Plan: | Cabauwsekade 29 |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | projectbesluit |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0331.01Cabauwsekade29-OB01 |
In het kader van een omgevingsvergunning dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming zijn met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen.
Planspecifiek
In augustus 2006 is door Mourik Groot-Ammers B.V. een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op de locatie. Uit de onderzoeksresultaten is gebleken dat de grond dan wel het grondwater lichte c.q. matige verontreiniging laat zien (zware metalen en/of PAK's, nikkel, chroom, koper en xylenen).
De aangetroffen verontreiniging in de grond en in het grondwater zijn geen reden tot nader onderzoek en vormen geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling. Op basis hiervan is aannemelijk dat het project in het kader van de Wro uitvoerbaar is. Het onderzoek is als bijlage opgenomen.
In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).
Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'.
Planspecifiek
Het initiatief betreft de herbouw van één woning. Het betreft in onderhavig geval een NIBM-project. Nader onderzoek wordt daarmee niet nodig geacht en het initiatief is op het gebied van lucht uitvoerbaar.
De mate waarin het geluid het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh):
Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
Planspecifiek
Het enige geluidhinderaspect dat bij dit initiatief een rol speelt is wegverkeerslawaai. De Cabauwsekade betreft een 30 km weg. Daarnaast ligt de locatie binnen de 200 m zone van de Lopikerweg (60 km weg). Uit geluidonderzoek dat is uitgevoerd in 2011 in het kader van de bouw van een woning aan de Cabauwsekade 75 bleek dat de geluidbelasting aldaar 42 dB bedraagt en de voorkeursgrenswaarde van 42 dB niet wordt overschreden. Daar de woning aan de Cabauwsekade 29 bovendien reeds bestaat en een stuk verder naar achteren wordt herbouwd is er vanuit oogpunt van de Wro geen reden een akoestisch onderzoek uit te voeren.
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven.
Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van de bedrijven als ook een goed klimaat voor de gevoelige functie.
Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient de afwijking gemotiveerd te worden"
Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen:
Planspecifiek
Voor het voorliggende plan is geur maatgevend. De omgeving is te kenschetsen als een agrarisch woonmilieu. Op het naast gelegen bedrijf op het adres Cabauwsekade 35 is het Besluit landbouw milieubeheer van toepassing. In de dichtstbijzijnde stal wordt jongvee gehouden. De afstand tot woningen dient ten minste 50 m te bedragen. De kortste afstand van de stal tot de dichtstbijzijnde woning (Cabauwsekade 34a) is 55,1 meter De afstand van de stal tot de te herbouwen woning op Cabauwsekade 29 bedraagt 55 m. Dit project ondervindt daarmee geen hinder van omliggende bedrijven noch legt het verder beperkingen op aan omliggende bedrijven.
Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR).
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van de transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd.
Planspecifiek
Om de situatie ten aanzien van het aspect externe veiligheid inzichtelijk te krijgen is gebruik gemaakt van de risicokaart (risicokaart.nl). Onderstaande afbeelding toont een uitsnede van de risicokaart met het plangebied en omgeving.
![]() |
Afbeelding 5: fragment risicokaart (bron: www.risicokaart.nl) met locatie Cabauwse kade (rode cirkel) |
Bevi-inrichting
Aan de hand van de resultaten, verkregen door middel van het raadplegen van de risicokaart van de provincie Zuid-Holland, blijkt dat er in de nabijheid opslag is gesitueerd van biogas. Voor de opslag geldt een risicocontour van 120 meter vanaf het opslagpunt. De woning is buiten deze afstand gelegen (zie rode cirkel op afbeelding 5).
Vervoer gevaarlijke stoffen door buisleidingen
In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle transportroutes per buisleiding gelegen.
Vervoer gevaarlijk stoffen over de weg, het water en spoor.
In de omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle transportroutes per weg, water of spoor gelegen. Er kan worden aangenomen dat er in de omgeving van het plangebied geen risicovolle activiteiten plaatsvinden die van invloed zijn op de externe veiligheid. Geconcludeerd kan worden dat er in het kader van het aspect externe veiligheid geen belemmering wordt verwacht.