Plan: | Graafdijk |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0331.01Graafdijk-ON01 |
Streekplan / Structuurvisie
De Provinciale Staten heeft het streekplan op 13 december 2004 vastgesteld. Het streekplan geeft de hoofdlijnen van het provinciaal ruimtelijk beleid weer voor de periode van 2005 tot 2015. In het streekplan wordt vastgelegd waar wat te bouwen met betrekking tot verschillende aspecten, zoals natuur, recreatie en wegen. In het streekplan worden de verschillende ruimtelijke functies gewogen en worden er keuzes ten aanzien van de ruimtelijke ordening gemaakt. Het streekplan dient als toetsingskader van gemeentelijke bouw- en bestemmingsplannen.
Op 1 juli 2008 is de (nieuwe) Wro ingevoerd. In het kader van de invoering worden alle streekplannen omgezet naar een provinciale structuurvisie. Het streekplan van Utrecht is inmiddels beleidsneutraal omgezet naar een structuurvisie. Een principe van de nieuwe wet is dat beleid vooral door het verantwoordelijke overheidslaag uitgewerkt wordt. "Decentraal wat kan, Centraal wat moet'. Dit heeft als gevolg dat beleid van hogere overheden niet direct bindend meer is voor lagere overheden. Enkel wat expliciet van provinciaal belang is dient in het regionaal en gemeentelijk beleid overgenomen te worden. De provincie Utrecht heeft hierom de Beleidslijn nieuwe Wro opgesteld. In deze notitie wordt vermeld dat de vaststelling tot structuurvisie geen inhoudelijke beleidswijziging omvat. Voorts is in de notitie een lijst opgenomen met relevante provinciale beleidsuitspraken. Voor de vergelijking of het initiatief mogelijk gemaakt door middel van dit bestemmingsplan kan volstaan worden met onderstaande globale beschrijving van het streekplan.
Het primaire doel van het streekplan is het creëren van een veilige, gezonde en duurzame leefomgeving. In het streekplan wordt dit uitgewerkt aan de hand van de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit. Om de ruimtelijke kwaliteit vast te kunnen stellen worden enkele criteria gehanteerd die zijn vastgesteld door het Rijk:
Middels het beleid van het streekplan wordt getracht bovenstaande criteria te behouden en te versterken in de provincie Utrecht. De provincie Utrecht kent een grote variatie in woon- en werkmilieus, een diversiteit aan kwalitatief landschapstype en een centrale ligging. Deze aspecten vormen de kernkwaliteiten van de provincie. Het behouden en versterken van deze kernkwaliteiten wordt in het streekplan gedaan aan de hand van een aantal hoofdbeleidslijnen:
Bebouwingscontour
Lintbebouwing is alleen binnen een rode contour opgenomen als sprake is van aaneengesloten bebouwing die tevens, op grond van bebouwingsdichtheid en overwegend niet-agrarische functies, als een uitloper van een bebouwingskern kan worden beschouwd. In de structuurvisie is alleen de kern Polsbroek binnen de rode contour opgenomen. De overige lintbebouwing, waaronder ook de planlocaties, liggen buiten de contour.
Kleine bebouwingsenclaves zonder contour
Voor bebouwingsenclaves buiten de contour is onder voorwaarden nieuwbouw mogelijk. In hoofdstuk 6 (bladzijde 58 van de provinciale structuurvisie) is hierover het volgende opgenomen
(citaat):
"Voor kleine bebouwingsenclaves zonder contour geldt in beginsel het beleid voor het omringende landelijk gebied. Verdichting op zeer beperkte schaal kan evenwel ook hier worden toegestaan, als bestaande kwaliteiten zich daartegen niet verzetten en een goede ruimtelijke inpassing mogelijk is. Ook het beleid voor lintbebouwing buiten de rode contour wordt primair afgestemd op de belangen van het omringende landelijk gebied. Behoud van de huidige kwaliteiten, van zowel het landelijk gebied als van het lint, staat daarbij voorop. Nieuwe bouwpercelen of nieuwe stedelijke functies zijn hier dan ook in beginsel ongewenst. Incidenteel kan hiervan worden afgeweken, als is gebleken dat op deze wijze per saldo kwaliteitsverbetering kan worden bereikt en bestaande omringende functies niet onevenredig worden gehinderd of beperkt. Van geval tot geval zal een afweging worden gemaakt. In de Handleiding bestemmingplannen zullen wij nader ingaan op de voorwaarden"
Conclusie
Voor onderhavig bestemmingsplan zijn met name punt 1 en 5 van belang en voorts, beperkt punt 2. Het provinciaal ruimtelijk beleid, zoals onder meer vastgelegd in het Streekplan 2005-2015, gaat er in principe van uit dat het beleid ten aanzien van lintbebouwing gelegen buiten de rode contour is afgestemd op de belangen van het omringende landelijk gebied. Nieuwe bouwpercelen zijn hier in beginsel dan ook ongewenst. Incidenteel kan hier van af worden geweken. Van geval tot geval zal een afweging gemaakt moeten worden en maatwerk worden geleverd. Het zorgvuldige ruimtegebruik en de versterking van de landelijke indentiteit wordt bereikt door het verplaatsen van één woning en één recreatieverblijf in een deel van het landelijk gebied dat zich kenmerkt door landschappelijke openheid. Daarmee wordt een onwenselijke verblijfsrecreatieve functie in een matig ontsloten deel van de gemeente gesaneerd. De oorspronkelijk verkavelingsstructuur ter plaatse wordt zoveel mogelijk hersteld. De woning wordt terug gebouwd op een perceel in een gebied met andere karakteristieke eigenschappen, waarbij geslotenheid en verdichting door bebouwing onder meer typerend zijn. Daarbij is sprake van een goede ontsluiting. Hoewel er sprake is van een nieuw bouwperceel zal het aantal woningen in het landelijk gebied niet toenemen.
Provinciale Ruimtelijke Verordening (2009)
Op 21 september 2009 hebben Provinciale Staten van Utrecht de provinciale ruimtelijke verordening unaniem vastgesteld. Deze verordening is gebaseerd op artikel 4.1, eerste lid, van de Wro. Doel van de verordening is om provinciale belangen op het gebied van de ruimtelijke ordening te laten doorwerken naar het gemeentelijk niveau. De verordening bevat daartoe bepalingen die bij het opstellen van gemeentelijke bestemmingsplannen en beheersverordeningen, in acht moeten worden genomen. De verordening heeft alleen betrekking op nieuwe plannen en besluiten. Dit betekent dat geldende bestemmingsplannen niet onder de werking van de verordening vallen. De verordening bevat geen bepalingen die de burger rechtstreeks binden. Normen uit de verordening moeten eerst vertaald worden in een gemeentelijk planologisch besluit.