Type plan: wijzigingsplan
Naam van het plan: Wijzigingsplan Boveneind Zuidzijde 25, Benschop
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0331.01Boveneindzz25-OB01

Regels

1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
De voorschriften behorende bij het geldende bestemmingsplan zijn onverminderd van toepassing op het onderhavige wijzigingsplan, met dien verstande dat indien in het bestemmingsplan verwezen wordt naar de plankaart/verbeelding, de bij het wijzigingsplan behorende plankaart/verbeelding wordt bedoeld.
 
In deze regels wordt verstaan onder:
 
het plan
 
Wijzigingsplan Boveneind Zuidzijde 25, Benschop , Benschop van de Gemeente Lopik ;
 
vigerend bestemmingsplannen
 
Onder "de vigerende bestemmingsplannen" wordt verstaan:
  • het bestemmingsplan 'landelijk gebied' zoals vastgesteld door de raad op 12 juni 2007
  • het bestemmingsplan 'landelijk gebied tweede herziening' zoals vastgesteld door de raad op 28 juni 2010.
overige begrippen
 
voor de overige begrippen wordt verwezen naar hoofdstuk 1 van de geldende bestemmingsplanvoorschriften van: 
  • het bestemmingsplan 'landelijk gebied' zoals vastgesteld door de raad op 12 juni 2007
  • het bestemmingsplan 'landelijk gebied tweede herziening' zoals vastgesteld door de raad op 28 juni 2010. 
zoals deze door de raad van de Gemeente Lopik zijn vastgesteld.
   
 
Artikel 2 Wijze van meten
voor de wijze van meten wordt verwezen naar hoofdstuk 5 artikel 31 van de vigerende bestemmingsplanvoorschriften bestemmingsplan 'landelijk gebied', zoals bij besluit van 12 juni 2007 door de raad van de Gemeente Lopik is vastgesteld.
 
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Agrarisch
Voor de gebieden als zodanig bestemd geldt dat na gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid, als bedoeld in artikel 24 lid 6 van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied' incl. het bestemmingsplan 'Landelijk gebied, tweede herziening' ten behoeve van het vergroten van het bouwblok, de voorschriften van het bestemmingsplan 'Landelijk gebied', voor zover relevant en met uitzondering van de slotbepaling, van overeenkomstige toepassing zijn. De voorschriften conform artikel 2, 24, 26, 27, 33, 34 en 39 van het bestemmingsplan Landelijk gebied' incl. het bestemmingsplan 'Landelijk gebied, tweede herziening' zijn overeenkomstig van toepassing op de gronden die in de verbeelding bestemd zijn als 'Agrarisch'.
 
3.1 Specifieke gebruiksregels
In aanvulling op het bepaalde in het vigerende bestemmingsplan gelden de voglende aanvullende gebruiksregels.

3.1.1 Voorwaardelijke verplichting
Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het gebruik van gronden en bouwwerken ter overeenkomstig de bestemmingsregels, indien de op in de bijlage 1 opgenomen inrichtingsschets aangegeven maatregelen ten behoeve van de landschappelijke inrichting niet zijn gerealiseerd.

3.1.2 Aanbrengen verharding
  1. Onder strijdig gebruik met dit bestemmingsplan wordt begrepen het bebouwen of aanbrengen van verharding met meer dan 1.000 m2 na inwerking treding van de wijzigingsplan.
  2. Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a met dien verstanden dat:
    1. een versnelde afvoer van hemelwater als gevolg van een toename van verhard oppervlak dient
      voorkomen of gecompenseerd te worden door het graven van extra waterberging;
    2. alvorens de omgevingsverguning af te geven advies gevraagd dient te worden bij de waterbeheerder.
Artikel 4 Waarde - Archeologie 3
4.1 Bestemmingsomschrijving
  1. De voor Waarde - Archeologie 3 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden.
  2. De belangen van de in artikel 4 lid 1 sub a bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.
4.2 Bouwregels
Op de in artikel 4 lid 1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarvan de oppervlakte groter is dan 200 m2 en die leiden tot ingrepen in de bodem dieper dan 50 cm ten opzichte van maaiveld.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Algemeen
  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 4 lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de doeleinden van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  2. Alvorens afwijking te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologische deskundige te overleggen;
  3. In afwijking van het bepaalde onder a. en b. kan worden afgeweken indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4 lid 4.1 is verleend; het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
4.3.2 Regels afwijking
Aan een afwijking kunnen de volgende regels worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen deskundige op archeologisch gebied.
4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in artikel 4 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen die een terreinoppervlak vanaf 200 m2 beslaan en dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld; 
  2. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden; 
  3. het bodemverlagen of afgraven waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist; 
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting; 
  5. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; 
  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; 
  7. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten; 
  8. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
4.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 4 lid 4.1 is niet van toepassing op:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; hieronder valt onderhoud aan bestaande kabels en leidingen;
  2. werkzaamheden die in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. werkzaamheden in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige.
4.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4 lid 4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.

4.4.4 Adviesverplichting
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4 lid 4.1 te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige te overleggen.

4.4.5 Voorschriften vergunning
Voor zover de in artikel 4 lid 4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
Artikel 5 Waarde - Archeologie 4
5.1 Bestemmingsomschrijving
  1. De voor Waarde - Archeologie 4 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden.
  2. De belangen van de in artikel 5 lid 1 sub a bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.
5.2 Bouwregels
Op de in artikel 5 lid 1 bedoelde gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarvan de oppervlakte groter is dan 2.500 m2 en die leiden tot ingrepen in de bodem dieper dan 100 cm ten opzichte van maaiveld.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Algemeen
  1. Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de doeleinden van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  2. Alvorens afwijking te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologische deskundige te overleggen;
  3. In afwijking van het bepaalde onder a. en b. kan worden afgeweken indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5 lid 4.1 is verleend; het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
5.3.2 Regels afwijking
Aan een afwijking kunnen de volgende regels worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen deskundige op archeologisch gebied.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in artikel 5 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen die een terreinoppervlak vanaf 2.500 m2 beslaan en dieper reiken dan 100 cm beneden maaiveld; 
  2. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden; 
  3. het bodemverlagen of afgraven waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist; 
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting; 
  5. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen; 
  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur; 
  7. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten; 
  8. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
5.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 5 lid 4.1 is niet van toepassing op:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; hieronder valt onderhoud aan bestaande kabels en leidingen;
  2. werkzaamheden die in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. werkzaamheden in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige.
5.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5 lid 4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.

5.4.4 Adviesverplichting
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5 lid 4.1 te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan burgemeester en wethouders hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige te overleggen.

5.4.5 Voorschriften vergunning
Voor zover de in artikel 5 lid 4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
Artikel 6 Waterstaat - Waterkering
6.1 Bestemmingsomschrijving
  1. De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen.
  2. De belangen van de in artikel 6 lid 1 sub a bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.
6.2 Bouwregels
Ten behoeve van de in artikel 6 lid 1  bedoelde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 m.

6.3 Afwijken van de gebruiksregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in artikel 6 lid 2  voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen conform de bij de betreffende bestemming opgenomen regels indien en voor zover het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij de belangenafweging wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan de beheerder van de waterkering.

6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in artikel 6 lid 1  bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  1. het ophogen van gronden;
  2. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,80 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  3. het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  4. het aanleggen van bos of boomgaard;
  5. verlagen van het waterpeil;
  6. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  7. het aanleggen of verwijderen van oeverbeschoeiingen;
  8. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  9. het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  10. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  11. het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  12. alle overige werkzaamheden die de waterkering kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van de waterkering.
6.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 6 lid 4.1  is niet van toepassing:
  1. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de waterkering;
  2. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de waterkering van niet ingrijpende betekenis zijn.
6.4.3 Toelaatbaarheid
Het bepaalde in artikel 6 lid 4.1  is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de waterkering. 

6.4.4 Adviesverplichting
Burgemeester en wethouders verlenen uitsluitend vergunning zoals bedoeld in artikel 6 lid 4.1  na schriftelijk advies van de beheerder van de waterkering.
3 Algemene regels
Artikel 7 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 8 Overgangsrecht
8.1 Overgangsrecht voor bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het tenietgaan als ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Eenmalig kan ontheffing worden verleend van lid a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid a met maximaal 10%.
  3. Lid a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
8.2 Overgangsrecht voor gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met het plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in lid a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Lid a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 9 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
 
De planregels van het Wijzigingsplan Boveneind Zuidzijde 25, Benschop van de Gemeente Lopik .