relevant. Hierin staat hoe het beste omgegaan kan worden met het (afkoppelen van) hemelwater. Ook hier gelden de drietrapsstrategieën.
Waterschap Aa en Maas Beleidsnota uitgangspunten Watertoets
Het waterschap Aa & Maas hanteert voor ruimtelijke ontwikkelingen de volgende beleidsuitgangspunten:
De ontwikkelingen in het denken over water, maken het noodzakelijk om een zevende uitgangspunt aan deze principes toe te voegen, te weten: ‘wateroverlastvrij bestemmen’. Bij dit uitgangspunt wordt al voldaan aan extreme situaties (NBWnorm).
De voorkeur gaat uit naar het ontwikkelen op locaties die als gevolg van hun ligging ‘hoog en droog genoeg’ zijn en daarmee voldoen aan de NBW-norm voor de toekomstige functie, zodat ’wateroverlastvrij bestemd’ wordt. Indien dit niet mogelijk of wenselijk is zal gezocht moeten worden naar compenserende of mitigerende maatregelen die het gewenste beschermingsniveau tegen wateroverlast helpen realiseren.
De watertoets en de uitgangspunten daarvoor zijn gebaseerd op landelijk gemaakte afspraken en landelijke documenten, zoals de Nota Anders Omgaan met Water, het Nationaal Bestuursakkoord Water en de Landelijke Handreiking Watertoets.
Huidige situatie
Het plangebied is gelegen aan de rand van de kern Reek (gemeente Landerd) aan het bebouwingslint Noordhoek. Het plangebied ligt aan de oostzijde (de 'versteende' zijde) van het bebouwingslint. De waterhuishoudkundige situatie is in grote mate afgestemd op deze 'versteende' zijde. De waterhuishouding wordt ‘geregeld’ door een systeem van sloten, greppels en watergangen. Voor zover bekend is in het plangebied, of directe omgeving, geen sprake van wateroverlast.
Bodem en grondwater
Op de bodemkaarten van Nederland is af te lezen dat de bodem in het plangebied bestaat uit eerdgronden. Eerdgronden vormen een goede bodemsoort om op te bouwen. De Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand (GHG) ligt 80-100 cm beneden maaiveld. De Gemiddeld Laagste Grondwaterstand (GLG) ligt dieper dan 200 cm beneden maaiveld. Dit komt overeen met Grondwatertrap VII. Het plangebied is niet gelegen in een waterwingebied, of grondwaterbeschermingsgebied. Het plangebied ligt in het oppervlaktewater beschermingsgebied van de Maas. Het Rijk stelt zogenaamde dijkringen vast, gebieden die beschermd dienen te worden tegen overstromingen vanuit zee, rivieren en meren. Dit plangebied ligt binnen het gebied van Dijkring 36.
Oppervlaktewater
In het plangebied en de directe omgeving daarvan is geen oppervlaktewater aanwezig. Het perceel waarop de ontwikkeling plaatsvindt, wordt omgeven door sloten en greppels (droogvallend).
Riolering
Op het terrein bevindt zich enkel een kippenschuur. Deze is niet aangesloten op het rioleringsstelsel. Riolering is in het plangebied niet aanwezig.
Water in relatie tot de ruimtelijke ontwikkeling
Als gevolg van de ontwikkeling zal het verharde oppervlak toenemen met circa 1.570 m² (totaal van nieuw dakoppervlak en nieuwe erfverharding). Als gevolg van deze verhardingstoename wordt de natuurlijke infiltratie van hemelwater enigszins beperkt en vindt een versnelde afvoer van hemelwater plaats.
Aangezien hemelwater in de beoogde situatie niet mag worden afgevoerd via de riolering dient, conform de beleidsuitgangspunten van het waterschap, hemelwater zoveel mogelijk plaatselijk te worden verwerkt. Het plangebied biedt hiervoor mogelijkheden, gezien de bodemsamenstelling (zand, met daaronder een tenminste 1 meter dikke grindlaag op ruim 1 meter diepte) en de aanwezigheid van greppels op de grens van het plangebied.
Met behulp van de HNO-rekentool van het waterschap kan de wateropgave van het plangebied worden bepaald.
Hierbij zijn onder andere de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Na doorrekenen met de HNO-rekentool resulteert de volgende wateropgave:
Het hemelwater dat valt op het nieuwe dak- en bestratingsoppervlak kan worden afgevoerd naar nabijgelegen onbebouwde (bos)grond binnen het plangebied (in ruime mate aanwezig), waar het kan infiltreren in de bodem. Bij een teveel aan hemelwater kan dit teveel overlopen naar (bestaande en indien nodig nieuwe) greppels aan de rand van het plangebied. Hierbij zijn hierbij geen problemen te verwachten. Hierbij dient wel rekening te worden gehouden met de waterkwaliteit. Er mag daarom geen gebruik worden gemaakt van uitlogende bouwmaterialen. Indien dit wel gebeurt, dienen deze oppervlakken te worden voorzien van een coating.
De nieuwe bebouwing zal voor de afvoer van vuilwater (dwa) worden aangesloten via de bestaande aansluiting op de gemeentelijke riolering.
Conclusie
Met het oog op een duurzaam waterbeheer stuit het initiatief niet op belemmeringen. Vanuit het oogpunt van een goed waterbeheer kan het initiatief onbelemmerd doorgang vinden.