Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Zeelandsedreef te Schaijk
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1685.bpschzeelandse2010-VG01

Artikel 1 Begrippen

   
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1.1
Plan:
Het bestemmingsplan “Zeelandsedreef te Schaijk” van de gemeente Landerd;
 
1.2
Bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand  NL.IMRO.1685.bpschzeelandse2010-VG01
met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);
 
1.3
Aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 
1.4
Aanduidingsgrens:
grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 
1.5
Aan huis verbonden beroep:
het aan huis uitoefenen van een dienstverlenend beroep, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat in ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Onder aan huis verbonden beroepen worden onder andere verstaan: dienstverlening op gebied van administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, kunstzinnig of ontwerptechnisch gebied, zoals huisarts, advocaat, pedicure, fysiotherapeut, verzekeringsagent, architect en dergelijke;
 
1.6
Afhankelijke woonruimte:
een tijdelijke zelfstandige woonruimte in een deel van een hoofdgebouw, een aanbouw dan wel een vrijstaand bijgebouw bij dat hoofdgebouw, waarin een tweede huishouden kan worden gehuisvest uit oogpunt van mantelzorg, welke tijdelijke woonruimte qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met een hoofdgebouw en gelegen is binnen een bestemming die wonen mogelijk maakt. Bedrijfsgebouwen of andere gebouwen die niet ten dienste staan van een woonfunctie vallen hier nadrukkelijk niet onder;
 
1.7
Bebouwing:
één of meer gebouwen en /of bouwwerken, geen gebouw zijnde;
 
1.8
Bebouwingspercentage:
het door bouwwerken bebouwde oppervlakte, uitgedrukt in procenten van de oppervlakte van het bouwperceel voorzover dat ligt binnen de bestemming of een in de regels nader aangeduid gedeelte van de bestemming;
   
1.9
Bestaand:
bij bouwwerken: aanwezig c.q. in aanbouw op het tijdstip van tervisielegging van het ontwerpplan, tenzij anders is bepaald. Bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het desbetreffende gebruiksverbod, tenzij anders is bepaald;
   
1.10
Bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
   
1.11
Bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
   
1.12
Bijgebouw:
een met het hoofdgebouw verbonden of daarvan vrijstaand gebouw dat in bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
   
1.13
Bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
   
1.14
Bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
   
1.15
Bouwlaag:
een gedeelte van een gebouw, dat door op gelijke hoogte of nagenoeg op gelijk hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een kap;
   
1.16
Bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
   
1.17
Bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
   
1.18
Bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
   
1.19
Bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
   
1.20
Dak:
Iedere bovenbeëindiging van een gebouw;
   
1.21
Detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
   
1.22
Extensief recreatief medegebruik:
die vormen van recreatie welke in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving en die naar hun aard harmoniëren met natuur en landschap, zoals wandelen, fietsen, skeeleren, kanoën en paardrijden;
   
1.23
Gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
   
1.24
Hoofdgebouw:
een gebouw, dat gelet op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijk gebouw valt aan te merken;
   
1.25
Mantelzorg:
het op basis van vrijwilligheid en buiten organisatorisch verband bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op fysiek, psychisch en/of sociaal vlak;
   
1.26
Nok:
het hoogste gedeelte van een dak met hellende vlakken, te weten waar beide hellende vlakken elkander snijden;
   
1.27
Prostitutie:
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;
   
1.28
Prostitutiebedrijf:
een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding uitgeoefend wordt;
   
1.29
Seksinrichting:
de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.
Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, erotische massage salon, een seksbio­scoop, seksautomatenhal, een parenclub of sekstheater, al dan niet in combinatie met elkaar;
   
1.30
Verbeelding:
de digitale of analoge weergave van het bestemmingsplan;
   
1.31
Woning:
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één huishouden;