Artikel 1 Begrippen
In dit plan wordt verstaan onder:
1.1 Plan
het bestemmingsplan 'Lekdijk West 13'' met identificatienummer NL.IMRO.0331.01LekdijkWest13-VO01 van de gemeente Lopik;
1.2 Bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;
1.3 Aan-huis-gebonden beroep
een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
1.4 Agrarische activiteiten bij wijze van hobby
agrarische bezigheden, voornamelijk bij wijze van liefhebberij;
1.5 Archeologisch deskundige
een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties;
1.6 Archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden;
1.7 Bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
1.8 Bed & breakfast
logies met ontbijt binnen de bestaande bebouwing;
1.9 Bedrijf
een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;
1.10 Bedrijfswoning
een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming, wenselijk is;
1.11 Beperkt kwetsbare objecten
- woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren;
- sporthallen, zwembaden, speeltuinen;
- sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren;
- andere objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren;
- objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
1.12 Bestaand
bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
bij gebruik: het gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden;
1.13 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;
1.14 Bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak;
1.15 Bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
1.16 Bijbehorend bouwwerk
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;
1.17 Boerengolf
een variatie op het reguliere golfspel waarbij het weiland wordt gebruikt als golfbaan;
1.18 Bouwen
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;
1.19 Bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
1.20 Bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
1.21 Bouwwerk
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
1.22 Bouwwerk, geen gebouw zijnde
elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.
1.23 Buitenopslag
het in de open lucht tijdelijk opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan. Het gebruik van containers voor permanente opslag valt niet onder buitenopslag.
1.24 Cultuurhistorische waarde
de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen);
1.25 Detailhandel
het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
1.26 Gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
1.27 Geluidshinderlijke inrichtingen
bedrijven in de zin van artikel 41 van de Wet geluidhinder (Stb. 1979, 99, laatst gewijzigd Stb. 2001, 29) en artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer (Stb. 1993, 50, laatst gewijzigd Stb. 2002, 604);
1.28 Hobbymatig agrarisch gebruik
het houden van vee onder de grens van een inrichting zoals genoemd in de Wet milieubeheer en/of materieel stalling ten behoeve van het beheer van gronden in agrarisch gebruik;
1.29 Hoofdgebouw
een gebouw, dat op een bouwvlak door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;
1.30 Hooiberghut
een gebouw met een eenvoudige constructie en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;
1.31 Horeca
het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en/of etenswaren voor gebruik ter plaatse en/of het bedrijfsmatig logies verstrekken, één en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie. De volgende indeling in typen horeca wordt gehanteerd:
- lichte horeca:
- aan de detailhandelsfunctie verwante horeca zoals: automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, snackbar, tearoom, traiteur, bezorg- en/of afhaalservice.
- overige lichte horeca zoals hotel, restaurant al dan niet met bezorg- en/of afhaalservice (o.a. pizza, chinees, fastfood restaurants);
- middelzware horeca:
bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken zoals: bar, bierhuis, biljartcentrum, café, coffeeshop, proeflokaal, shoarma/grillroom, zalenverhuur (zonder regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);
- zware horeca:
bedrijven die voor een goed functioneren ook 's-nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen zoals: discotheek, nachtclub, partycentrum. Regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek-/dansevenementen;
1.32 Huishouden
een persoon of groep personen die een duurzaam gemeenschappelijke huishouding voeren;
1.33 Kampeermiddel
- een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
- enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
1.34 Kamerverhuur
de verhuur van onzelfstandige woonruimte in een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde;
1.35 Kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen
voorzieningen ten behoeve van wandelen, fietsen, vissen, kanoën en natuurobservatie in de vorm van aanlegsteigers, picknickplaatsen, vissteigers, observatiepunten, informatieborden en banken;
1.36 Kleinschalige verblijfsrecreatieve voorzieningen
- kleinschalig kamperen;
- verblijfsrecreatie met gebruikmaking van voorzieningen in de vorm van kampeerboerderijen;
- recreatief nachtverblijf;
- bed & breakfast;
1.37 Kwetsbare objecten
- woningen, met uitzondering van:
- verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
- bedrijfswoningen van derden;
- gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
- ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
- scholen;
- gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
- gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
- kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1500 m² per object;
- complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
- kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.
1.38 Landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en wisselwerking;
1.39 Natuurwaarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen);
1.40 Nevenfuncties
ondergeschikt bestanddeel van de totale omvang van een bedrijf of woning;
1.41 Niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk
een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;
1.42 Nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en gebouwen voor telecommunicatie;
1.43 Opslag
het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;
1.44 Overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;
1.45 Peil
- ten opzichte van gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
- in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
- indien in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse;
1.46 Poldersport
sportieve groepsactiviteiten in de vorm van kanovaren, survival, zeskamp en vlotten bouwen en daarmee gelijk te stellen activiteiten in een polderlandschap;
1.47 Recreatief nachtverblijf
recreatieve verblijven binnen de bestaande bebouwing;
1.48 Sanering
amovering van bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, inclusief de bestaande fundering;
1.49 Seksinrichting
de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-porno-grafische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautoma-tenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie;
1.50 Voorgevel
de gevel van een woning die naar aard en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt;
1.51 Woning
een (gedeelte van een) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouden, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur / logies voor meer dan drie personen inclusief de huishouding dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht;
1.52 Zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel;
1.53 Zorgboerderij
de opvang van maximaal 25 volwassenen en/of gehandicapten, inclusief nachtverblijf waarbij het meewerken in het agrarisch bedrijf of bij het kleinschalig houden van dieren een wezenlijk onderdeel is van de therapie en waarbij kleinschalige recreatieve voorziening en/of een theeschenkerij zijn toegestaan.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1.1 De afstand tot de bouwvlakgrens
tussen de grenzen van het bouwvlak en enig punt van een op dat bouwvlak voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is;
2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.3 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.1.4 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.5 De lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren);
2.1.6 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.2.1 De bouwhoogte van ondergeschikte bouwonderdelen
De in lid 2.1.2 genoemde ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mogen de maximale bouwhoogte niet meer dan 3 meter overschrijden;
2.2.2 De grootte van dakoverstekken
Indien er dakoverstekken aanwezig zijn met een lengte van 50 cm of meer, dan wordt bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk het einde van de dakoverstek als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- tuinen met daarbijbehorende landschappelijke inrichting, perceelsontsluitingen, terrassen en paden;
- hobbymatig agrarisch gebruik;
- ter plaatse van de aanduiding 'landschapswaarden' uitsluitend voor instandhouding en ontwikkeling van de aanwezige landschappelijke waarden.
3.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
- op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, zoals tuinmeubilair, niet zijnde overkappingen;
- bestaande terreinafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan;
- de bouwhoogte en oppervlakte van bouwwerken mogen niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
bouwwerken | max. oppervlakte | max. bouwhoogte |
terreinafscheidingen | - | 1 m
|
overige bouwwerken geen gebouwen zijnde | - | 3 m |
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
wonen, met dien verstande dat:
- woningen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd, waarbij geldt dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan 1 per bouwvlak, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
- hobbymatig agrarisch gebruik;
- nevenfuncties, ondergeschikt aan de hoofdfunctie wonen, waaronder uitsluitend wordt verstaan:
- kano- roeiboot of fietsenverhuur;
- boerengolf;
- poldersport;
- kleinschalig kamperen;
- bed & breakfast;
- kampeerboerderij;
- tentoonstellingsruimte/museum;
met de daarbij behorende:
- tuinen, erven en terreinen;
- paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
- nutsvoorzieningen;
- water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
- groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen.
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
4.2.1 Gebouwen
- de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 600 m3;
- ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' zijn uitsluitend vrijstaande bijbehorende bouwwerken toegestaan;
- de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een woning mag niet meer bedragen dan 50 m2, met dien verstande dat:
- de bestaande oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken is toegestaan indien deze meer bedraagt;
- ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mag in afwijking van 3.2.1 sub c worden gebouwd waarbij het aanduidingsvlak 100% mag worden bebouwd;
- in aanvulling op het bepaalde onder 3.2.1 sub c is ongeacht de bestaande oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken per woning een vrijstaand bijbehorend bouwwerk toegestaan ten behoeve van natuur- en landschapsbeheer van gronden van minimaal 1 hectare, waarbij geldt:
- dat de oppervlakte van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 15 m2 mag bedragen;
- de bouwhoogte van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 3 m mag bedragen;
- de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken | max. goothoogte | max. bouwhoogte |
Woningen en niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken | 3,5 m | 10 m |
Vrijstaande bijbehorende bouwwerken | 3 m | 6 m |
4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
- bestaande terreinafscheidingen zijn uitsluitend toegestaan;
- de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
| Max. bouwhoogte |
Terreinafscheidingen | 1 m |
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 3 m |
4.3 Specifieke gebruiksregels
4.3.1 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met deze bestemming wordt begrepen:
- het gebruik van gebouwen, gronden en bouwwerken ten behoeve van een horecafunctie.
4.3.2 Beroeps- en bedrijfsuitoefening
Op deze gronden is het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
- de woonfunctie op het perceel als hoofdfunctie in stand blijft en het voorgestane gebruik een ondergeschikte toevoeging daaraan is;
- het pand de uitstraling van een woning blijft behouden;
- maximaal 50 m² van de oppervlakte van de woning of het bijbehorend bouwwerk wordt gebruikt;
- de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
- het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
- de nieuwe functie geen milieuhinder oplevert, alleen bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie I, als bedoeld in de handreiking “Bedrijven en milieuzonering” van de VNG, zijn toegestaan;
- er geen reclameborden groter dan 0,20 m² bij of aan een woning worden geplaatst;
- de activiteiten geen detailhandel, horeca of exploitatie van een seksinrichting betreffen, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit;
- de ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit van het gebruik van woningen voor bij de functie van wonen passend gebruik geen aantasting van het kernwinkelapparaat en de wijkwinkelvoorzieningen tot gevolg heeft en tot maximaal 10% van de toegestane oppervlakte voor het bij de functie wonen passende gebruik tot een maximum van 5 m²;
- de activiteiten geen buitenopslag van roerende zaken tot gevolg hebben.
Artikel 5 Waarde-Archeologie 3
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden.
5.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarvan de oppervlakte groter is dan 200 m2 en die leiden tot ingrepen in de bodem dieper dan 50 cm ten opzichte van maaiveld.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Algemeen
- Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 5 lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de doeleinden van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
- Alvorens afwijking te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologische deskundige te overleggen;
- In afwijking van het bepaalde onder a. en b. kan worden afgeweken indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5 lid 4.1 is verleend; het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
5.3.2 Regels afwijking
Aan een afwijking kunnen de volgende regels worden verbonden:
- De verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- De verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen deskundige op archeologisch gebied.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de in
artikel 5 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen die een terreinoppervlak vanaf 200 m2 beslaan en dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld;
- het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
- het bodemverlagen of afgraven waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
- het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
- het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
5.4.2 Uitzonderingen
- normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied, hieronder valt onderhoud aan bestaande kabels en leidingen;
- werkzaamheden die in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
- werkzaamheden in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige.
5.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 5 lid 4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
5.4.4 Adviesverplichting
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 5 lid 4.1 te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige te overleggen.
5.4.5 Voorschriften vergunning
Voor zover de in
artikel 5 lid 4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
Artikel 6 Waarde-Archeologie 4
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden.
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen geen bouwwerken worden gebouwd waarvan de oppervlakte groter is dan 2.500 m2 en die leiden tot ingrepen in de bodem dieper dan 100 cm ten opzichte van maaiveld.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Algemeen
- Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 6 lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de doeleinden van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
- Alvorens afwijking te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologische deskundige te overleggen;
- In afwijking van het bepaalde onder a. en b. kan worden afgeweken indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 6 lid 4 is verleend; het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
6.3.2 Regels afwijking
Aan een afwijking kunnen de volgende regels worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen deskundige op archeologisch gebied.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de in
artikel 6 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
- het uitvoeren van grondbewerkingen die een terreinoppervlak vanaf 2.500 m2 beslaan en dieper reiken dan 100 cm beneden maaiveld;
- het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
- het bodemverlagen of afgraven waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
- het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
- het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
- het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
- het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
- het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
6.4.2 Uitzondering
- normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied; hieronder valt onderhoud aan bestaande kabels en leidingen;
- werkzaamheden die in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
- werkzaamheden in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige
6.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 6 lid 4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
6.4.4 Adviesverplichting
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 6 lid 4.1 te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige te overleggen
6.4.5 Voorschriften vergunning
Voor zover de in
artikel 6 lid 4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
- de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
- de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.
Artikel 7 Waterstaat-Waterkering
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
- primaire waterkeringen, zijnde dijken, kaden en andere voorzieningen met een primaire waterkerende functie.
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 m, ten behoeve van de bestemming Waterstaat - Waterkering worden gebouwd.
- met uitzondering van bestaande gebouwen op bestaande funderingen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in
artikel 7 lid 2 en worden toegestaan dat bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de andere bestemming, mits:
- geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
- vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.
Artikel 8 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 9 Algemene bouwregels
9.1 Ondergeschikte bouwdelen
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
9.2 Ondergronds bouwen
De bouwregels als bedoeld in regels hoofdstuk 2 zijn van overeenkomstige toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande, dat:
- uitsluitend ondergronds mag worden gebouwd tussen peil en 3,5 m onder peil;
- ondergrondse bouwwerken niet mogen worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel;
- ondergrondse bouwwerken uitsluitend toegankelijk mogen zijn vanuit bovengronds gelegen gebouwen;
- deze bepalingen geen beperkingen stellen aan het bouwen van fundaties voor bouwwerken.
9.3 Bestaande maatvoering en positionering bouwwerken
- In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of aantallen van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan;
- In die gevallen dat de positionering van bestaande bouwwerken afwijkt van wat in de bouwregels van hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt deze positionering;
- In geval van herbouw is het bepaalde onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt. Hiervan kan worden afgeweken indien dit niet leidt tot onevenredige aantasting van landschappelijke kwaliteiten.
9.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de verhouding breedte-diepte, de nokrichting en de dakvorm van gebouwen, teneinde aldus zeker te stellen dat gebouwen, groter dan 6 m², aansluiten op de in het gebied gebruikelijke bouwvormen en passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving. Daarbij wordt rekening gehouden met de reeds aanwezige bebouwing in de omgeving en de oriëntatie van voorgevels.
9.5 Rooilijn
De rooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft:
- tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
- andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;
- terreinafscheidingen.
9.6 Bruggen
Buiten bouwvlakken mogen bruggen uitsluitend worden gebouwd met een maximale breedte van 6 m en indien zulks plaatsvindt ter plaatse van:
- reeds aanwezige oeververbindingen ter vervanging, herstel of verbetering;
- gronden met de bestemming Wonen of Tuin;
- ter plaatse van wandel- of fietspaden;
- Burgemeester en wethouders zijn ter plaatse van kano- en schaatsroutes bevoegd nadere eisen te stellen aan de hoogte en/of constructie van bruggen, voor zover nodig om te voorkomen dat recreatief medegebruik (varen, schaatsen) door de aanwezigheid van bruggen wordt verhinderd of belemmerd.
9.7 Parkeren
- Een omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen wordt slechts verleend indien bij de aanvraag om een omgevingsvergunning wordt aangetoond dat gelet op de omvang of de bestemming van het gebouw in voldoende mate wordt voorzien in ruimte voor het parkeren of stallen van auto's in, op of onder het gebouw, dan wel het terrein dat bij dat gebouw behoort;
- Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 9.8 sub a:
- indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
- voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
- Afwijken van de regels, als bedoeld in 9.8 sub b is slechts mogelijk, indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
- de parkeersituatie in de openbare ruimte;
- de woon- en leefsituatie.
- Burgemeester en wethouders passen deze bouwregels toe met inachtneming van gemeentelijke beleidsregels met betrekking tot het parkeren, zoals die zijn opgenomen in de CROW-publicatie 381, dan wel diens rechtsopvolger.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
10.1 Strijdig gebruik
Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:
- het gebruik van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken, als zelfstandige of afhankelijke woonruimte of voor permanente bewoning;
- buitenopslag, tenzij het buitenopslag ten dienste van de bestemming binnen het bouwperceel betreft;
- opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk en een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen;
- het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
- het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
- het gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;
- (raam)prostitutie;
- gebruik van garageboxen voor andere doeleinden dan het stallen van voertuigen en de niet bedrijfsmatige opslag van goederen.
10.2 Voorwaardelijke verplichting
Het is niet toegestaan een nieuwe woning in gebruik te houden, tenzij
sprake is van landschappelijke inpassing zoals opgenomen in Bijlage 1 bij de regels, dan wel een door burgemeester en wethouders goedgekeurde aanpassing daarvan, waarbij het volgende in acht moet worden genomen:
- de inpassing dient uiterlijk binnen 1 jaar na de ingebruikname van de woningen te zijn gerealiseerd;
- de inpassing dient in stand te worden gehouden.
10.3 Vellen van houtopstanden
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een houtopstand te vellen of te doen vellen.
- Voor het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld onder 9.2 sub a gelden de regels met betrekking tot het vellen van houtopstanden zoals opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Lopik 2016 en de regels zoals opgenomen in Bomenverordening Lopik 2010, zoals deze gelden op het moment van inwerkingtreding van dit Chw bestemmingsplan, of diens rechtsopvolgers.
10.4 Gemeentelijke monumenten
10.4.1 Omgevingsvergunning voor het slopen
- Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorische waarden' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een gemeentelijk monument zoals opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart gemeente Lopik, dan wel diens rechtsopvolger:
- af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
- te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
- Het bevoegd gezag kan aan de vergunning voorschriften verbinden betreffende de uitvoering en materiaaltoepassing.
10.4.2 Weigering
De in
artikel 10 lid 4.1 bedoelde vergunning wordt geweigerd indien het belang van de monumentenzorg onevenredig wordt geschaad.
10.4.3 Uitzondering
Het in
artikel 10 lid 4.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien de activiteit betrekking heeft op:
- gewoon onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet wijzigen, en bij een tuin, park of andere aanleg, de aanleg niet wijzigt, of;
- een activiteit die uitsluitend leidt tot inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.
10.5 Uitwegen
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg.
- Voor het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld onder a. gelden de regels met betrekking tot uitwegen zoals opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Lopik 2016, zoals deze geldt op het moment van inwerkingtreding van dit Chw bestemmingsplan, of diens rechtsopvolger.
10.6 Standplaatsen ten behoeve van verkoop
- Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een standplaats ten behoeve van verkoop in te nemen of te hebben.
- Voor het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld onder a gelden de regels met betrekking tot standplaatsen zoals opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Lopik 2016, zoals deze geldt op het moment van inwerkingtreding van dit Chw bestemmingsplan, of diens rechtsopvolger.
Artikel 11 Algemene aanduidingsregels
11.1 Vrijwaringszone - dijk
De voor 'vrijwaringszone - dijk' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de functie van de waterkering.
Artikel 12 Algemene afwijkingsregels
12.1 Algemene maatvoering
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten behoeve van:
- de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en opervlakte maten tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen, voor zover hiervoor niet reeds op een andere wijze afwijking is verleend;
- de bouw van andere bouwwerken die ten behoeve van nutsvoorzieningen dan wel voor waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, mits voorzieningen van geringe horizontale of verticale afmetingen zijn;
- ten behoeve van de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor openbare diensten met dien verstande dat:
- de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
- de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
- het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;
- de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
- de verkeersveiligheid.
12.2 Goothoogte (bedrijfs)woningen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan teneinde de maximum goothoogte van (bedrijfs)woningen te verhogen tot maximaal 4,5 m, met dien verstande dat de verhoging van de goothoogte dient te passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
12.3 Goot- en bouwhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan teneinde de maximum goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overige gebouwen te verhogen, mits de verhoging:
- noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering of zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
- past in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
12.4 Vergroten inpandige woning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het toestaan van een grotere inhoudsmaat van inpandige woningen, mits:
- het een woning betreft die onderdeel uitmaakt van een veel groter hoofdgebouw;
- de afmetingen van dit hoofdgebouw in geen enkel opzicht worden uitgebreid.
12.5 Grotere inhoud woning
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het toestaan van een grotere inhoudsmaat van woningen, niet zijnde inpandige woningen, mits:
- de inhoud niet meer bedraagt dan 750 m³;
- de woning met een grotere inhoudsmaat past binnen de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.
12.6 Bouwwerken ten behoeve van duurzame energie opwekking
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in de
regels hoofdstuk 2 ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van duurzame energie opwekking met een maximale bouwhoogte van 15 m, met dien verstande dat:
- de bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet voor de voorgevelrooilijn van (bedrijfs)woningen mogen worden gerealiseerd;
- de gebruikssituatie op de aangrenzende gronden niet onevenredig mag worden aangetast;
- er een zorgvuldige dialoog is gevoerd, gericht op het betrekken van de belangen van de omgeving bij het verlenen van de omgevingsvergunning;
- de bouwwerken, geen gebouwen zijnde passen binnen de ontwerprichtlijnen uit het Landschapskwaliteitsplan.
- voor bio-energie en zonne-energie geldt in afwijking en aanvullend dat vestiging in aansluiting op bestaande bebouwde agrarische bouwpercelen, hoofdinfrastructuur of stedelijke functies plaatsvindt, in overeenstemming met de schaal van de bebouwde omgeving, tenzij op een andere locatie een betere landschappelijke inpassing kan worden bereikt;
- de ontwikkelingen niet leiden tot onevenredige aantasting van landschappelijke kernkwaliteiten, natuurwaarden en de cultuurhistorische waarden.
Artikel 13 Algemene wijzigingsregels
13.1 Wijzigen ten behoeve van een zorgboerderij
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingen 'Bedrijf', 'Wonen' en 'Agrarisch, indien is komen vast te staan dat in een agrarisch bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd en dat het bouwperceel niet optimaal is gesitueerd voor de grondgebonden landbouw, te wijzigen voor het toestaan van een zorgboerderij met mogelijkheden voor zorg en dagactiviteiten, onder de volgende voorwaarden:
- te handhaven en nieuw op te richten gebouwen worden zo compact mogelijk gesitueerd binnen het voormalige bouwperceel;
- de bestaande cultuurhistorische, landschappelijke en natuurwaarden worden behouden;
- de wijziging mag niet leiden tot onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende gronden en bebouwing;
- er sprake dient te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing;
- er sprake dient te zijn van een goede ontsluiting.
Artikel 14 Overige regels
14.1 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde, of van werkzaamheden
Het is verboden op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:
14.1.1 Overige zone - aardkundige waarden
- dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
- ophogen, afgraven;
- egaliseren van gronden;
- het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm, waartoe ook gerekend wordt woelen en draineren;
- aanbrengen van opgaande beplantingen;
- aanleg van wandel-, fiets- en ruiterpaden en verhardingen > 50 m2;
- aanleg van kavelpaden;
14.1.2 Beoordelingscriteria
Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in
artikel 14 lid 1 alleen indien door deze werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, gelet op:
- het belang dat met de ingreep gediend is;
- de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie, waarbij in het bijzonder gelet wordt op de belangen van de cultuurhistorisch waardevolle verkaveling
- het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstelingen.
- Een omgevingsvergunning mag niet worden verleend voor bodembewerkingen (onder meer scheuren en ploegen) in het 'veengebied kwetsbaar voor oxidatie' zoals aangewezen in de Provinciale Verordening, indien deze tot gevolg hebben dat veen aan de oppervlakte wordt gebracht, tenzij de bodembewerkingen plaatsvinden ten behoeve van graslandverbetering of de aanleg van een andere blijvende teelt.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 15 Overgangsrecht
15.1 Overgangsrecht bouwwerken
- Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde in 40.1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10 %.
- Het bepaalde in 40.1 sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in 40.2 sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in 40.2 sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- Het bepaalde in 40.2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 16 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan Lekdijk West 13.