Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Pastoor van Winkelstraat naast 86a Schaijk en Noordhoek naast 34 Reek
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1685.pastvwinkelstr86x-VG01
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
 
Artikel 1.1 Plan
Het bestemmingsplan ‘Pastoor van Winkelstraat (naast 86a)’ van de gemeente 'Landerd'.
 
Artikel 1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1685.pastvwinkelstr86x-VG01 met de bijbehorende regels en bijlagen.
 
Artikel 1.3 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
Artikel 1.4 Afhankelijke woonruimte
Een bijgebouw bij een woning, dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met die woning en waar een gedeelte van de huishouding, zoals gehuisvest in die woning, uit een oogpunt van mantelzorg is ondergebracht.
 
Artikel 1.5 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
Artikel 1.6 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
 
Artikel 1.7 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
Artikel 1.8 Bijgebouw
Een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
 
Artikel 1.9 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
 
Artikel 1.10 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
 
Artikel 1.11 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, niet zijnde de ruimte onder de kap.
 
Artikel 1.12 Bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
 
Artikel 1.13 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
Artikel 1.14 Bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
 
Artikel 1.15 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
Artikel 1.16 Legaal
Gebouwd in overeenstemming met de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
Artikel 1.17 Mantelzorg
Het bieden van zorg aan eenieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychisch en/of sociaal vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband.
 
Artikel 1.18 Omgevingsvergunning
Vergunning voor activiteiten als genoemd in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
Artikel 1.19 Overkapping/ carport
Een dakconstructie vrijstaand zonder wanden dan wel aan maximaal drie zijden begrensd door de gevels van belendende gebouwen, die niet wordt aangemerkt als een gebouw.
 
Artikel 1.20 Publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis
Een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan.
 
Artikel 1.21 Slopen
Geheel of gedeeltelijk afbreken.
 
Artikel 1.22 Vloeroppervlak(te)
De totale bebouwde oppervlakte, gemeten op vloerniveau, die voor een functie wordt gebruikt.
 
Artikel 1.23 Voorgevelrooilijn
Indien een bouwvlak aanwezig is: de denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een gebouw tot aan de perceelsgrenzen.
Indien geen bouwvlak aanwezig is: de denkbeeldige lijn, evenwijdig aan de as van de weg waaraan gebouwd wordt, op een afstand van de weg die gelijk is aan de afstand van de bestaande woning tot de as van de weg.
 
Artikel 1.24 Voorgevel
Een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw.
 
Artikel 1.25 Water
Alle water dat zichtbaar (oppervlaktewater) aanwezig is in bijvoorbeeld waterlopen, poelen, vijvers, meren en zeeën, of onzichtbaar (grondwater) aanwezig is zoals freatisch grondwater direct beneden het maaiveld.
 
Artikel 1.26 Waterhuishoudkundige doeleinden
Doeleinden die het waterhuishoudingsbelang dienen, zoals watergangen, waterstaatkundige kunstwerken, onderhoudsstroken ten behoeve van het beheer en onderhoud van een watergang e.d. en waterhuishoudkundige voorzieningen.
 
Artikel 1.27 Waterhuishoudkundige voorzieningen
Voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede waterkering, wateraanvoer, waterafvoer, waterberging, waterinfiltratie en waterkwaliteit, zoals infiltratiekratten, wadi's, infiltratiegreppels, doorlatende bestrating en infiltratie- en transportriolen, dijken, dammen, grondwallen, duikers, stuwen, gemalen en inlaten;
 
Artikel 1.28 Watergang
Een voor de oppervlaktewaterkwantiteit van overwegend belang zijnde waterloop.
 
Artikel 1.29 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan.
 
Artikel 1.30 Woning/ wooneenheid
Een complex van intern met elkaar in verbinding staande ruimten, in een (gedeelte van een) gebouw, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één of meer personen.
 
Artikel 1.31 Woningwet
Wet van 29 augustus 1991 , (Stb. 1991, nr. 439), tot herziening van de Woningwet.
Artikel 2 Wijze van meten
 
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
 
Artikel 2.1 Afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens
De kortste afstand van het verticale vlak in de zijdelingse bouwperceelgrens tot enig punt van het op dat bouwperceel voorkomende bouwwerk.
 
Artikel 2.2 Bebouwd(e) oppervlak(te) van een bouwperceel
De oppervlakte van alle op een bouwperceel aanwezige bouwwerken tezamen.
 
Artikel 2.3 De dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
Artikel 2.4 De goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
Artikel 2.5 De inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
Artikel 2.6 De bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
 
Artikel 2.7 De oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
Artikel 2.8 Peil
Voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang van het perceel onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang van het perceel;
In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
 
Artikel 2.9 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Wonen
 
Artikel 3.1 Bestemmingsomschrijving
 
Artikel 3.1.1 Algemeen
De voor 'Wonen ' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, al dan niet in combinatie met aan huis verbonden beroepen en/of mantelzorg;
  2. tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers;
  3. recreatieve voorzieningen in de vorm van een bed & breakfast;
  4. routegebonden horeca als nevenactiviteit;
  5. ter plaatse van de aanduiding 'houtwal', het behoud, beheer en/of herstel van de houtwal;
  6. water en waterhuishoudkundige doeleinden;
een en ander met de bijbehorende voorzieningen, zoals tuinen en erven en overeenkomstig de in 3.1.2 opgenomen nadere detaillering van de bestemming.
 
Artikel 3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming
In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1
 
a Niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit
In een woning of een bijgebouw bij een woning mag ook een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit worden uitgeoefend als ondergeschikte activiteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende bepalingen van toepassing zijn:
  1. De omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de woonbebouwing tot een maximum van 80 m².
  2. Het gebruik mag geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.
  3. Parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden.
  4. Opslag vindt uitsluitend inpandig plaats.
  5. Detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan huis verbonden beroep.
  6. De activiteit dient milieuhygiënisch inpasbaar te zijn in de woonomgeving.
  7. De activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
  8. De activiteit mag uitsluitend worden uitgeoefend in bedrijfscategorie 1 of 2 van de in de bijlage opgenomen Lijst van Bedrijfsactiviteiten of een daarmee qua milieuhinder en uitstraling vergelijkbare activiteit.
b Aantal woningen
Voor het aantal woningen geldt het volgende: Per bouwvlak is maximaal één woning toegestaan.    
c Bed & breakfast
Gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bed & breakfast is uitsluitend toegestaan via omgevingsvergunning als bedoeld in 3.4.1.
 
Artikel 3.2 Bouwregels
 
Artikel 3.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend mogen worden gebouwd bouwwerken ten dienste van de bestemming, zoals woningen met bijgebouwen en bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
Artikel 3.2.2 Bouwvlak
De hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak', met inachtneming van het bepaalde in 3.2.4. Bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd, met inachtneming van het bepaalde in 3.2.4.
 
Artikel 3.2.3 Inhoud
Met betrekking tot de inhoud van de woningen gelden de volgende bepalingen:
 
a. De inhoud van een woning mag maximaal 750 m³ bedragen, ondergrondse bouwwerken niet meegerekend.
 
Artikel 3.2.4 Maatvoering en situering
 
a. Gebouwen algemeen
Met betrekking tot de maatvoering en situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, dient aan het volgende te worden voldaan:
 
 Gebouwen algemeen
Min.
afstand tot bouwperceelgrens
3 m, met dien verstande dat:
- de gebouwen achter de voorgevelrooilijn gebouwd moeten worden;
- bijgebouwen aan één zijde op de zijdelingse perceelsgrens gebouwd mogen worden.
 
Woning
 
Woning
Min.
Max.
goothoogte, de maximale goothoogte geldt voor minimaal 60% van de lengte van de goot
nvt4,5 m
bouwhoogte
nvt9 m
inhoud zie 3.2.3.
dakhelling30°60°
 
Bijgebouwen bij woning algemeen
 
Bijgebouwen bij woning algemeen
Min.
Max.
gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen per woning
n.v.t.
80 m²
goothoogte
n.v.t.
3 m
bouwhoogte
n.v.t.
6 m
afstand vrijstaande bijgebouwen tot woning
n.v.t.
15 m, met uitzondering ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - maatvoering gebouwen', daarvoor geldt geen maximum afstand
dakhelling
45°
 
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
 
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Max.
bouwhoogte erfafscheidingen
voor voorgevelrooilijn: 1 m; overige: 2 m
bouwhoogte van carports c.q. overkappingen
6 m
oppervlakte van een carport c.q. overkapping
40 m²
bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde
4 m
 
Artikel 3.3 Specifieke gebruiksregels
 
Artikel 3.3.1 Voorwaardelijke verplichting
  1. de gronden en gebouwen waarop dit bestemmingsplan van toepassing is, mogen niet eerder ten behoeve van de genoemde doeleinden in gebruik genomen worden dan nadat de gronden ingericht/aangelegd zijn, overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan dat als bijlage 2 en 3 bij de toelichting van dit bestemmingsplan gevoegd is.
  2. de landschappelijke inpassing van de gronden waarop dit bestemmingsplan van toepassing is, dient overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan als bedoeld in sub a van dit artikel in stand gehouden te worden.
Artikel 3.3.2 Strijdig gebruik
Onder het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan, als bedoeld in artikel
2.1, eerste lid, aanhef en onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt onder gebruik strijdig met de bestemming in ieder geval begrepen gebruik van gronden en/of opstallen voor:
  1. vrijstaande bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  2. een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  3. seksinrichtingen.
Artikel 3.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
Artikel 3.4.1 Omgevingsvergunning bed & breakfast
Het bevoegd gezag kan omgevingsvergunning verlenen als bedoeld in
3.1.2 onder c teneinde als nevenactiviteit bij een woning, bed & breakfast voorzieningen e.d., toe te staan, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. de nevenactiviteit is in de woning en de daarbij behorende aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen toegestaan;
  2. wanneer bed&breakfast plaatsvindt in een vrijstaan d bijgebouw, dan is hierin geen keuken of soortgelijke voorziening toegestaan;
  3. de nevenactiviteit is ondergeschikt van aard;
  4. er vindt geen uitbreiding van bebouwing ten behoeve van de nevenactiviteit plaats;
  5. de gebruiksoppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m²;
  6. ten behoeve van de bed & breakfast voorzieningen zijn maximaal 10 (éénpersoons)bedden toegestaan; permanente bewoning of tijdelijke huisvesting van tijdelijke werknemers is niet toegestaan;
  7. de verkeersaantrekkende werking van de nevenactiviteit dient te zijn afgestemd op de feitelijke ontsluitingssituatie;
  8. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  9. het woon- en leefmilieu van de omgeving wordt niet onevenredig aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt;
  10. het gebruik mag niet leiden tot extra belemmeringen voor de bedrijfsontwikkelingen van de omliggende agrarische bedrijven, voortvloeiende uit de milieu- en dierenwelzijnswetgeving.
Artikel 3.4.2 Omgevingsvergunning mantelzorg in afhankelijke woonruimte
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
3.4.1 onder a en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. een dergelijke bewoning is noodzakelijk vanuit een oogpunt van mantelzorg;
  2. er vindt geen onevenredige aantasting plaats van in het geding zijnde belangen waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  3. er wordt voldaan aan de milieuwet- en regelgeving;
  4. de afhankelijke woonruimte wordt ingepast binnen de toegestane bijgebouwen,waarbij ten behoeve van mantelzorg niet meer dan 80 m² en maximaal één bouwlaag mag worden gebruikt.
Artikel 3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden
 
Artikel 3.5.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden op de in dit artikel bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden) de in het schema onder
3.5.4 opgenomen omgevingsvergunningplichtige werken en werkzaamheden uit te voeren.
    
Artikel 3.5.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 3.5.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud en/of landschapsbeheer.
Artikel 3.5.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De in 3.5.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien na een belangenafweging blijkt dat er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de aanwezige waarden als opgenomen in 3.1. Ten behoeve van de belangenafweging zijn in het schema onder 3.5.4 de toetsingscriteria weergegeven.
 
Artikel 3.5.4 Schema omgevingsvergunningsplichtige werken en werkzaamheden
 
Omgevingsvergunningsplichtige werken/werkzaamheden
Criteria voor verlening van de omgevingsvergunning voor het
Het vellen en rooien van houtgewas
uitvoeren van werken en werkzaamheden
uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'haag'
de werkzaamheden mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de haag
  
Artikel 4 Tuin
   
Artikel 4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven, met de daarbij
horende in- en uitritten en paden, behorende bij de op de aangrenzende gronden
gelegen hoofdgebouwen.
 
Artikel 4.2 Bouwregels
 
Artikel 4.2.1 Toegestane bebouwing
Uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van deze
bestemming.
 
Artikel 4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende
bepalingen:
  • de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 2 m bedragen
3 Algemene regels
Artikel 5 Algemene bouwregels
 
Artikel 5.1.1 Anti-dubbeltelbepaling
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 5.1.2 Afwijkende maatvoering
Bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die zijn gebouwd in overeenstemming met de Woningwet, maar in afwijking van dit bestemmingsplan, zijn toegestaan. Herbouw van deze bestaande gebouwen is niet toegestaan.
 
Artikel 5.1.3 Ondergrondse werken
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, geen beperkingen.
 
Artikel 5.1.4 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels
opgenomen afwijkingen, de volgende regels:
  1. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  2. De ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
  3. Het ondergronds bouwen van bouwwerken voor het houden van vee is niet toegestaan.
Artikel 5.1.5 Afwijken van ondergronds bouwen
Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in
5.1.4 sub c voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:
  1. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  2. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden.
Artikel 5.2 Algemene gebruiksregels
Het is verboden de in de artikelen 3 bedoelde gronden en bouwwerken te gebruiken en/of te doen en/of laten gebruiken en/of in gebruik te geven op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, zoals die nader is aangeduid in de doeleinden.
 
Artikel 5.3 Algemene aanduidingsregels
 
Artikel 5.3.1 Omgevingsvergunningsplicht
Het is verboden ter plaatse van de bestemmingen Wonen en Tuin zonder of in afwijking
van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning voor
werken en werkzaamheden) houtgewas te (doen) vellen of te (doen) rooien en/of de
landschappelijke inpassingplannen als bedoeld in bijlage 2 en 3 aan te passen .
 
Artikel 5.3.2 Uitzonderingen vergunningenplicht
Het onder 5.3.1 vervatte verbod geldt niet voor werken en werkzaamheden:
  1. waarvoor ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan aanlegvergunning of omgevingsvergunning voor werken en werkzaamheden is verleend;
  2. welke ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan in uitvoering waren;
  3. welke betreffen het normale onderhoud van de bomen
  4. welke betreffen het (doen) vellen of te (doen) rooien van houtgewas dat is geplant na vaststelling van dit bestemmingsplan waarbij geldt dat de landschappelijke inpassingplannen voor beide locaties onverminderd van kracht blijft.
Artikel 5.3.3 Toetsing aan aanwezige waarden
De onder 5.3.1 bedoelde vergunning wordt slechts verleend indien geen onevenredige
aantasting plaatsvindt van de bestaande landschappelijke waarden van het perceel. 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 6 Overgangsrecht
 
Artikel 6.1 Overgangsrecht bouwwerken
 
Artikel 6.1.1 Algemeen
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot, gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
 
Artikel 6.1.2 Afwijken bij omgevingsvergunning
Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in 6.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in 6.1.1 met maximaal 10%.
 
Artikel 6.1.3 Uitzondering
Het bepaalde in 6.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
 
Artikel 6.2 Overgangsrecht gebruik
 
Artikel 6.2.1 Algemeen
Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
 
Artikel 6.2.2 Strijdig gebruik
Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in
6.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
 
Artikel 6.2.3 Onderbroken gebruik
Indien het gebruik, bedoeld in
6.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
 
Artikel 6.2.4 Uitzondering
Het bepaalde in 6.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 7 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het bestemmingsplan ‘Pastoor van Winkelstraat (naast 86a)’
 
Aldus onherroepelijk in de raadsvergadering van
  
De Voorzitter, ..................
 
De griffier, ........................