Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Cabauwsekade 13
Status: voorontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0331.01Cabauwsekd13-VO01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Het plan

het bestemmingsplan 'Cabauwsekade 13' van de gemeente Lopik, vervat in de verbeelding en deze regels.

1.2 Aanbouw

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.

1.3 Aangebouwd bijgebouw

een aangebouwd, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig te onderscheiden gebouw.    

1.4 Aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.

1.5 Agrarisch bedrijf

een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren; nader te onderscheiden in:
a. akker- en vollegrondstuinbouw:
de teelt van gewassen op open grond, met uitzondering van fruit-, sier- en bollenteelt en bosbouw;
b. grondgebonden veehouderij:
het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond, onder grondgebonden veehouderij wordt mede verstaan paardenfokkerij;
c. glastuinbouw:
de teelt van tuinbouwgewassen geheel of nagenoeg geheel met behulp van kassen;
d. fruitteelt:
de teelt van fruit op open grond;
e. sierteelt:
de teelt van siergewassen zonder gebruikmaking van kassen;
f. bollenteelt:
de teelt van bollen;
g. bosbouw:
de teelt van bomen vanwege de houtproductie;
h. intensieve kwekerij:
de teelt van gewassen of vissen, zonder of nagenoeg zonder gebruik te maken van dag­licht;
i. intensieve veehouderij:
het houden van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en geheel of nagenoeg ge­heel zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als pro­ductiemiddel;
j. paardenfokkerij:
het houden van paarden ten behoeve van de fokkerij waarbij het africhten van en de han­del in paarden in ondergeschikte mate plaatsvindt; onder paardenfokkerij wordt niet ver­staan paardrijdactiviteiten, paardrijschool en manege.
k. veehandelsbedrijf: 'een bedrijf gericht op de handel in vee.

1.6 Agrarisch bedrijf bij wijze van deeltijd

een agrarisch bedrijf in de omvang van minder dan een halve arbeidskracht.

1.7 Agrarisch bouwvlak

een aaneengesloten terrein, waarbinnen bedrijfsgebouwen, bijgebouwen, bedrijfswoning(en) met bijbehorend erf en tuin, andere bouwwerken zoals hooibergen, voersilo's, kuilvoerplaten, mestopslag, erfverharding, parkeer- en stallingsvoorzieningen en erfbeplanting zijn geconcentreerd. 

1.8 Agrarische activiteiten bij wijze van hobby

agrarische bezigheden, voornamelijk bij wijze van liefhebberij.

1.9 Agrarisch deskundige

een door het college van burgemeester en wethouders aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen, op het gebied van landbouw en tuinbouw.

1.10 Ambulante detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarbij de verkoop uitsluitend mag plaatsvinden op een locatie el­ders en met behulp van een mobiele voorziening.

1.11 Archeologisch deskundige

een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door bur­gemeester en wethouders te stellen kwalificaties.

1.12 Archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden.

1.13 Bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.14 Bebouwingspercentage

de oppervlakte van de bebouwing op een bouwperceel of bouwvlak, met uitzondering van de vergunningsvrije bouwwerken, uitgedrukt in een percentage van de oppervlakte van dat bouwperceel of bouwvlak.

1.15 Bed & breakfast

logies met ontbijt in het woongedeelte.

1.16 Bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel de­tailhandel uitsluitend plaatsvindt als onder­geschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen.

1.17 Bedrijfsvloeroppervlak (b.v.o.)

de totale vloeroppervlakte van een kantoor, winkel, maatschappelijke voorziening of bedrijf inclusief onbebouwde buitenruimte, met uitzondering van de daartoe behorende onder peil gelegen magazijnen en (gebouwde) parkeervoorzieningen.

1.18 Besluit externe veiligheid inrichtingen

Besluit externe veiligheid inrichtingen zoals gepubliceerd in Stb. 2004, 250.

1.19 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwer­kingtre­ding van het plan tot stand zijn ge­komen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet.

1.20 Bestemmingsgrens

een op de kaart aangegeven lijn, die de grens vormt van een bestemmingsvlak.

1.21 Bestemmingsvlak

een op de kaart aangegeven vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 Bijgebouw

een op zich zelfstaand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw. Bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan, met dien verstande dat bewoning ten behoeve van mantelzorg wel is toegestaan.

1.23 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.24 Bouwlaag

het tussen twee opeenvolgende vloeren (of tussen een vloer en plat dak) gelegen, voor verblijf geschikt deel van een gebouw. Een kap, vliering, zolder, souterrain, alsmede een dakopbouw worden niet als een afzonderlijke bouwlaag beschouwd. Alleen ingeval een dakopbouw breder is dan tweederde van de pandbreedte, wordt dit als een aparte bouwlaag geteld.

1.25 Bouwvlak

een aaneengesloten, op de plankaart begrensde oppervlakte, waarop krachtens het plan zelf­standige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten; bouwvlakken ten behoeve van bedrij­ven die verbonden zijn door middel van de aanduiding "gekoppeld bouwvlak", worden geacht één bouwvlak voor één bedrijf te vormen.

1.26 Bouwwerk, geen gebouw zijnde

elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.

1.27 Cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ou­derdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).

1.28 Daghoreca

een bij een agrarisch bedrijf behorende theeschenkerij of proeverij van streekeigen producten (dan wel producten afkomstig van het eigen bedrijf).

1.29 Detailhandelsbedrijf

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leve­ren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.30 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wan­den omsloten ruimte vormt.

1.31 Hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwvlak door zijn aard, functie, constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken.

1.32 Hoofdtak

functie die in hoofdzaak het inkomen van het betreffende bedrijf genereert.

1.33 Intensieve veehouderij bij wijze van neventak

intensieve veehouderij waarbij de productieomvang in ondergeschikte mate (minder dan de helft) onderdeel uitmaakt van de totale productieomvang van het grondgebonden agrarisch be­drijf met dien verstande dat de omvang van de intensieve veehouderij niet meer dan 70% van de minimale omvang van een zelfstandig volwaardig bedrijf in de desbetreffende bedrijfstak mag bedragen.

1.34 Kampeermiddel

a. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
b. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn be­stemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

1.35 Kantoor zonder baliefunctie

een kantoor zonder overwegende publieksfunctie.

1.36 Kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten

het in een woning door de bewoner op bedrijfsmatige wijze uitoefenen van activiteiten, waarvoor geen meldings- of vergunningsplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past.            

1.37 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen

voorzieningen ten behoeve van wandelen, fietsen, vissen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van aanlegsteigers, picknickplaatsen, vissteigers, observatiepunten, informatieborden en banken.

1.38 Kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen

a. "kleinschalig kamperen";
b. verblijfsrecreatie met gebruikmaking van voorzieningen in de vorm van kampeerboerde­rijen;
c. recreatief nachtverblijf;
d. bed & breakfast.

1.39 Landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardopper­vlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, water, ter­reinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge sa­menhang en wisselwerking.

1.40 Natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen).

1.41 Nevenfuncties

ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een bedrijf.

1.42 Niet-permanente standplaats

een gedeelte van een kampeerterrein dat bestemd is voor het plaatsen van kampeermiddelen gedurende de periode 15 maart tot en met 31 oktober.

1.43 Niet-permanente bewoning

bewoning van een recreatiewoning of een kampeermiddel gedurende een gedeelte van het jaar waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.44 Nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstati­ons, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en ge­bouwen voor telecommunicatie.

1.45 Opslag

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van admini­stratieve aard.

1.46 Overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met ten hoogste aan één zijde een gesloten wand.

1.47 Peil

a. ten opzichte van gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein.

1.48 Poldersport

sportieve groepsactiviteiten in de vorm van kanovaren, survival, zeskamp en vlotten bouwen en daarmee gelijk te stellen activiteiten in een polderlandschap.

1.49 Recreatiewoning

een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere con­structie op wielen zijnde, dat bedoeld is om uitsluitend door een huishouden of daarmee gelijk te stellen groep van personen, dat het hoofdverblijf elders heeft, gedurende een gedeelte van het jaar te worden gebruikt.

1.50 Recreatief nachtverblijf

kortdurend verblijf door een persoon, gezin of andere groep van personen die zijn/hun vaste woon- of verblijfplaats elders hebben; onder recreatief nachtverblijf is in ieder geval niet begrepen permanente bewoning door eenzelfde persoon, gezin of andere groep van personen.

1.51 Risicovolle inrichtingen

inrichtingen als bedoeld in artikel 2 lid 1 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen.

1.52 Rooilijn

de op een perceel aanwezige lijn, die is gelegen:
- evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van het hoofdgebouw;
dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg):
- evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van het hoofdgebouw.

1.53 Ruwvoederteelt

de teelt van veevoeder met een hoog percentage onverteerbare stoffen zoals maïs.

1.54 Sanering

amovering van bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, inclusief de be­staande fundering.

1.55 Seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-porno­grafische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitu­tiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautoma­tenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie.

1.56 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlage 1 onderdeel van deze voorschriften uitmaakt.

1.57 Theeschenkerij

vorm van daghoreca waar thee en koffie, frisdranken en andere niet alcoholhoudende dranken en bijbehorende kleine versnaperingen kunnen worden verkregen en genuttigd.

1.58 Verblijfsmiddelen

voor verblijf geschikte al dan niet aan hun oorspronkelijk gebruik onttrokken voer- en vaartui­gen, arken, caravans, woonwagens en andere soortgelijke voorzieningen, alsmede tenten, een en ander voor zover geen bouwwerken en/of kampeermiddelen zijnde.

1.59 Verkoop eigen producten

het te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van agrarische producten aan particulieren bij wijze van neventak van een agrarisch bedrijf, voor zover deze agrarische producten op het ei­gen bedrijf zijn geteeld en hooguit op ambachtelijke wijze op het eigen bedrijf zijn verwerkt of bewerkt.

1.60 Voorgevel

de gevel van een woning die naar aard en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt.

1.61 Zijerfscheiding

de grens tussen twee percelen, die de voor- en achterzijde van een perceel verbindt.

1.62 Zorgboerderij

de opvang, inclusief nachtverblijf, hetzij als niet-agrarische ondergeschikte neventak, hetzij als vervolgfunctie op een agrarisch bouwperceel, waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van de the­rapie en waarbij een kleinschalige recreatieve voorziening en/of daghoreca zijn toegestaan.

1.63 Zorgeenheid

een niet zelfstandige of semizelfstandige woon- of verblijfsruimte, bedoeld voor het zorgverblijf van een of meer personen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze voorschriften wordt als volgt gemeten:

2.1 De oppervlakte van een gebouw

tussen (de buitenste verticale projecties van) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren.

2.2 De inhoud van een gebouw

tussen de bovenzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van de daken.

2.3 De goot- (of boeibord)hoogte van een gebouw

tussen de bovenkant van goot, boeibord of daarmee gelijk te stellen constructiedeel en het peil; indien zich op enige zijde van een gebouw één of meer dakkapellen bevinden waarvan de ge­zamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de gevelbreedte, wordt de goot- of boeibord­hoogte van de dakkapel als hoogte aangemerkt.

2.4 De bouwhoogte van een gebouw

tussen de bovenkant van het gebouw en het peil.

2.5 De bouwhoogte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het peil, of, indien het bouwwerk zich in het water bevindt, tussen het hoogste punt van het bouwwerk en het waterpeil.

2.6 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het bepalen van de goot- of boeibordhoogte en de bouwhoogte van een bouwwerk als bedoeld in de leden 3 tot en 5 worden ondergeschikte bouwdelen zoals antennes, schoorstenen, ornamenten, railingen, ladders en valbeveiligingen, privacyschermen tussen balkons, liftopbouwen en luchtverversingsinstallaties niet meegerekend.

2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Agrarisch

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden in de verbeelding aangewezen als Agrarisch zijn bestemd voor:
a. grondgebonden veehouderij;
b. het beweiden van graasdieren;
c. bijbehorende landschappelijke inpassing met opgaande vegetatie;
d. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij', een zorgboerderij met een daaraan ondergeschikte en ondersteunende vorm van daghoreca in de vorm van een theeschenkerij (zelfstandige exploitatie is uitgesloten).

3.2 Bouwregels

Binnen deze bestemming mogen uitsluitend in de bestemming passende bouwwerken worden gebouwd onder de volgende voorwaarden.
3.2.1 Gebouwen
a. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd, voor zover dat bouwvlak niet voorzien is van de aanduiding 'mest- en voeropslag';
b. Er mag maximaal 1 bedrijfswoning met aan- en bijgebouwen worden gebouwd ter plaatse van de daartoe strekkende aanduiding;
c. Ter plaatse van de aanduiding 'zorg' mogen maximaal 25 niet en semizelfstandige zorgeenheden worden gebouwd;
d. Ter plaatse van de aanduiding ‘theeschenkerij’ mag een theeschenkerij worden opgericht ter ondersteuning van de zorgboerderij;
e. Verder worden de volgende bouwregels in acht genomen:
 max. inhoud
max. opper-vlakte
max. goot-hoogte
max. bouw-hoogte
bedrijfswoning (inclusief aan­bouwen)
650 m3 
3,5 m
10 m
bijgebouwen bij/per woning
 
50 m2
3 m
6 m
gebouwen ten behoeve van het agrarisch bedrijf, de zorgboerderij en theeschenkerij
  
4,5 m
10 m
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
a. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mogen zowel binnen als buiten een bouwvlak worden opgericht;
b. In afwijking van het bepaalde onder a. mogen overkappingen en silo's enkel binnen een bouwvlak worden opgericht, voor zover dat bouwvlak niet voorzien is van de aanduiding 'mest- en voeropslag';
c. Verder worden de volgende bouwregels in acht genomen.
 
max. aantal per bouwvlak
max.
inhoud
max. opper-vlakte
max. goot-hoogte
max. bouw-hoogte
Silo's
    
12 m
Terreinafscheidingen op bouwvlakken:
     
- voor de voorgevel
    
1 m
- achter de voorgevel
    
2 m
Terreinafscheidingen buiten bouwvlakken
    
1,5 m
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen bouwvlakken
    
5 m
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten bouwvlakken
  15 m2 3 m
Overkappingen  75 m24 m9 m
3.2.3 Beeldkwaliteit
In afwijking van het bepaalde onder artikel 3 lid 2.1 wordt uitsluitend omgevingsvergunning voor de bouw van een nieuw gebouw verleend onder de voorwaarde dat ten genoegen van het college invulling wordt gegeven aan het inrichtingsplan dat als bijlagen bij de regels is gevoegd.  

3.3 Afwijken van de bouwregels

a. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 ten einde de toegelaten maximum goothoogte van woningen te verhogen tot maximaal 4,5 m, met dien verstande dat indien deze bevoegdheid wordt toegepast, de verhoging van de goothoogte dient te passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
b. Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 ten einde de toegelaten maximum goot- en/of bouwhoogte van bedrijfsgebouwen en bouwwerken geen gebouwen of overkappingen zijnde, bedoeld voor de agrarische bedrijfsvoering te verhogen met maximaal 1,5 meter. Deze bevoegdheid wordt uitsluitend toegepast indien de verhoging:
- noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering of zorgt voor een verbete­ring van de ruimtelijke kwaliteit;
- past in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.

3.4 Specifieke gebruiksregels

a. Per agrarisch bouwvlak mag maximaal 1 bedrijf aanwezig zijn.
b. Bewoning van bedrijfsgebouwen en bijgebouwen is niet toegestaan.
c. In afwijking van het bepaalde onder b mogen ter plaatse van de aanduiding 'zorg' maximaal 25 niet of semizelfstandige wooneenheden aanwezig zijn;
d. Grenzend aan de aanduiding 'theeschenkerij' mag een terras worden gemaakt met een oppervlak van 80 m2
e. Bij wijze van medegebruik zijn verder de volgende nevenfuncties bij een agrarisch bedrijf toegelaten.   
Nevenfunctie
max. m2 b.v.o. in bouwvlak
buiten bouwvlak
Specifieke voorwaarden van toepassing
Verkoop agrarische streekeigen producten
100 m2
niet toegestaan5
Statische opslag/stalling van agrarische producten en machines in bestaande bebouwing niet zijnde kassen (meer dan voor de eigen bedrijfsvoering)
500 m2
niet toegestaan
5
boerengolf, poldersport, maisdoolhof
100 m2
2 ha
5
kleinschalig kamperen
100 m2
3.000 m2
5, 6
Aan-huis-gebonden beroep of bedrijf 
50 m2niet toegestaan5, 7
Rondleidingen op het agrarische bedrijf (inclusief voorzieningen voor de ontvangst van gasten)
50 m2niet toegestaan5
Een evenement (open dag, poldersporten)
50 m22 ha
5, 1 maal per jaar gedurende 2 dagen
 
 
Algemene voorwaarden bij nevenfuncties welke zijn genoemd in de tabel
 
1. Reclamemasten en be- of verlichte reclame zijn niet toegestaan.
2. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
3.  Voor de hier bedoelde functies is opslag buiten bouwwerken niet toegestaan, met uitzondering van buitenopslag binnen een bouwvlak ten behoeve van een hoveniersbedrijf.
4. De voor de nevenfuncties te realiseren permanente voorzieningen dienen binnen een bouwvlak te worden gerealiseerd en landschappelijk te worden ingepast middels opgaand groen.
  
Specifieke voorwaarden bij nevenfuncties welke zijn genoemd in de tabel
 
5. Combinatie met andere, eveneens als zodanig aangeduide nevenfuncties, is toegelaten tot een maximaal b.v.o. van 600 m2 binnen het bouwvlak en/of 3 nevenfuncties.
 
6. Het plaatsen van kampeermiddelen is toegestaan met inachtne­ming van het volgende:
 a. kampeermiddelen mogen uitsluitend worden geplaatst in de periode 1 maart tot 1 no­vem­ber;
 b. het plaatsen van stacaravans is niet toegestaan;
 c. ten behoeve van kleinschalig kamperen mogen op het bouwvlak sanitaire voorzieningen worden gebouwd;
 
7. In een woning en/of de bijbehorende bijgebouwen zijn een aan-huis-verbonden beroep en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten uit milieucategorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten toegestaan onder de volgende voorwaarden:
 a. de activiteiten mogen aan de woonfunctie geen af­breuk doen en dienen daaraan onderge­schikt te zijn in die zin dat de woonfunctie de pri­maire functie dient te blijven;
 b. de activiteiten mogen geen hinder opleveren voor de woonsituatie;
 c. de activiteiten mogen zowel naar de aard als ten aanzien van de visuele aspecten ervan geen afbreuk doen aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
 d. de activiteiten mogen geen detailhandel en/of horeca betreffen, uitgezon­derd beperkte ver­koop die ondergeschikt is aan de uitoefening van de betrokken klein­schalige bedrijfsmatige activiteiten;
 e. de activiteiten mogen geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk in het openbaar gebied veroorzaken.

3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

3.5.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in artikel 3 lid 1 bedoelde gronden, voor zover gelegen buiten een bouwvlak, de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
 
a.  het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,80 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
b.  het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
c.  het aanleggen van bos of boomgaard;
d.  verlagen van het waterpeil;
e.  het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
f.   het aanleggen van ondergrondse leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
g.  het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
h.  alle overige werkzaamheden die tot gevolg hebben dat veen aan de oppervlakte wordt gebracht
3.5.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 3 lid 5.1 is niet van toepassing:
a.  op normale onderhoudswerkzaamheden;
b.  op andere werken en/of werkzaamheden die reeds in uitvoering zijn op het moment van in werking treden van dit plan;
c.  bodembewerkingen ten behoeve van graslandverbetering;
d. werken en/of werkzaamheden samenhangend met de realisatie van de bestemming, waaronder begrepen de aanleg van landschappelijke inpassing.
3.5.3 Toelaatbaarheid
Een vergunning als bedoeld in artikel 3 lid 5.1 mag slechts worden verleend, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot het aan de oppervlakte komen van veen, dan wel dat mitigerende maatregelen worden genomen om oxidatie van veen te voorkomen.
 

3.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen in de zin van artikel 3.6, lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening en de volgende nevenfuncties toe te staan bij een agrarisch bedrijf, onder de volgende voorwaarden.
   
Nevenfunctie
tot max. m2 b.v.o.
buiten bouwvlak
Voorwaarden
Loonbedrijven in de categorieën
1 en 2 van de Staat
van Bedrijfsactiviteiten
500 m2niet toegestaanOpslag van bulkmateriaal buiten bouwwerken toegestaan
Veehandelsbedrijven (met
veetransport)
200 m2beweiding toegestaan 
Inpandige opslag en stalling van agrarische producten en machines (meer dan voor de eigen bedrijfsvoering)
1.000 m2
niet toegestaan                             
Overige bedrijven in de
categorieën 1 en 2 van de
Staat van Bedrijfsactiviteiten
200 m2beweiding toegestaan5
Kinderboerderij
100 m2beweiding toegestaan5
Veearts/hoefsmederij/KI-station
100 m2
beweiding toegestaan 
Ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten (zoals kaas- of ijsmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij)
150 m2
beweiding toegestaan5
Statische opslag/stalling van agrarische en niet-agrarische producten en machines in bestaande bebouwing niet
zijnde kassen
1.200 m2
niet toegestaan 
Een evenement (open dag, poldersporten)
100 m22 ha
5, 1 maal per jaar gedurende 6 dagen
 
Algemene voorwaarden bij nevenfuncties welke zijn genoemd in de tabel
1. Reclamemasten en be- of verlichte reclame zijn niet toegestaan.
2. Er dient op eigen terrein te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid.
3. Voor de hier bedoelde functies is opslag buiten bouwwerken niet toegestaan, met uitzondering van buitenopslag binnen een bouwvlak ten behoeve van een loonbedrijf.
4. De voor de nevenfuncties te realiseren permanente voorzieningen dienen binnen een bouwvlak te worden gerealiseerd en landschappelijk te worden ingepast middels opgaand groen.
 
Specifieke voorwaarden bij nevenfuncties
5. Combinatie met andere, eveneens in onderhavige tabel en in de tabel van artikel 3 lid 4 als zodanig aangeduide nevenfuncties, is toegelaten tot een maximaal b.v.o. van 800 m2 binnen het bouwvlak en/of 3 nevenfuncties.

Artikel 4 Waterstaat - Waterkering

  

4.1 Bestemmingsomschrijving

a. De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor dijken en kaden met een waterkerende functie naast de andere krachtens dit plan hieraan gegeven bestemmingen.
b. De belangen van de onder a bedoelde dubbelbestemming zijn primair ten opzichte van de belangen van de andere daar voorkomende bestemmingen.
c. Het bepaalde onder b en het overigens in dit artikel bepaalde doet op geen enkele wijze afbreuk aan de bestaande, niet wederrechtelijke situatie.

4.2 Bouwregels

a. Ten behoeve van de in artikel 4 lid 1 bedoelde bestemming mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van maximaal 3 m.
b. Conform de overige, hier voorkomende enkelbestemmingen mag uitsluitend worden gebouwd indien de beheerder van de waterkering hiervoor een vergunning in de zin van de Waterwet heeft verleend of indien de beheerder van de waterkering positief heeft geadviseerd over de betrokken vergunningaanvraag. 

4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken het bepaalde in artikel 4 lid 2  voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen conform de bij de betreffende bestemming opgenomen regels indien en voor zover het belang van de waterkering hierdoor niet onevenredig wordt geschaad. Bij de belangenafweging wordt door burgemeester en wethouders advies gevraagd aan de beheerder van de waterkering.
  

4.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
4.4.1 Verboden werkzaamheden
Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden) ter plaatse van de in artikel artikel 4 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  • het ophogen van gronden;
  • het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 0,80 m, waartoe ook gerekend wordt woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, aanleggen van drainage en ontginnen;
  • het rooien van bos of boomgaard, waarbij de stobben worden verwijderd;
  • het aanleggen van bos of boomgaard;
  • verlagen van het waterpeil;
  • het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • het aanleggen of verwijderen van oeverbeschoeiingen;
  • het aanleggen van ondergrondse transport-, energie-, telecommunicatie-, of andere leidingen en de daarmee verband houdende constructies;
  • het aanbrengen van constructies, die verband houden met bovengrondse leidingen;
  • het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • het graven, verbreden en dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • alle overige werkzaamheden die de waterkering kunnen aantasten en die niet worden gerekend tot het normale gebruik van de waterkering.
4.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel artikel 4 lid 4.1 is niet van toepassing:
a. op normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van de waterkering;
b. op andere werken en/of werkzaamheden die uit een oogpunt van bescherming van de waterkering van niet ingrijpende betekenis zijn;
c. noodmaatregelen door of namens de waterbeheerder met het oog op instandhouding van de waterkerende functie.
 
4.4.3 Toelaatbaarheid
Het bepaalde in artikel artikel 4 lid 4.1  is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de in dat lid genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van de waterkering.
4.4.4 Adviesverplichting
Tenzij vergunninghouder voor de activiteit als bedoeld in artikel 4 lid 4.1  reeds beschikt over een onherroepelijke vergunning op grond van de Waterwet verlenen Burgemeester en wethouders uitsluitend vergunning zoals bedoeld in artikel 4 lid 4.1 na schriftelijk advies van de beheerder van de waterkering.

3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, uitbouwen, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.

6.2 Ondergronds bouwen

De bouwregels als bedoeld in regels hoofdstuk 2 zijn van overeenkomstige toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande, dat:
a. uitsluitend ondergronds mag worden gebouwd tussen peil en 3,5 m onder peil;
b. ondergrondse bouwwerken niet mogen worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel;
c. ondergrondse bouwwerken uitsluitend toegankelijk mogen zijn vanuit bovengronds gelegen gebouwen;
d. deze bepalingen geen beperkingen stellen aan het bouwen van fundaties voor bouwwerken.

6.3 Overig

a. In afwijking van het overigens in deze regels bepaalde mag geen omgevingsvergunning voor het bouwen van hoofdgebouwen worden verleend indien onvoldoende is voorzien in parkeerruimte ten behoeve van het gebruik van deze hoofdgebouwen. Dit op basis van de tot de toelichting van dit plan behorende parkeerbalans.
b. Indien in dit bestemmingsplan een goot- en nokhoogte wordt gegeven, dient het betreffende gebouw te worden gedekt met een kap.
c. Indien in dit bestemmingsplan enkel een maximale bouwhoogte wordt gegeven, is ook een plat dak toegestaan.
d. Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals bruggen, mogen, ten einde een goede aansluiting te bewerkstelligen, in aangrenzende bestemmingen worden doorgebouwd over een oppervlak van maximaal 20 m2.
 

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

Als gebruik in strijd met dit bestemmingsplan zoals bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, wordt in ieder geval aangemerkt:
a. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk;
b. het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
c. het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
d. het gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;
e. (raam)prostitutie;
f. bewoning van bijbehorende bouwwerken en/of bedrijfsgebouwen
g. gebruik van garageboxen voor andere doeleinden dan het stallen van voertuigen en de niet bedrijfsmatige opslag van goederen;
h. het aantasten, verwaarlozen of verwijderen van gerealiseerde landschappelijke inpassing als bedoeld in bijlagen bij de regels.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het elders bepaalde in deze regels ten behoeve van:
a. het in geringe mate afwijken ten aanzien van bouwgrenzen, hoogtescheidingslijnen en overige aanduidingen in het horizontale vlak; indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de afwijking ten opzichte van hetgeen is aangegeven niet meer bedraagt dan 3 m;
b. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken, waaronder goothoogte, hoogte, grondoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen, eventueel met een overschrijding van de bouwgrens, mits deze afwijkingen niet meer bedragen dan 10% van de voorgeschreven maten en dit bouwtechnisch noodzakelijk wordt geacht in verband met de uitoefening van het in het plan toegestane gebruik;
c. de bouw van andere bouwwerken zoals een vlaggenmast, een kunstwerk, antennes en dergelijke tot een hoogte van 15 m.
De bevoegdheid tot afwijken wordt niet gebruikt, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

 

9.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit, geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen 2 jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan;
c. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%;
d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

9.2 Overgangsrecht gebruik

a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
c. Indien het gebruik, bedoeld onder a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
d. Het bepaalde onder a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Cabauwsekade 13'.