direct naar inhoud van 3.8 Geurhinder
Plan: Willevenstraat
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1685.bpschwilleven2012-ON01

3.8 Geurhinder

Inleiding

De gemeente Landerd is voornemens om in plangebied Willevenstraat te Schaijk woningen te gaan oprichten. De woningen dienen aangemerkt te worden als geurgevoelige objecten in het kader van de beoordeling van omliggende agrarische inrichtingen.

Vraagstellingen

  • 1. Is er ter plaatse van het plangebied sprake van een goed woon- en leefklimaat;
  • 2. Worden door het voornemen agrarische ondernemers in hun ontwikkelingsmogelijkheden beperkt;
  • 3. Is na realisatie plangebied het voor de inrichting Munpad 2 te Schaijk nog mogelijk een nieuwe geplande vleesvarkensstal te realiseren.

Beschrijving omgeving

Het plangebied is gelegen aan de zuidwestzijde van de kern Schaijk. In een straal van circa 1 kilometer van het plangebied zijn 8 agrarische inrichtingen gelegen waar landbouwhuisdieren gehouden worden. Dit betreft de navolgende inrichtingen:

  • 1. Schansweg 1;
  • 2. Gagelstraat 15;
  • 3. Zandstraat 16;
  • 4. Lage Baan 7;
  • 5. Lage Baan 13;
  • 6. Busstraat 1;
  • 7. Munpad 2;
  • 8. Hegveld 1.

Inrichting 1 t/m 5 valt onder de werkingssfeer van het Besluit landbouw milieubeheer en de inrichtingen 6 t/m 8 vallen buiten de werkingssfeer van het Besluit landbouw milieubeheer en zijn derhalve vergunningplichtig.

Wet geurhinder en veehouderij

Op 1 januari 2007 is bij Koninklijk Besluit de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Als gevolg hiervan is gelijktijdig de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) van toepassing geworden. De Rgv, zoals gepubliceerd in de Staatscourant van 18 december 2006, betreft een uitvoeringsregeling. De beoordeling van geurhinder, veroorzaakt door de inrichting, dient op basis van bovenstaande wet en regeling uitgevoerd te worden. De Wgv is niet van toepassing op inrichtingen die vallen onder de werkingssfeer van het Besluit landbouw milieubeheer. In dit Besluit zijn afstandseisen opgenomen waarvan de grootst vermelde afstand 100 meter bedraagt.

De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). De geurbelasting wordt berekend en getoetst met het verspreidingsmodel V-Stacks vergunning. Dit geldt alleen voor dieren waarvoor geuremissiefactoren zijn opgenomen in de Rgv. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden minimaal aan te houden afstanden.

Op grond van artikel 6 van voornoemde wet kunnen gemeenten bij gemeentelijke verordening afwijken van de wettelijke normen en afstanden. De wettelijke norm binnen de bebouwde kom bedraagt 3,0 odour units en buiten de bebouwde kom 14,0 odour units per kubieke meter lucht (OUE/m3). Ingevolge artikel 6 kan bij gemeentelijke verordening de norm binnen de bebouwde kom gesteld worden tussen 0,1 en 14,0 odour units en buiten de bebouwde kom tussen 3,0 en 35,0 odour units per kubieke meter lucht.

Een dergelijke verordening (en gebiedsvisie) is vastgesteld bij besluit van de Raad d.d. 22 mei 2008. Bij deze verordening zijn nadere gebieden aangegeven waarbij andere dan de wettelijk genoemde geurnormen (odour units) gelden. Voor dieren zonder geuremissiefactor gelden de wettelijke vaste afstanden. (Ook hier betreft de grootst vermelde afstand 100 meter.) De bij de verordening bepaalde normering betreft:

  • Kom (stedelijk) 2 odour units;
  • Kom (landelijk) 3 odour units;
  • Overig buitengebied 12 odour units;
  • LOG’s 14 odour units.

Geurhinder

De geurhinder wordt bepaald uitgaande van de achtergrondbelasting en de voorgrondbelasting in het gebied. Onder de achtergrondbelasting verstaan we de geurbelasting als gevolg van de veelheid aan veehouderijen in de omgeving van een geurgevoelig object. Met de voorgrondbelasting wordt de geurbelasting bedoeld van die veehouderij welke de meeste geur bij het geurgevoelig object veroorzaakt, hetzij omdat het een grote veehouderij betreft, hetzij omdat de veehouderij dichtbij het geurgevoelig object is gelegen. De voorgrondbelasting is van belang voor het bepalen van de verwachte hinder omdat uit onderzoek is gebleken dat de geurhinder als gevolg van de voorgrondbelasting hoger is dan als gevolg van de achtergrondbelasting, bij gelijke belastingen. Als vuistregel geldt dat de voorgrondbelasting bepalend is voor de hinder als de voorgrondbelasting meer dan de helft van de achtergrondbelasting bedraagt.

Inrichting Munpad 2

De inrichting die het kortst bij het plangebied gelegen is betreft het Munpad 2 te Schaijk. De kortste afstand van een geprojecteerde woning in het plangebied en de gevel van het dichtstbijzijnde dierenverblijf van het Munpad 2 bedraagt circa 192 meter (in het voormalige stedenbouwkundig ontwerp ten tijde van het voorontwerp bestemmingsplan bedroeg deze afstand circa 180 meter). Derhalve wordt voldaan aan de van toepassing zijnde afstandscriteria.

De onderstaande berekeningen gaan uit van het stedenbouwkundig ontwerp ten tijde van het voorontwerp bestemmingsplan. Als gevolg van het aangepaste stedenbouwkundig ontwerp is de kortst bij het Munpad 2 gelegen geprojecteerde woning circa 12 meter verder weg gelegen. Dit betekent dat de geurbelasting ter plaatse van volgnummer 7 lager zal zijn dan navolgend is weergegeven.  

Voorgrondbelasting

In het verleden heeft het RMB een onderzoek uitgevoerd betreffende de geurcontouren van de Busstraat en Munpad. In dit onderzoek, d.d. 24 oktober 2008, projectnummer 74000583, is onder meer de feitelijke contour als de zogenaamde defaultcontour van het bedrijf Munpad 2 in kaart gebracht. Uit deze kaart blijkt dat het plangebied is gelegen buiten de defaultcontour van het Munpad 2.

Voorts zijn er drie geurberekeningen V-Stacks vergunning uitgevoerd. Hieronder is de geurberekening weergegeven van de vergunde situatie Munpad 2.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.bpschwilleven2012-ON01_0009.png"

Hieruit blijkt onder meer dat de geurbelasting voldoet aan de gestelde geurnorm. Ter plaatse van de kortst bij het Munpad 2 gelegen geprojecteerde woning in het plangebied bedraagt de geurbelasting 1,5 OUE/m3 en op de Molenaarstraat 146 0,7 OUE/m3. Dit betekent dat er voor wat betreft het aspect geur nog uitbreidingsmogelijkheden voor de inrichting zijn.

Hieronder is de geurberekening weergegeven van het Munpad 2 inclusief de nieuwe stal, met daarin 1.320 vleesvarkens, zoals de inrichtinghouder deze wenste te realiseren. Voor dit voornemen is nog geen omgevingsvergunning aspect milieu verleend dan wel aangevraagd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.bpschwilleven2012-ON01_0010.png"

Hieruit blijkt onder meer dat de geurbelasting niet voldoet aan de gestelde geurnorm. Zowel op de Molenaarstraat 146 als de geprojecteerde nieuwe woning ontstaat een overschrijding van de geurnorm. Dit betekent dat voor dit voornemen geen omgevingsvergunning, aspect milieu, verleend kan worden.

Hieronder is een globale geurberekening weergegeven van het Munpad 2, inclusief de nieuwe stal met daarin 1.320 vleesvarkens, doch voorzien van een emissiearm stalsysteem waarbij tevens een geurreductie plaatsvindt. Het betreft een globale geurberekening omdat niet alle invoergegevens exact bekend zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.bpschwilleven2012-ON01_0011.png"

Hieruit blijkt onder meer dat de geurbelasting voldoet aan de gestelde geurnorm. Ter plaatse van de kortst bij het Munpad 2 gelegen geprojecteerde woning in het plangebied bedraagt de geurbelasting 2,2 OUE/m3 en op de Molenaarstraat 146 1,0 OUE/m3. Dit betekent dat er voor wat betreft het aspect geur nog uitbreidingsmogelijkheden voor de inrichting zijn. Dit zou mogelijk concreet inhouden dat er een nieuwe stal met meer dan 1.320 vleesvarkens gerealiseerd en vergund zou kunnen worden.

Achtergrondbelasting

De maximale cumulatieve achtergrondbelasting is die belasting die ontstaat waarbij alle intensieve veehouderijen doorgroeien naar de maximaal mogelijke omvang. In de praktijk zal een bedrijf vaak vastlopen op een geurgevoelig object in de directe omgeving van de desbetreffende inrichting. Tevens worden in de Verordening ruimte Noord-Brabant 2011 maximum oppervlakten aan bouwblokken gesteld. Zo ontstaat voor ieder bedrijf een maximale geuremissie. Al deze maximale geuremissies samen geeft de maximale cumulatieve achtergrondbelasting.

Zoals eerder aangegeven zijn er in de omgeving van het plangebied 3 inrichtingen waar de Wgv op van toepassing is, te weten Busstraat 1, Hegveld 1 en Munpad 2. Hiervan zijn de Busstraat 1 en Munpad 2 intensieve veehouderijen. De inrichting Busstraat 1 kan in de praktijk niet verder doorgroeien omdat dit bedrijf vastloopt op het geurgevoelig object Busstraat 10 en Schansweg 3. Met betrekking tot de inrichting Munstraat 2 is het “vastlopen” al vastgesteld middels de uitgevoerde geurberekeningen.

Uitgaand van een maximale voorgrondbelasting van 3 OUE/m3 en van de tabellen opgenomen in bijlage 6 en 7 van de Gebruikershandleiding V-Stacksvergunning komt m.b.t. geurhinder het volgende naar voren: Tabel B van bijlage 6 (relatie tussen de voorgrondbelasting en de geurhinder) geeft bij een voorgrondbelasting van 3 OUE/m3 een geurhinder binnen een concentratiegebied van 8% weer. In bijlage 7 is een tabel opgenomen afkomstig van het RIVM. Hierin staat ondermeer dat de milieukwaliteit met 8% geurgehinderden als goed beschouwd kan worden.

In de geurgebiedsvisie van de gemeente Landerd en Mill en St. Hubert zijn tevens waarden opgenomen voor de achtergrondbelasting. Onderstaande tabel komt uit de geurgebiedsvisie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1685.bpschwilleven2012-ON01_0012.png"

Hieruit blijkt tevens dat een achtergrondbelasting van 6 OUE/m3 als acceptabel beschouwd kan worden.

In het kader van de monitoring van de geurverordening is de cumulatieve (agrarische) geurbeleving onderzocht voor de gehele gemeente. Er is een evaluatie geurbeleid 2011 uitgevoerd door het RMB en er is een rapport ter zake opgemaakt voorzien van projectnummer 74000825 d.d. 1 november 2011. Een onderdeel van dit rapport betreft een kaart met daarop een weergave van de geurbeleving. Bij het geurgevoelig object Willevenstraat 4, dat gelegen is nabij het plangebied, is aangegeven dat de geurbeleving goed is.

Conclusie

  • 1. Ter plaatse van het plangebied is sprake van een goed woon- en leefklimaat;
  • 2. Door het voornemen wordt er geen agrarische ondernemer in zijn ontwikkelingsmogelijkheden beperkt;
  • 3. Na realisatie van het plangebied is het voor de inrichting Munpad 2 nog mogelijk, voor wat betreft het aspect geur, een nieuwe vleesvarkensstal te realiseren.

Wat betreft geur vanuit veehouderijen zijn er geen belemmeringen voor de planontwikkeling en kan de ruimtelijke procedure verder in gang worden gezet.