Plan: | Boveneind ZZ 7b te Benschop |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0331.01BoveneindZZ7b-BP01 |
het beroepsmatig verlenen van diensten als genoemd in lid 56 welke door hun beperkte omvang in een gedeelte van een woning en/of de daarbij behorende bebouwing door de bewoner worden uitgeoefend, waarbij de woonfunctie als primaire functie behouden en herkenbaar blijft.
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
een afwijking van het bestemmingsplan als bedoeld in art. 2.1, lid 1, onder c, van de Wabo juncto art. 2.12, eerste lid, onder a, sub 1, van de Wabo.
een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties.
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden.
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
een grens van een bouwperceel, welke niet door gebouwen mag worden overschreden, behoudens krachtens deze regels toegelaten afwijkingen.
een binnen een bij het plan behorend geometrisch bepaald vlak of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van een deel van het bouwperceel, dat ten hoogste mag worden bebouwd; dit percentage heeft geen betrekking op ondergrondse parkeergarages.
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.
De grens van een bestemmingsvlak.
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
de grens van een bouwvlak.
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met uitsluiting van een onderbouw, kap of kapverdieping.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
de grens van een bouwperceel.
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
grond, deel uitmakende van een bouwperceel, waarop geen hoofdgebouw mag worden gebouwd en dat ten dienste staat aan de bestemming welke aan een op dat bouwperceel opgericht hoofdgebouw is toegekend, bijvoorbeeld in de vorm van bebouwing en verharding.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een gebouw, dat op een bouwvlak door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.
het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een bedrijf.
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en gebouwen voor telecommunicatie.
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard.
Een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
De kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
Het bestemmingsplan Boveneind ZZ 7b te Benschop met identificatienummer NL.IMRO.0331.01BoveneindZZ7b-BP01 van de gemeente Lopik.
de geometrisch bepaalde lijn, die de grens vormt van het plan.
het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie.
grond, deel uitmakende van een bouwperceel, waarop geen gebouwen of overkappingen mogen worden gebouwd en dat ten dienste staat aan de bestemming welke aan een op dat bouwperceel opgericht hoofdgebouw is toegekend, bijvoorbeeld in de vorm van beplanting en water.
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
de gevel van een woning die naar aard en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.
een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 sub a van de Wet ruimtelijke ordening.
een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
tussen de bovenkant van het gebouw, met uitzondering van antennes, schoorstenen en andere ondergeschikte bouwdelen, en het peil.
tussen de bovenkant van goot, boeibord, druiplijn of daarmee gelijk te stellen constructiedeel en het peil; indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de goot- of boeibordhoogte van de dakkapel als hoogte aangemerkt.
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil, of, indien het bouwwerk zich in het water bevindt, tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het maatgevende hoogwaterpeil.
tussen de as van de windturbine en het peil en, in geval van een verticale asturbine, tussen het hoogste punt van de turbine en het peil.
tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
met bijbehorende:
alsook voor:
Op deze gronden mogen ten dienste van de bestemming worden gebouwd:
Voor het bouwen van gebouwen geldt het volgende:
max. aantal per bouwvlak |
max. inhoud |
max. opper- vlakte |
max. goot- hoogte |
max. bouw- hoogte |
|
woningen (inclusief aanbouwen) | 1*) | 600 m3, dan wel zoals aangegeven in het bouwvlak |
3,5 m | 11 m | |
bijbehorende bouwwerken bij/ per woning | 50 m2**) | 3 m | 6 m | ||
* tenzij uit de verbeelding een ander toegelaten maximum blijkt. | |||||
** waarvan maximaal 20 m² ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - bouwbeperking bijbehorende bouwwerken'is toegestaan. |
Bij de toelaatbaarheid van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden de volgende regels in acht genomen:
max. aantal per bouwvlak |
max. inhoud |
max. opper- vlakte |
max. goot- hoogte |
max. bouw- hoogte |
|
terreinafscheidingen - voor de voorgevel - achter de voorgevel |
1 m 2 m |
||||
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 50 m3 | 20 m2 | 3 m |
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de tabel behorende bij artikel 3.2.1, ten behoeve van het verhogen van de goothoogte van de woning, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de tabel behorende bij artikel 3.2.1 , ten behoeve van een groter gezamenlijk oppervlak aan bijbehorende bouwwerken, met dien verstande dat:
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het gestelde in de tabel behorende bij artikel 3.2.1 , ten behoeve van het verhogen van de maximum goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken en overige gebouwen. Een afwijking wordt uitsluitend toegepast indien de verhoging:
Het is verboden bijbehorende bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken als zelfstandige woonruimte.
Op deze gronden is het gebruik toegestaan van gedeelten van woningen, inclusief aan- en uitbouwen, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
De toe te laten nevenfuncties en vervolgfuncties ter plaatse van gebouwen en/of bouwvlakken, zoals opgenomen in artikel 26 (nevenfuncties ter plaatse van bouwvlakken) en artikel 27 (vervolgfuncties ter plaatse van bouwvlakken) van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied' zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 12 juli 2007 en herzien in het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied 2e herziening', zoals vastgesteld door de gemeenteraad op 28 juni 2010, zijn van toepassing.
De voor ‘Waarde - Archeologie 3’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Voor het bouwen op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient bij de aanvraag voor omgevingsvergunning voor bouwwerken met een diepte groter dan 50 centimeter, zulks indien de oppervlakte meer dan 200 m2 of meer bedraagt een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit het in artikel 4.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
Genoemde voorwaarden worden niet gesteld indien al is voldaan aan deze voorwaarden.
Het is binnen deze dubbelbestemming verboden zonder of in afwijking van een vergunning in de zin van artikel 2.1, lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in artikel 4.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Bij een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4 lid 3.1 wordt een rapport overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein wordt vastgesteld dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord.
Genoemde voorwaarden worden niet gesteld indien al is voldaan aan deze voorwaarden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming ‘Waarde - Archeologie 3’, als bedoeld in artikel 4.1 geheel of gedeeltelijk te laten vervallen of te wijzigigen in 'Bouwregels', indien op basis van archeologisch onderzoek of na het uitvoeren van opgravingen vast staat dat een ander beschermingsniveau van archeologische waarden aangewezen is.
De voor ‘Bouwregels’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming, mede bestemd voor het behoud en de bescherming van de archeologische waarden van de gronden.
Voor het bouwen op grond van artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen, dient bij de aanvraag voor omgevingsvergunning voor bouwwerken met een diepte groter dan 100 centimeter, zulks indien de oppervlakte meer dan 2.500 m2 of meer bedraagt een rapport te worden overgelegd waarin de archeologische waarden van de gronden die blijkens de aanvraag zullen worden verstoord, naar oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate zijn vastgesteld.
Indien uit het in artikel 5.2.1 genoemde rapport blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning zullen of kunnen worden verstoord, kan het bevoegd gezag één of meerdere van de volgende voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning:
Genoemde voorwaarden worden niet gesteld indien al is voldaan aan deze voorwaarden.
Het is binnen deze dubbelbestemming verboden zonder of in afwijking van een vergunning in de zin van artikel 2.1, lid 1 onder b van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
Het in artikel 5.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
Bij een aanvraag om omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.3.1 wordt een rapport overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein wordt vastgesteld dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord.
Genoemde voorwaarden worden niet gesteld indien al is voldaan aan deze voorwaarden.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen door de bestemming ‘Bouwregels’, als bedoeld in artikel 5.1 geheel of gedeeltelijk te laten vervallen, indien op basis van archeologisch onderzoek of na het uitvoeren van opgravingen vast staat dat een ander beschermingsniveau van archeologische waarden aangewezen is.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Een bouwgrens mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft:
Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd.
De afstand van gebouwen tot de zijafscheiding moet ten minste 2 m bedragen, tenzij de zijafscheiding wordt gevormd door een gemeenschappelijke sloot. In dat geval moet de afstand van de gebouwen tot de bovenkant van de insteek van deze sloot ten minste 2 m bedragen.
De regels inzake de toelaatbaarheid, de aard, de omvang en de situering van gebouwen zijn in geval van ondergrondse bouw van overeenkomstige toepassing, met dien verstande, dat deze uitsluitend is toegestaan met inachtneming van de volgende voorwaarden:
Tot een gebruik, strijdig met in het plan aan de grond gegeven bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
Indien niet op grond van een andere bepaling van deze regels een omgevingsvergunning kan worden verleend, zijn burgemeester en wethouders bevoegd een omgevingsvergunning ter afwijking te verlenen van de desbetreffende bepalingen van het plan voor:
De in het vorige lid genoemde afwijkingsbevoegdheden mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bestemming(en) van de betrokken en aangrenzende gronden en de stedenbouwkundige waarden van de omgeving in acht worden genomen.
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van:
De in het vorige lid genoemde wijzigingen mogen slechts worden verleend indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken. Voorts dient de stedenbouwkundige waarde van de omgeving te zijn gewaarborgd.
Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht afwijken.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Boveneind ZZ 7b te Benschop'.