Plan: | Benedeneind NZ 430a |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0331.01BenedenNZ430a-OB01 |
Regelgeving en beleid
Monumentenwet
De Monumentenwet regelt de bescherming van archeologisch erfgoed in de bodem, de inpassing ervan in de ruimtelijke ontwikkeling en de financiering van opgravingen: 'de veroorzaker betaalt'.
Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reƫle verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient door de initiatiefnemer voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor een goede conservering. Er wordt uitgegaan van het basisprincipe de 'verstoorder' betaalt voor het opgraven en het documenteren van de aangetroffen waarden als behoud in de bodem niet tot de mogelijkheden behoort.
Erfgoedverordening gemeente Lopik 2010
In de gemeentelijke erfgoedverordening staan voorschriften en regels met betrekking tot cultureel erfgoed, zowel voor monumenten, archeologie als het cultuurlandschap. Eveneens zijn de wettelijke taken van de gemeente met betrekking tot Rijksmonumenten in een erfgoedverordening nader uitgewerkt. De regels over het aanwijzen van gemeentelijke monumenten en archeologische verwachtingsgebieden, en weigeringsgronden voor het afgeven van een omgevingsvergunning zijn ook opgenomen in de erfgoedverordening.
Beleidsnota archeologie
De gemeente Lopik heeft een beleidsnota archeologie en een gemeentedekkende archeologische beleidskaart ontwikkeld. Deze is tot stand gekomen door een analyse van wat er bekend is over het bodemarchief en de landschappelijke mogelijkheden voor bewoning en gebruik door de mens in het verleden, vanaf de prehistorie tot aan de huidige tijd. Deze gegevens zijn gecombineerd met zoveel mogelijk 'harde' informatie over de staat van het bodemarchief (aantasting of vernietiging door veenwinning, woningbouw, aanleg infrastructuur, bedrijvigheid, sanering, etc.). Het resultaat is een set van zowel analoge als digitale kaarten, gekoppeld aan onderzoekseisen en vrijstellingen die de gemeente hanteert in het geval van vergunningplichtige bodemingrepen die een bedreiging kunnen vormen voor de informatiewaarde van het bodemarchief.
Onderzoek
Archeologie
Op basis van de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Lopik blijkt dat er voor het plangebied sprake is van een hoge, middelhoge en lage verwachting op archeologische sporen aan of nabij het oppervlak. Archeologisch onderzoek is bij een:
Figuur 4.5 Uitsnede Waarde- en verwachtingenkaart
De nieuwe bedrijfswoning en de nieuwe bebouwing voor de bed & breakfast zijn gelegen in de zone 'hoge verwachtingswaarde'. De nieuwe bebouwing is groter dan 200 m2 en zal ook dieper dan 50 cm de grond ingaan in verband met fundering en onderheiing. Hierdoor is archeologisch onderzoek noodzakelijk op de locatie van de nieuwe bebouwing. In Bijlage 4 is de rapportage van het archeologisch onderzoek opgenomen. Uit het rapport blijkt dat er geen archeologische sporen zijn aangetroffen en dat er een lage verwachting geldt. Nader onderzoek op de te ontwikkelen locaties is dan ook niet noodzakelijk.
Voor de niet onderzochte delen van het plangebied geldt nog steeds de gemeentelijke verwachtingswaarde. Hiervoor geldt dat bij toekomstige ontwikkelingen nader onderzoek nodig is.
Cultuurhistorie
Het plangebied is gelegen in de Lopikerwaard. De Lopikerwaard is vanaf de randen van de waard ontgonnen. Voor de ontginning was een goed afwateringssysteem een vereiste, hiertoe werd een stelsel van evenwijdige en rechte sloten gegraven. De oeverwallen en kleiruggen vormden de ontginningsbases. De ontginning (cope-ontginning) vond planmatig plaats volgens strikte regels, zoals kavelbreedte (112 m) en -lengte (1.250 m). Evenwijzig aan en op een bepaalde afstand van de eerste ontginningsbasis is een nieuwe ontginningsbasis gelegd. Op deze wijze ontstond een oost-west gerichte ontsluitingsstructuur van de ontginningsbases met haaks daarop een noordzuidgerichte verkavelingsstructuur. De bebouwing is geconcentreerd in de dorpen en langs de ontginningsbases. De komgronden worden gekenmerkt door een grootschalige openheid.
Ter plaatse van het plangebied is het lint vrij verdicht. Er is weinig sprake van doorzichten naar de open komgronden. Een deel van de aanwezige bebouwing is redelijk karakteristiek, een stenen voetmuur met brede zwart geverfde planken met gepotdekselde betimmering, voor de Lopikerwaard. In het plangebied is geen sprake van een rijks- of gemeentelijk monument.
In de nieuwe situatie wordt beoogd het perceel beter landschappelijk in te passen met gebiedseigen beplanting. Tegelijkertijd wordt getracht meer doorzichten naar de open komgronden te realiseren. De nieuwe bebouwing wordt zoveel mogelijk met karakteristieke elementen uitgevoerd.
Conclusie
Bij de ontwikkelingen in het plangebied wordt rekening gehouden met de cultuurhistorische waarden in en rond het plangebied.
Op de te ontwikkelen locaties in het plangebied zijn geen archeologische waarden aanwezig en geldt daarom nu een lage verwachtingswaarde. Voor de overige delen in het plangebied zijn in de regels vanwege de geldende middelhoge en hoge verwachtingswaarden archeologische dubbelbestemmingen opgenomen. Eventuele vondsten gedaan tijdens werkzaamheden, vallen wel onder de meldingsplicht zoals vastgelegd in artikel 53 van de Monumentenwet 1988.