Plan: | Lopikerweg Oost 129 en naast 130 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0331.01LwegO129en130-BP02 |
het bestemmingsplan Lopikerweg Oost 129 en naast 130 met identificatienummer NL.IMRO.0331.01LwegO129en130-BP02 van de gemeente Lopik.
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij horende bijlagen.
een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, medisch, ontwerptechnisch of kunstzinnig gebied, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de gebruiker, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is waarbij beperkte detailhandel via internet mede is toegestaan.
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
een aangebouwd, afzonderlijk van het hoofdgebouw in functioneel en bouwkundig te onderscheiden gebouw.
één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
de grens van een bestemmingsvlak.
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is.
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw. Bewoning van bijgebouwen is niet toegestaan, met dien verstande dat bewoning ten behoeve van mantelzorg wel is toegestaan.
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.
de grens van een bouwvlak.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
de grens van een bouwperceel.
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
de grens van een bouwvlak.
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.
een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van melk- en ander vee geheel of nagenoeg geheel op open grond; onder grondgebonden veehouderij wordt mede verstaan paardenfokkerij;
een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkste is.
een bedrijf, gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van slacht-, fok-, leg- of pelsdieren in gebouwen en geheel of nagenoeg geheel zonder weidegang, waarbij de teelt niet afhankelijk is van de agrarische grond als productiemiddel;
nge (Nederlandse grootte-eenheden) is een economische maatstaf voor het bepalen van de bedrijfsomvang en het bedrijfstype van agrarische bedrijven.
een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak en met ten hoogste aan één zijde een gesloten wand.'
de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.
de op een perceel aanwezige lijn, die ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan is gelegen:
dan wel (indien deze gevel niet evenwijdig is aan de weg):
een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm kan worden onderscheiden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw.
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden bestaande uit een hoofdgebouw met de bijhorende aanbouwen.
de grens tussen twee percelen, die de voor- en achterzijde van een perceel verbindt.
Bij toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:
het oppervlakte aan gebouwen gedeeld door dat deel van het bouwvlak waar gebouwen toegestaan zijn tenzij dat in de regels anders is bepaald. In dat laatste geval telt de wijze van meten zoals die dan is gegeven;
Bij toepassing van het meten van de goothoogte van een bouwwerk worden dakkapellen buiten beschouwing gelaten, behoudens dakkapellen waarvan de gezamenlijke breedte meer bedraagt dan 50% van de breedte van het betreffende dakvlak. De goothoogte wordt dan gemeten vanaf het peil tot aan de goot van de dakkapel;
tussen de zijdelingse grens van het bouwvlak en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.
de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
het gebied binnen de buitenwerkse grens van de grondwerkzaamheden opwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;
vanaf het peil tot aan het diepste punt van de ingreep;
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt. Voor erkers geldt dat deze 1,5 m voor de voorgevel van de woning aanwezig mogen zijn mits de overblijvende afstand van de erker tot de weg groter is dan 1,5 m.
vanaf het peil tot de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk;
Voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang:
De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor een grondgebonden veehouderij waarbij niet meer bedrijfswoningen mogen worden gebouwd dan is aangeduid ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden'.
Op deze gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:
max. inhoud | max. oppervlakte | max. goothoogte | max. bouwhoogte | ||
woningen (inclusief aanbouwen) | 600 m³ | 3,5 m | 10 m | ||
bijgebouwen bij/per woning | 50 m² | 3 m | 6 m | ||
gebouwen ten behoeve van veehouderij | 4,5 m | 10 m | |||
overige gebouwen | 4,5 m | 10 m | |||
silo's | 12 m | ||||
terreinafscheidingen op bouwvlakken: | |||||
- voor de voorgevel | 1 m | ||||
- achter de voorgevel | 2 m | ||||
terreinafscheidingen buiten bouwvlakken | 1,5 m | ||||
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde | 3 m |
De afstand van gebouwen tot de zijerfscheiding dient ten minste 2 m te bedragen.
De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:
met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, kunstwerken, dijksloten en andere waterstaatswerken.
De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de in artikel 4.1 genoemde bestemming bedraagt maximaal 3 m.
In afwijking van (mogelijk) toegelaten gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde, in een of meerdere andere bestemmingen als opgenomen in deze regels, is het verboden deze te bouwen.
Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bouwverbod uit artikel 4.2.2 voor het realiseren van gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde.
Afwijken als bedoeld in artikel 4.3.1 kan slechts mits:
Voor de gronden als bedoeld in artikel 4.1 is een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden nodig voor het verrichten van een bodemingreep.
De vergunning als bedoeld in artikel 4.4.1 wordt verleend als is gebleken dat de bodemingreep geen directe of indirecte gevolgen heeft welke niet leidt tot een verstoring van het belang van de waterkering dan wel dat deze verstoring redelijk is in relatie tot het belang van de bodemingreep en dat het belang van de waterkering daarbij voldoende is gewaarborgd.
Het verlenen van de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.4.2 kan slechts mits:
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
De planregels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:
Voor het uitvoeren van ondergrondse (bouw)werkzaamheden gelden, behoudens beperkingen voortkomende uit de regels in hoofdstuk 2 en / of 3 en behoudens aanvullende bepalingen van andere wetten en verordeningen de volgende bepalingen:
Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en voorzien is in verhaal van mogelijke (plan)kosten afwijken van:
Op de voorbereiding van een besluit tot wijziging of uitwerking van het plan is de volgende procedure van toepassing:
Artikel 25, 26, 27 en 39 van het bestemmingsplan “Landelijk gebied” inclusief eventuele wijzigingen van deze artikelen als gevolg van de “2de herziening Landelijk gebied” worden van toepassing verklaard op dit bestemmingsplan.
Deze regels worden aangehaald als:
Regels van het Lopikerweg Oost 129 en naast 130.