Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Lopikerweg Oost 60/60a en 64
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.0331.01Lpkrwg6064-OB01

Regels

1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 Plan

het bestemmingsplan Lopikerweg Oost 60/60a en 64 met identificatienummer NL.IMRO.0331.01Lpkrwg6064-OB01 van de gemeente Lopik;

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aan-huis-gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.4 Archeologisch deskundige

een deskundige met betrekking tot archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders te stellen kwalificaties;

1.5 Archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit de oude tijden;

1.6 Bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 Bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw;

1.8 Bed & breakfast

een aan de woonfunctie ondergeschikte verblijfsvoorziening, bestaande uit het tegen betaling aanbieden van toeristisch en kortdurend verblijf in de woning en/of bijbehorende gebouwen. Een bed & breakfast wordt gerund door de hoofdbewoner(s) van de woning. De kamers ten behoeve van een bed & breakfast functioneren niet als zelfstandige wooneenheid;

1.9 Bedrijf

een onderneming waarbij het accent ligt op het vervaardigen, bewerken, installeren, inzamelen en verhandelen van goederen, waarbij eventueel detailhandel uitsluitend plaatsvindt als ondergeschikt onderdeel van de onderneming in de vorm van verkoop c.q. levering van ter plaatse vervaardigde, bewerkte of herstelde goederen, dan wel goederen die in rechtstreeks verband staan met de uitgeoefende handelingen;

1.10 Bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op dan wel bij een terrein bestemd voor (het gezin van) een persoon, wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming, wenselijk is;

1.11 Beperkt kwetsbare objecten

  1. woningen, kantoorgebouwen, hotels, restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover deze objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren;
  2. sporthallen, zwembaden, speeltuinen;
  3. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren;
  4. andere objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten niet tot de categorie kwetsbare objecten behoren;
  5. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.

1.12 Bestaand

bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan legaal aanwezig is of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend;
 
bij gebruik: het legaal gebruik van grond en opstallen, zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan in werking is getreden;

1.13 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktemat

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen en aantallen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;

1.14 Bestaande situatie stikstofdepositie

de activiteit die is toegestaan ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan op grond van:
  1. een vergunning als bedoeld in artikel 2.7, lid 2 van de Wet Natuurbescherming (of als bedoeld in artikel 16 en 19d Natuurbeschermingswet 1998), of
  2. een omgevingsvergunning waarbij de toestemming op grond van artikel 2.2aa onderdeel a van het Besluit omgevingsrecht is aangehaakt;
  3. of indien een vergunning als bedoeld onder a en b ontbreekt: het feitelijke en planologisch legale gebruik.

1.15 Bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.16 Bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.17 Bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.18 Bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 Bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.20 Bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.21 Bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.22 Bouwwerk, geen gebouw zijnde

elk bouwwerk, geen gebouw en geen overkapping zijnde.

1.23 Buitenopslag

het in de open lucht tijdelijk opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, met uitzondering van opslag ten behoeve van de normale bedrijfsvoering. Het gebruik van containers voor permanente opslag valt niet onder buitenopslag;

1.24 Cultuurhistorische waarde

de aan een bouwwerk, gebied of landschapselement toegekende waarde in verband met ouderdom, gaafheid, zeldzaamheid en herkenbaarheid vanuit historisch oogpunt in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen);

1.25 Detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.26 Duurzame energie

energievorm waarover de mensheid voor onbeperkte tijd kan beschikken. Bij de productie van duurzame energie wordt geen gebruik gemaakt van fossiele brandstof;

1.27 Evenementen

elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, zoals: een herdenkingsplechtigheid, braderie, optocht op de weg, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 3 eerste lid van de Wet openbare manifestaties, feest, muziekvoorstelling, wedstrijd op of aan de weg, straatfeest, buurtbarbecue, concert of sportactiviteit op één dag (klein evenement).
 
Onder een evenement wordt in ieder geval niet verstaan:
bioscoopvoorstellingen, markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet, snuffelmarkten, kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen, het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen, betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties en speelgelegenheden;

1.28 Gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.29 Geluidszoneringplichtige inrichting

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidszone moet worden vastgesteld;

1.30 Hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwvlak door zijn aard, functie, constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.31 Houtopstand

zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend, die:
  1. een oppervlakte grond beslaat van tien are of meer, of
  2. bestaat uit een rijbeplanting die meer dan twintig bomen omvat, gerekend over het totaal aantal rijen;

1.32 Huishouden

een vorm van wonen, zowel in de traditionele vorm van gezin als in de minder traditionele vorm, mits sprake is van nagenoeg zelfstandige bewoning met een zekere mate van onderlinge verbondenheid tussen de bewoners en continuïteit in de samenstelling;

1.33 Kamerverhuur

de verhuur van onzelfstandige woonruimte in een permanent ter plaatse aanwezig gebouw, geen woonkeet en geen caravan of andere constructie op wielen zijnde;

1.34 Kampeermiddel

  1. een tent, tentwagen, kampeerauto of caravan;
  2. enig ander onderkomen en enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelten daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde;
een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht, dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.35 Kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.36 Kwetsbare objecten

  1. woningen, met uitzondering van:
    1. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare;
    2. bedrijfswoningen van derden;
  1. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    2. scholen;
    3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  1. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    1. kantoorgebouwen en hotels met een b.v.o. van meer dan 1.500 m² per object;
    2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk b.v.o. meer dan 1.000 m² bedraagt en winkels met een totaal b.v.o. van meer dan 2.000 m² per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
    3. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen.

1.37 Landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde wat betreft het waarneembare deel van het aardoppervlak, welke waarde wordt bepaald door de herkenbaarheid en identiteit van bodem, water, terreinvormen, niet-levende en levende natuur en het menselijk grondgebruik in onderlinge samenhang en wisselwerking;

1.38 Maatschappelijke voorzieningen

(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren;

1.39 Mantelzorg

Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt:
organisatorisch verband;

1.40 Natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en/of fauna in relatie met de bijbehorende abiotische randvoorwaarden (bodem, water, terreinvormen);

1.41 Nevenfuncties

zowel in aard als omvang ondergeschikt bestanddeel van de totale omvang van een bedrijf of woning;
 

1.42 Niet vrijstaand bijbehorend bouwwerk

een aan een hoofdgebouw aangebouwd gebouw dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw;

1.43 Nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen en gebouwen voor telecommunicatie;

1.44 Ondergeschikte horeca

horeca als niet zelfstandige activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De horeca activiteiten zijn van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.45 Ondergeschikte detailhandel

detailhandel als niet zelfstandige activiteit die in ruimtelijk en functioneel opzicht ondergeschikt is aan de volgens het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm, overwegend of nagenoeg geheel als hoofdfunctie duidelijk herkenbaar blijft;

1.46 Opslag

het bewaren van goederen, waaronder agrarische producten, materialen en stoffen zonder dat ter plaatse sprake is van productie, bewerking, verwerking, handel en/of activiteiten van administratieve aard;

1.47 Overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

1.48 Peil

  1. ten opzichte van gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan een weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdingang;
  2. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein;
  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het gemiddelde waterpeil ter plaatse;

1.49 Permanente bewoning

gebruik als hoofd(woon)verblijf;

1.50 Prostitutie

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.51 Risicovolle inrichtingen

1.52 Rooilijn

  1. de op een perceel aanwezige lijn, die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is gelegen: evenwijdig aan de weg en in het verlengde van de dichtst bij de weg gelegen gevel van het hoofdgebouw;
  2. dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg): evenwijdig aan de weg door het dichtst bij de weg gelegen hoekpunt van gevels van het hoofdgebouw;

1.53 Sanering

amovering van bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, inclusief de bestaande fundering;

1.54 Seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-porno-grafische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een prostitutiebedrijf waaronder begrepen een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautoma-tenhal, sekstheater of parenclub, al dan niet in combinatie;

1.55 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die als bijlagen bij de regels bijlage 1 onderdeel van deze regels uitmaakt;

1.56 Voorgevel

de gevel van een woning die naar aard en oriëntatie als belangrijkste beeldbepalende gevel kan worden aangemerkt;

1.57 Wonen

het wonen in een woning;

1.58 Woning

een complex van ruimten dat dient voor de zelfstandige huisvesting van één afzonderlijk huishouden of - ingeval van inwoning - van twee huishoudens, aanbouwen en uitbouwen daaronder begrepen, bijgebouwen en bedrijfsgebouwen daarvan uitgezonderd;

1.59 Zijerf

de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van dat hoofdgebouw tussen de denkbeeldige lijnen in het verlengde van de voor- en achtergevel;

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten.

2.1 Algemene regels

 
2.1.1 De afstand tot de bouwvlakgrens
tussen de grenzen van het bouwvlak en enig punt van een op dat bouwvlak voorkomend gebouw waar die afstand het kortst is;
2.1.2 De bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
2.1.3 De goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
2.1.4 De hoogte van een windturbine
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine;
2.1.5 De inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
2.1.6 De lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen (de lijnen, getrokken door) de buitenwerkse gevelvlakken (en/of het hart van de scheidingsmuren);
2.1.7 De oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.2 Aanvullende regels

 
2.2.1 De bouwhoogte van ondergeschikte bouwonderdelen
De in artikel 2 lid 1.2 genoemde ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen, mogen de maximale bouwhoogte niet meer dan 3 meter overschrijden;
2.2.2 De grootte van dakoverstekken
Indien er dakoverstekken aanwezig zijn met een lengte van 50 cm of meer, dan wordt bij de bepaling van de oppervlakte van een bouwwerk het einde van de dakoverstek als buitenwerks gevelvlak aangemerkt.

2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
 
  1. bedrijven behorend tot categorie 1 en 2, zoals opgenomen in bijlagen bij de regels bijlage 1;
  2. opslag/stalling van niet-agrarische goederen in bestaande bebouwing, niet zijnde kassen;
  3. een kraanbedrijf, autosloperij en verhuurbedrijf voor roerende goederen van maximaal categorie 3.2, zoals opgenomen in bijlagen bij de regels bijlage 1, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - kraanbedrijf en autosloperij van categorie 3.2', waaronder begrepen de voor een autosloperij gebruikelijke detailhandel in de vorm van inname van voertuigen en verkoop van bruikbare voertuigonderdelen;
  4. uitsluitend voor parkeren ten behoeve van belendende, voor bedrijvigheid bestemde, gronden ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  5. één bedrijfswoning per bestemmingsvlak;
  6. nevenfuncties binnen het bouwvlak, waaronder uitsluitend wordt verstaan:
  1. kano-roeiboot- of fietsenverhuur;
  2. poldersport;
  3. boerengolf;
  4. bed & breakfast;
  5. aan-huis-gebonden beroep;
met de daarbij behorende:
 
  1. kantoren, sanitair, kleedruimten en kantines, met dien verstande dat tot 110 m2 b.v.o. van een bedrijfswoning hiervoor mag worden gebruikt;
  2. erven en terreinen;
  3. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen.

3.2 Bouwregels

 
3.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. voor zover de gronden zijn voorzien van een bouwvlak, mogen gebouwen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  2. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwd oppervlak', met dien verstande dat de oppervlakte van de bedrijfswoning en vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij deze woning hierbij niet wordt meegerekend;
  3. indien geen maximum oppervlakte is aangeduid bedraagt de oppervlakte van gebouwen per bedrijf niet meer dan de bestaande oppervlakte;
  4. vrijstaande bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijking'; 
  5. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 750 m3, dan wel niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume bedrijfswoning' aangegeven inhoud;
  6. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
  max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfswoningen   3,5 m   10 m  
vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij bedrijfwoning   bestaand   bestaand
niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoning   3,5 m   6 m  
overige gebouwen   4,5 m   10 m  
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
 
  1. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
  max. goothoogte   max. bouwhoogte   max. oppervlakte  
silo's   -   12 m   -  
terreinafscheidingen
- voor de voorgevel
- achter de voorgevel  
 -    

1 m
2 m  
-  
overkapping ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overkapping' bestaand   bestaand   bestaand  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde    -   3 m   -  
ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm', een geluidscherm met een lengte van maximaal 25 meter  5 meter

3.3 Afwijken van de bouwregels

 
3.3.1 Bouwhoogte bedrijfsgebouwen
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 2.1 ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen met een bouwhoogte van maximaal 15 m met dien verstande dat de omgevingsvergunning slechts wordt verleend indien een positief advies is verkregen van een door de gemeente aan te wijzen landschapsdeskundige.

3.4 Specifieke gebruiksregels

 
3.4.1 Voorwaardelijke bepalingen
 
3.4.1.1 Bouwen
In afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 2 mag uitsluitend een omgevingsvergunning worden verleend voor een nieuw gebouw of een nieuwe overkapping welke leidt tot een toename van het bestaande bebouwde oppervlak indien:
  1. Sloop heeft plaatsgevonden van bedrijfsbebouwing aan de Lopikerweg Oost 60/60a en 64, zoals beschreven in de toelichting van dit plan;
  2. Extra oppervlaktewater is gerealiseerd in het plangebied ter compensatie van een toename van het afwaterend oppervlak overeenkomstig hetgeen is opgenomen in de toelichting van dit plan;
  3. Landschappelijke inpassing is aangeplant overeenkomstig bijlagen bij de regels bijlage 2.
3.4.1.2 Gebruik
De nieuwe bouwwerken als bedoeld in artikel 3 lid 4.1.1 sub a mogen alleen worden gebruikt als de landschappelijke inpassing als bedoeld in artikel 3 lid 4.1.1 sub c is gerealiseerd en in stand wordt gehouden.
3.4.1.3 Geluid
  1. Het bedrijfsmatige gebruik van deze gronden mag niet plaatsvinden, tenzij de geluidbelasting vanwege dit gebruik op de gevels van de woning Lopikerweg Oost 63a niet meer bedraagt dan is opgenomen in bijlage 5 van de toelichting van dit plan;
  2. Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in het vorige lid indien op andere wijze een bescherming van de belangen van de bewoners Lopikerweg Oost 63a kan worden bereikt.
3.4.2 Strijdig gebruik
Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:
  1. een groothandel in consumentenvuurwerk met opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk;
  2. geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  3. risicovolle inrichtingen;
  4. het parkeren van personenwagens buiten gronden met de aanduiding 'parkeerterrein'.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

 
3.5.1 Milieucategorie
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 1, ten behoeve van:
  1. het toelaten van een bedrijf in een hogere milieucategorie dan genoemd in artikel 3 lid 1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de in artikel 3 lid 1 genoemde categorieën van de bijlagen bij de regels bijlage 1;
  2. het toelaten van een bedrijf dat niet is opgenomen in de Staat van bedrijfsactiviteiten, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën van de in de bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, zoals in artikel 3 lid 1 genoemd;
  3. het toelaten van een bedrijf behorend tot categorie 3.2 zoals opgenomen in de bijlagen bij de regels bijlage 1 ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf tot en met categorie 3.1', voor zover:
    1. er sprake is van een goede verkeersafwikkeling en een verkeersveilige ontsluiting;
    2. de functiewijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende gronden en bebouwing;
  4. het toelaten van een ander bedrijf dan het bedrijf dat specifiek is aangeduid, in dezelfde milieucategorie als genoemd in artikel 3 lid 1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) daarmee vergelijkbaar is en de afwijking ruimtelijk aanvaardbaar kan worden geacht.
3.5.2 Nevenfuncties
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3 lid 1 ten behoeve van het toelaten van de nevenfuncties:
  1. paardenstalling/-houderij;
  2. lichte horeca;
  3. kleinschalig kamperen;
  4. recreatief nachtverblijf;
  5. dierenpension/hondenfokkerij;
met dien verstande dat:
  1. buitenopslag en stalling buiten is niet toegestaan;
  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  4. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  5. er wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in artikel 16;
  6. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  7. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan).

Artikel 4 Groen

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. beplantingen;
  2. speelvoorzieningen;
  3. voet- en fietspaden;
  4. bermen en bermsloten;

met de daarbij behorende:
  1. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. nutsvoorzieningen;
  3. groenvoorzieningen;
  4. natuur- en landschapselementen.

4.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, worden gebouwd, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m mag bedragen.

Artikel 5 Water

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. water- en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  2. waterberging;
  3. bruggen en andere kunstwerken;
met de daarbij behorende:
  1. voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, geluidswerende voorzieningen en verkeers- en verkeersregulerende voorzieningen;
  2. bermen en wegbeplantingen;
  3. nutsvoorzieningen.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. het bouwen van gebouwen is niet toegestaan;
  2. de bouwhoogte en oppervlakte van bouwwerken, geen gebouwen of overkappingen zijnde, mogen niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
  max. oppervlakte   max. bouwhoogte  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   35 m22 m  

Artikel 6 Wonen

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. wonen, met dien verstande dat:
    1. het aantal woningen niet meer mag bedragen dan 1 per bestemmingsvlak, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
    2. indien het bestemmingsvlak is voorzien van een bouwvlak, woningen uitsluitend binnen het bouwvlak mogen worden gebouwd, waarbij geldt dat het aantal woningen niet meer mag bedragen dan 1 per bouwvlak, dan wel 2 ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen' of het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
    3. indien het bestemmingsvlak is voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woning' woningen uitsluitend ter plaatse van deze aanduiding zijn toegestaan;
  2. aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten;
  3. hobbymatig agrarisch gebruik;
  4. nevenfuncties, waaronder uitsluitend wordt verstaan:
    1. kano- roeiboot of fietsenverhuur;
    2. boerengolf;
    3. poldersport;
    4. bed & breakfast;
    5. tentoonstellingsruimte/museum;
met de daarbij behorende:
  1. paardenbakken;
  2. tuinen, erven en terreinen;
  3. paden, wegen, ontsluitings- en parkeervoorzieningen;
  4. nutsvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  6. groenvoorzieningen, natuur en landschapselementen.

6.2 Bouwregels

 
6.2.1 Gebouwen
Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  1. per bestemmingsvlak is maximaal één woning toegelaten;
  2. de inhoud van een woning mag niet meer bedragen dan 750 m3, dan wel niet meer dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum volume' aangegeven inhoud;
  3. de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken bij de woning mag niet meer bedragen dan 522 m2
  4. in aanvulling op het bepaalde onder sub c is ongeacht de bestaande oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken per woning een vrijstaand bijbehorend bouwwerk toegestaan ten behoeve van natuur- en landschapsbeheer van gronden van minimaal 1 hectare, waarbij geldt:
    1. dat de oppervlakte van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 15 m2 mag bedragen;
    2. de bouwhoogte van het vrijstaand bijbehorend bouwwerk niet meer dan 3 m mag bedragen;
  5. de goothoogte en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
Woningen en niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken   3,5 m, dan wel de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte' aangegeven hoogte   10 m, dan wel de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' aangegeven hoogte  
Vrijstaande bijbehorende bouwwerken woning   3 m   6 m  
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. per woning is ten hoogste één paardenbak toegestaan;
  2. de afstand tussen een paardenbak en een woning van derden bedraagt ten minste 50 m;
  3. de oppervlakte van een paardenbak mag niet meer bedragen dan 800 m2, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenbak' de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 1.200 m2;
  4. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan hierna is aangegeven:
Bouwwerken   max. bouwhoogte  
Lichtmasten ten behoeve van paardenbakken   4 m*  
Hekwerken ten behoeve van paardenbakken   1,5 m  
Terreinafscheidingen   - voor de voorgevel: 1 m
- achter de voorgevel 2 m  
Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde   3 m  
* met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardenbak' 6 lichtmasten zijn toegestaan met een bouwhoogte van maximaal 6 m;

6.3 Afwijken van de bouwregels

 
6.3.1 Hobbymatig agrarisch gebruik
Bij een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.1 ten behoeve van het bouwen van een groter oppervlak aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor hobbymatig agrarisch gebruik, behorende bij een woning, niet zijnde ten behoeve van een agrarisch bedrijf:
  1. de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij de woning niet meer bedraagt dan 200 m²;
  2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  3. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 6 m;
  4. maximaal 1 vrijstaand bijbehorend bouwwerk per bouwperceel is toegestaan.
6.3.2 Paardenbakken
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.2 ten behoeve van paardenbakken met een maximale oppervlakte van 1.200 m2, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;
  2. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  3. de verkeersveiligheid.

6.4 Specifieke gebruiksregels

 
6.4.1 Beroeps- en bedrijfsuitoefening
Op deze gronden is het gebruik toegestaan van gedeelten van hoofdgebouwen, inclusief niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken, voor aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, voor zover:
  1. de woonfunctie op het perceel als hoofdfunctie in stand blijft en het voorgestane gebruik een ondergeschikte toevoeging daaraan is;
  2. het pand de uitstraling van een woning blijft behouden;
  3. maximaal 50 m² van de oppervlakte van de woning of het bijbehorend bouwwerk wordt gebruikt;
  4. de activiteiten geen nadelige invloed hebben op de normale verkeersafwikkeling en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaken;
  5. het gebruik geen onevenredige hinder voor het woonmilieu oplevert en geen afbreuk doet aan het woonkarakter van de wijk of de buurt;
  6. de nieuwe functie geen milieuhinder oplevert, alleen bedrijfsactiviteiten in de milieucategorie 1, bijlagen bij de regels bijlage 1, zijn toegestaan;
  7. er geen reclameborden groter dan 0,20 m² bij of aan een woning worden geplaatst;
  8. de activiteiten geen detailhandel, horeca of exploitatie van een seksinrichting betreffen, met uitzondering van detailhandel als ondergeschikte nevenactiviteit;
  9. de ondergeschikte detailhandel als nevenactiviteit van het gebruik van woningen voor bij de functie van wonen passend gebruik geen aantasting van het kernwinkelapparaat en de wijkwinkelvoorzieningen tot gevolg heeft en tot maximaal 10% van de toegestane oppervlakte voor het bij de functie wonen passende gebruik tot een maximum van 5 m²;
  10. de activiteiten geen buitenopslag van roerende zaken tot gevolg hebben.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

 
6.5.1 Nevenfuncties
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6 lid 1, ten behoeve van het toelaten van de nevenfuncties:
  1. kleinschalig kamperen;
  2. kampeerboerderij;
  3. kinderboerderij;
  4. paardenstalling/-houderij;
met dien verstande dat:
  1. buitenopslag en stalling buiten is niet toegestaan;
  2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  3. geen onaanvaardbare situatie ontstaat met betrekking tot milieuhygiënische kwaliteit, waterhuishouding en externe veiligheid;
  4. geen nadelige beïnvloeding ontstaat van de normale afwikkeling van het verkeer en de feitelijke verkeerssituatie;
  5. er wordt voldaan aan de parkeernormen zoals opgenomen in artikel 16;
  6. geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het karakter van de omgeving;
  7. er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing middels een erfinrichtingsplan (o.a. een beplantingsplan).

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden.

7.2 Bouwregels

  1. In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen (enkelbestemmingen) mogen op deze gronden geen bouwwerken worden gebouwd waarvan de oppervlakte groter is dan 200 m2 en die leiden tot ingrepen in de bodem dieper dan 50 cm ten opzichte van maaiveld.
  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op herbouw van bouwwerken op bestaande fundaties.

7.3 Afwijken van de bouwregels

 
7.3.1 Algemeen
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 7 lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de doeleinden van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  2. Alvorens afwijking te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologische deskundige te overleggen;
  3. In afwijking van het bepaalde onder a. en b. kan worden afgeweken indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7 lid 4 is verleend; het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
7.3.2 Regels afwijking
Aan een afwijking kunnen de volgende regels worden verbonden:
  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. De verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen deskundige op archeologisch gebied.

7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
7.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de in artikel 7 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen die een terreinoppervlak vanaf 200 m2 beslaan en dieper reiken dan 50 cm beneden maaiveld;
  2. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  3. het bodemverlagen of afgraven waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  5. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  7. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  8. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
7.4.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 7 lid 4.1 is niet van toepassing op:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied, hieronder valt onderhoud aan bestaande kabels en leidingen;
  2. werkzaamheden die in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. werkzaamheden in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige;
  4. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte.
7.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7 lid 4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
7.4.4 Adviesverplichting
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 7 lid 4.1 te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige te overleggen.
7.4.5 Voorschriften vergunning
Voor zover de in artikel 7 lid 4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3' te verwijderen van de verbeelding, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische verwachtingswaarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 5

     

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het behoud van de (mogelijk) aanwezige archeologische waarden.

8.2 Bouwregels

  1. In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen (enkelbestemmingen) mogen op de in artikel 8 lid 1 bedoelde gronden geen bouwwerken worden gebouwd waarvoor een rapportage noodzakelijk is zoals bedoeld in artikel 7.2 Wet milieubeheer.
  2. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op herbouw van bouwwerken op bestaande fundaties.

8.3 Afwijken van de bouwregels

 
8.3.1 Algemeen
  1. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 8 lid 2 voor het bouwen ten behoeve van de doeleinden van de onderliggende bestemmingen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarde van het gebied of een afweging van de in het geding zijnde belangen tot uitkomst heeft dat, onverminderd het elders in het plan bepaalde, een afwijking in redelijkheid niet kan worden geweigerd;
  2. Alvorens afwijking te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologische deskundige te overleggen;
  3. In afwijking van het bepaalde onder a. en b. kan worden afgeweken indien voor de werkzaamheden voortvloeiend uit de aanvraag reeds een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8 lid 4 is verleend; het bepaalde in de onderliggende bestemmingen blijft onverminderd van toepassing.
8.3.2 Regels afwijking
Aan een afwijking kunnen de volgende regels worden verbonden:
  1. De verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. De verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een door de gemeente aan te wijzen deskundige op archeologisch gebied.

8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 
8.4.1 Verbod
Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning ter plaatse van de in artikel 8 lid 1 bedoelde gronden de navolgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren:
  1. het uitvoeren van grondbewerkingen;
  2. het ophogen, egaliseren en ontginnen van gronden;
  3. het bodemverlagen of afgraven waarvoor geen ontgrondingsvergunning is vereist;
  4. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  5. het aanleggen of verharden van wegen, rijwielpaden en/of parkeergelegenheden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  6. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  7. het graven of dempen van sloten, watergangen, vijvers of vaarten;
  8. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
8.4.2 Uitzondering
Het bepaalde in artikel 8 lid 4.1 is niet van toepassing op:
  1. normale onderhoudswerkzaamheden gericht op en noodzakelijk voor de instandhouding van het onderhavige plangebied, hieronder valt onderhoud aan bestaande kabels en leidingen;
  2. werkzaamheden die in uitvoering waren ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. werkzaamheden in het kader van het uitvoeren van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige;
  4. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte.
8.4.3 Toelaatbaarheid
Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8 lid 4.1 is slechts toelaatbaar, indien is gebleken dat de genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken en werkzaamheden niet zullen leiden tot een verstoring van het archeologisch materiaal.
8.4.4 Adviesverplichting
Alvorens de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 8 lid 4.1 te kunnen verlenen, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning aan het bevoegd gezag hieromtrent een schriftelijk advies van een archeologisch deskundige te overleggen.
8.4.5 Voorschriften vergunning
Voor zover de in artikel 8 lid 4.1 genoemde werken of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend indien aan de vergunning de volgende voorschriften worden verbonden:
  1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  2. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige.

8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen door de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' te verwijderen van de verbeelding, indien op basis van archeologisch onderzoek door een daartoe bevoegde instantie is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische verwachtingswaarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere bestemmingen (enkelbestemmingen) mogen op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 m, ten behoeve van de bestemming Waterstaat - Waterkering worden gebouwd.

9.3 Afwijken van de bouwregels

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
  1. primaire waterkeringen, zijnde dijken, kaden en andere voorzieningen met een primaire waterkerende functie.

9.2 Afwijken van de bouwregels

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 9 lid 1 en worden toegestaan dat bouwwerken worden gebouwd ten behoeve van de andere bestemming, mits:
  1. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de waterkering;
  2. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de beheerder van de waterkering.

3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

 

11.1 Ondergeschikte bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, gevel- en kroonlijsten, luifels, niet vrijstaande bijbehorende bouwwerken, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw-, c.q. bestemmingsgrenzen niet meer dan 1,5 meter bedraagt.
 

11.2 Ondergronds bouwen

De bouwregels als bedoeld in regels hoofdstuk 2 zijn van overeenkomstige toepassing op ondergronds bouwen, met dien verstande, dat:
  1. uitsluitend ondergronds mag worden gebouwd tussen peil en 3,5 m onder peil;
  2. ondergrondse bouwwerken niet mogen worden voorzien van een dakraam of lichtkoepel;
  3. ondergrondse bouwwerken uitsluitend toegankelijk mogen zijn vanuit bovengronds gelegen gebouwen;
  4. deze bepalingen geen beperkingen stellen aan het bouwen van fundaties voor bouwwerken.

11.3 Bestaande maatvoering bouwwerken

 
11.3.1 Bestaande afmeting bouwwerken
  1. In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of aantallen van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet tot stand zijn gekomen meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte en/of inhoud in afwijking daarvan als maximaal toegestaan;
  2. In geval van herbouw is het bepaalde onder a uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt. Hiervan kan worden afgeweken indien dit niet leidt tot onevenredige aantasting van landschappelijke kwaliteiten.

11.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering, de verhouding breedte-diepte, de nokrichting en de dakvorm van gebouwen, teneinde aldus zeker te stellen dat gebouwen, groter dan 6 m², aansluiten op de in het gebied gebruikelijke bouwvormen en passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving. Daarbij wordt rekening gehouden met de reeds aanwezige bebouwing in de omgeving en de oriëntatie van voorgevels.

11.5 Rooilijn

De rooilijn mag niet met gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden overschreden, tenzij het betreft:
  1. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, funderingen, balkons, erkers en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  2. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt;
  3. terreinafscheidingen.

11.6 Bruggen

Buiten bouwvlakken mogen bruggen worden gebouwd met een maximale breedte van 8 m en indien zulks plaatsvindt ter plaatse van:
  1. reeds aanwezige oeververbindingen ter vervanging, herstel of verbetering;
  2. gronden met de bestemming Agrarisch;
  3. ter plaatse van wandel- of fietspaden;
  4. Burgemeester en wethouders zijn ter plaatse van kano- en schaatsroutes bevoegd nadere eisen te stellen aan de hoogte en/of constructie van bruggen, voor zover nodig om te voorkomen dat recreatief medegebruik (varen, schaatsen) door de aanwezigheid van bruggen wordt verhinderd of belemmerd.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

 

12.1 Strijdig gebruik

Als gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval aangemerkt:
  1. het gebruik van niet voor bewoning bestemde gebouwen of ruimten, daaronder begrepen kampeermiddelen bedrijfsgebouwen en vrijstaande bijbehorende bouwwerken, als zelfstandige of afhankelijke woonruimte of voor permanente bewoning;
  2. buitenopslag, tenzij het buitenopslag ten dienste van de bestemming binnen het bouwperceel betreft;
  3. opslagdoeleinden, anders dan in verband met het toegelaten gebruik, waarbij in ieder geval als strijdig gebruik wordt aangemerkt: brand- en explosiegevaarlijke opslag, waaronder opslag van vuurwerk en een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen;
  4. het plaatsen en/of geplaatst houden van onderkomens;
  5. het storten en/of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  6. het gebruik of laten gebruiken van de gebouwen voor een seksinrichting;
  7. (raam)prostitutie;
  8. gebruik van garageboxen voor andere doeleinden dan het stallen van voertuigen en de niet bedrijfsmatige opslag van goederen
  9. een wijziging van het gebruik van gebouwen en/of gronden waardoor niet langer kan worden voorzien in voldoende parkeerruimte buiten openbaar gebied.

12.2 Vellen van houtopstanden

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een houtopstand te vellen of te doen vellen.
  2. Voor het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld onder artikel 12 lid 2 sub a gelden de regels met betrekking tot het vellen van houtopstanden zoals opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening Gemeente Lopik 2016 en de regels zoals opgenomen in de Bomenverordening Lopik 2010, zoals deze gelden op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, of diens rechtsopvolgers.

12.3 Gemeentelijke monumenten

 
12.3.1 Omgevingsvergunning voor het slopen
  1. Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorische waarden' is het verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een gemeentelijk monument zoals opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart gemeente Lopik, dan wel diens rechtsopvolger:
    1. af te breken, te verstoren, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
    2. te gebruiken of te laten gebruiken op een dusdanige wijze, dat het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
  2. Het bevoegd gezag kan aan de vergunning voorschriften verbinden betreffende de uitvoering en materiaaltoepassing.
12.3.2 Weigering
De in artikel 12 lid 3.1 bedoelde vergunning wordt geweigerd indien het belang van de monumentenzorg onevenredig wordt geschaad.
12.3.3 Uitzondering
Het in artikel 12 lid 3.1 genoemde verbod is niet van toepassing indien de activiteit betrekking heeft op:
  1. gewoon onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur niet wijzigen, en bij een tuin, park of andere aanleg, de aanleg niet wijzigt, of;
  2. een activiteit die uitsluitend leidt tot inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.

12.4 Uitwegen

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een uitweg te maken naar de weg of verandering te brengen in een bestaande uitweg.
  2. Voor het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld onder a. gelden de regels met betrekking tot uitwegen zoals opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Lopik 2016.

12.5 Standplaatsen ten behoeve van verkoop

  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning een standplaats ten behoeve van verkoop in te nemen of te hebben.
  2. Voor het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 12 lid 5 sub a gelden de regels met betrekking tot standplaatsen zoals opgenomen in de Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Lopik 2016, zoals deze geldt op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, of diens rechtsopvolger.

Artikel 13 Algemene aanduidingsregels

 

13.1 Milieuzone - boringsvrije zone

 
13.1.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - boringsvrije zone' zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater.
13.1.2 Afstemming
Voor deze gebieden is de Omgevingsverordening Provincie Utrecht van toepassing. Deze verordening bevat regels ter bescherming van de kwaliteit van het grondwater met het oog op de waterwinning in bij de verordening aangewezen gebieden.

13.2 Milieuzone - beschermingszone drinkwaterwinning

 
13.2.1 milieuzone - beschermingszone drinkwaterwinning
Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beschermingszone drinkwaterwinning' zijn de gronden tevens bestemd voor de bescherming van de kwaliteit van het grond- en oppervlaktewater.
13.2.2 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  1. Verbod
Onverminderd het bepaalde in de Omgevingsverordening van de provincie Utrecht is het verboden op of in de gronden ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone - beschermingszone drinkwaterwinning' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:
  1. werken, daaronder begrepen leidingen en installaties tot stand te brengen met tot doel door middel daarvan het vervoeren door en/of het opslaan of storten van schadelijke stoffen op de bodem mogelijk te maken;
    kadavers op of in de bodem te brengen of te hebben, onverminderd het bepaalde in de Regeling dierlijke producten;
  2. natuurlijke meststoffen of kunstmeststoffen, anders dan ten behoeve van de normale bodemstructuur, op te slaan;
  3. slib, afkomstig van rioolwaterzuiveringsinstallaties of rioolstelsels, al dan niet vermengd met andere stoffen, te verspreiden;
  4. grond te roeren dieper dan 2,5 meter onder het maaiveld.
  1. Onderhoud
Geen omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als bedoeld onder artikel 13 lid 2.2 sub a is vereist voor werken en werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud betreffen;
  2. noodzakelijk zijn in verband met het op de bestemming gerichte beheer van de grond;
  3. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit plan;
  4. gelet op het bepaalde in artikel 13 lid 1.1 voor deze gronden van ondergeschikte betekenis moeten worden beschouwd.
  1. Toelaatbaarheid
Burgemeester en wethouders verlenen een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden als door de onder artikel 13 lid 2.2 sub a genoemde werken of werkzaamheden dan wel door de directe of indirecte gevolgen daarvan de kwaliteit van het grondwater niet in gevaar komt.

13.3 Milieuzone - geurzone

Binnen de aanduiding 'milieuzone - geurzone' mag geen toename plaatsvinden van geurgevoelige objecten of functies, tenzij ze behoren tot de geurveroorzakende inrichting zelf.

13.4 Overige zone - aardkundige waarden

 
13.4.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - aardkundige waarden' geldt dat de gronden, naast de andere aangewezen bestemming(en), tevens zijn bestemd voor het behoud, het herstel en de uitbouw van de aardkundige waarden.
13.4.2 Bouwregels
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen;
  2. de bestaande gebouwen, waarbij vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing is toegestaan, indien de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van bestaande fundering.
13.4.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13 lid 4.2 ten behoeve van bouwen ten behoeve van de overige aan deze gronden toegekende bestemming, indien is gebleken dat het oprichten van het bouwwerk, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, niet zal leiden tot een verstoring van de aardkundige waarden.

13.5 Veiligheidszone - LPG

 
13.5.1 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - LPG' mogen in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, ten aanzien van het bouwen op en gebruik van de betreffende gronden, binnen bedoelde zone geen nieuwe kwetsbare objecten en beperkt kwetsbare objecten gerealiseerd worden.
13.5.2 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 13 lid 5.1 indien uit nader onderzoek is gebleken dat door het nemen van maatregelen of anderszins voldaan kan worden aan het Besluit externe veiligheid inrichtingen en de daarop gebaseerde regelingen terzake van lpg.

13.6 Vrijwaringszone- onderzoekstation

 
13.6.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - onderzoekstation' geldt dat de gronden, naast de andere aangewezen bestemmingen(en), tevens zijn bestemd voor de waarborging van de continuïteit van het meetprogramma van het onderzoekstation.
13.6.2 Bouwregels
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - onderzoekstation' mogen in afwijking van hetgeen elders in deze regels is bepaald, geen bouwwerken worden gebouwd met een bouwhoogte van 25 m of hoger.

13.7 Vrijwaringszone - molenbiotoop

 
13.7.1 Aanduidingsomschrijving
Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' geldt dat de gronden, naast de andere aangewezen bestemmingen(en), tevens zijn bestemd voor de bescherming en behoud van de vrije windvang van en het zicht op de molen.
13.7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag uitsluitend worden gebouwd met inachtneming van de volgende hoogtebepalingen:
  1. binnen een afstand van 100 m rondom de molen mag geen bebouwing worden opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  2. binnen een afstand van 100 tot 400 m van de molen mag geen bebouwing worden opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/100 van de afstand van het bouwwerk tot de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek.
13.7.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 13 lid 7.2 indien:
  1. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing; of
  2. toepassing van de in artikel 13 lid 7.2 bedoelde afstands- en/of hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.

Artikel 14 Algemene afwijkingsregels

14.1 Algemene maatvoering

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het plan ten behoeve van:
  1. de bij recht in de regels gegeven maten, afmetingen, en opervlakte maten tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen, voor zover hiervoor niet reeds op een andere wijze afwijking is verleend;
  2. de bouw van andere bouwwerken die ten behoeve van nutsvoorzieningen dan wel voor waterstaatkundige of verkeerstechnische redenen noodzakelijk zijn, mits voorzieningen van geringe horizontale of verticale afmetingen zijn;
  3. ten behoeve van de bouw van kleine niet voor bewoning bestemde bouwwerken voor openbare diensten met dien verstande dat:
    1. de inhoud niet meer dan 50 m3 mag bedragen;
    2. de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. het straat-, bebouwings- en landschapsbeeld;
  2. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  3. de verkeersveiligheid.

14.2 Goothoogte (bedrijfs)woningen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan teneinde de maximum goothoogte van (bedrijfs)woningen te verhogen tot maximaal 4,5 m, met dien verstande dat de verhoging van de goothoogte dient te passen in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.

14.3 Goot- en bouwhoogte vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overige gebouwen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan teneinde de maximum goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken en overige gebouwen te verhogen, mits de verhoging:
  1. noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering of zorgt voor een verbetering van de ruimtelijke kwaliteit;
  2. past in de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.

14.4 Vergroten inpandige woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het toestaan van een grotere inhoudsmaat van inpandige woningen, mits:
  1. het een woning betreft die onderdeel uitmaakt van een veel groter hoofdgebouw;
  2. de afmetingen van dit hoofdgebouw in geen enkel opzicht worden uitgebreid.

14.5 Grotere inhoud woning

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het toestaan van een grotere inhoudsmaat van woningen, niet zijnde inpandige woningen, mits:
  1. de inhoud niet meer bedraagt dan 800 m³;
  2. de woning met een grotere inhoudsmaat past binnen de ruimtelijke karakteristiek van de omgeving.

14.6 Woningsplitsing

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan ten behoeve van het onderbrengen van een extra woning in monumenten en karakteristieke panden zoals opgenomen op de Cultuurhistorische Waardenkaart gemeente Lopik, dan wel diens rechtsopvolger, of de daarbij behorende bijgebouwen ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - cultuurhistorische waarden', mits:
  1. het aantal woningen na splitsing niet meer bedraagt dan 2;
  2. de woningsplitsing bijdraagt aan het herstel of de verbetering van de te beschermen architectonische of cultuurhistorische waarden;
  3. de splitsing niet leidt tot onevenredige aantasting van gebruiks-en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing,
met dien verstande dat:
  1. monumentale boerderijen in gebruik als bedrijfswoning uitsluitend mogen worden gesplitst ten behoeve van een tweede bedrijfswoning indien de noodzaak hiertoe kan worden aangetoond.

14.7 Nieuwbouw bijhorende bouwwerken in geval van sanering

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 6 lid 2.1  ten behoeve van nieuwbouw voor wat betreft het maximale oppervlak aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken indien een deel van de aanwezige gebouwen die noch solitair, noch in samenhang met andere bebouwing cultuurhistorische waarde vertegenwoordigen wordt afgebroken, met dien verstande dat:
  1. indien er sprake is van totale sloop van deze vrijstaande bijbehorende bouwwerken en deze een geringere oppervlakte hebben dan 200 m2, 100% van de gesaneerde oppervlakte aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag worden teruggebouwd;
  2. indien bij totale sanering meer dan 200m2 wordt gesloopt, naast de 200 m2 50% van het meerdere dat wordt gesloopt eveneens mag worden teruggebouwd, met een maximum van in totaal 500 m2;
  3. indien de bestaande vrijstaande bijbehorende bouwwerken slechts gedeeltelijk worden gesloopt, slechts 50% van het te slopen oppervlak mag worden teruggebouwd met een maximum van 500 m2, tenzij op het perceel minder dan 200 m2 aan vrijstaande bijbehorende bouwwerken aanwezig is; in dat geval mag 100% van de gesaneerde oppervlakte worden teruggebouwd;
de herbouw dient te passen in een (her)inrichtingsplan, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:
  1. er dient zekerheid te bestaan dat de bestaande bebouwing wordt afgebroken;
  2. de herbouw dient landschappelijk te worden ingepast door middel van erfbeplanting van een gebiedseigen assortiment en behoud en zo mogelijk herstel van doorzichten naar het achterliggende gebied;
  3. er dient rekening te worden gehouden met de verkavelingsstructuur (nokrichting) van gebouwen evenwijdig aan de verkavelingsstructuur), bestaande doorzichten naar de achterliggende polder en de karakteristiek van de erfbebouwing;
  4. omliggende (agrarische) bedrijven mogen niet onevenredig worden beperkt in hun gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden.

14.8 Bouwwerken ten behoeve van duurzame energie opwekking

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in regels hoofdstuk 2 van deze regels ten behoeve van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeve van duurzame energie opwekking met een maximale bouwhoogte van 20 m, met dien verstande dat:
  1. de bouwwerken, geen gebouwen zijnde niet voor de voorgevelrooilijn van (bedrijfs)woningen mogen worden gerealiseerd;
  2. de gebruikssituatie op de aangrenzende gronden niet onevenredig mag worden aangetast;
  3. de bouwwerken, geen gebouwen zijnde passen binnen de ontwerprichtlijnen uit het Landschapskwaliteitsplan.
  4. voor bio-energie en zonne-energie geldt in afwijking en aanvullend dat vestiging in aansluiting op bestaande bebouwde agrarische bouwpercelen, hoofdinfrastructuur of stedelijke functies plaatsvindt, in overeenstemming met de schaal van de bebouwde omgeving, tenzij op een andere locatie een betere landschappelijke inpassing kan worden bereikt;
  5. de ontwikkelingen niet leiden tot onevenredige aantasting van landschappelijke kernkwaliteiten, natuurwaarden en de cultuurhistorische waarden.

14.9 Evenementen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het plan voor het gebruik van de gronden voor het houden van meerdaagse evenementen, waaronder jaarmarkten, festivals, tentfeesten, kermissen en vergelijkbare evenementen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:
  1. de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van nabijgelegen gronden en bebouwing;
  2. landschappelijke kernkwaliteiten, natuurwaarden en de cultuurhistorische waarden;
  3. de verkeersveiligheid.

Artikel 15 Omgevingsvergunning voor werken, geen bouwwerken zijnde

 

15.1 Omgevingsvergunningplicht

  1. Het is verboden op en in de hierna genoemde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren te doen of te laten uitvoeren, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning:
 
Bestemmingen en aanduidingen   A   B   C   D   E   F   G   H  
I 
                   
'overige zone - agrarisch gebied met landschappelijke openheid', ter plaatse van:                    
aanduiding 'overige zone - aardkundige waarden'   X   X   +   +   +   +   +   X   X  
bestemming Natuur   +   +   X   X   +   +   +   X   X  
elders   +   +   -   -   +   +   -   X   +  
'overige zone - primair agrarisch gebied, grootschalig', ter plaatse van:                    
aanduiding 'overige zone - aardkundige waarden'   X   X   +   +   +   +   +   X   X  
bestemming Natuur   +   +   X   X   +   +   +   X   X  
elders   +   -   -   -   -   +   -   X   +  
'overige zone -primair agrarisch gebied, kleinschalig', ter plaatse van:                    
aanduiding 'overige zone - aardkundige waarden'   X   X   +   +   +   +   +   X   X  
bestemming Natuur   +   +   X   X   +   +   +   X   X  
elders   +   -   -   -   -   +   +   X   +  
 'overige zone - uiterwaarden'                    
aanduiding 'overige zone - aardkundige waarden'   X   X   +   +   +   +   +   X   X  
bestemming Natuur   +   +   X   X   +   +   +   X   X  
elders   +   +   +   +   +   +   +   X   +  
 
+ omgevingsvergunningplichtig (activiteit onder voorwaarden mogelijk)
- niet omgevingsvergunningplichtig (activiteit bij recht toegestaan)
X omgevingsvergunning niet mogelijk (activiteit onder geen enkele voorwaarde toegestaan)
* Het vereiste van een omgevingsvergunning en de uitzonderingen daarop laten onverlet dat voor de betrokken ingreep wellicht (ook) vergunning, ontheffing, vrijstelling of toestemming uit andere hoofde is vereist (bijvoorbeeld ingevolge de keur van de waterbeheerder, de milieuwetgeving of andere provinciale landschapsverordeningen).
 
  1. In ieder geval is voor ingrepen, zoals in deze tabel onder a. bedoeld, altijd vergunning van het Waterschap vereist:
    1. dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
    2. ophogen, afgraven;
    3. egaliseren van gronden;
    4. het uitvoeren van grondbewerkingen dieper dan 30 cm, waartoe ook gerekend wordt woelen;
    5. aanbrengen van opgaande beplantingen;
    6. aanleg van wandel-, fiets- en ruiterpaden en verhardingen > 50 m2;
    7. aanleg van kavelpaden;
    8. aanleg van paardenbakken;
    9. aanleg van paardenbakken aansluitend aan achterzijde bouwvlak of aansluitend aan de achterzijde van een bestemmingsvlak Wonen.

15.2 Beoordelingscriteria

  1. Het bevoegd gezag verleent de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15 lid 1 alleen indien door de in artikel 15 lid 1 genoemde werken of werkzaamheden, dan wel door de gevolgen daarvan, hetzij direct, hetzij indirect de waarden en/of functies die het plan beoogt te beschermen, niet blijvend onevenredige of niet onevenredig kunnen worden aangetast, gelet op:
    1. het belang dat met de ingreep gediend is;
    2. de belangen van landschap, natuur en cultuurhistorie, waarbij in het bijzonder gelet wordt op de belangen van de cultuurhistorisch waardevolle verkaveling;
    3. het waterhuishoudkundig belang (kwantitatief en kwalitatief), met het oog op de waterhuishoudkundige doelstelingen.
  2. Een omgevingsvergunning mag niet worden verleend voor bodembewerkingen in gronden voor agrarisch gebruik (onder meer scheuren en ploegen) in het gebied dat is aangewezen als 'beperken bodembewerking' zoals aangewezen in de Provinciale Interim Omgevingsverordening, indien deze tot gevolg hebben dat veen aan de oppervlakte wordt gebracht, tenzij de bodembewerkingen plaatsvinden ten behoeve van graslandverbetering of de aanleg van een andere blijvende teelt.

15.3 Uitzonderingen vergunningplicht

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15 lid 1 is vereist voor:
  1. werken of werkzaamheden behorende bij het normale onderhoud, gebruik en beheer;
  2. werken of werkzaamheden die op het moment van inwerkingtreding van het plan reeds aanwezig zijn of in uitvoering zijn of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende of aangevraagde vergunning;
  3. werken of werkzaamheden die worden aangelegd of uitgevoerd binnen bouwvlakken;
  4. werken of werkzaamheden ten behoeve van de realisering van bestemmingen en bouwmogelijkheden op grond van planwijziging of afwijkingsbevoegdheid;
  5. onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen en werkzaamheden binnen bestaande tracés van kabels en leidingen waarbij niet dieper gegraven wordt dan de reeds uitgegraven diepte.

Artikel 16 Parkeren

16.1 Bouwen, verbouwen, uitbreiden en/of wijzigen van de functie van een gebouw of perceel

Een omgevingsvergunning voor het bouwen, verbouwen en/of uitbreiden van een gebouw wordt slechts verleend wanneer aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
  1. voorzien moet worden in voldoende laad- en losmogelijkheden op eigen terrein, waarbij de laad- en losplaatsen zo dienen te worden gesitueerd dat het ladend en lossend verkeer kan manoeuvreren en zich kan opstellen op het bouwperceel zelf, zodat het openbaar gebied daarmee niet wordt belast;
  2. voorzien moet worden in voldoende parkeermogelijkheden op eigen terrein, waarbij ruimte dient te worden gereserveerd overeenkomstig de CROW-publicatie 381, dan wel diens rechtsopvolger, dan wel de parkeerbalans waarin is voorzien in de toelichting van dit plan.

16.2 Lagere parkeernormen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 16 lid 1 en/of artikel 12 lid 1 sub i voor het hanteren van andere parkeernormen, mits:
  1. aantoonbaar is dat dit niet leidt tot parkeren op de openbare weg (bijvoorbeeld omdat geen hogere parkeerbehoefte bestaat of omdat op andere wijze duurzaam in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien);
  2. en de gemeentelijk verkeerskundige hierover advies uitgebracht heeft;
  3. en geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de woon- en leefsituatie.

Artikel 17 Regelingen

  1. Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een wettelijke regeling, dan geldt deze regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van de tervisielegging van het ontwerp van dit plan.
  2. Indien en voor zover in deze regels wordt verwezen naar een beleidsregeling of richtlijn, dan geldt deze regeling zoals die luidt dan wel van kracht is op het moment van indienen van een aanvraag omgevingsvergunning.

4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

 

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde in artikel 18 lid 1 sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 18 lid 1 sub a met maximaal 10 %.
  3. Het bepaalde in artikel 18 lid 1 sub a  is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

18.2 Overgangsrecht gebruik

  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 18 lid 2 sub a , te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in artikel 18 lid 2 sub a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het bepaalde in artikel 18 lid 2 sub a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het bestemmingsplan 'Lopikerweg Oost 60/60a en 64' van de Gemeente Lopik